Honkbalposities en Rollen: Een Uitgebreide Gids

Honkbal is een complexe sport met een rijke historie en een strategische diepgang die verder gaat dan de eerste oogopslag. Het spel vereist een team van negen spelers in het veld, elk met specifieke posities en rollen die cruciaal zijn voor het succes van het team. Dit artikel biedt een gedetailleerd overzicht van de verschillende honkbalposities en hun bijbehorende rollen, waarbij zowel de basisprincipes als de meer geavanceerde aspecten van elke positie worden belicht.

De Pitcher (Werper)

Elke honkbalwedstrijd begint met de pitcher. Deze speler staat op een rubberen plaat in het midden van de werpheuvel, een ronde plek in het midden van het honkbalveld. De werpplaat ligt 13 meter vanaf het achterste punt van de thuisplaat, waar de slagspeler en de catcher staan. Het doel van de pitcher is altijd om een 'uit' te veroorzaken bij de slagpartij. Zorgen voor een slag (er is sprake van een slag of 'strike' wanneer de slagspeler naar de bal slaat, maar deze mist, niet naar de bal slaat wanneer deze door het slaggebied gaat of slaat naar een foutbal).

De pitcher speelt een cruciale rol in het bepalen van het tempo van de wedstrijd. "Pitchers hebben misschien wel de enige positie in welke sport dan ook waarbij één speler het tempo van de wedstrijd in handen heeft", zegt Andrew Stone, assistent-honkbalcoach aan de Michigan State University. Aangezien er bij honkbal geen klok loopt zoals bij voetbal, basketbal of Amerikaans voetbal, is de pitcher de heerser over de tijd. Deze speler kan namelijk extra de tijd nemen tussen worpen door of juist snel ballen achter elkaar in het slaggebied gooien, voordat de slagspeler daar goed en wel klaar voor is.

De pitcher moet ook grondballen en pop-ups fielden in het binnenveld. Behalve het werpen van de bal is het ook de taak van de pitchers om honklopers van de tegenpartij in de gaten te houden die honken proberen te stelen. De pitcher moet ervoor zorgen dat lopers worden 'vastgehouden', wat betekent dat ze worden ontmoedigd om door te lopen naar het volgende honk.

Pitching Technieken en Variaties

Over pitchen valt veel te vertellen. Ten eerste is het van belang om de technieken te beheersen. Verder worden basis en gevanceerde grepen uitgelegd. Blijf lang, blijf terug, blijf gesloten. De zweep in stukjes - enkel… knie… heup… romp… schouder… elleboog… Lancering - Ellebogen op dezelfde hoogte als de schouders. Aanvang - Zet schouder/arm spieren in de juiste stand vast. Draaiing - de heupen loslaten. Twee armen doen het samen - de gooiarm "zweept" naar voren en naar beneden, terwijl de vangarm naar binnen getrokken wordt. Worpen - Werk aan je fastball en change up voordat je een derde worp toevoegt. De stap is niet het begin, het is een reactie om balans en aflevering te waarborgen. Het voorste been komt neer als reactie op de beweging van het bovenlichaam. Het is beter twee of drie worpen goed te kunnen, dan allemaal een beetje. Elke pitcher zal zijn (haar?) voorkeur zelf ontwikkelen. Hou de spelsituatie en de stand in de gaten.

Lees ook: Rode Kaarten en Voetbalregels Uitgelegd

  • Fastball: Een fastball is alleen goed als hij inderdaad hard lijkt. FOUR SEAM FASTBALLVingers tezamen bovenop de lange naad, duim daaronder op de tegenoverliggende naad. Een neerwaartse polsbeweging geeft een opwaarts gerichte spin aan de voorkant van de bal. Vier naden vangen lucht, waarbij de bal zoveel mogelijk opwaartse kracht krijgt.
  • Change-up: Precies zo gooien als een fastball, alleen de bal wat dieper in je hand stoppen, waardoor hij met maar 75% van de snelheid aankomt.
  • Two Seamer:Vingers op de naden waar deze het dichtst bij elkaar komen, duim daartegenover op een gebogen naad. Als je pols naar beneden knikt op het moment van loslaten, trekken je vingers de bal achterover.
  • Football Slider: Er zijn veel sliders, bedoeld om de bal een zijdelings wegglijdend effect te geven. Het eenvoudigst te gooien is de football slider. Pak hem beet als een overhand curve, maar met de middelvinger op de lange naad.
  • Knuckleball: Kinderen proberen deze bal graag uit, maar hebben zelden voldoende vertrouwen om hem in de wedstrijd uit te proberen. (Maar goed ook, zo hebben de oudjes tenminste iets wat alleen zij kunnen.) Vingertoppen op de naden, knokkels gebogen (vandaar de naam). Bij het loslaten knikken de vingertoppen naar voren, waardoor alle draaiing (die voor stabiliteit tijdens de vlucht zorgt) uit de bal wordt gehaald.
  • Forkball: Vereist lange, sterke vingers. Met de vingers gevorkt buiten de smalle naden, heeft de duim de beste grip, als hij bij het loslaten naar boven gebracht wordt, tussen de vingers. De bal schiet tussen de vingers uit en het effect is afhankelijk van de ongelijke druk van de vingers op de bal.
  • Screwball: Beslist niet voor jonge pitchers - te belastend voor pols en elleboog. De greep is eigenlijk alles wat de vingertoppen op de naden van de bal houdt totdat je loslaat (vier naden aanbevolen). De pols knikt niet maar draait naar binnen - duim onder. Begin met een greep over twee naden, maar schuif de vingers naar voren over de naden naar buiten. De duim beweegt een beetje naar binnen om op de naad te blijven.
  • Cutter: De naam is afgeleid van een paar bewegingen tijdens het loslaten. Zoals getoond, begint het als bij een football slider. Net voor het loslaten "knippen" de vingers onderlangs. Resultaat is een effect dat tegengesteld is aan dat van een screwball.

