Waterpolo Spelregels: Een Complete Gids

Waterpolo is een dynamische en veeleisende sport die zowel fysieke kracht als strategisch inzicht vereist. Goed begrip van de spelregels is essentieel voor zowel spelers als scheidsrechters en coaches. Dit artikel biedt een uitgebreid overzicht van de waterpoloregels, inclusief recente wijzigingen en interpretaties, om een helder en actueel beeld van de sport te geven.

De Spelregelcommissie (SC) en Regelinterpretatie

De Fédération Internationale de Natation (FINA) stuurt periodiek voorstellen en nieuwe interpretaties van de geldende regels. In Nederland is de Spelregelcommissie (SC) verantwoordelijk voor de implementatie van deze internationale regels. De SC bekijkt hoe de internationale regels en richtlijnen in Nederland kunnen worden toegepast en communiceert dit naar alle officials. De SC is de enige instantie in Nederland die uitsluitsel kan geven over de juiste regels en hoe deze worden toegepast. Vragen over de regels kunnen aan de spelregelcommissie worden gesteld.

Recente Wijzigingen in de Spelregels

Met ingang van het nieuwe seizoen zijn er enkele spelregelwijzigingen van kracht. Een eerder aangekondigde wijziging betrof de rustperiode tussen de tweede en derde periode, die voortaan 5 minuten zou bedragen. Naar aanleiding van reacties is echter besloten deze wijziging aan te passen. De rustperiode van vijf minuten tussen de tweede en derde periode geldt uitsluitend voor wedstrijden waarin acht minuten per periode wordt gespeeld.

Algemene Spelregels en Procedures

Uitsluitingen

  • Spelers die voor de rest van het spel worden uitgesloten (UMV of UMV/4) moeten de zwemzaal verlaten. Dit geldt niet voor spelers met 3 persoonlijke fouten (P's).
  • Na een doelpunt begint de scheidsrechter het spel pas opnieuw nadat alle vervangingen hebben plaatsgevonden en het juiste aantal spelers in het water ligt.
  • Als de wedstrijd begint met spelers die geen recht van spelen hebben (bijvoorbeeld iemand met 3 P's), moet de wedstrijd opnieuw worden gestart en de tijd worden teruggezet.

Vrije Worpen en Neutrale Inworpen

  • Het is niet nodig te fluiten voor een gewone fout en een vrije worp te geven aan iemand van de balbezittende ploeg.
  • Bij een neutrale inworp gooit de scheidsrechter de bal in de lucht op de positie waar de bal zich bevond op het moment van de onderbreking.

Verantwoordelijkheid van de Scheidsrechters

  • Scheidsrechters moeten de regels juist en consequent toepassen gedurende de gehele wedstrijd.
  • Voor een zware fout moet altijd worden gefloten, ongeacht of het een aanvallende of verdedigende situatie betreft.
  • Beide scheidsrechters zijn verantwoordelijk voor technische fouten en kunnen elkaar corrigeren.
  • De speler moet de strafworp van de 5-meterlijn nemen, opstellen op de lijn en de strafworp nemen op het fluitsignaal van de scheidsrechter. De speler mag zich niet binnen de 5-meterlijn begeven voordat de bal de hand van de speler heeft verlaten.

Jeugdwaterpolo: Spelvormen en Spelregels

De afgelopen jaren is er intensief gewerkt aan het vernieuwen van de spelvormen en spelregels binnen het jeugdwaterpolo. Met ingang van seizoen 2024-2025 is er een nieuwe structuur geïntroduceerd waarin plezier, ontwikkeling en laagdrempeligheid voorop staan. Het doel is om meer kinderen langer aan de zwemsport te verbinden en de dalende trend van het aantal (jeugd)leden positief om te buigen.

Evaluatie en Wedstrijdformat 2025-2026

Seizoen 2024-2025 is zorgvuldig geëvalueerd via enquêtes, observaties en gesprekken met verenigingen, coaches en kinderen. Deze evaluatie is meegenomen in de totstandkoming van het wedstrijdformat jeugd voor seizoen 2025-2026. Er zijn specifieke spelvormen en spelregels voor minipolo, O10, O12 en O14 jaar.

