Conditietraining Voetbal Oefeningen: Verbeter Je Prestaties Op Het Veld

Goede conditie is essentieel voor elke voetballer, ongeacht het niveau of de leeftijd. Het stelt spelers in staat om gedurende de hele wedstrijd op een hoog niveau te presteren, duels te winnen, snelle sprints te trekken en scherp te blijven in beslissende spelsituaties. Regelmatige conditietraining verbetert niet alleen de wendbaarheid, kracht en snelheid, maar verkleint ook de kans op blessures. Leuke conditie oefeningen voor voetbal helpen spelers gemotiveerd te blijven en voorkomen dat trainingen eentonig worden. Of het nu gaat om korte conditie oefeningen of langere duurtrainingen, een goede basisconditie is onmisbaar op elk niveau. Door slim en gevarieerd te trainen, kunnen spelers hun reactievermogen en fysieke fitheid naar een hoger niveau tillen en een bepalende rol spelen op het veld.

Het Belang van Conditie voor Voetballers

Tijdens een wedstrijd lopen voetballers gemiddeld tussen de 8 en 12 kilometer. Dit gebeurt niet in een constant tempo; het omvat veel korte sprints, richtingsveranderingen en momenten van hoge intensiteit. Een goede conditie zorgt ervoor dat het lichaam minder snel vermoeid raakt, wat resulteert in efficiëntere bewegingen en een verminderd risico op blessures, zoals spierverzuring, verkramping of overbelasting van de hamstrings.

Conditietraining: Meer dan Alleen Rondjes Rennen

Conditietraining hoeft zeker niet saai te zijn. Het is cruciaal dat de oefeningen aansluiten bij het ritme van het voetbalspel. Een verdediger heeft andere conditie-eisen dan een aanvaller. Verdedigers moeten bijvoorbeeld snel kunnen sprinten, teruglopen en direct weer positie kiezen, terwijl aanvallers explosief moeten zijn, ruimte moeten benutten en snel moeten kunnen omschakelen.

Het is belangrijk om conditietraining te integreren met balvaardigheid. Om de bal het veld over te krijgen en uiteindelijk te kunnen scoren, moet je snel kunnen dribbelen, precies kunnen passen en met kracht en nauwkeurigheid kunnen schieten. Een bal stuitert mee, is flexibel en kan soms ook glad zijn, dus is het voor spelers belangrijk om een goed balgevoel te krijgen. Dribbelen, passen en schieten zijn allemaal waardevol voor het voetbalspel, en ze versterken elkaar. Naast het aanleren van nieuwe oefeningen is het belangrijk om consequent te blijven oefenen om verbeteringen te zien.

Conditie Oefeningen voor de Jeugd tot Senioren

Iedere leeftijdscategorie kan profiteren van diverse trainingen om hun uithoudingsvermogen en conditie te verbeteren. Er zijn diverse oefeningen beschikbaar om een doelstelling (zoals opbouwen/verbeteren) en/of een voetbalhandeling (zoals passen of dribbelen) te verbeteren. De KNVB voetbalvisie op het (leren) voetballen ligt ten grondslag aan deze oefeningen, die drie specifieke kenmerken hebben:

Lees ook: Conditietraining voor jonge hockeyers

  1. Ze moeten spel echt zijn.
  2. Er moet een spelprobleem worden opgelost.
  3. De deelnemers moeten de voetbalvorm als spel beleven.

Effectieve Conditietrainingen voor Voetbal

Naast gezamenlijk trainen en het spelen van wedstrijden, is het belangrijk dat je trainingen volgt om je conditie voor het voetbal weer te verbeteren. Hier zijn vijf oefeningen/trainingsvormen die je eenvoudig zelf thuis kunt uitvoeren:

  1. Sprintoefeningen: Perfect voor het opbouwen van conditie en het geven van een boost voor voetbal. Door gedurende de oefeningen aan te zetten en af te remmen, verbeter je niet alleen je snelheid, maar ook je wendbaarheid. Zet op een (voetbal)veld verschillende afstanden uit, bijvoorbeeld met pionnen op 5, 10, 20 en 50 meter. Start op de doellijn en sprint naar de 5 meter, draai om, sprint terug naar het begin en ga zo door totdat je terugkomt van de laatste afstand. Neem voldoende rust, zodat je de oefening hierna kunt herhalen. Kies er de tweede keer voor om met de verste afstand te beginnen. Tip: gebruik een timer om bij te houden hoelang je over deze afstanden doet. Zo kun je naar verloop van tijd je progressie bijhouden.

