Voetbal is een loopsport, een feit dat tijdens de voetbaltraining al te vaak vergeten wordt, vooral door de spelers zelf. Het implementeren van conditionele elementen in voetbaltrainingen is essentieel, hoewel niet altijd de favoriete bezigheid van spelers. Conditionele oefeningen zonder bal komen vaak voor, maar een training wordt aantrekkelijker wanneer conditie gecombineerd wordt met een afwerking. Dit artikel biedt voorbeelden van conditionele voetbaloefeningen, geschikt voor verschillende niveaus, en bespreekt hoe deze effectief in trainingen kunnen worden geïntegreerd.
Het Belang van Conditionele Training in Voetbal
Een goede conditie is cruciaal voor elke voetballer. Het stelt spelers in staat om gedurende de hele wedstrijd op een hoog niveau te presteren. Zonder een sterk uithoudingsvermogen en voldoende explosiviteit is het lastig om duels te winnen, snelle sprints te trekken en scherp te blijven in beslissende spelsituaties. Regelmatige conditionele trainingen verbeteren niet alleen de wendbaarheid, kracht en snelheid, maar verkleinen ook de kans op blessures. Leuke en gevarieerde conditie oefeningen voor voetbal helpen spelers gemotiveerd te houden en voorkomen dat trainingen eentonig worden. Of het nu gaat om korte conditie oefeningen of langere duurtrainingen, een goede basisconditie is onmisbaar op elk niveau. Door slim en gevarieerd te trainen, kunnen spelers hun reactievermogen en fysieke fitheid naar een hoger niveau tillen en een bepalende rol spelen op het veld. Iedere leeftijdscategorie kan van bijna alle trainingen op deze pagina gebruikmaken om hun uithoudingsvermogen en conditie te verbeteren.
Voorbeelden van Conditionele Voetbaloefeningen
Hieronder worden enkele voorbeelden van conditionele voetbaloefeningen beschreven, die aangepast kunnen worden aan verschillende niveaus en doelstellingen.
Oefening 1: Afwerken met Kaats en Lange Pas
Beschrijving
- Zet pionnen zoals op plaatje.
- Speler 2 op kaats positie.
- Speler 3 op afrond positie, verder weg.
- Speler 1 kaatst op speler 2.
- Speler 1 geeft lange pas op speler 3 (hoog eventueel).
- Neemt de bal aan.
- Dribbel naar de goal.
- Maakt passeerbeweging.
- Versnelt en rond af.
- 1 naar 2, 2 naar 3, 3 verdediger op 2, 3 naar andere zijde.
Focus
Afwerking, passing, lange passes, dribbelen, snelheid.
Tijdsduur
20 minuten.
Lees ook: Voetbal keepers training: oefeningen en tips
Oefening 2: Kapbeweging, 1/2 en Sprint
Beschrijving
- A leidt de bal naar het potje waar hij een kapbeweging doet om vervolgens in te spelen op B, A doet na zijn pas jumps over de hegjes.
- B draait door en speelt in op C, C neemt aan en doet dan een 1/2 met A die aanspeelbaar komt.
- C trapt op doel.
- B gaat na zijn pas rond het potje lopen om vervolgens richting doel te springen.
- A gaat na de aflegger op C nog snel spurten naar D om daar de bal te vragen.
- D speelt in op A en A tikt de bal in de hoek waarop D versnelt naar die bal.
- D zet voor op B die ondertussen naar het doel sprint.
- A doet als laatste actie een versnelling nog rond het potje en sluit aan bij B.
- A naar B, B naar C, C naar D, D naar A.
- Links en rechts de oefening laten beginnen.
Focus
Kapbewegingen, samenspel, sprinten, voorzetten, afwerken.
Oefening 3: Positiespel met Doorstroming
Beschrijving
- In de opbouwzone wordt er 2 + K : 1 gespeeld.
- Na het inspelen van één van de middenvelders valt het vak weg en spelen we in hele de ruimte.
Focus
Positiespel, opbouw, middenveld aanspelen, ruimtes benutten.
Oefening 4: Snelle Aanval met Georganiseerde Verdediging
Beschrijving
- Duur: 30 minuten met 60 sec onderbreking.