Lees ook: Complete Hockey Gids

Minipolo

Minipolo is bedoeld voor kinderen die nog geen of weinig ervaring hebben met waterpolo. Het draait om plezier en laagdrempelig kennismaken met de waterpolosport. Diverse verenigingen organiseren minipolotoernooien.

KNZB Jeugdsportvisie

Het wedstrijdformat voor waterpolo jeugd staat in lijn met de KNZB Jeugdsportvisie en de richtlijnen jeugdsport. Deze uitgangspunten zijn van toepassing op alle zwemsporten en activiteiten die worden georganiseerd. Het doel is dat jeugd zich met plezier kan ontwikkelen door sport en bewegen.

Het Speelveld

Waterpolo wordt gespeeld in een speelveld in het water met twee doelen.

Afmetingen en Markeringen

Het speelveld is ongeveer 25 bij 16 meter groot en bevat twee doelen in het midden van de korte kanten. Het veld is opgedeeld in verschillende gebieden door lijnen, gemarkeerd met pionnen aan de kant:

  • Achterlijnen: De grenzen van het speelveld aan de korte zijden.
  • Doellijnen: De voorkant van het doel, belangrijk bij het toekennen van een doelpunt.
  • 2-meterlijnen: Aangegeven met rode pionnen, een aanvallende speler mag zich niet zonder bal voorbij deze lijn bevinden.
  • 5-meterlijnen: Aangegeven met gele pionnen, belangrijk voor het verschil in straffen binnen en buiten dit gebied.
  • Middellijn: Aangegeven met witte pionnen, bevindt zich in het midden van het speelveld.

Functie van de Lijnen

  • De doellijnen bevinden zich aan de voorkant van het doel, ter hoogte van de doelpalen. Als de bal deze lijn volledig heeft gepasseerd, tussen de doelpalen in, is het een doelpunt.
  • De 2-meterlijn bevindt zich precies 2 meter voor de doellijn. Een aanvallende speler mag zich niet binnen de 2 meter begeven zonder bal. Tijdens een aanval mag een aanvallende speler dus niet voorbij de 2-meterlijn, tenzij hij de bal al in zijn bezit heeft en wil gaan scoren.
  • De 5-meterlijn bevindt zich precies 5 meter voor de doellijn. Deze lijn is er met name om het verschil in straffen binnen en buiten de 5 meter aan te geven. Een vrije bal die binnen de 5 meter wordt gegeven mag je niet in één keer op doel schieten, maar moet eerst via een medespeler. Een vrije bal die buiten de 5 meter wordt gegeven, mag direct op doel worden geschoten, mits de speler in één keer schiet en niet eerst gaat dreigen met de bal.
  • De middellijn bevindt zich precies in het midden van het speelveld.

Teams en Uitrusting

Samenstelling van een Team

Een team bestaat uit zes veldspelers en een keeper. Een team bestaat uit maximaal dertien spelers waarvan er maximaal zeven tegelijk in het water liggen.

Lees ook: WK Cricket Spelen 2011: Een nostalgische blik

Caps

De spelers dragen een cap: Wit voor het thuisspelende team en blauw voor het uitspelende team. Beide keepers hebben een rode cap. Waterpolospelers dragen caps met oorkleppen, deels voor herkenning (de nummers op de zijkanten en de kleur) en deels als bescherming (de oorkleppen) bedoeld. Op iedere cap staat een nummer, op deze manier zijn spelers goed uit elkaar te houden en kan de scheidsrechter makkelijk duidelijk maken wie hij/zij bedoelt wanneer er iets aan de hand is (bijvoorbeeld een doelpunt of een overtreding). De numering van de caps loopt van 1 t/m 15, maar de nummers 14 en 15 worden in de reguliere competitie nauwelijks gebruikt.

De Bal

Waterpolo wordt beoefend met een speciale bal. De bal die gebruikt wordt door herenteams (nr. 5) is ongeveer even groot als een voetbal en heeft een gewicht van 400 à 450 gram. De bal die gebruikt wordt bij damesteams is iets kleiner en iets lichter (nr. Een belangrijk kenmerk van een waterpolobal is dat hij veel grip heeft, zodat je hem ondanks zijn grootte toch met één hand kunt vasthouden. De bal mag door veldspelers maar met één hand tegelijk worden aangeraakt. Keepers mogen de bal met twee handen aanraken binnen de 5 meterzone. Verder mogen spelers die de bal vasthouden onder water worden geduwd, maar de bal zelf mag niet onder water komen, als een speler wordt aangevallen. De bal met twee handen tegelijk aanraken of de bal onder water duwen als je wordt aangevallen wordt bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij.

