Softbalregels: Een Complete Gids

Softbal is een dynamische en opwindende sport die zowel prestatiegericht als recreatief gespeeld kan worden. Om optimaal van softbal te kunnen genieten, is het essentieel om de spelregels te begrijpen. Deze gids biedt een uitgebreid overzicht van de softbalregels, de verschillen met honkbal, de posities in het veld en de basisuitrusting.

De Geschiedenis van Softbal in Nederland

De softbalsport heeft in Nederland een aanzienlijke groei doorgemaakt, met name in de afgelopen twee decennia. Waar softbal vroeger vooral in de regio Haarlem op hoog niveau werd beoefend, zijn er tegenwoordig meer dan 50 clubs actief. De topteams spelen ruim 40 wedstrijden per competitie. Hoewel softbal in veel landen geen typische vrouwen- of meisjessport is, hebben ook mannen in Nederland de sport ontdekt.

Het Spelveld en de Teams

Het softbalveld wordt begrensd door twee rechthoekige foutlijnen die samenkomen bij de thuisplaat. Een team bestaat uit 9 spelers, waarbij het ene team in het veld staat voor de verdediging en het andere team in de dug-out wacht om aan slag te komen. De spelers van het aanvallende team komen één voor één aan slag volgens een vooraf bepaalde slagvolgorde.

De Pitcher en de Slagman

De pitcher staat op de werpplaat, die zich op de werpheuvel in het midden van het veld bevindt. De pitcher moet de bal over de thuisplaat werpen, op een hoogte die varieert afhankelijk van de stand van de knieën en de borst van de slagman. De aanvallende partij moet de goed geworpen ballen binnen de foutlijnen slaan.

Wanneer de bal de slagzone passeert en de slagman de bal voorbij laat gaan of mist, roept de scheidsrechter "slag" of "strike". Een bal is een slag als de bal met een gedeelte over de thuisplaat gaat en de bal zich op het moment van passeren van de thuisplaat tussen knie- en schouderhoogte bevindt. Als de bal niet aan deze eisen voldoet en de slagman slaat niet, is er sprake van een wijd "bal". Echter, als de slagman wel slaat op een dergelijke bal, wordt er een slag gerekend.

Lees ook: De rol van de derde honk

Bij vier wijd krijgt de slagman een vrije loop naar het eerste honk. Ook als de slagman door de pitcher geraakt wordt, krijgt hij een vrije loop. Als de slagman de laatste bal misslaat of niet slaat op een slagbal, is de slagman uit indien de catcher de bal vangt. Als de catcher de bal laat schieten, mag de slagman proberen naar het eerste honk te komen.

Honklopers en Gedwongen Loop

Na het slaan wordt de slagman een honkloper. Een honkloper die een honk nadert en niet kan terugkeren naar het vorige honk, bijvoorbeeld omdat hij net geslagen heeft en bij het eerste honk aankomt of omdat er op het vorige honk al een andere loper is, bevindt zich in een gedwongen loop. In dit geval hoeft de honkloper niet uitgetikt te worden; het gaat erom wie er eerder bij het honk is, de loper of de bal. Als de loper eerder is, is hij "safe" of "in".

De lopers op de honken proberen een honk verder te komen of op de thuisplaat te scoren. Dit kan gebeuren door een honkslag van een teamgenoot of door een fout van de verdedigende partij. De aanvallers op het veld kunnen maximaal met z'n vieren zijn.

Honken Stelen en Foutballen

De honklopers kunnen ook proberen het volgende honk te bereiken zonder dat er geslagen wordt. Dit kan gebeuren als een honkloper naar het volgende honk rent en de verdediging te laat is met de aangooi op dat honk, of als de achtervanger de bal laat schieten of verkeerd aangooit.

Wanneer de slagman de bal wegslaat, maar deze belandt aan de verkeerde kant van een foutlijn, is er sprake van een foutbal. In dat geval mogen eventuele lopers op de honken geen honk opschuiven en moeten ze terug naar het honk waar ze voor de foutbal stonden. De bal telt voor de slagman als een slag, tenzij hij al 2 slag had voordat de bal werd geworpen.