  2. Intervaltraining: Combineert sprinten met hardlopen en wandelen, wat helpt bij het opbouwen van spiermassa, het verbeteren van de conditie en het sneller worden. Start je eerste sessie met 10 seconden sprinten, 30 seconden joggen, 10 seconden sprinten, 30 seconden joggen en 1 minuut wandelen. Neem tijdens deze laatste minuut goed je rust, zodat je de set meteen weer kunt herhalen. Doe dit minimaal 10 keer.

  3. HIIT-training (High Intensity Interval Training): Wanneer je 90 minuten lang voetbal niet volhoudt vanwege je conditie, is de kans groot dat je gewisseld wordt en veel tijd doorbrengt op de bank. HIIT-trainingen kunnen je helpen met het opbouwen van je conditie voor voetbal. Tijdens deze training bouw je conditie op door middel van sporten met een hoge hartslag en korte pauzes. De oefeningen die je hierbij uitvoert zijn voornamelijk met eigen lichaamsgewicht, maar je kunt altijd een kettlebell of gewichten toevoegen om jezelf nog meer uit te dagen. Er zijn verschillende gratis HIIT-trainingen beschikbaar op platforms zoals YouTube.

  4. Heuvellopen: Zorgt voor een nog betere conditie doordat je uitgedaagd wordt om naar boven te rennen en jezelf af te remmen wanneer je naar beneden gaat. Het versterkt ook je beenspieren. Zoek een heuvel of duin en ren zo snel mogelijk omhoog. Keer eenmaal boven weer om om naar het beginpunt te komen en neem 10 tot 30 seconden rust. Herhaal 10 tot 15 keer.

    Lees ook: Voetbal keepers training: oefeningen en tips

  5. Mountainbiken: Een sport die je hoogstwaarschijnlijk niet meteen te binnen schiet, maar die zeker geschikt is voor het trainen van je conditie voor voetbal. Het traint je uithoudingsvermogen en beenspieren. Zorg nog voordat je een route fietst dat je een betrouwbare mountainbike en bijbehorende materialen hebt, zodat je veilig de weg op/het bos in fietst om je conditie op te krikken.

Conditie opbouwen met Begeleiding

Voor wie het lastig vindt om zelfstandig aan de conditie te werken, is er de mogelijkheid om trainingssessies onder persoonlijke begeleiding te volgen. Dit kan helpen om gerichter te werken aan specifieke doelen, zoals vet verbranden om sneller op het veld te kunnen zijn. Personal Fitness Nederland biedt bijvoorbeeld personal training afgestemd op individuele wensen.

Aandacht voor de Keeper

De doelverdediger is een volwaardige speler, maar op de gewone training hangt hij er vaak een beetje bij als schietschijf. Voetbalcoaches bemoeien zich vaak niet met hem. De keeper heeft echter een niet te onderschatten rol. Keeperstraining is belangrijk om optimaal in het doel te functioneren. Laat je keeper er gerust trainen op specifieke keepershandelingen - zolang het niet ten koste gaat van het bezoeken van de teamtraining. Schenk ook op de gewone training aandacht aan de rol van de keeper in het team. De keeper neemt niet alleen een bijzondere positie in omdat hij als enige speler de bal in het eigen strafschopgebied met de handen mag spelen, hij is tevens één van de weinigen die in de opbouw niet te maken heeft met een directe tegenstander. De rol van de keeper blijft niet beperkt tot het tegenhouden en verwerken van de bal. Hij helpt ook mee bij het verstoren van de opbouw van de tegenpartij. Beschouw de keeper als de eerste aanvaller. Noem hem soms ook zo, als stof tot nadenken. Nadat hij de bal heeft veroverd of na een spelhervatting start de opbouw bij hem. Hij kan kiezen voor het spelen van de lange bal, omdat hij een mogelijkheid ziet om snel een kans te creëren of omdat een oplossing via de laatste linie of het middenveld hem risicovol lijkt. Maar hij kan ook kiezen voor een opbouw via de laatste linie of het middenveld. Belangrijk is dat hij risicoloos opbouwt en geen gedekte spelers aanspeelt. Na de start van de opbouw heeft hij de taak de opbouw op gang te houden door achter de bal aanspeelbaar te blijven.