Officials en Wedstrijdverloop

Officials

Behalve een speelveld en teams heb je ook nog officials nodig bij een wedstrijd. De scheidsrechter draagt vrijwel altijd witte kleding en een fluitje. Daarnaast heb je ook nog een jurytafel, de officials die daar achter zitten houden de tijd en het wedstrijdformulier bij. Op het wedstrijdformulier worden alle spelers, doelpunten, zware overtredingen en bijzonderheden genoteerd. Ook de uitslag komt erop, daarna wordt deze digitaal ondertekend door de aanvoerders van beide teams en de scheidsrechter(s). Een of twee scheidsrechters leiden de wedstrijd.

Wedstrijdduur

De wedstrijden duren 4 x 5 of 4 x 6 minuten (afhankelijk van het speelniveau) met tussendoor steeds 1 minuut rust. Dit is netto speeltijd (dwz dat de klok wordt stilgezet bij een doelpunt of bij een zware overtreding). Bij De Woelwaters spelen alle teams 4x 5 minuten. Na 2 periodes wisselen de teams van speelhelft.

Start van een Periode

Aan het begin van een wedstrijdperiode starten alle spelers aan de kant van hun eigen doel (er mogen maximaal twee spelers tussen de doelpalen liggen), de scheidsrechter geeft een fluitsignaal en gooit de bal in het midden.

Lees ook: warming-up spelletjes voor handbal

Hervatten van het Spel na een Doelpunt

Na een doelpunt start iedereen op diens eigen speelhelft en mag er gewoon gewisseld worden, wanneer iedereen gereed ligt geeft de scheidsrechter een fluitsignaal en wordt het spel hervat.

Wissels

Als tijdens de spelperiode een speler gewisseld moet worden moet dit altijd in de hoek gebeuren die tegenover de kant van de scheidsrechter is en aan de kant van het eigen doel. Een uitzondering is wanneer iemand met letsel het spel verlaat, dan hoeft alleen de vervanger er via de hoek in. De geblesseerde speler mag daarna echter niet meer deelnemen aan het spel, deze wordt daarom toch vaak via de hoek gewisseld voor het geval de blessure niet zo ernstig blijkt te zijn. Een uitzondering hierop is letsel met bloed, dan moet de speler (oa om hygiënische redenen) zo snel mogelijk het water verlaten, maar daarentegen mag deze wel weer deelnemen aan het spel wanneer het bloeden is gestopt. Het is aan te raden letsel altijd op het formulier te laten vermelden, ook als het niet zo ernstig lijkt ivm de verzekering.

30-Seconden Regel

Tijdens competitiewedstrijden van B-teams en seniorenteams wordt gebruikgemaakt van de 30-seconden regel. Dit houdt in dat er binnen 30 seconden een schot op het doel moet zijn geweest. Zo niet, dan gaat de bal naar de tegenpartij. De tijd wordt door een van de W-officials (jurytafel) bijgehouden. Als na een schot op het doel de bal weer in het bezit komt van dezelfde (aanvallende) partij komt, wordt de klok weer op 30 seconden gezet. Meestal hangt de 30 seconden klok aan beide zijden van het bad en loopt van 30 terug naar 0. Er zijn een aantal gebeurtenissen waarbij de 30-seconden klok opnieuw wordt ingesteld.

Neutrale Inworp

Wanneer een scheidsrechter een overtreding ziet maar niet goed weet wie de overtreding begaat of wanneer twee spelers tegelijkertijd een overtreding begaan, zal de scheidsrechter een neutrale inworp geven. Dit geeft hij aan door zijn duimen in de lucht te steken. Bij een neutrale inworp gaan twee spelers naast elkaar voor de scheidsrechter liggen. De scheidsrechter gooit vervolgens de bal op het water voor de spelers.

Hoekworp

Wanneer de keeper de bal als laatste raakt voordat de bal over de achterlijn gaat, wordt er een hoekworp gegeven. Dit geld niet wanneer een verdediger de bal als laatste raakt, tenzij hij of zij met opzet de bal tegen de achterkant of over de achterlijn duwt of gooit. In het laatste geval wordt er ook een hoekworp gegeven.