Lees ook: Voetbal, Honkbal, Softbal Alkmaar

Het Uitspelen van een Inning

Door een goed geslagen bal kan de slagman één of meer honken bereiken en de honklopers kunnen allemaal één of meer honken opschuiven zonder dat zij uitgemaakt kunnen worden. Wanneer er behalve de slagman/loper nog meer lopers op de honken zijn, heeft de verdedigende partij de mogelijkheid om meer dan één speler uit te maken. Zodra drie van de aanvallende partij zijn uitgeschakeld, eindigt een helft van een inning. Het team in de verdediging verlaat het speelveld om te gaan slaan en het team dat aan slag was neemt nu de positie in het veld in.

Verschillen Tussen Honkbal en Softbal

Hoewel honkbal en softbal veel overeenkomsten vertonen, zijn er ook belangrijke verschillen. Bij softbal zijn de afstanden van het speelveld, de grootte en het gewicht van de bal anders dan bij honkbal. Een opvallend verschil is dat de werper bij honkbal de bal bovenhands aangooit, terwijl dit bij softbal onderhands moet gebeuren. De overige spelregels zijn grotendeels hetzelfde, met uitzondering van het loslaten van een honk.

Veld en Afstanden

Als we kijken naar het veld, valt op dat deze er precies hetzelfde uitziet als een honkbal veld. Het is alleen een stuk kleiner. Afstand tot hek min. 75 meter min.

Bal en Knuppel

Zowel de ballen als de knuppels waarmee gespeeld wordt zijn verschillend. Bij honkbal wordt er gespeeld met een bal met een omtrek tussen de 22,9 en de 23,5 cm. Bij softbal wordt er gebruik gemaakt van een veel grotere bal. Deze bal heeft een omtrek tussen de 30,2 en de 30,8 cm. Ook de afmetingen van de knuppels verschillen. Bij honkbal mag de knuppel niet langer zijn dan 1,07 meter, bij softbal niet langer dan 86 cm. Bij honkbal mag de diameter maximaal 7 cm zijn, bij softbal niet meer dan 5,7 cm.

Spelregels

Er zijn een aantal spelregels bij het softbal die afwijken van het honkbal.

Lees ook: Het stelen van honken in honkbal: een complete gids

  1. Honklopers mogen bij honkbal op elk moment dat de bal in spel is, proberen een honk te 'stelen'. Dit is proberen een honk verder te komen, zonder dat de bal geslagen wordt. Bij softbal geldt de regel dat er pas 'gestolen' mag worden als de bal de hand van de pitcher verlaten heeft.
  2. De pitcher bij het honkbal moet bovenhands de bal aangooien. Bij softbal wordt de bal onderhands aangegooid.

De Posities in het Veld

Elke speler in het veld heeft een specifieke positie en taak.

De Pitcher en Catcher

De pitcher (werper) gooit de ballen die de slagman moet proberen weg te slaan. De pitcher krijgt van de catcher tekens wat voor bal hij moet gooien. Deze tekens geven aan wel of geen effect, wat voor effect en de plaats waar de bal moet komen. De pitcher en catcher proberen de slagman drie slagballen te geven, zonder dat deze ze (goed) kan raken.

De catcher is de dirigent van de veldpartij. Hij geeft aan wat voor bal de pitcher moet gooien en of hij een pickoff moet gooien. De honkmannen krijgen tekens of er een pickoff gegooid gaat worden. Als er een bal in het outfield geslagen wordt stuurt de catcher de tussenpersoon die de bal uit het outfield verder moet gooien. De hoofdtaak van de catcher is natuurlijk de door de pitcher gegooide bal te vangen.

De Honkmannen

De eerste honkman is al eerder ter sprake geweest, in het stukje over de pitcher. De eerste honkman heeft een belangrijke taak. Indien een slagman erin slaagt de bal weg te slaan zal men hem bij voorkeur op het eerste honk proberen uit te maken. De slagman moet altijd gedwongen naar het eerste honk (natuurlijk niet bij vier wijd of geraakt door werper). Het is voor de eerste honkman dan ook voldoende om de slagman uit te branden.

De eerste en tweede honkman verdedigen samen het tweede honk. Afhankelijk van uit welke richting de bal komt neemt een van de twee het honk terwijl de andere speler dekt, om eventuele doorgeschoten ballen op te vangen.