Conditietraining voor Verschillende Leeftijdsgroepen

Speciale conditietraining is voor pupillen en O15 niet nodig. Lekker en enthousiast trainen met de bal is voldoende. Pas vanaf de O17, als de groeispurt achter de rug is, kun je spelers blootstellen aan voetbalconditionele prikkels. Houd echter rekening met laatbloeiers. Vanaf de O17 gaat het op de training niet meer alleen om beter leren voetballen, maar ook om het beter voetballen langer vol te houden, en het volhouden explosief te zijn. Blijf ook nu trainen in voetbalechte vormen, van rondjes om het veld rennen gaan je spelers het voetballen niet beter volhouden. Hebben ze moeite om de laatste tien minuten van de wedstrijd goed te blijven spelen, zorg er dan voor dat ze het voetballen zelf langer kunnen volhouden. Dat kan door ze in een opbouw van kleine partijvormen met korte rustperiodes steeds wat langer te laten doorspelen.

Praktische Tips voor Trainers

Het positiespel is ook een voetbaloefening waar men veel tijd moet in steken. Het is niet altijd evident om goede voetbaloefeningen te vinden of te maken voor dit. Wie vindt een conditietraining niet leuker als er ook een afwerking in zit. Iedereen vindt dat natuurlijk leuker. Welja niemand houdt van conditietraining maar dit moet toch regelmatig gebeuren. Een voetbaltraining mag wel eens een conditionele vorm bevatten. Meestal worden op voetbaltrainingen conditieoefeningen gegeven zonder bal. De oefening dat je hieronder terug kan vinden is gebaseerd op een afwerking. Hieronder volgt een loopprogramma voor spelers U15/U16. Jullie gaan deze week nog een loopprogramma krijgen voor de middenbouw. De voetbaltraining die we jou gaan aanbieden is een conditionele voetbaltraining. Deze training is gegeven in de voorbereiding maar kan natuurlijk nu ook gegeven worden mits aanpassing van de parameters. De voetbaltraining is van de Cyclus 1 week 5. Voetbal is een loopsport en dit wordt maar al te vaak vergeten tijdens de voetbaltraining. Vooral door de spelers, want als je zegt dat we eens gaan lopen dan zie je onmiddellijk de gezichten van de spelers. Een test die regelmatig eens gedaan wordt tijdens het seizoen is de ISRtest. Deze test kan je simpel uitvoeren tijdens de voetbaltrainingen. De volledige naam is de Interval Shuttle Run Test. In Nederland is bijna elke trainer bekend met het model van Raymond Verheijen. Veel trainers lopen echter tegen praktische problemen aan bij de uitvoering ervan. Bart Benneker, hoofdtrainer van VV Hellendoorn, legt uit hoe hij dit model in de praktijk brengt en hoe hij bepaalde knelpunten oplost.

Lees ook: De beste warming-up voor honkbalprestaties

De Visie van Bart Benneker op Voetbalconditionele Training (VCT)

Bart Benneker gebruikt normaliter het zesweekse periodiseringsmodel van Raymond Verheijen. Vooraf heeft hij de criteria opgesteld waar in zijn ogen een voetbalconditionele training (VCT) aan moet voldoen. Deze criteria bestaan uit zes afwegingen:

  1. Wedstrijd of training leidend? Voor Benneker is dat de wedstrijd. Het programma en de invulling van de training moet afgestemd zijn op het wedstrijdprogramma.
  2. Team of individu? Hij heeft daar de keuze gemaakt om vooral naar het individu te kijken.
  3. Belasting objectief of subjectief meten? Objectief betekent hierbij dat je metingen doet en data verzamelt en op basis daarvan bepaalt hoe zwaar de training is. Subjectief houdt in dat je spelers zelf laat bepalen hoe zwaar ze de training vinden. Hij kiest ervoor om dit subjectief te meten. De spelers vullen voor en na elke training een korte enquête van twee vragen in. Bij aanvang van de training hebben de vragen betrekking op de mate waarin spelers zich hersteld voelen. Na de training vragen we hoe intensief de training voor de spelers is geweest. Wij doen dit op basis van de RPE-schaal (zie tabel). Op basis van deze gegevens kunnen we het programma van individuele spelers aanpassen.
  4. Conditionele of voetbalontwikkeling centraal? Het voetbal moet in zijn ogen altijd centraal staan. Bij VCT kom je vaak in dezelfde partijvormen terecht. Door de accenten steeds enigszins te verleggen zorg je ervoor dat de partijen aansluiten bij de ontwikkeling van je speelwijze.
  5. Omvang of intensiteit? Hij kiest daarin voor intensiteit. Ze trainen anderhalf uur, of een uur en drie kwartier, maar dat moet niet ineens twee uur worden. In die anderhalf uur wil hij meer doen dan de vorige keer, maar hij gaat niet langer trainen.
  6. Atletisch vermogen afstemmen op de training, of de training op het atletisch vermogen? Hij stemt het atletisch vermogen af op de voetbaltraining. Ze hebben bijvoorbeeld geregeld een klein blokje waarin de medische staf bepaalde oefeningen doet zoals nordic hamstring curls. Hij vindt dat die oefeningen dan wel in een logische relatie moeten staan tot de ontwikkeling van die specifieke speler. Hij moet beter in staat zijn voetbalhandelingen uit te voeren. Van een nordic hamstring curl zelf ga je niet per se beter voetballen, maar je bent misschien wel in staat om vaker of explosiever te handelen en je voorkomt blessures.