Overtredingen en Straffen

Er zijn twee soorten overtredingen: gewone overtredingen en zware overtredingen.

Gewone Overtredingen

Lichte overtredingen worden bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij. Deze kan de speler gebruiken om de bal af te spelen op een van zijn medespelers of om zelf mee te gaan zwemmen. De vrije worp mag in één beweging op het doel geschoten worden als de overtreding buiten de 5-meterzone is begaan.

Voorbeelden van gewone overtredingen:

  • Wegzwemmen voor het fluitsignaal van de scheidsrechter bij begin van een speelperiode.
  • Vasthouden of afzetten van de doelpalen of zwembadkant (behalve bij het begin van een periode).
  • Het staan, lopen of afzetten van de bodem (behalve de keeper binnen het vijfmetergebied).
  • De bal onder water houden wanneer je wordt aangevallen.
  • Met twee handen de bal aanraken (behalve de keeper binnen het vijfmetergebied).
  • Het hinderen van een speler die de bal niet aanraakt.
  • Wegduwen of afzetten van een speler die de bal niet vastheeft.
  • In het tweemetergebied van de tegenpartij liggen.

Een vrije worp moet genomen worden vanaf de plek waar de overtreding is begaan, maar buiten het tweemetergebied. Alleen wanneer de bal verder van het doel van de verdedigende ploeg verwijderd ligt dan de plaats van overtreding wordt de bal daarvandaan genomen.

Zware Overtredingen

Zware overtredingen worden bestraft met een U20 (uitsluiting voor 20 seconden), een UMV (uitsluiting met vervanging), een UMV4 (uitsluiting met vervanging na 4 minuten) of een strafworp (S). Na een UMV of UMV4 krijgt de speler een schorsing van enkele wedstrijden.

U20

Bij een U20 moet de bestrafte speler naar het terugkomvak. Het terugkomvak bevindt zich altijd bij de eigen doellijn tegenover de jurytafel (waar de score en tijd worden bijgehouden). Een speler moet daar 20 seconden blijven liggen tot de tafel een vlag met de kleur van de cap omhoog houdt, tenzij in die tijd de bal in bezit komt van de eigen partij of er gescoord wordt. Wanneer de eigen partij de bal herovert mag de bestrafte speler weer de hoek verlaten op teken van de scheidsrechter. Wanneer hij nog niet in de hoek ligt als de 20 seconden voorbij is, moet hij alsnog eerst naar de hoek zwemmen. Bij het verlaten van de hoek is het verboden om af te zetten van de rand van het zwembad. Indien een speler driemaal wordt uitgesloten voor 20 seconden (een U20), dan mag hij/zij niet meer deelnemen aan het spel.

Voorbeelden van overtredingen die een U20 opleveren:

  • Het opzettelijk verhinderen van een vrije worp, doelworp of hoekworp (bijvoorbeeld door de bal weg te werpen of niet los te laten of de bal af te pakken voordat deze gespeeld is).
  • Buiten het vijfmetergebied met twee handen blokkeren. Wanneer dit binnen de vijf meter gebeurd wordt een strafworp toegekend.
  • Opzettelijk water in het gezicht van de tegenstander spatten.
  • Het vasthouden, onderduwen of trekken aan een tegenstander die niet de bal aanraakt. Wanneer dit binnen de vijf meter gebeurd wordt een strafworp toegekend.
  • Het opzettelijk slaan of schoppen van een tegenstander of een poging daartoe, zonder de bedoeling letsel toe te brengen.

UMV en UMV4

UMV staat voor Uitsluiping Met Vervanging. Bij een UMV is de duur van de uitsluiting 20 seconden netto speeltijd, waarna een ploeggenoot de speler mag vervangen. De toevoeging 4 staat voor 4 minuten waarna een medespeler de plaats mag innemen van de bestrafte speler. De bestrafte speler zelf mag niet meer deelnemen aan het spel en moet de zwemhal of het zwemterrein verlaten. Ook plaatsnemen in het publiek is voor de uitgesloten speler niet toegestaan. Van iedere UMV of UMV4 moet een rapport worden opgemaakt, waarna een tuchtcommissie uitspraak doet over de strafmaat.