De honkloper die op het eerste honk staat te wachten, zal proberen het honk te stelen. Dit wil zeggen hij gaat naar het volgende honk zonder dat er een bal geslagen is. De honkloper moet dan uitgetikt worden, omdat het geen gedwongen loop is. Het tikken moet met hand waarin de bal zit en indien de veldspeler de bal bij het tikken laat vallen is de speler save. Even terug naar de honkloper, de reden dat deze wil stelen is de volgende: het voorkomen van een dubbelspel. Als de slagman de bal bal wegslaat met een honkloper op het eerste honk is het voor de veldpartij voldoende om op het eerste en tweede honk te branden en ze hebben er twee nullen bij.

De Short Stop en Derde Honkman

De short stop staat zo opgesteld dat hij de meeste geslagen ballen te verwerken krijgt. Een honkloper die het derde honk bereikt staat klaar om een punt te scoren. De derde honkman heeft dan ook de taak om te zorgen dat deze honkloper zijn honk niet bereikt en indien er een honkloper zijn honk heeft bereikt moet hij deze zo lang mogelijk bij zijn honk houden.

De Verre Velders

De verre velders hebben de taak een bal die in het outfield komt zo snel mogelijk naar het infield te gooien. De verre velders moeten ook helpen bij het dekken van het infield. De verre velders moeten dus beschikken over een groot uithoudingsvermogen en een goede arm.

Basisuitrusting voor Softbal

Het basismateriaal van een softballer bestaat uit een bal, een handschoen en een knuppel. Spelers dragen speciale schoenen. Deze zogenoemde spikes hebben scherpe punten (jeugd speelt met rubber noppen) op de zool om beter grip op het gravel te kunnen krijgen. Voor spelers die in een wedstrijd aan slag komen is het dragen van een slaghelm verplicht.

De Handschoen

De handschoen is het belangrijkste onderdeel van de uitrusting en heel persoonlijk. De handschoen vormt zich naar de hand en naar de manier waarop een speler hem gebruikt. handschoen van een ander te gebruiken. De catcher gebruikt een handschoen van een duidelijk ander model dan de andere spelers. Het is een grote en veel dikkere handschoen dan de anderen. Hij moet alle, meestal hard geworpen, ballen van de pitcher vangen. De handschoenen van de andere spelers in het veld zijn ook verschillend. De outfielders gebruiken hele grote handschoenen om de hoge verre ballen goed te kunnen vangen.

De Bal en Knuppel

Bij softbal gebruiken we een veel grotere bal dan bij honkbal. De buitenkant van de bal die wordt gebruikt is van leer en heeft een omtrek tussen de 302 en de 308 millimeter.

De keuze van de knuppel is afhankelijk van de lengte, het gewicht , de kracht en de snelheid van de speler. Er bestaat dus geen standaardregel. Veel spelers, en dat geldt zeker voor beginners, denken dat ze beter en verder kunnen slaan met een grotere knuppel. Vaak zie je dan ook spelers met een te grote en te zware knuppel slaan. Daarmee kunnen ze niet snel genoeg reageren op de door de pitcher geworpen bal. Het resultaat is dat ze geen bal raken of te laat zijn en daarom de bal buiten de lijnen slaan. Ze bereiken dus het tegenovergestelde van wat de bedoeling is. Een vuistregel voor beginners is om eerst die knuppel te kiezen die je nog gemakkelijk kan hanteren en vervolgens een iets lichtere knuppel te gebruiken. De beste slagmensen in het tegenwoordige honkbal gebruiken lichte knuppels van aluminium.

Beschermende Kleding

De catcher draagt een helm, een masker, een body protector en beenkappen (legguards). Hij moet de door de pitcher geworpen ballen vangen en dat gaat niet altijd even eenvoudig. Het gebeurt dan ook vaak dat de geworpen bal niet in zijn handschoen terechtkomt maar dat de catcher de bal tegenhoudt met zijn lichaam.

Complexe Spelregels en Situaties

Hoewel de basisregels van softbal relatief eenvoudig zijn, zijn er ook complexere situaties en regels die van belang zijn om te begrijpen.