- 18 spelers met 2 keepers.
- Veldafmetingen: 60 x 60 meter.
- Snelle beslissingen maken.
- Snelle en accurate afwerking.
- We coachen alleen de rode ploeg spelers.
- De oefening start met de verdediger midden speler (6) in positie.
- In de eerste fase spelen we 4 tegen 4 zonder limieten.
- Na 5 seconden komen 2 spelers, van iedere ploeg elk 2, deze bewegen naar voren en nemen deel aan het spel, nu spelen 6 tegen 6.
- Beide ploegen proberen te scoren.
Focus
Snelle aanvallen, verdedigende organisatie, snelle beslissingen, afwerking.
Oefening 5: Balbezit en Verplaatsen
Beschrijving
- Twee rechthoeken of twee vierkanten worden gevormd, de afstand ertussen is 10 meter.
- De 12 spelers worden verdeeld in drie teams van vier spelers.
- Het ene team zit in een rechthoek, het andere team in de andere rechthoek en het derde team zit in het middengebied.
- De oefening begint in een van de twee rechthoeken waar een spel van 4 tegen 2 zal worden gespeeld, de twee spelers in rust zijn twee van de spelers in de middelste zone.
- Het doel van het spel is dat het team in balbezit het balbezit behoudt en probeert de bal in de tegenovergestelde rechthoek te wisselen.
- Wanneer de bal in de tegenovergestelde rechthoek wordt gespeeld, zijn de spelers die de bal proberen te recupereren, de twee die zich in de middenzone bevonden.
- De bal kan niet worden gewijzigd in de tegenovergestelde rechthoek alleen nadat ten minste 5 opeenvolgende passes in een rechthoek zijn gemaakt.
- Spelers die in de eerste rechthoek aan het verdedigen waren, gaan naar de middelste zone.
Focus
Balbezit, positiespel, omschakeling, passing.
Conditionele Voetbaltraining in de Praktijk: Het Model van Raymond Verheijen
In Nederland is bijna elke trainer bekend met het model van Raymond Verheijen. Veel trainers lopen echter tegen praktische problemen aan bij de uitvoering ervan. Bart Benneker, hoofdtrainer van VV Hellendoorn, legt uit hoe hij dit model in de praktijk brengt en hoe hij bepaalde knelpunten oplost.
Lees ook: De beste warming-up voor honkbalprestaties
Visie van Bart Benneker
Bart Benneker gebruikt normaliter het zesweekse periodiseringsmodel van Raymond Verheijen. Hij heeft vooraf criteria opgesteld waaraan een voetbalconditionele training (VCT) moet voldoen. Deze criteria bestaan uit zes afwegingen:
- Wedstrijd of training leidend? Voor Benneker is de wedstrijd leidend. Het programma en de invulling van de training moet afgestemd zijn op het wedstrijdprogramma.
- Team of individu? Benneker kijkt vooral naar het individu.
- Belasting objectief of subjectief meten? Benneker kiest ervoor om dit subjectief te meten. De spelers vullen voor en na elke training een korte enquête van twee vragen in. Bij aanvang van de training hebben de vragen betrekking op de mate waarin spelers zich hersteld voelen. Na de training vragen we hoe intensief de training voor de spelers is geweest, op basis van de RPE-schaal (Rate of Perceived Exertion).
- Conditionele of voetbalontwikkeling centraal? Het voetbal moet in zijn ogen altijd centraal staan. Door de accenten steeds enigszins te verleggen zorg je ervoor dat de partijen aansluiten bij de ontwikkeling van je speelwijze.
- Omvang of intensiteit? Benneker kiest voor intensiteit. Hij traint anderhalf uur, of een uur en drie kwartier, maar dat moet niet ineens twee uur worden.
- Atletisch vermogen afstemmen op de training, of de training op het atletisch vermogen? Benneker stemt het atletisch vermogen af op de voetbaltraining.
Het Zesweekse Periodiseringsmodel van Verheijen
- Week 1+2: EVV (Explosiviteitsvoorbereidende Vormen) en grote partijen (8:8-11:11).