Startende Pitchers en Invallers

Aan het begin van de wedstrijd wordt de pitcher die op het veld gaat staan de 'startende pitcher' genoemd. De manager van een team kan op elk moment gedurende de wedstrijd de starter wisselen met een invaller. Soms worden invallers ingezet aan het eind van de wedstrijd wanneer de score gelijk op gaat. Deze invallers worden ingezet om een paar slagspelers uit te maken en zo een mogelijke comeback van de tegenpartij een halt toe te roepen.

De Catcher (Achtervanger)

Catchers zitten gehurkt achter de thuisplaat om hun voornaamste taak uit te voeren: het vangen van de bal die de pitcher werpt. Behalve het vangen van aangegooide ballen, geven catchers tekens aan de pitcher over wat voor bal deze moet gooien en waarnaartoe. Als een slagspeler de bal het buitenveld in slaat, werken catchers samen met de midden-binnenvelders (de korte stop en de tweede honkspeler) om te roepen waar spelers zich moeten opstellen om de bal terug te gooien.

"De meest doeltreffende catchers weten op welk moment ze om een time-out moeten vragen", zegt ze. "Ze zien het tempo van de pitcher. Tijdens een time-out mag de catcher naar de rubberen mat gaan om met de pitcher te praten. Hier kan de catcher een worstelende of overhaaste pitcher helpen om zich te herpakken en weer evenwicht en focus te vinden. Goede catchers kunnen er ook voor zorgen dat een worp er beter uitziet dan hij werkelijk is door de bal op een bepaalde manier te vangen, zegt ze. Door hun handschoen iets te verschuiven terwijl ze een bal vangen, kunnen catchers het doen lijken alsof een bal die uit of in is, een strike is. "Catchers kunnen veel strikes stelen door de aangegooide bal op een bepaalde manier te vangen", zegt ze. "Ze weten hoe ze elke pitch er goed kunnen laten uitzien zodat de scheidsrechter je het voordeel van de twijfel geeft [bij 'close pitches']."

Aan de catcher is de taak om alle ballen die de pitcher werpt, hoe moeilijk ook, te stoppen. Als de catcher een bal doorlaat dan betekent dat meestal dat de lopers op de honken tenminste één honk kunnen opschuiven. Staat er een loper op het derde honk als de bal niet door de catcher wordt gestopt, betekent dat vaak een punt voor de tegenpartij doordat de loper de thuisplaat veilig weet te bereiken. Als de catcher de aangegooide bal vangt en een honkloper probeert van het eerste naar het tweede honk of van het tweede naar het derde honk te lopen dan moet hij razendsnel reageren. Hij springt dan op uit zijn gehurkte stand en gooit in één vloeiende beweging de bal hard naar het tweede of derde honk. De honkman kan dan proberen de honkloper uit te tikken.

Beschermende Uitrusting van een Catcher

De catcher draagt een helm, een masker, een body protector en beenkappen (legguards). Hij moet de door de pitcher geworpen ballen vangen en dat gaat niet altijd even eenvoudig. Het gebeurt dan ook vaak dat de geworpen bal niet in zijn handschoen terechtkomt maar dat de catcher de bal tegenhoudt met zijn lichaam.

Lees ook: Preventie van rugklachten

De Infielders

De infielders zijn de spelers die in het binnenveld staan, dicht bij de vier honken. Ze bestaan uit de eerste honkspeler, tweede honkspeler, korte stop en derde honkspeler.