De Slagzone

De slagzone is een van de meest omstreden onderwerpen tijdens een wedstrijd. De slagzone is één van de meest omstreden onderwerpen tijdens een wedstrijd. Tenminste als je daar als umpire ook ruimte en/of aanleiding toe geeft. Niets is voor pitchers en slagmensen zo frustrerend als een inconsequente slagzone. En daar ligt een kans voor de umpire om discussies te voorkomen: een stabiele slagzone, dezelfde bal moet tot dezelfde ‘call’ leiden. Anders wordt het voor de pitchers onmogelijk de ‘randjes op te zoeken’ en voor de slagman onmogelijk ballen goed te beoordelen. In die zin is een consequente slagzone belangrijker dan het feit of deze precies de spelregels volgt.

Er is een wijdverspreide neiging bij spelers, coaches en umpires om de slagzone omlaag te brengen. Een bal is, ongeacht of een swing wordt gemaakt, ‘slag’ als bij de worp enig deel van de bal door enig deel van de slagzone gaat. De slagzone is dus niet een plat vlak zoals op de tekening weergegeven. De slagzone wordt qua hoogte bepaald aan de natuurlijke houding van de slagman tijdens de pitch.

Goede en Foute Ballen

Bij een foutbal is het spel dood, tenzij deze wordt gevangen. De foutlijn behoort tot goed gebied en hoort dus eigenlijk de ‘goedlijn’ te heten. De honken behoren tot goed gebied. Van het 2e honk is dat logisch. Thuisplaat, 1e en 3e honk behoren in hun geheel tot goed gebied. Daarom moet de foutlijn, herstel de ‘goedlijn’ langs de buitenkant van die honken lopen (met uitzondering natuurlijk van het dubbelhonk bij softbal). Maar ook de thuisplaat behoort in zijn geheel tot het goede gebied.

Of een bal goed of fout is terwijl deze wordt gespeeld, dient te worden beoordeeld naar de positie van de bal en niet van de speler die de bal speelt. Voorbeeld: de linksvelder probeert een ver geslagen bal te vangen nabij de foutlijn. Hij raakt de bal, maar vangt deze niet. Het is nu een foutbal als op het moment van spelen de bal zich loodrecht boven foutgebied bevond.

Een geslagen bal die, terwijl de slagman zich in het slagperk bevindt, de slagman raakt of de knuppel voor de tweede keer raakt is een foutbal. Een slagman-honkloper die opzettelijk een geslagen bal in fout gebied probeert van richting te veranderen is uit. Een bal die voor het 1e of 3e honk op fout gebied landt en doorrolt kan pas als foutbal worden afgeroepen als deze tot stilstand is gekomen op fout gebied of is aangeraakt door een velder of een voorwerp behorend tot het niet bespeelbare gebied (hek o.i.d.). Let op: een goede slag wordt niet geroepen.

Slag en Wijd

Slaat de slagman wel naar de bal, dan is het dus een slag. Dit is de bekendste situatie. Een enorme uithaal naar de bal waarbij de slagman de bal mist. Maar wanneer is slaan ook daadwerkelijk slaan? Gek genoeg geven de spelregels hiervoor geen enkel houvast, het is dus geheel en al een beoordeling die de umpire moet doen. En dat is voor de plaatumpire een lastige ‘call’, omdat hij achter de plaat niet goed kan beoordelen hoever de slagman de knuppel naar voren heeft bewogen. Een goed gebruik is dan om de honkscheidsrechter te raadplegen. Die moet dus op die vraag zijn voorbereid en elke (check)swing beoordelen. Maar ook voor hem geldt: nergens staat beschreven wanneer slaan echt slaan is.

Het verschil met een foutslag is dat bij een fouttip de bal niet ‘dood’ is (daarover in een later hoofdstuk veel meer) en het spel dus doorgaat. Bij een foutslag is het spel ‘dood’ en mogen honklopers dus niet opschuiven. Het verschil met een foutslag is ook dat alleen bij slag drie in de ‘count’ de slagman uit is vanwege de gevangen bal.

Bij een slag roept de umpire zeer gedecideerd en luid: “Strike!!”. Het afroepen van de ‘count’ gaat altijd in de volgorde: aantal wijd en daarna aantal slag, dus “two balls, one strike”. Daarbij geeft de umpire - met gestrekte armen - het aantal wijd aan door het opsteken van vingers van zijn linkerhand en het aantal slag door het opsteken van vingers van zijn rechterhand (ezelsbruggetje: het 1e honk ligt rechts, daar wil de slagman heen). Het lastige is dat op de meeste telapparaatjes de slag en de wijd precies andersom zitten.

