Waterpolo: Een teamsport vol vaardigheden en strategie

Waterpolo is een dynamische en uitdagende teamsport die in het water wordt gespeeld. Het combineert zwemmen, balvaardigheid en tactisch inzicht. Het doel is simpel: meer doelpunten scoren dan de tegenstander. Maar achter die ogenschijnlijke eenvoud schuilt een complexe sport die zowel fysieke als mentale kracht vereist. Deze sport kan beoefend worden door jongens en meisjes vanaf 6 jaar, mits zij in het bezit zijn van het zwemdiploma A en B. Ook senioren zijn in deze afdeling vertegenwoordigd. Waterpolo is een gave sport. Door te zwemmen krijg je een enorm goede conditie en een gespierd lichaam. Er wordt wel eens gezegd dat waterpolo een gemene sport is, maar dat is niet waar. Waterpolo is een fysieke sport maar er komen weinig blessures voor bij waterpolo.

Geschiedenis en Ontwikkeling

De geschiedenis van het waterpolo begint in 1869 in Engeland. Een aantal zwemmers bedacht een spel met een bal: 'voetbal in het water'. Het spel leek anders dan het huidige waterpolo. Vroeger waren er nog geen doelen, maar drijvende matten. Elke partij moest proberen de bal op de drijvende mat van de tegenpartij te leggen. Sommige spelregels zijn wel hetzelfde gebleven. Net als bij het huidige waterpolo mocht je niet op de bodem van het zwembad staan en mocht je de bal niet met twee handen vangen. De spelregels werden regelmatig veranderd. In het begin was waterpolo een sport die alleen in Engeland, Ierland en Schotland werd gespeeld, maar later werd het ook in de rest van Europa gespeeld. Vanaf 1990 gingen er steeds minder kinderen op waterpolo. De KNZB vond dat erg jammer en bedacht een waterpolojeugdplan. Ze verzonnen speciaal voor kinderen minipolo om ze kennis te laten maken met het 'echte' polo. Minipolo lijkt op waterpolo, maar de spelregels zijn makkelijker.

De Basis: Watertrappen en Zwemtechnieken

Om succesvol te kunnen zijn in waterpolo, is een goede zwemtechniek essentieel. Spelers moeten zich snel en efficiënt door het water kunnen bewegen en tegelijkertijd de bal onder controle houden. Verschillende zwemslagen worden gebruikt, elk met zijn eigen voordelen.