Voorbeelden van overtredingen die een UMV opleveren:

  • Onacceptabel taalgebruik.
  • Gewelddadig of aanhoudend foutief spel.
  • Gebrek aan eerbied voor de scheidsrechter of een andere official.
  • Hinderen bij het nemen van een strafworp.
  • Het deelnemen aan het spel terwijl dat niet mocht (bijvoorbeeld als achtste speler of op de verkeerde manier), tevens wordt er een strafworp toegekend.

UMV4: Grof optreden, daarmee wordt bedoeld: het opzettelijk slaan of schoppen van een tegenstander of een poging daartoe, met de bedoeling letsel toe te brengen. Naast de uitsluiting wordt ook een strafworp toegekend.

Strafworpen

Wanneer een zware overtreding binnen de 5-meterzone plaatsvindt met een kans om te scoren, kent de scheidsrechter een 5-meterbal/strafworp (S) toe.

Voorbeelden van situaties die een strafworp opleveren:

  • Wanneer een uitgesloten speler zich opzettelijk met het spel bemoeit.
  • Alle gewone overtredingen binnen het vijfmetergebied wanneer daarmee een doelpunt wordt voorkomen.

Tactische Overwegingen: Ligging in het Veld

Uitgangspositie

Tijdens het spel is er een uitgangspositie waar de speelsters van de aanvallende en de verdedigende partij moeten liggen. Zo ligt niemand elkaar in de weg en kan de bal makkelijk worden overgespeeld door de aanvallende ploeg.

  • Verdedigende Partij: Blijf bij jouw mannetje en zorg ervoor dat deze de bal niet of moeilijk kan plaatsen naar een ander of kan scoren. Dit door met jou hand de worp/paas te blokkeren of gewoonweg de bal af te pakken.
  • Aanvallende Partij: Laat de bal rond gaan tussen de verschillende aanvallers. Kies hierbij voor de makkelijkst aanspeelbare persoon, de gene naast je. Wanneer de al op de midvoor gespeeld wordt, de aanvalster recht voor de keepster, gebeurd dit (meestal) via een vleugelspeler welke ongeveer op de 2 meter ligt. Als mid voor moet je er dus voor zorgen dat je altijd aan de goede kant ligt van de verdediging en meedraait met de bal. Is de bal links, dan lig jij ook links van je verdediging, is de bal rechts dan lig je ook rechts van je verdediging. Zorg ervoor dat je aanspeelbaar bent voor je teamgenoten.

Man Meer Situatie

Wanneer iemand van de tegenpartij uit het water wordt gestuurd met wat voor reden dan ook wordt er een ‘man meer’ gevormd. Als aanvallende ploeg heb je dan een man meer in het water liggen dan de tegenstander. In deze situatie is het belangrijk om de bal snel en makkelijk over te spelen.

Man Minder Situatie

Wanneer je als verdedigende ploeg, dus met man minder, in het water ligt heb je op dat moment 2 aanvalster waar je op moet letten. Wanneer de bal aan de linker kant van het doel is, schuiven de verdedigers naar de aanvallende speelster aan hun linker kant en de kopmensen schuiven uit naar de kopspeelsters. Wanneer de bal aan de rechter kant van het doel is schuiven alle verdedigers naar de aanvallende speelster rechts van hun. Zo zorg je ervoor dat de aanvallende partij altijd lange passes moet geven naar de overkant van het bad en dus meer tijd nodig heeft en minder goede goal kansen krijgt.

Zwemtechnieken in Waterpolo

Bij waterpolo zijn verschillende zwemtechnieken van groot belang:

  • Borstcrawl: De positie van de zwemmer in het water, staat een grotere bewegingsvrijheid van de armen toe dan bij de rugcrawl.
  • Rugcrawl: Rugslag of rugcrawl is een zwemslag die op de rug wordt gezwommen. Vereist is een goede beenslag om zijwaartse afwijkingen te compenseren.
  • Schoolslag: Bij de schoolslag is de 'klappende' beenbeweging verreweg de belangrijkste stuwingfactor.
  • Vlinderslag: Dit is een zwemslag die bij waterpolo vrijwel niet gebruikt / beoefend wordt.
  • Watertrappen: Watertrappen is een techniek om in het water het hoofd boven water te houden, door met de benen een trappende beweging te maken.

tags: #spelregels #waterpolo