Stelen bij Softbal: Een Uitleg van de Regels

Softbal, gespeeld door twee ploegen van elk negen spelers, is een veldsport waarbij de teams om beurten de slag- en veldpartij vormen. Voor buitenstaanders kan softbal ingewikkeld lijken, omdat de spelregels minder vanzelfsprekend zijn dan bij sporten zoals voetbal. Dit draagt echter bij aan de unieke en aantrekkelijke aard van het spel. Een softbalwedstrijd bestaat in Nederland meestal uit zeven innings. In elke inning is elk team één keer slagpartij en één keer veldpartij. Alleen de slagpartij kan punten scoren.

Het Softbalveld en de Basisuitrusting

Het softbalveld lijkt op dat van honkbal, met een ruitvormige opstelling van honken: eerste, tweede, derde honk en thuisplaat. Links en rechts van de thuisplaat bevinden zich de slagperken: links voor rechtshandige en rechts voor linkshandige slagmensen. De afstand tussen de werpplaat en de thuisplaat is bij damessoftbal 12,20 meter en bij herensoftbal 14 meter.

Softbalspelers gebruiken een zachte bal (iets groter dan een honkbal), een knuppel, een veldhandschoen en speciale schoenen (meestal met rubber noppen). Slagmensen dragen verplicht een helm tijdens het slaan en rennen. Elke veldspeler draagt een leren handschoen, aangepast aan zijn of haar positie. De handschoen vormt zich naar de hand van de speler. De catcher gebruikt een speciale, dikkere handschoen.

Een softbal is een grotere, zachtere bal dan een honkbal. De bal heeft een omtrek van ongeveer 30 centimeter en is meestal felgeel, zodat hij goed zichtbaar is tijdens het spel. Een softbalknuppel is vaak van aluminium of composiet en lichter dan bij honkbal. De maximale lengte is 86,4 cm (34 inch), met een maximale diameter van 5,7 cm (2,25 inch). De catcher draagt een helm, een masker, een body protector en beenkappen (legguards).

Het Spelverloop: Slagpartij versus Veldpartij

Softbal wordt gespeeld door twee teams van elk negen spelers. In slagbeurt probeert elke speler de bal het veld in te slaan en de honken te passeren. Het team aan slag is de aanvallende partij en kan punten scoren, terwijl het team in het veld dat probeert te verhinderen. Meestal zal de slagman proberen de bal zover mogelijk het veld in te slaan. Het mooiste is natuurlijk om de bal zo ver weg te slaan dat hij buiten het veld terechtkomt. De bal gaat dan over het outfieldhek heen en is dus buiten bereik van de veldspelers. De slagman kan dan ongehinderd een rondje lopen over het eerste, tweede, derde honk en tenslotte via de thuisplaat een punt scoren. Dat wordt dan een homerun genoemd. Wordt de bal wel hoog en ver, maar niet over het hek geslagen dan is de kans groot dat de bal wordt gevangen. Bij een vangbal is de slagman uit.

Lees ook: Alles over softbalregels

De pitcher werpt de bal die de slagman moet proberen weg te slaan. Als de bal door de slagzone komt, geldt het als een slagbal, dus een bal die geslagen kan worden. Komt de geworpen bal niet door de slagzone dan is het een wijdbal. De slagzone is een denkbeeldig gebied loodrecht boven de thuisplaat en tussen onderkant knie en schouderhoogte (onderkant schouderblad) van de slagman, als die in slaghouding staat. Als de pitcher drie slagballen gooit en de slagman heeft geen kans gezien de bal het veld in te slaan dan is hij uit. Gooit de pitcher vier wijdballen dan heeft de slagman een vrije loop. Hij mag dan naar het eerste honk lopen, waarbij hij niet uitgetikt mag worden. Meestal gooit de pitcher niet drie slagballen of vier wijdballen achter elkaar. Als er twee slagballen en drie wijdballen zijn gegooid dan wordt er gesproken van een ‘volle bak’. Elke volgende bal geeft dan een beslissing. Als dat een slagbal is, zou er geslagen moeten worden waarbij vanzelfsprekend ook mis geslagen kan worden. In beide gevallen komt daarna de volgende slagman aan de beurt. Wordt er bij een volle bak een wijdbal gegooid dan heeft de slagman een vrije loop en komt ook de volgende slagman aan de beurt. Wordt die derde slagbal wel geraakt door de slagman maar is het een foutslag dan mag hij blijven staan om het nogmaals te proberen. Een foutslag is een slagbal die buiten de lijnen van het veld komt.