- Week 3+4: Voetbalsprints met weinig rust en middelgrote partijen (5:5-7:7).
- Week 5+6: Voetbalsprints met veel rust en kleine partijen (3:3-4:4).
In de voorbereiding kiest Benneker voor een drieweekse cyclus. Door alle oefenwedstrijden ontstaan er veel neutrale weken, waardoor hij pas in week 13 voor het eerst kleine partijen (3:3/4:4) kan doen. Door in het begin voor een drieweekse cyclus te kiezen zorg je ervoor dat je alle weken in ieder geval een keer hebt gedaan. Bij een drieweekse cyclus laat hij week 1, 3 en 5 van het model terugkomen.
Praktische Toepassing in Week 1 en 2
Benneker werkt altijd met een weekdoelstelling. De VCT-vormen vallen ook binnen deze doelstelling. Voorafgaand aan deze VCT-vormen doet hij een oefen-leerfase in dezelfde formaties. Hij zet tijdens die fase de tegenstander neer. Op dat moment heeft hij immers nog de mogelijkheid om situaties stop te zetten. Hij gaat alle spelers kort langs en vertelt ze waar ze staan en wat hij wil dat ze gaan doen.
In week 1 en 2 kiest hij meestal voor 9:9 tot 11:11, waarbij hij in ieder geval de volledige lengte van het veld gebruikt. Binnen deze vormen werkt hij met een rood kader. In dat rode kader staan de hoofdrolspelers voor die vorm. Tijdens deze training gaat hij in principe alleen iets zeggen over de spelers in dit vierkant.
Bij de grote partijvormen zit een rust van twee minuten tussen de herhalingen in. Tijdens deze rust mogen de spelers beslist niet gaan drinken. Het is immers het enige moment dat hij als trainer heeft om iets situatief en met een voorbeeld met bal aan te geven.
Lees ook: Voetbaloefeningen voor betere prestaties
Gaat de bal uit aan de kant waar het veld is afgesneden, dan laat hij de bal inspelen op de plek waar de doelstelling begint. Aangezien de afgesneden kant een onnatuurlijke kant is, verander ik daar de spelregels. Aan de andere kant zijn het de normale spelregels, dus met een inworp. Wel zorgen ze ervoor dat er voldoende ballen liggen om direct door te spelen. Corners laat hij meestal niet nemen.
Bij de explosiviteitsvoorbereidende vormen (EVV) moeten de spelers een stuk joggen op een bepaalde snelheid en dan rust houden. Die rustmomenten zijn vrij lang. Hij kiest er daarom voor om de spelers tijdens de rustmomenten een oefening te laten doen die in het teken staat van hun speelwijze, bijvoorbeeld een rondo of een positiespel.
Tijdens het seizoen horen bij week 1 en 2 de EVV van 8 x 40 meter op tachtig procent met veertig seconden rust en 9 x 30 meter op negentig procent met dertig seconden rust. Bij veertig seconden rust kun je nog prima zo’n vorm doen in het rustmoment. Bij dertig seconden wordt dat lastiger.
Knelpunten en Oplossingen
Benneker bespreekt ook enkele knelpunten die trainers kunnen tegenkomen en biedt oplossingen:
- Geen heel veld beschikbaar of te weinig spelers: Je zou met behulp van de afstanden uit die intervallopen een afwerkvorm of pass- en trapvorm uit kunnen zetten. Op die manier behalen de spelers toch de prikkel.
- Te veel spelers: Laat hen aan de zijkant van het veld de intervalvormen doen. Communicatie is hierin erg belangrijk. De speler die de loopjes moet doen is altijd een speler die die week geen hoofdrolspeler is. Daarnaast wisselt hij tussen de blokjes met een speler uit het veld.
- Geen assistent-trainer: Je zult zelf meer tijd aan de niet te coachen ploeg moeten besteden.
- Maar één keeper: Een optie is om in het grote doel twee kleine doeltjes neer te zetten.
Praktische Toepassing in Week 3 en 4
Bij de middelgrote partijen 7:7/5:5 kiest Benneker er ook voor om voorafgaand aan de VCT een oefen-leerfase te doen. Daarin begint hij groot, bijvoorbeeld 9:9. Vervolgens maakt hij het veld kleiner en haalt hij enkele spelers weg. Net zoals bij de grote partijen zet hij eerst de tegenstander neer.