Het Zesweekse Periodiseringsmodel van Verheijen:

  • Week 1+2: EVV en grote partijen (8:8-11:11)
  • Week 3+4: Voetbalsprints met weinig rust en middelgrote partijen (5:5-7:7)
  • Week 5+6: Voetbalsprints met veel rust en kleine partijen (3:3-4:4).

Afwegingen bij VCT-training:

  • Afweging 1: Wat is leidend: wedstrijd of training?
  • Afweging 2: Stem je het model af op het team of het individu?
  • Afweging 3: Meet je de belasting objectief of subjectief?
  • Afweging 4: Wat staat centraal: conditionele ontwikkeling of voetbalontwikkeling?
  • Afweging 5: Ga je voor omvang of intensiteit?
  • Afweging 6: Atletisch vermogen afstemmen op de training, of de training op het atletisch vermogen?

Praktijkvoorbeeld: Training in Weken 1 en 2 (EVV en Grote Partijen)

Benneker werkt altijd met een weekdoelstelling. De VCT-vormen vallen ook binnen deze doelstelling. Voorafgaand aan deze VCT-vormen doet hij een oefen-leerfase in dezelfde formaties. Hij zet tijdens die fase de tegenstander neer. Op dat moment heeft hij immers nog de mogelijkheid om situaties stop te zetten. Hij gaat alle spelers kort langs en vertelt ze waar ze staan en wat hij wil dat ze gaan doen: ‘Jij begint als 3 en ik wil dat je door de as opbouwt.’ Zo’n oefen-leerfase kan zo lang duren als je zelf wilt. Binnen de KNVB wordt vaak uitgegaan van 20-25 minuten, maar als hij het binnen tien minuten heeft staan, kan hij meteen door. Zeker wanneer je verder in het seizoen komt, is dit belangrijk. Stel dat je bij stap 10 aankomt en drie keer veertien minuten gaat spelen. Als je dan van tevoren nog 25 minuten oefen-leerfase gaat doen, ben je bijna de volledige training kwijt en heb je geen tijd meer voor andere dingen.

Staat de tegenstander, dan neemt zijn assistent de coaching van dat team over. De tegenpartij is verder vrij in welke keuzes ze maken, mits ze binnen de neergezette formatie en speelwijze blijven. Het te coachen team moet ervoor zorgen dat ze op zo’n manier verdedigen dat de situatie die we voor de training met beelden of op het bord hebben laten zien daadwerkelijk gebeurt op het veld.

In week 1 en 2 kiest hij meestal voor 9:9 tot 11:11, waarbij hij in ieder geval de volledige lengte van het veld gebruikt. Binnen deze vormen werkt hij met een rood kader. In dat rode kader staan de hoofdrolspelers voor die vorm. In deze vorm willen zij hoog drukzetten vanuit een 1:3:5:2 formatie. De buitenspelers kiezen positie tussen de centrale verdediger en de back. Het doel is om de bal naar de as te dwingen en deze uiteindelijk te veroveren bij de 6 van de tegenstander. Tijdens deze training gaat hij in principe alleen iets zeggen over de spelers in dit vierkant. Hoe moet die 11 aanlopen, wanneer moet 10 door en wat gaat onze 5 doen? De kunst is om op dat moment de rest even te laten gaan. Je moet veel zeggen over weinig, in plaats van weinig zeggen over veel.