  • Borstcrawl: Waterpolo maakt veel gebruik van de borstcrawl. De positie van de zwemmer in het water, staat een grotere bewegingsvrijheid van de armen toe dan bij de rugcrawl, waarbij het stuwende gedeelte van de slag achter de ruggengraat plaatsvindt. Het voorwaarts bewegen van de armen, de zogeheten contrafase, geschiedt boven het water (zoals bij de rugcrawl en vlinderslag) hetgeen een enorme reductie van de weerstand betekent ten opzichte van de schoolslag. Verder zorgt ook het over de lengteas rollen van het lichaam voor een meer economische glijding door het water.
  • Rugcrawl: Rugslag of rugcrawl is een zwemslag die op de rug wordt gezwommen. Het onderdeel heeft als voordeel een eenvoudige ademhaling, maar als nadeel dat de zwemmer niet ziet waar hij zich bevindt. Om dat te ondervangen zijn in vrijwel elk zwembad herkenningspunten aan het plafond boven het bassin bevestigd. Omdat de doorhaal van de armen langs het lichaam plaatsheeft, bestaat de neiging te gaan slingeren en dus af te wijken van wat als de ideale lijn wordt beschouwd. Vereist is daarom een goede beenslag om deze zijwaartse afwijkingen te compenseren, meer nog dan bij bijvoorbeeld de borstcrawl. Daarnaast blijft de stuwende functie van de benen van belang. Niet de benen, maar de armen dragen grotendeels bij aan de verplaatsing en dus de snelheid in het water. Deze verplaatsing moet zo gelijkmatig mogelijk worden uitgevoerd. Evenals de borstcrawl isde rugcrawl een zogeheten continue slag. Het is ook de traagste van de vier zwemslagen. Topzwemmers overbruggen gemiddeld 1,67 meter per seconde.
  • Schoolslag: De geschiedenis van de schoolslag gaat terug naar het Stenen Tijdperk, zo bewijzen diverse gevonden afbeeldingen en tekeningen in grotten. Schoolslag is een zogeheten discontinue slag; de verplaatsing is schoksgewijs. Is de functie van de armslag bij een geoefende schoolslagzwemmer primair stuwend, bij beginnende zwemmers worden de armen vooral gebruikt om het hoofd boven water te houden. Zo wordt steun gezocht. De schoolarmslag is de enige armslag waarbij de contrafase - de fase waarin de handen en armen tegen de zwemrichting in worden bewogen - onder water plaatsheeft. De armen en handen komen tijdens de gehele slag niet boven het wateroppervlak uit, hetgeen veel weerstand tot gevolg heeft. De armslag is onder te verdelen in: uitgangshouding glijfase trekfase duwfase contrafase. Juist bij de armslag zijn de individuele verschillen groot; bij de een smallere en bij de ander juist een bredere uitvoering van de stuwbaan, de lengte van de stuwbaan en/of de diepte van de trekfase. Bij de schoolslag is de 'klappende' beenbeweging verreweg de belangrijkste stuwingfactor.
  • Vlinderslag: Dit is een zwemslag die bij waterpolo vrijwel niet gebruikt / beoefend wordt. De vlinderslag is de op één na de snelste zwemslag, getuige de onderlinge tijden. De verplaatsing is minder continu dan de borstcrawl, door de gelijktijdigheid van de armbeweging. Vlinderslag is, zoals dat heet, een echte 'hoofdzaak', en dat heeft alles te maken met de bewegingen van het hoofd ten opzichte van de romp. Voor een optimale snelheid moet het lichaam in voldoende mate deze beweging volgen om de wisselende bol-hol-ligging goed aan te voelen. De timing van de hoofdbeweging op de armslag is doorslaggevend. De bij de vlinderslag gehanteerde armslag komt neer op: (1) insteken, (2) (kort) glijden, (3) trekken, (4) duwen, (5) uithalen en (6) overhalen. De functie van de beenslag is tweeledig: zowel stabiliserend als stuwend. De vlinderslagbeenbeweging is een voortdurend op en neer bewegen van beide benen, en dat gelijktijdig.
  • Watertrappen: Watertrappen is een techniek om in het water het hoofd boven water te houden, door met de benen een trappende beweging te maken.

Spelregels en Speelveld

Een waterpolowedstrijd bestaat uit vier perioden. Het verschilt per leeftijd hoelang een periode duurt. Bij de allerjongsten duurt een periode vier minuten. Twee teams spelen tegen elkaar. Per team liggen er zes spelers en een keeper in het water. De twee teams liggen bij hun doel. De scheidsrechter gooit de bal in het midden. Hij fluit. Dan mag iedereen naar de bal zwemmen. Een scheidsrechter zorgt ervoor dat de wedstrijd goed verloopt. De spelers kunnen de scheidsrechter in het water niet goed horen. Daarom gebruikt de scheidsrechter handgebaren en een fluitje. Er is ook een jury. Als je de bal vasthebt, mag je tegenstander je aanraken. Hij mag je voorzichtig onder duwen. Als je een zware overtreding maakt, word je uit het water gestuurd. Bijvoorbeeld als je iemand aan zijn benen trekt. Je moet dan in een hoek van het zwembad gaan liggen. Na twintig seconden mag je weer terugkomen. In het water liggen twee doelen. Ook liggen er lijnen in het water. De lijnen laten zien waar het speelveld begint en eindigt. Verder heb je natuurlijk een bal nodig. De bal van volwassenen is net zo groot als een voetbal. Wel is de bal zwaarder dan een voetbal. De zwempakken en zwembroeken zijn vaak superglad. vastpakken. Ook heeft elke speler een cap op. Spelers van hetzelfde team hebben dezelfde kleur cap. De scheidsrechter en het publiek kunnen zo goed zien wie er bij elkaar horen. De keepers hebben een andere kleur cap.

