De Geschiedenis van IJshockey in Den Haag: Van H.H. & IJ.C. tot Oranje

De geschiedenis van ijshockey in Den Haag is rijk en gevuld met hoogtepunten, uitdagingen en memorabele momenten. Van de naoorlogse heropleving tot de dominantie van de 'Haagse School' en de latere ontwikkelingen, Den Haag heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van het Nederlandse ijshockey.

Naoorlogse Heropleving en Internationale Ambities

Na de Tweede Wereldoorlog werd de draad van het ijshockey in Nederland op 31 maart 1948 weer opgepakt met een interland tegen België, die met 1-6 verloren ging. De 'Derby der Lage Landen' zou nog vele jaren een vaste waarde op de kalender blijven. België was in meer dan de helft (23) van de eerste 45 interlands de tegenstander. De reden hiervoor was simpel: de reiskosten waren laag en het krachtsverschil gering. Enkel twee thuiswedstrijden tegen Frankrijk en Italië zorgden in de daaropvolgende vier jaar voor wat afwisseling.

Ondanks deze ietwat eenzijdige tegenstand voelde Nederland zich in 1950 weer klaar om deel te nemen aan het wereldkampioenschap in Londen. De kosten waren relatief laag omdat Londen dichtbij was. De oorlog had echter zijn tol geëist. Slechts negen landen schreven zich in voor het toernooi. In de poule kreeg Oranje zware nederlagen te verwerken tegen Zweden (0-10) en de Verenigde Staten (1-17), maar in de verliezersronde werd er wel gewonnen van Frankrijk (4-2) en eervol verloren van België (4-2).

Het Sluiten van IJsbanen en de Opkomst van Den Haag

Met het sluiten van de ijsbanen in Amsterdam en Tilburg in 1951 kwam er alweer een einde aan de korte naoorlogse bloeiperiode. Voor de nationale ploeg gebeurde dit met het wereldkampioenschap in Parijs, waar de deelnemende landen voor het eerst op basis van kwaliteit werden ingedeeld in Groep A of B. Nederland bleek in de laatste categorie op zijn plaats. Dankzij overwinningen op België (4-3), Oostenrijk (2-1) en Joegoslavië (5-2) behaalde het de derde plaats en liet het drie landen achter zich.

In datzelfde jaar ging Nederland tijdens een interland in Tilburg tegen Noorwegen (7-5) in de fout door 'per abuis' de Canadees Carry op te stellen. Een vergissing die zich later nog een paar keer zou herhalen, want zowel John MacDonald als Henri van Drunen speelden ieder tweemaal voor Nederland voordat bleek dat zij, nog Canadees, de verkeerde kleuren verdedigden. MacDonald zou overigens later, na zijn naturalisatie, nog een gewaardeerd international worden.

Lees ook: Meneer Smit Toernooi: Een blik op de voetbalgeschiedenis.

De 'Haagse School': Dominantie en Internationale Deelname

Met H.H. & IJ.C. als enige overgebleven club, lag de eer van Oranje voor de volgende 10 tot 12 jaar in Haagse handen. De Hagenaars ruilden eenvoudig hun clubshirt voor het Oranje shirt en er stond een Nederlands team op het ijs. Weliswaar met een Amsterdams accent, want in Amsterdam dakloos geworden spelers als Joost van Os, Dolf Overakker, Dummy Smit en Jan Herreur lieten zich bij H.H.IJ.C. inlijven.

Nederland speelde niet zo vaak meer 'losse' interlands, maar nam wel zesmaal deel aan het wereldkampioenschap. Tussen 1956 en 1961 gaapt er, vanwege de liquidatie van H.H.IJ.C., ook in de geschiedenis van Oranje een gat.

Het 'Haagse Oranje' trad in 1952 in Luik voor het eerst voor het voetlicht. Het reisverslag van Bob Ernst, coach en teamleider maar ook vijfmaal scheidsrechter, verhaalt van veel blessureleed maar tegelijk 'van een uitstekend kameraadschap, zowel op als buiten het ijs.' Een gezamenlijke lunch van alle deelnemers vormde het hoogtepunt, terwijl de spelers (met hun dames) werden ontvangen op het stadhuis. Omdat je nooit plezier genoeg kunt hebben, organiseerde de ploeg daarnaast voor zichzelf nog een picknick (met de dames) in de Ardennen.

Een bijzondere ervaring was het wereldkampioenschap van 1962, dat Oranje naar Colorado Springs lokte. De reis naar Amerika werd per vliegtuig gemaakt in het gezelschap van andere Europese ploegen. En wie kwamen de Hagenaars hoog boven de oceaan tegen? Inderdaad, Pete Laliberté en Dell St. John, twee Canadezen die enkele jaren daarvoor bij IJ.H.C. Den Haag furore maakten. Laliberté was toen al coach van Frankrijk. Dell St. John ontmoetten de Nederlanders echter ook op het ijs, want hij was intussen Oostenrijker geworden. Als Herr Dell Sankt Johann loodste hij Oostenrijk met 13-1 langs Nederland.