Gedwongen Loop en Honkslagen

Als een team aan een slagbeurt begint staan er nog geen spelers op de honken. Bereikt de eerste slagman het eerste honk na een goede slag of omdat de pitcher vier wijd gegooid heeft, dan moet hij naar het tweede honk lopen als de tweede slagman de bal het veld in slaat. Als hij zou blijven staan dan zouden er twee spelers op het eerste honk staan en dat mag niet. In zo’n situatie heeft de honkloper dus geen keuze maar moet hij lopen en wordt er gesproken over een gedwongen loop. Als alle honken bezet zijn op het moment dat de volgende slagman aan slag is, dan is er voor alle honklopers sprake van een gedwongen loop situatie. Wordt er een homerun geslagen met drie honken bezet dan heet dat een grandslam. De slagman die de bal het veld uit slaat geeft drie honklopers de kans om een punt te scoren.

Als de bal door de slagman het veld in wordt geslagen en de slagman vervolgens één van de honken bereikt dan is dat een honkslag. Bereikt de slagman het eerste honk dan is het een één honkslag. Ziet hij kans om het tweede honk te bereiken dan is het een tweehonkslag. Komt hij direct op het derde honk, dan is dat een driehonkslag.

De Rol van de Pitcher en Catcher

Voor het verdedigende team hangt veel af van de pitcher. Werpt de pitcher goede ballen dan wordt er weinig geslagen en zullen er niet veel spelers van de tegenpartij op de honken komen. Pitcher en catcher proberen samen elke slagman uit te schakelen door te voorkomen dat er geslagen wordt. De catcher geeft tekens aan de pitcher om duidelijk te maken wat voor bal hij vindt dat er gegooid moet worden. Hij kiest daarbij uit bijvoorbeeld een harde bal (fastball), een curve bal, een langzame bal (change-up) of een duidelijke wijdbal. Ook geeft hij via tekens aan waar in het slagperk hij de bal wil hebben. De pitcher zal het niet altijd eens zijn met het voorstel van de catcher en dan zie je dat hij heel kort met zijn hoofd nee schudt. Als de catcher een teken geeft waar de pitcher het mee eens is dan knikt hij heel kort met zijn hoofd. De bal wordt echter niet altijd gegooid zoals die bedoeld is.

De catcher vervult een hele belangrijke rol. Hij kan als enige veldspeler het hele veld goed overzien. Hij moet dan ook aanwijzingen geven aan het team op spannende momenten in het spel. Aan de catcher is de taak om alle ballen die de pitcher werpt, hoe moeilijk ook, te stoppen. Als de catcher een bal doorlaat dan betekent dat meestal dat de lopers op de honken tenminste één honk kunnen opschuiven. Staat er een loper op het derde honk als de bal niet door de catcher wordt gestopt, betekent dat vaak een punt voor de tegenpartij doordat de loper de thuisplaat veilig weet te bereiken. Als de catcher de aangegooide bal vangt en een honkloper probeert van het eerste naar het tweede honk of van het tweede naar het derde honk te lopen dan moet hij razendsnel reageren. Hij springt dan op uit zijn gehurkte stand en gooit in één vloeiende beweging de bal hard naar het tweede of derde honk.