Het speelveld is maximaal 20 meter breed en 30 meter lang bij heren, bij dames is de maximale lengte 25 meter. Is het bad waarin gespeeld wordt groter, dan wordt het speelveld afgebakend door drijvende lijnen. Bij kleinere baden wordt dispensatie verleend op de afmetingen van het speelveld. De minimale grootte van het veld is 10 meter breed en 20 meter lang. De minimale diepte van het bad is 1,80 meter. Wanneer dit maar net gehaald wordt en wat grotere spelers dus op de bodem kunnen staan, dan is dit alleen toegestaan wanneer de betreffende speler de bal niet in zijn bezit heeft. Zodra een speler de bal krijgt móet hij zwemmen. Blijft hij toch staan, of zet hij zich af van de bodem, dan wordt dit bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij.

Lees ook: Overzicht IJshockey Stadions

Belangrijke lijnen op het speelveld:

  • De 2-meterlijn: Een aanvallende speler mag zich niet binnen de 2 meter begeven zonder de bal.
  • De 6-meterlijn: Deze lijn is belangrijk voor het aangeven van het verschil in straffen binnen en buiten de 6 meter. Een vrije bal die binnen de 6 meter wordt gegeven, mag je niet in één keer op doel schieten. Een vrije bal die buiten de 6 meter wordt gegeven, mag direct op doel worden geschoten.
  • De middellijn: Deze bevindt zich precies in het midden van het speelveld.

De Bal en Uitrusting

Waterpolo wordt beoefend met een speciale bal. De bal die gebruikt wordt door herenteams (nr. 5) is ongeveer even groot als een voetbal en heeft een gewicht van 400 à 450 gram. De bal die gebruikt wordt bij damesteams is iets kleiner en iets lichter (nr. Een belangrijk kenmerk van een waterpolobal is dat hij veel grip heeft, zodat je hem ondanks zijn grootte toch met één hand kunt vasthouden. De bal mag door veldspelers maar met één hand tegelijk worden aangeraakt. Keepers mogen de bal met twee handen aanraken binnen de 6 meterzone. Verder mogen spelers die de bal vasthouden onder water worden geduwd, maar de bal zelf mag niet onder water komen, als een speler wordt aangevallen. De bal met twee handen tegelijk aanraken of de bal onder water duwen als je wordt aangevallen wordt bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij.

Andere belangrijke uitrusting:

  • Caps: Spelers dragen een cap: Wit voor het thuisspelende team en blauw voor het uitspelende team. Beide keepers hebben een rode cap. Alle spelers hebben oorbeschermers aan hun cap. De oorbeschermers zijn belangrijk: deze moeten de oren beschermen tegen grote druk van buiten als een bal hard tegen de oren wordt gegooid.
  • Badkleding: Voor de badkleding is het handig bij de dames een badpak te hebben met een rits aan de achterzijde, voor een gestroomlijnde beweging door het water. Spelers hebben tegenwoordig ook vaak een gebitsbeschermer, een toque en een tweede zwembroek of badpak aan.

Overtredingen en Strafmaatregelen

Doordat het spel in een zwembad wordt gespeeld is het moeilijk voor de scheidsrechters om te zien wanneer er een overtreding wordt gemaakt. Onder water wordt er veel geknepen, getrapt en vastgehouden. Natuurlijk worden overtredingen die gezien worden gestraft. Wanneer het eigen team binnen de 20 seconden in balbezit is gekomen mag de speler op teken van de scheidsrechter eerder de wedstrijd hervatten. Wanneer een speler een tegenspeler vasthoudt of de bal weggooit na het fluitsignaal wordt die bestraft met een U20. Als een U20 binnen het 5-meter gebied wordt begaan volgt een 5-meter bal. Naast wedstrijdovertredingen en vrije worpen is er ook zoiets als een straf die “uitsluiting met vervanging” (UMV) heet. Als een speler een scheidsrechter beledigt of een zeer zware overtreding of een slaande beweging maakt volgt een UMV (uitsluiting met vervanging) of een UMV4.