Het kampioenschap diende eigenlijk ter meerdere eer en glorie van het majestueuze Broadmoor Hotel, dat voor een groot gedeelte voor de kosten opdraaide en over een eigen ijsbaan beschikte. Het was even wennen aan de ijle lucht in het 1800 meter hoog gelegen Colorado Springs, maar Nederland begon desondanks verrassend sterk met overwinningen op Australië (de enige interland die beide landen ooit tegen elkaar speelden werd met 6-4 gewonnen door Nederland) en op Denemarken (9-4). De Denver Post maakte meteen grote ophef over 'goalcrazy' Dummy Smit en bracht zelfs een kleurenfoto van Nederland. Ondanks sterk verweer van Meg de Jong, de rots in de branding, alsmede van de junioren Wil van Dommelen en Wil Ooms, werd daarna driemaal verloren. De 2-20 tegen Japan is zelfs de grootste nederlaag uit de geschiedenis van het Nederlandse ijshockey. Vijf jaar later zou in Wenen (WK groep C) uitgerekend Japan Nederland nog een keer met die cijfers vernederen.

Lees ook: Kees Smit: voetbal en meer

Met het wereldkampioenschap in Stockholm (groep C) in 1963 werd de periode van de 'Haagse School' definitief afgesloten.

IJshockey tijdens de Oorlog

In de oorlog werd in Amsterdam een tweede club opgericht, de 'IJsvogels', door leden van de AYHC, die er geen genoegen mee namen dat enkele prominenten in hun oude vereniging nationaal-socialistische sympathieën koesterden. Er is in de Amsterdamse Apollohal, die toen als gezellige kunstijsbaan fungeerde, eens een niet zachtzinnige wedstrijd AYHC-IJsvogels gespeeld, waarin laatstgenoemden zegevierden, waarop een AYHC-bestuurslid vol wrevel zei: 'De democraten hebben gewonnen.'

De Nederlandse clubs, met uitzondering uiteraard van AYHC, weigerden contact te hebben met Duitse verenigingen en daardoor kwam al snel een einde aan ons ijshockey, al is er op natuurijs wel gespeeld. Er waren wedstrijden op de natuurijsbaan in Den Haag, op Klein Zwitserland, in Halfweg, Bussum en demonstratieduels in Kampen. In Halfweg moesten de spelers zich omkleden in de machinekamer van de suikerfabriek. De baan was uitgezet in het haventje van die fabriek. Een van de spelers reed tegen een ducdalf op, waaraan normaal de boten gemeerd werden en die ze natuurlijk voor het ijshockey niet hadden kunnen weghalen.

Er was nauwelijks aan Canadese uitrustingen te komen. De keeper van 'De Snelle Zes' uit Halfweg had daarom zijn beenbeschermers maar van hout gemaakt. In Bussum speelde Henk van Zalinge mee, die later in de autosport furore zou maken en in Kampen zakte een keeper eens als keeper met doel en al door het ijs.

Canadese Invloed na de Oorlog

Na de oorlog waren de Canadese militairen hier en die gingen natuurlijk hun nationale sport beoefenen. Er waren Canadese soldaten, die tijdens de oversteek over Het Kanaal van Engeland naar de Franse kust en op hun veldtocht door Frankrijk, België en Nederland ijshockeyschaatsen bij zich hadden, want misschien zouden ze wel ergens terechtkomen, waar ijs was! In Nederland zorgden de heren er onmiddellijk voor, dat de banen in Tilburg, Amsterdam en Den Haag open gingen en ze begonnen op die banen een competitie te spelen, waarop de Nederlanders de ogen uitkeken. Bij sommige van die wedstrijden fungeerde de tegenwoordige president van de beroemde National Hockey League, Clarence Campbell, als scheidsrechter en een prominente keeper was de doelverdediger van de Toronto Maple Leafs, de vermaardste goalie van zijn land, Turk Broda, die zich enkele jaren later uit de hoogste profklasse zou eten.

Lees ook: Wedstrijden Den Haag IJshockey

Den Haag bouwde met steun van Canadezen als Andreola, Carey, Ed Zukiwsky en de Hongaar Bobby Tele een technisch goed team op. Andreola had eerst nog in Amsterdam bij de IJsvogels de later zeer snelle en talentvolle voorhoede Jacques Feenstra, Rijk Loek en Dolf Overakker gecoached. In Amsterdam maakte ook de Canadees Ray Dinardo furore. Dummy Smit, die later als coach in Zwitserland en Duitsland zou werken en Meg de Jong, die een goede voetbaltrainer werd, waren in opkomst.

tags: #Smit #Den #Haag #ijshockey #geschiedenis