Lees ook: Het stelen van honken in honkbal: een complete gids

Honkmannen, Korte Stop en Verre Velders

De honkmannen zijn de infielders die tot taak hebben om de honken te bewaken. Zij moeten proberen om de honklopers uit te maken. Dat kan door het uittikken van een honkloper. Als een honkloper door een veldspeler met de handschoen waar de bal inzit, wordt aangetikt op het moment dat die honkloper geen contact heeft met een honk, is hij uit. Als er sprake is van een gedwongen loop dan is het voldoende als de honkman met zijn voet het honk aantikt voordat de loper dat honk bereikt. Daarbij moet die honkman wel de bal in zijn hand of handschoen hebben. De honkloper die op het eerste honk staat op het moment dat de volgende speler uit zijn team de bal het veld in slaat moet van het eerste naar het tweede honk lopen. Er is dan sprake van een gedwongen loop van het eerste naar het tweede honk. De honkmannen staan niet alleen in het veld om hun honk te bewaken. Ze moeten net als alle andere veldspelers proberen de bal te pakken zodra de tegenpartij die het veld inslaat. De honkmannen staan daarom een eindje van hun honk vandaan als de tegenpartij gaat slaan. De tweede honkman schuift naar een positie tussen het eerste en tweede honk. De eerste en derde honkman nemen niet meer dan een paar meter afstand van hun honk.

De honkloper die op het eerste of tweede honk staat zal proberen “een honk te stelen” als het volgende honk niet bezet is. Anders dan bij honkbal mag de honkloper bij softbal het honk pas verlaten als de bal de hand van de pitcher verlaten heeft. Hij wacht totdat de pitcher de bal naar de catcher gooit en sprint dan naar het volgende honk. De pitcher zal soms proberen de honkloper te verrassen. Net voordat hij de bal naar de catcher gaat gooien draait hij zich razendsnel om en gooit de bal naar de honkman (dit heet een ‘pickoff’).

De korte stop is de veldspeler die staat tussen het tweede en derde honk. Hij moet proberen de lage ballen die tussen het tweede en derde honk geslagen worden te stoppen en liefst te vangen. Hij moet heel snel en niet bang voor de bal zijn. Hij moet tegen een stootje kunnen omdat de ballen vaak hard en laag zijn kant op komen. Als een bal hard over de grond geslagen wordt is het heel moeilijk om de bal tegen te houden omdat hij door oneffenheden in het veld alle kanten op kan springen. Houdt de korte stop de bal tegen dan kan hij vrijwel zeker de bal op tijd naar de eerste honkman gooien waardoor deze de slagman, die dat honk probeert te bereiken, kan uitmaken.

De verre velders of outfielders zijn de spelers die in het buitenveld staan. Zij moeten de ballen pakken die over het infield geslagen worden. Hoge ballen moeten zij proberen rechtstreeks te vangen. Elke geslagen bal die gevangen wordt door een veldspeler betekent een nul voor de tegenstander. Als de veldspeler de bal te pakken heeft moet hij hem zo snel mogelijk naar één van de honken gooien om te voorkomen dat de honklopers een honk opschuiven.

Uitmaken van Honklopers en Dubbelspel

Als er geen sprake is van een gedwongen loop, moet de honkloper worden uitgetikt als hij geen contact heeft met een honk. Als hij wel in een gedwongen loop situatie is kan hij natuurlijk uitgetikt worden maar dat hoeft niet persé. Het is voldoende als een speler van de tegenpartij met de bal in de hand of handschoen met zijn voet het honk aantikt voordat de loper dat honk bereikt. Als de slagman, nadat hij de bal geslagen heeft, naar het eerste honk rent verkeert hij altijd in een gedwongen loop situatie. Hij kan niet anders dan naar het eerste honk lopen. De eerste honkman, met één voet op het honk en met de handschoen open, staat klaar om de bal te vangen die bijvoorbeeld door de korte stop naar hem wordt toegegooid. Heeft hij de bal gevangen voordat de slagman het eerste honk kan aantikken dan is die slagman uit. Overigens mag de loper in die situatie op het eerste honk doorlopen. Dat wil zeggen dat de honkloper die probeert het eerste honk te bereiken een eindje mag doorlopen. Als hij het honk maar heeft aangeraakt. Hij kan bij het uitlopen niet worden uitgetikt terwijl hij toch het honk niet vast heeft. Dit mag echter alleen op het eerste honk. Als de veldspeler bij het uittikken de bal verliest dan betekent dat dat hij de bal niet echt goed vast had.

Lees ook: Eenvoudige softbalregels voor kinderen

Het dubbelspel is altijd heel spectaculair. Een voorbeeld: Het eerste honk is bezet en de slagman slaat een lage bal richting korte stop. De loper op het eerste honk moet van het eerste naar het tweede honk. Hij zit dus in een gedwongen loop situatie. De korte stop pakt de geslagen bal en gooit die naar de tweede honkman. Deze tikt, met de gevangen bal in zijn hand of handschoen, met zijn voet het tweede honk aan waardoor de loper komend van het eerste honk uit is en gooit vervolgens de bal razendsnel naar de eerste honkman. Vangt die de bal terwijl hij contact heeft met het honk voordat de slagman daar aankomt dan is ook de slagman uit.