Eerste Honk

Deze binnenvelder staat bij het eerste honk. Daarnaast moet hij worpen van de andere binnenvelders vangen. Wanneer er geen lopers van de tegenpartij op het honk staan en een grondbal wordt geslagen naar de tweede honkspeler, derde honkspeler, korte stop of pitcher, gooien die binnenvelders de bal naar de eerste honkspeler, die deze moet vangen met minimaal één voet op het eerste honk. Vanwege deze verantwoordelijkheid worden spelers op het eerste honk vaak getraind in het vangen van ballen en dragen ze meestal een iets grotere handschoen om ballen te kunnen vangen die hoog of wijd worden gegooid of stuiteren voor hun handschoen.

Tweede Honk

De standaardpositie van de tweede honkspeler is rechts van de eerste honkspeler, tussen het eerste en het tweede honk. Deze spelers moeten heel veelzijdig zijn, zegt Orchard. Dit is omdat de korte stop langere ballen moet gooien vanaf de andere kant van het tweede honk naar het eerste honk. Tweede honkspelers hebben ook een belangrijke rol bij het maken van een dubbelspel: wanneer een loper op het eerste honk staat, zullen teams proberen om zowel de loper als de slagspeler in hetzelfde spel uit te maken wanneer een grondbal wordt geslagen. Als de bal bijvoorbeeld naar de pitcher, korte stop of derde honkspeler wordt geslagen, zullen deze binnenvelders de grondbal fielden en naar het tweede honk gooien. De tweede honkspeler of korte stop staat in de buurt van het honk in afwachting van de bal om hem te vangen, het honk aan te tikken en de bal vervolgens snel naar het eerste honk te gooien in de hoop de loper die de grondbal had geslagen, uit te maken. Tweede honkspelers werken ook samen met korte stops in een leidende rol, vertelt Amanda Chidester, assistent-softbalcoach aan de University of Michigan. Wanneer een bal naar het buitenveld wordt geslagen, moeten deze middelste binnenvelders communiceren waar spelers zich moeten opstellen, zodat de verdediging de bal terug kan gooien naar het binnenveld om te voorkomen dat lopers het volgende honk bereiken.

Korte Stop

De gebruikelijke positie van de korte stop is tussen het tweede en derde honk. Deze moet in een groot gebied allerlei soorten ballen fielden, legt Orchard uit. Als een grondbal zachtjes net rechts van de pitcher wordt geslagen, moet de korte stop naar voren gaan, de bal fielden en snel naar het eerste honk gooien om de loper uit te maken. De korte stop moet ook grondballen fielden die scherp geslagen worden net links van de handschoen van de derde honkspeler, in een gebied dat de '5-6 hole' heet, vernoemd naar de algemene scorekaartterminologie: de speler op het derde honk wordt aangeduid met een '5' en de korte stop met een '6'. Wanneer de bal daarheen wordt geslagen, moet de korte stop hem fielden terwijl hij naar rechts loopt. Vaak gebeurt dit met de handschoen dwars voor het lichaam, waarbij de bal backhands wordt gestopt en vervolgens in de andere richting wordt teruggegooid om te proberen de loper naar het eerste honk uit te maken. Naast de fysieke skills die korte stops nodig hebben: snelle voeten om grondballen te pakken en snelle handen om de bal snel weg te gooien, moeten doeltreffende korte stops ook goed kunnen communiceren, zegt Hardin. "De korte stop moet over het binnenveld rennen tijdens een slagbeurt. Als een bal het buitenveld wordt ingeslagen, is deze speler als het ware de aanvoerder die de andere spelers instrueert waar ze zich moeten opstellen en waar ze naartoe moeten gaan, zodat de bal teruggegooid kan worden naar het binnenveld om te voorkomen dat lopers te veel honken opschuiven", zegt ze. "Samen met de catcher bepaalt deze speler waar iedereen moeten staan en waar de bal heen moet. Net als tweede honkspelers kunnen korte stops ook dubbelspel maken. Net als de midden-binnenvelder ontvangen korte stops worpen bij het tweede honk van pitchers, derde honkspelers en tweede honkspelers vanuit grondballen wanneer een loper bij het eerste honk is. Ze moeten de bal snel vangen, het tweede honk aantikken en de bal snel terug naar het eerste honk gooien.