Vangballen

Een vangbal wordt gemaakt door de veldpartij, dat lijkt me logisch. Het is het vangen van een bal in vlucht. Een bal in vlucht is een bal die, geslagen, geworpen of gegooid, zonder iets of iemand te raken, door het luchtruim vliegt. Dus als de bal eerst een speler van de slagpartij, of een toeschouwer, of een coach of een hek of een boomtak heeft geraakt, dan kan het nooit meer een vangbal worden. Probeert echter eerst een andere velder de bal te vangen - bijvoorbeeld de pitcher die de bal recht op zich af krijgt - en stuit deze weg maar blijft ‘in vlucht’ en wordt vervolgens gevangen, dan is het een vangbal. In dit geval mogen honklopers gaan lopen na de eerste aanraking van de bal door een veldspeler. Deze regel is er gekomen om te voorkomen dat een velder eindeloos met de bal jongleert en al jonglerend naar het binnenveld loopt.

Vangen dient te geschieden met de blote hand en/of met de handschoen. Het gebruiken van enig deel van het tenue is daarbij verboden, daarover in een later hoofdstuk meer, dan is het geen vangbal. Ook dient de bal stevig te worden vastgehouden om controle over de bal aan te tonen. Zonder controle, dus bijvoorbeeld bij laten vallen van de gevangen bal, is geen sprake van een vangbal. Tenzij deze, voordat hij de grond of een ander voorwerp raakt, alsnog wordt gevangen. Dit dient te worden aangetoond door de bal lang genoeg vast te houden. Als bij een snelle actie van een velder de bal direct gegooid moet worden en deze valt dan, dan is nog steeds sprake van een vang.

Om een bal te vangen mag een velder over een hek of iets dergelijks leunen, hij mag er zelfs op klimmen. Staat hij op de rand van een dugout, dan mag hij zelfs door zijn teamgenoten worden gesteund om niet te vallen. Indien een speler door te leunen de bal vangt, maar vervolgens over het hek, in de dugout of in de tribune valt en nog steeds de bal controleert, dan is het een vangbal.

Het is wel een vang als een velder de bal in zijn handschoen heeft en deze vanuit de handschoen met een flip, dus zonder met de gooihand aangeraakt te hebben, aan een andere velder doorspeelt.

Homerun

De term homerun is eigenlijk het toekennen van 4 honken door de umpire. De umpire geeft dit aan door met zijn rechterwijsvinger een cirkel (tegen de wijzers van de klok in) boven zijn hoofd te maken. In het honkbal kan dat alleen als de geslagen bal direct over het buitenveldhek vliegt. Het is ook een homerun als de bal via een velder over het hek gaat, mits dat laatste op goed gebeid gebeurd. Gaat de bal op deze wijze op fout gebied over het hek, dan is het een 2-honkslag.

Als een bal boven het hek de foutpaal raakt en terugstuitert, dan is het ook een homerun. Stuitert een bal echter terug van het hek, raakt een velder en stuitert daardoor alsnog over het hek, dan is het geen homerun. In dit geval is de bal dood en is het een 2-honkslag.

Manieren om Uit te Gaan

Er zijn vele manieren voor een speler om ‘uit’ te gaan. Dit hoofdstuk bevat een overzicht.

In een gedwongen situatie moet de (slagman-)honkloper opschuiven naar het volgende honk omdat het honk waarop hij recht heeft door een opvolgende (slagman-)honkloper moet worden bezet. Deze gedwongen situatie kan tijdens het spel vervallen trouwens. Met een honkloper op het eerste honk gaat de slagman-honkloper uit voordat hij het eerste honk heeft bereikt. Tevens is sprake van een gedwongen loop als de slagman(-honkloper), na een goede slag het eerste honk moet proberen te bereiken. Bij geraakt werper of vier wijd mag hij uiteraard het eerste honk bezetten zonder uit gemaakt te kunnen worden. Honklopers die daardoor worden gedwongen op te schuiven kunnen dit doe zonder ‘uit’ gemaakt te kunnen worden.

Hij meer dan 1 meter afwijkt van zijn honkpad om tikken te ontwijken. Behalve als hij daardoor vermijdt dat hij een velder hindert die een geslagen bal tracht te spelen.