De week erna doen ze grotendeels dezelfde vorm, maar dan verplaatst hij het rode vierkant verder naar achter. De 11 en de 5 geven nog steeds op dezelfde manier druk, maar hij gaat zich nu focussen op wat die 4 en die 3 op dat moment doen.

Bij beide vormen is op dit moment een kant eraf gehaald. In de weken die erop volgen zal hij er dan meestal voor kiezen om hetzelfde concept nog een keer te trainen, maar dan over de andere kant. Hij is er zelf geen voorstander van om in de VCT te kiezen voor schuine lijnen. Je zou er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om in trainingsvorm 2 het veld af te laten lopen vanaf de middenlijn richting het vijfmetergebied. Er staat immers geen centrale verdediger aan die kant. Hij kiest daar niet voor, omdat het naar zijn idee niet wedstrijdecht is. Wanneer rood de bal wint, worden zij namelijk ineens beperkt in hun opties door de schuine lijn. In een oefen-leerfase zou hij daar wellicht wel voor kiezen, maar niet in een VCT-vorm. Dit gaat namelijk ten koste van de wedstrijdechtheid en daarmee van de conditionele handelingen.

Bij de grote partijvormen zit een rust van twee minuten tussen de herhalingen in. Tijdens deze rust mogen de spelers beslist niet gaan drinken. Je staat dan namelijk nooit op tijd klaar om na twee minuten weer verder te gaan. Stel dat we beginnen met twee keer twaalf minuten, dan is het na twaalf minuten echt stoppen en blijven staan in positie. Het is immers het enige moment dat hij als trainer heeft om iets situatief en met een voorbeeld met bal aan te geven. Aangezien je alleen een korte rust hebt is het belangrijk dat je tijdens de training goed observeert en er één situatie uithaalt die je wilt bespreken in de rust. Het is dus ook niet zo dat de situatie zoals hij staat op het moment dat we gaan rusten het moment is dat hij bespreekt. Hij bouwt de situatie van enkele minuten daarvoor na, omdat dat de situatie is die hij wil bespreken.

Gaat de bal uit aan de kant waar het veld is afgesneden, dan laat hij de bal inspelen op de plek waar de doelstelling begint. Aangezien de afgesneden kant een onnatuurlijke kant is, verander ik daar de spelregels. Aan de andere kant zijn het de normale spelregels, dus met een inworp. Wel zorgen ze ervoor dat er voldoende ballen liggen om direct door te spelen. Corners laat hij meestal niet nemen. Het duurt vaak al een minuut voordat er iemand bij de bal is en dan gaan de spelers rust pakken bij de corner. Dat is niet de bedoeling. Vandaar dat hij die meestal bij de keeper laat nemen.

Bij de explosiviteitsvoorbereidende vormen (EVV) moeten de spelers een stuk joggen op een bepaalde snelheid en dan rust houden. Die rustmomenten zijn vrij lang. Hij kiest er daarom voor om de spelers tijdens de rustmomenten een oefening te laten doen die in het teken staat van onze speelwijze, bijvoorbeeld een rondo of een positiespel.

Een principe bij hen is dat zij de bal naar de as willen dwingen. Hij deelt zijn team in tweeën en zet twee veldjes uit. Bij die veldjes staan drie pionnen met een bal erop in het midden. De bedoeling is dat de verdedigers de aanvallers dwingen om die ballen eraf te schieten. Wij willen de bal immers door de as hebben. Nadat de rust voorbij is moeten de spelers naar het andere vak toe en daar weer verdergaan.

Tijdens het seizoen horen bij week 1 en 2 de EVV van 8 x 40 meter op tachtig procent met veertig seconden rust en 9 x 30 meter op negentig procent met dertig seconden rust. Bij veertig seconden rust kun je nog prima zo’n vorm doen in het rustmoment. Bij dertig seconden wordt dat lastiger. Je moet tien seconden voor tijd de spelers namelijk weer klaar laten staan. Tijdens het rustmoment laat hij ze dan even met een bal pielen, maar we doen geen oefeningen meer tussendoor.