Derde Honk

Deze speler staat bij het derde honk. Als een rechtshandige slagspeler een krachtige bal slaat en iets voor de pitch staat, slaat deze de bal vaak naar links, waarbij de bal richting het derde honk of de linkerveldlijn wordt geslagen. Dit soort ballen kunnen extra hard worden geslagen vanwege de hoek en kracht van de slag, zodat ze met een enorme snelheid op de derde honkspeler af komen. "Het heet niet voor niets zo. Alles gebeurt zo snel, en je moet klaar staan", zegt Orchard. Zodra ze een van deze lastige grondballen hebben gefield, moeten derde honkspelers de bal over het veld heen naar het eerste honk gooien: een van de langste worpen in het spel. Maar derde honkspelers moeten niet alleen diep (of ver van de thuisplaat) spelen om meer tijd te krijgen om deze grondballen te fielden. Ze moeten ook klaarstaan om ballen te fielden die zachtjes naar het derde honk worden geslagen of die met een stootslag ('bunt') worden geslagen, een techniek waarbij een slagspeler de bal niet met een zwaai slaat, maar in een stilstaande positie met de knuppel boven de plaat. Zogenaamde 'dragbunts', waarbij spelers de bal met een korte stootslag langs een honklijn slaan en dan naar het eerste honk sprinten, komen vaak voor bij softbal, aldus Chidester. Spelers op het derde honk moeten daarom snel zijn om naar voren te rennen, de bal te fielden en naar het eerste honk te gooien.

Lees ook: Homoseksualiteit en korfbal

De Outfielders

De outfielders zijn de spelers die in het buitenveld staan, het grasgebied tussen het kale binnenveld en de rand van het veld. Ze bestaan uit de middenvelder, rechtsvelder en linksvelder. Alle buitenvelders hebben als taak het vangen van hoge ballen, het fielden van grondballen en het gooien van ballen naar binnenvelders.

Middenvelder

De middenvelder is een van de drie spelers in het buitenveld, het grasgebied tussen het kale binnenveld en de rand van het veld. "Zij hebben het beste bereik en het beste atletisch vermogen in het buitenveld. Ze moeten grote hoeken kunnen nemen en moeten snel zijn om hoge ballen snel te bereiken, vertelt ze. Middenvelders fungeren bij de meeste teams ook als de aanvoerder van het buitenveld, zegt Chidester. Ze instrueren de links- en rechtsvelder waar ze moeten spelen, afhankelijk van de spelsituatie en de neiging van de slagspeler op de plaat om de bal een bepaalde kant op te slaan.

Rechtsvelder

De rechtsvelder speelt aan de rechterkant van het buitenveld, tussen het tweede en eerste honk. Maar net als bij honkbal zie je bij softbal meer defensieve verschuivingen waarbij spelers uitwijken naar een andere plaats dan hun normale positie om de voorkeursslagen van een slagspeler te benutten. In deze gevallen, zo zegt Orchard, wordt het voor buitenvelders steeds belangrijker om niet alleen uit te blinken in het vangen van hoge ballen, maar ook in het fielden van grondballen en ze naar het eerste honk te gooien.

Linksvelder

De linksvelder verdedigt het buitenveldgebied vanaf het tweede honk tot de linkerfoutlijn. "Je ziet vaak dat de bal door rechtshandige spelers hard naar een kant van het veld wordt geslagen, en de linksvelder moet de bal dan naar de thuisplaat kunnen gooien", vertelt ze. De linksvelder moet ook goed kunnen reageren op de lastige ballen die naar dat deel van het buitenveld worden gegooid, zegt ze. Als een rechtshandige slagspeler de bal hard naar het linkerveld slaat, spint de bal zodanig dat deze naar de linkerveldlijn afbuigt. Hetzelfde geldt wanneer een linkshandige slagspeler het tegenovergestelde doet en een bal naar het linkerveld slaat. Maar de curve van de bal vanaf de knuppel van beide soorten slagspelers is anders: een bal die van de knuppel van een linkshandige slagspeler komt, heeft een scherpere curve dan een afbuigende slag die geslagen wordt door een rechtshandige slagspeler.

Strategie en Communicatie

Succes in honkbal vereist meer dan alleen individuele vaardigheid. Teamwork, strategie en effectieve communicatie zijn essentieel voor het behalen van de overwinning.

  • Defensieve verschuivingen: Teams passen hun defensieve opstelling vaak aan op basis van de slagvoorkeuren van de slagman. Dit kan inhouden dat infielders en outfielders zich verplaatsen om de kans op een succesvolle slag te minimaliseren.
  • Tekens en signalen: Coaches en spelers gebruiken tekens en signalen om strategieën te communiceren, zoals het stelen van een honk, het uitvoeren van een stootslag of het gooien van een specifieke pitch.
  • Situatiebewustzijn: Spelers moeten zich bewust zijn van de spelsituatie, inclusief het aantal outs, de positie van de lopers en de score, om de juiste beslissingen te nemen.

tags: #honkbal #posities #en #rollen