Belangrijk is dat de spelers zich realiseren dat de VCT-vorm een verlengde is van de oefen-leerfase. Daar kun je ze ook over bevragen: ‘Mannen, wat is er veranderd?’
In week 3 en 4 doen de spelers die ik weghaal vanuit de oefen-leerfase de bijbehorende intervalloop aan de zijkant. De intervalloop bij middelgrote partijen is een stuk intensiever dan die van de grote partijen en de blokjes zijn veel korter.
Warming-up Voorbeelden
Een goede warming-up is essentieel om blessures te voorkomen. De warming-up met bal kan ook voorafgegaan worden door een warming-up zonder bal met verschillende dynamische loopvormen. Het is uiteraard van belang dat de spelers deze oefeningen goed uitvoeren om blessures te voorkomen. De volgende voorbeelden zijn geschikt voor spelers van O13 en ouder en zijn gericht op trainingen met de doelstelling omschakelen.
Warming-up Variaties
- Maak 5 lijnen en nummer deze van 1 tot en met 5. De spelers staan allemaal op één lijn. De trainer noemt een nummer en spelers moeten zo snel mogelijk naar deze lijn rennen. Dezelfde oefening als hierboven maar dan elke speler met bal. Dezelfde oefening als oefening 1 en 2 maar de laatste die bij de lijn komt valt steeds af.
- Spelregels: Laat spelers die af zijn niet stilstaan tot het einde van een spel maar geef ze een opdracht.
- Maak 3 groepjes van 5 en maak 3 gelijke parcours. Ieder parcours heeft hetzelfde aantal pionnen, de kleur van de pionnen verschilt per parcours.
- Maak 3 groepjes van 5 en zet 4 gelijke vierkanten neer. Elk groepje komt in een vak te staan en één vak blijft leeg. Op het teken van de trainer moeten de groepjes zo snel mogelijk naar een ander vak dat nog leeg is.
- Dezelfde als oefening 1 maar dan iedereen met bal.
- Dezelfde als oefening 2 maar dan met één bal die in het vierkant wordt rondgespeeld. Tijdens het spelen roept de trainer het nummer van een vak.
Moeilijker en Makkelijker Maken
- Moeilijker maken: Het veld groter maken, maximum aantal aanrakingen instellen, tijdslimiet instellen.
- Makkelijker maken: Het veld kleiner maken.
Intervalvormen
Intervallopen in Week 1 en 2
Vanaf de achterlijn jogt de speler naar de zestienmeterlijn. Daar speelt de speler de trainer in en versnelt tot 70% om vanaf de middenlijn af te ronden op het doel met de keeper. De speler jogt daarna richting de kleine doeltjes die op ongeveer twee meter van elkaar staan en probeert vanaf de zestienmeterlijn de bal in een van de doeltjes te spelen. Hij wandelt door naar de achterlijn en doet precies hetzelfde de andere kant op.
Intervallopen Week 3 en 4
De speler begint steeds aan de rechterkant van de pylonen en jogt van pylon een naar pylon twee. Vervolgens versnelt hij tot 80-90% naar pylon 3 om daarna te joggen richting de trainer die een bal voor hem klaarlegt om af te ronden op het grote doel. Vanaf de achterlijn jogt de speler terug naar de eerste pylon en versnelt tot 80-90% naar de tweede pylon. Daar voert de speler een oefening uit. Bij de organisatie links liggen er ongeveer 25 gekleurde pylonen door elkaar. De trainer noemt een kleur en de speler kapt en draait alleen langs die kleur. Bij de organisatie in het midden dribbelt de speler door de pylonen via verschillende technische variaties. In de meest rechter organisatie dribbelt de speler door de poppen die kriskras staan opgesteld. Bij alle organisaties wandelt de speler vervolgens terug naar de eerste pylon. De intervallopen van week 3+4 kunnen ook in week 5+6 gebruikt worden. Het verschil is dan de intensiteit.
tags: #conditionele #oefeningen #voetbal #voorbeelden