Knelpunten en Oplossingen

  • Geen heel veld beschikbaar of te weinig spelers: Als je de aantallen hebt maar je hebt geen heel veld beschikbaar, dan ga je de conditionele prikkel niet op een half veld redden. Tenminste, niet in een partijvorm. Bij de VCT-vormen heb je de bijbehorende intervalloopjes. Je zou met behulp van de afstanden uit die intervallopen een afwerkvorm of pass- en trapvorm uit kunnen zetten. Op die manier behalen de spelers toch de prikkel. Je moet er dan wel voor zorgen dat je voldoende variatie in de vormen brengt. Twee keer twaalf minuten een sjabloonvorm doen is heel lang. Dit is dus meer een noodoplossing. Daarnaast kan dit een oplossing zijn voor jeugdteams. Die hebben vaak een half veld, maar die hebben meestal ook niet genoeg spelers voor de grote partijen. Dan kan het een optie zijn om de prikkel te halen met behulp van de intervallopen en dat te verwerken in bijvoorbeeld een afwerkvorm.

  • Te veel spelers: Wanneer hij te veel spelers heeft, gebruikt hij ook de intervalvormen. Stel dat hij drie spelers te veel heeft, dan laat hij hen aan de zijkant van het veld de intervalvormen doen. Communicatie is hierin erg belangrijk. Spelers willen voetballen, dus als je een oneven aantal hebt roepen zij al snel dat het ook wel met een neutrale speler kan. Als trainer is het dan belangrijk om goed uit te leggen dat dat funest is voor de tactische principes. De speler die de loopjes moet doen, is altijd een speler die die week geen hoofdrolspeler is. Daarnaast wisselt hij tussen de blokjes met een speler uit het veld. Op die manier komt iedereen wel een keer aan bod in het seizoen. Doe je dat met alleen het loopwerk, dan raken de spelers snel gedemotiveerd. Ze zitten immers niet op atletiek. De kunst is dus om een vorm voor hen te maken waarin ze aan het voetballen zijn, maar ook die prikkel krijgen. Je kunt dit doen door bijvoorbeeld een doel met een derde keeper daar neer te zetten, of door er fungames aan toe te voegen. Dit kan bijvoorbeeld door kleine doeltjes neer te zetten waar ze de bal van verschillende afstanden in kunnen schieten. Dan creëer je meteen een wedstrijdelement.

  • Geen assistent-trainer: Als je geen assistent-trainer hebt, zul je zelf meer tijd aan de niet te coachen ploeg moeten besteden. Aan de oefening en uitvoering verandert niet zoveel. Het gevolg is alleen dat de kwaliteit minder wordt. Je kunt dan het hele eerste blokje kwijt zijn aan het neerzetten van de tegenstander. Toch is dat noodzakelijk. Doe je dat niet, dan ga je een andere situatie trainen en kom je niet in de doelstelling.

  • Maar één keeper: Een optie is om in het grote doel twee kleine doeltjes neer te zetten. Je kunt dan de zestienmeter doortrekken in de breedte en als regel instellen dat er pas van achter die lijn gescoord mag worden. Daarnaast kun je bijvoorbeeld zeggen dat direct uit een pass gescoord moet worden. Op die manier zorg je ervoor dat spelers niet vanaf de middenlijn gaan proberen in een van de kleine doeltjes te schieten. Je kunt de doeltjes ook zo neerzetten dat ze bijdragen aan je doelstelling. In trainingsvorm 2 wil ik niet dat de tegenstander de bal langs de lijn speelt. Ik zou dan een klein doeltje bij de cornervlag neer kunnen zetten. Speelt de tegenstander dan de bal in de ruimte achter de back, dan kunnen ze gelijk scoren. Het doeltje biedt daardoor weer een extra noodzaak om de bal naar de as te dwingen.

Praktijkvoorbeeld: Training in Weken 3 en 4 (Voetbalsprints en Middelgrote Partijen)

Bij de middelgrote partijen 7:7/5:5 kiest hij er ook voor om voorafgaand aan de VCT een oefen-leerfase te doen. Daarin begint hij groot, bijvoorbeeld 9:9. Vervolgens maakt hij het veld kleiner en haalt hij enkele spelers weg. Net zoals bij de grote partijen zet hij eerst de tegenstander neer. Staan die, dan neemt zijn assistent-trainer hun coaching over. Belangrijk is dat de spelers zich realiseren dat de VCT-vorm een verlengde is van de oefen-leerfase. Daar kun je ze ook over bevragen: ‘Mannen, wat is er veranderd?’ Spelers zien dan zelf dat er twee spelers af zijn gegaan, maar dat er verder niets veranderd is.

tags: #conditietraining #voetbal #oefeningen