Een honkloper mag tijdens het honklopen ieder traject kiezen dat hem goeddunkt. Daarbij mag hij dus meer dan 1 meter afwijken van de rechte lijn tussen de honken. Er staat immers dat hij die meter moet afwijken om tikken te ontwijken. Met honkpad wordt bedoeld de rechte lijn tussen de honkloper en het honk waarheen hij op weg is. Het wordt bepaald op het moment dat de tikactie plaatsvindt. Als de honkloper uitwijkt om ervoor te zorgen dat een velder een geslagen bal kan spelen, dan mag hij meer dan 1 meter uitwijken.

Hij na het raken van het eerste honk zijn honkpad verlaat omdat hij kennelijk zijn poging een volgend honk te bereiken opgeeft.Deze situatie kan plaatsvinden tussen alle honken. Hij opzettelijk een velder hindert die een geslagen of aangegooide bal tracht te spelen.De velder heeft altijd ‘voorrang’ op de honkloper. Hij wordt getikt terwijl hij niet in contact is met een honk.Uiteraard gaat dit alleen op als de bal niet ‘dood’ is. Ook gaat het niet op bij het eerste honk als de loper doorschiet en hij onmiddellijk naar dat honk terugkeert. Dat terugkeren mag ook vanuit ‘goed’ gebied. Het is een fabeltje dat je terug moet lopen vanaf ‘fout’ gebied. Het gaat er slechts om dat de honkloper geen enkele poging doet het 2e honk te bereiken. Teruglopen op ‘fout’ gebied is wel aan te raden, helaas kennen niet alle umpires (coaches en spelers) deze regel precies.Een loslatend honk is geen reden een speler op tikken uit te geven. Dus een speler die in zijn sliding een honk meeneemt, kan niet uitgetikt worden. Hijzelf, of het honk waar hij vandaan kwam, wordt getikt voordat hij dat honk opnieuw heeft aangeraakt (‘tag up’) na een vangbal. Dit is een appèlsituatie, de umpire geeft de ‘uit’ dus alleen als een appel wordt gespeeld.Dit geldt niet bij een fouttip. De honkloper mag, bij de eerste aanraking van de te vangen bal door een velder, het honk loslaten. Hijzelf, of het honk waarnaar hij onderweg is wordt getikt voordat hij dat honk heeft bereikt. Hij wordt geraakt door een goed geslagen bal en zich op goed gebied bevindt. De bal mag geen enkele binnenvelder, de pitcher uitgezonderd, zijn gepasseerd. Is het een binnenhoogbal dan zijn zowel de slagman als de honkloper uit. Hij tracht thuis te komen tijdens een situatie waarbij de slagman hindert. Hij de velders in de war brengt door onnodig de honken in omgekeerde volgorde te gaan lopen. Hij de thuisplaat mist en geen poging doet daarheen terug te keren. Hierbij moet een velder, met de bal in bezit, een appèl spelen. De eerste call van de umpire is in dit geval altijd ‘safe’, ook al heeft hij waargenomen dat de plaat gemist is. De reden hiervoor is dat hij anders de veldpartij zou bevoordelen. De veldpartij moet zelf het honklopen in de gaten houden. Hij bij het honklopen een honk niet heeft aangeraakt.

Binnenhoog/Infield Fly/Intentionally Dropped Ball

Deze regel geeft altijd aanleiding tot veel discussie. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de bedoeling achter deze regel niet wordt begrepen. Iedere speler weet, en vergeet soms ook, dat het niet verstandig is om bij minder dan twee uit en een hoge bal van het honk te gaan. Bij een vangbal moet immers terug worden gegaan naar het honk om niet uitgebrand te worden. Of althans op appel uit te worden gemaakt vanwege het te vroeg (voor de eerste aanraking van de bal door een velder) weggaan. Stel je voor dat er lopers op zowel het eerste als het tweede (en eventueel het derde) honk staan en er is geen of één uit. De slagman slaat de bal. Deze bal gaat hoog de lucht in (fly ball of pop fly) en kan door een binnenvelder worden gevangen. Deze binnenvelder is echter een slimme speler en laat de bal voor zich vallen. De lopers zullen op hun honken blijven, rekenend op een makkelijke vangbal. Doordat de binnenvelder de bal laat vallen, is echter nu sprake van allemaal gedwongen lopen.

tags: #honk #stelen #softbal #regels