Verschillende strafmaatregelen:

  • Vrije worp: Voor lichte overtredingen.
  • U20 (uitsluiting voor 20 seconden): Bij zware overtredingen moet de bestrafte speler naar het terugkomvak. Wanneer de eigen partij de bal herovert mag de bestrafte speler weer de hoek verlaten op teken van de scheidsrechter.
  • 5-meterbal (strafworp): Wordt toegekend indien een zware overtreding binnen de 6-meterzone plaatsvindt met een kans om te scoren.
  • UMV (uitsluiting met vervanging): Bij zeer zware overtredingen. De duur van de uitsluiting is 20 seconden netto speeltijd, waarna een ploeggenoot de speler mag vervangen.
  • UMV4 (uitsluiting met vervanging na 4 minuten): De bestrafte speler mag niet meer deelnemen aan het spel en moet de zwemhal of het zwemterrein verlaten.

Tactiek en Training

Snelheid is belangrijk tijdens een wedstrijd. Veel trainingen beginnen met een paar banen inzwemmen om op te warmen. In het begin is het bijvoorbeeld best lastig om de bal met één hand te vangen. Soms staat een training in het teken van het verbeteren van de zwemtechnieken, met name de borstcrawl. De aanvallende ploeg heeft tijdens het balbezit 30 seconden om een schot op het doel te lossen. Mocht er tijdens de 30 seconden wel een schot zijn gelost maar de bal blijft in eigen bezit, dan krijgt men opnieuw 30 seconden de tijd.

Waterpolo in Nederland

Veel Nederlandse toppers spelen in het buitenland. In Nederland krijgen de meeste waterpoloërs niet betaald, omdat ze vaak nog studeren. Dit seizoen vormen de waterpoloafdelingen van de Amsterdamse verenigingen De Dolfijn, Het Y, DJK/ZAR en de Badhoevedorpse vereniging De Waterwolf een startgemeenschap. In totaal staan er 21 teams ingeschreven in de competitie. Sponsoring is voor de waterpolo afdeling van De Dolfijn van groot belang. De financiële middelen die gegenereerd worden door sponsoring geven de waterpolo afdeling onder meer de mogelijkheid om goed onderhoud te plegen, materialen aan te schaffen en activiteiten te ontplooien. De afdeling waterpolo van De Dolfijn biedt verschillende mogelijkheden aan voor sponsoring.

Minipolo: De Start voor de Jeugd

Wedstrijden worden gespeeld vanaf 6 jaar t/m 9 jaar in kleinere teams op het halve speelveld. Dit heet dan MINI-WATERPOLO. Vanaf ongeveer 10 jaar kan als pupil in een gewoon waterpoloteam gespeeld worden. Tot 14 jaar spelen jongens en meisjes samen in een team; daarna worden de teams gescheiden in jongens/heren of meisjes/dames. Bij de jeugd kennen we ook het minipolo. Hier bestaan de teams uit vijf tegen vijf (met vier veldspelers en een keeper).Miniwaterpolo is een speelse vorm van het echte waterpolo. In de regio Midden Zuid Gelderland vinden regelmatig toernooitjes plaats waar kinderen leeftijdsgenootjes kunnen laten zien wat ze geleerd hebben. 6 en 7 jarigen, zij spelen in teams van 3 tot 5 kinderen in het ondiepe gedeelte van het bad, waar ze kunnen staan.

Lees ook: Alles over de KNVB overschrijvingsregels

Lees ook: Volledige uitleg korfbalregels

tags: #kunnen #waterpoloers #staan