Einde van de Wedstrijd en Punten Scoren

Een softbalwedstrijd eindigt na zeven innings, tenzij er een gelijke stand is - dan worden extra innings gespeeld tot een winnaar bekend is. Alleen de aanvallende partij, de partij aan slag, kan punten scoren. Een slagman die, nadat hij de bal het veld heeft ingeslagen, moet altijd proberen veilig het eerste honk te bereiken. Daarna moet hij proberen via het tweede en derde honk de thuisplaat te bereiken. Lukt hem dat zonder dat hij wordt uitgetikt en voordat er gewisseld moet worden, scoort hij een punt. Elke volgende slagman die via het eerste, tweede- en derde honk de thuisplaat bereikt scoort een punt.

De veldpartij verdedigt zich op allerlei manieren. Dat begint bij de pitcher. Die probeert de bal zo te gooien dat de slagman er niet in slaagt hem weg te slaan. Gooit de pitcher op de eerste slagman drie slagballen maar ziet de slagman geen kans de bal goed te slaan dan is die slagman uit. Er is dan één nul. Elke vangbal is ook een nul en ook elke speler die op de honken uitgemaakt wordt is een nul.

Spelregels en Situaties

Veel spelsituaties komen regelmatig voor en kunnen worden getypeerd als standaard spelsituaties. Zoals de grondbal die door de korte stop goed wordt verwerkt, goed wordt aangegooid op de eerste honkman die met de voet het honk aanraakt en de bal goed vangt. De slagman/honkloper is uit. Toch zijn er ook vaak situaties waarvan iedereen zich afvraagt: hoe was het ook alweer? En er zijn veel veronderstelde spelregels of uitleggen daarvan. Zoals deze: een geslagen bal raakt de thuisplaat en het is dus een fout bal!

De Slagzone

De slagzone is één van de meest omstreden onderwerpen tijdens een wedstrijd. Niets is voor pitchers en slagmensen zo frustrerend als een inconsequente slagzone. Een stabiele slagzone, dezelfde bal moet tot dezelfde ‘call’ leiden. Anders wordt het voor de pitchers onmogelijk de ‘randjes op te zoeken’ en voor de slagman onmogelijk ballen goed te beoordelen. In die zin is een consequente slagzone belangrijker dan het feit of deze precies de spelregels volgt. Een bal is, ongeacht of een swing wordt gemaakt, ‘slag’ als bij de worp enig deel van de bal door enig deel van de slagzone gaat. De slagzone is dus niet een plat vlak zoals op de tekening weergegeven. De slagzone wordt qua hoogte bepaald aan de natuurlijke houding van de slagman tijdens de pitch.

Goede en Foute Ballen

Bij een foutbal is het spel dood, tenzij deze wordt gevangen. De foutlijn behoort tot goed gebied en hoort dus eigenlijk de ‘goedlijn’ te heten. De honken behoren tot goed gebied. Thuisplaat, 1e en 3e honk behoren in hun geheel tot goed gebied. Daarom moet de foutlijn, herstel de ‘goedlijn’ langs de buitenkant van die honken lopen (met uitzondering natuurlijk van het dubbelhonk bij softbal). Of een bal goed of fout is terwijl deze wordt gespeeld, dient te worden beoordeeld naar de positie van de bal en niet van de speler die de bal speelt. Een geslagen bal die, terwijl de slagman zich in het slagperk bevindt, de slagman raakt of de knuppel voor de tweede keer raakt is een foutbal. Een slagman-honkloper die opzettelijk een geslagen bal in fout gebied probeert van richting te veranderen is uit. Een bal die voor het 1e of 3e honk op fout gebied landt en doorrolt kan pas als foutbal worden afgeroepen als deze tot stilstand is gekomen op fout gebied of is aangeraakt door een velder of een voorwerp behorend tot het niet bespeelbare gebied (hek o.i.d.).

Slag en Wijd

Dit is de makkelijkste regel. Slaat de slagman wel naar de bal, dan is het dus een slag. Dit is de bekendste situatie. Een enorme uithaal naar de bal waarbij de slagman de bal mist. Maar wanneer is slaan ook daadwerkelijk slaan? Gek genoeg geven de spelregels hiervoor geen enkel houvast, het is dus geheel en al een beoordeling die de umpire moet doen. Het verschil met een foutslag is dat bij een fouttip de bal niet ‘dood’ is (daarover in een later hoofdstuk veel meer) en het spel dus doorgaat. Bij een foutslag is het spel ‘dood’ en mogen honklopers dus niet opschuiven. Het verschil met een foutslag is ook dat alleen bij slag drie in de ‘count’ de slagman uit is vanwege de gevangen bal.

Vangbal

Een vangbal wordt gemaakt door de veldpartij, dat lijkt me logisch. Het is het vangen van een bal in vlucht. Een bal in vlucht is een bal die, geslagen, geworpen of gegooid, zonder iets of iemand te raken, door het luchtruim vliegt. Dus als de bal eerst een speler van de slagpartij, of een toeschouwer, of een coach of een hek of een boomtak heeft geraakt, dan kan het nooit meer een vangbal worden. Probeert echter eerst een andere velder de bal te vangen - bijvoorbeeld de pitcher die de bal recht op zich af krijgt - en stuit deze weg maar blijft ‘in vlucht’ en wordt vervolgens gevangen, dan is het een vangbal. In dit geval mogen honklopers gaan lopen na de eerste aanraking van de bal door een veldspeler. Vangen dient te geschieden met de blote hand en/of met de handschoen. Het gebruiken van enig deel van het tenue is daarbij verboden, daarover in een later hoofdstuk meer, dan is het geen vangbal. Ook dient de bal stevig te worden vastgehouden om controle over de bal aan te tonen. Om een bal te vangen mag een velder over een hek of iets dergelijks leunen, hij mag er zelfs op klimmen. Indien een speler door te leunen de bal vangt, maar vervolgens over het hek, in de dugout of in de tribune valt en nog steeds de bal controleert, dan is het een vangbal. Het is wel een vang als een velder de bal in zijn handschoen heeft en deze vanuit de handschoen met een flip, dus zonder met de gooihand aangeraakt te hebben, aan een andere velder doorspeelt. De term homerun is eigenlijk het toekennen van 4 honken door de umpire. In het honkbal kan dat alleen als de geslagen bal direct over het buitenveldhek vliegt.

(Slagman-) Honkloper is uit

Er zijn vele manieren voor een speler om ‘uit’ te gaan. In een gedwongen situatie moet de (slagman-)honkloper opschuiven naar het volgende honk omdat het honk waarop hij recht heeft door een opvolgende (slagman-)honkloper moet worden bezet. Hij meer dan 1 meter afwijkt van zijn honkpad om tikken te ontwijken. Behalve als hij daardoor vermijdt dat hij een velder hindert die een geslagen bal tracht te spelen. Een honkloper mag tijdens het honklopen ieder traject kiezen dat hem goeddunkt. Daarbij mag hij dus meer dan 1 meter afwijken van de rechte lijn tussen de honken. Hij na het raken van het eerste honk zijn honkpad verlaat omdat hij kennelijk zijn poging een volgend honk te bereiken opgeeft. Hij opzettelijk een velder hindert die een geslagen of aangegooide bal tracht te spelen. Hij wordt getikt terwijl hij niet in contact is met een honk. Hijzelf, of het honk waar hij vandaan kwam, wordt getikt voordat hij dat honk opnieuw heeft aangeraakt (‘tag up’) na een vangbal. Hijzelf, of het honk waarnaar hij onderweg is wordt getikt voordat hij dat honk heeft bereikt. Hij wordt geraakt door een goed geslagen bal en zich op goed gebied bevindt. Hij tracht thuis te komen tijdens een situatie waarbij de slagman hindert. Hij de velders in de war brengt door onnodig de honken in omgekeerde volgorde te gaan lopen. Hij de thuisplaat mist en geen poging doet daarheen terug te keren. Hij bij het honklopen een honk niet heeft aangeraakt.

tags: #stelen #bij #softbal #regels