Volleybal is een dynamische teamsport die wereldwijd wordt beoefend, van recreatief niveau tot professionele competities. Het spel vereist teamwork, strategie en technische vaardigheid. Dit artikel beschrijft de afmetingen van het volleybalveld, de verschillende posities en de bijbehorende taken, evenals de belangrijkste spelregels.
Het Volleybalveld: Afmetingen en Zones
Het volleybalveld is rechthoekig en verdeeld in twee gelijke helften door een net. Op de zijkanten van het net, precies boven de zijlijn, zijn twee verticale stokken, de zogenoemde "antennes", geplaatst. Deze antennes begrenzen de ruimte waarbinnen de bal over het net moet worden gespeeld.
Het volleybalveld is opgedeeld in vakken, dit worden posities genoemd. Allereerst zijn er 2 ‘grote’ vakken in een volleybalveld. Het volleybalveld wordt daarnaast opgedeeld in 6 vlakken. De posities 1, 5 en 6 zijn dus de posities in het achterveld. Naast nummers hebben de posities ook een eigen term.
Volleybal Posities: Meer dan alleen een plek op het veld
"Volleybal posities" kan verwijzen naar twee verschillende dingen: de positie waar je in het veld staat, of de positie die je als speler vervult. Het volleybalveld is op te delen in 6 vakken en deze zijn genummerd van 1 t/m 6. Met een positie kan ook worden bedoeld welke positie je als speler vervuld. Dus op welke positie speel je? Naast dat je benamingen hebt voor de plekken hebt in het veld zoals hieroven uitgelegd, krijgen spelers een positie toegewezen. Deze posities hebben verschillende namen.
De Spelverdeler: De Architect van de Aanval
Zoals de naam al zegt: deze speler verdeelt het spel. De spelverdeler speelt (nagenoeg altijd) de tweede bal in een aanvalsopzet. Dit kan door middel van een set-up. De spelverdeler (passeur) speelt in principe elke tweede bal en zorgt ervoor dat de aanvallers de mogelijkheid krijgen om te scoren. Een goede spelverdeler weet de blokkering van de tegenstander weg te spelen en zijn of haar aanvallers op de juiste manier te bedienen. Bekende Nederlandse spelverdelers uit het verleden zijn Peter Blangé en Avital Selinger en bij de dames Fransje Murphy-Arts Heleen Crielaard, Riëtte Fledderus en Kim Staelens.
Lees ook: Selectiebeleid C-Team Onderzocht
De spelverdeler, een speler met een goede techniek en spelinzicht, staat in de rally meestal iets rechts van het midden voor het net, of zorgt dat hij of zij daar komt te staan wanneer de bal van de tegenstander ontvangen is. De spelverdeler speelt de bal meestal door naar een van de aanvallers, hetgeen set-up (opzet) genoemd wordt. De spelverdeler kan de set-up geven aan de buitenaanvaller (meestal de receptie/hoek), die aan de linkerkant aan het net staat, de middenaanvaller (ook wel hoofdblokkeerder genoemd), die in het midden aan het net staat of aan de opposite speler (= opposite), die rechts aan het net staat. In dat laatste geval wordt de set-up meestal achterover gegeven. Tevens kan de spelverdeler de set-up geven aan een van de achterspelers, deze kunnen een zogenaamde "driemeteraanval" uitvoeren.
De Passer/Loper: Allrounder in het Veld
De passer/loper, ook wel buitenaanvaller of hoekspeler genoemd heeft als voornaamste taak om te passen en te aanvallen. Veelal speelt deze speler de eerste en/of de derde bal in een aanvalsopzet. De passer-loper/buitenaanvaller (receptie-hoekspelers) zijn de spelers die samen met de libero voor de receptie en verdediging zorgen en aanvallen aan de buitenkant positie 4 (links voor). Bekende Nederlandse buitenaanvallers zijn Ron Zwerver, Reinder Nummerdor, Guido Görtzen en Elles Leferink.
De Middenaanvaller: Blokkeerder en Snelle Aanvaller
De middenaanvaller, ook wel midblokkeerder of hoofdblokkeerder genoemd valt altijd in het midden van het net aan. Hij of zij krijgt vaak dus de derde bal aangespeeld Vandaar de benaming middenaanvaller. Een andere belangrijke taak voor deze spelers is de blokkering, daarom wordt de middenaanvaller ook wel midblokkeerder of hoofdblokkeerder genoemd. De taken van de middenaanvaller zijn louter aanvallend: middenaanval, blok en service. De middenaanvaller wordt achterin het veld vaak vervangen door de libero. Bekende Nederlandse middenaanvallers zijn Bas van de Goor, Ronald Zoodsma en Francien Huurman.
De Libero: Verdedigende Specialist
De libero is de speler in het veld met ‘het andere shirtje’. Deze speler mag alleen in de achterste drie posities van het volleybalveld komen (en dus niet aan het net). De voornaamste taak van de libero is de passing en de verdediging. De libero’s zijn vaak de beste passende en verdedigende spelers van een team en komen erin voor spelers die minder goed kunnen passen of verdedigen. De libero is pas in 1998 geïntroduceerd in het internationale volleybal en mag enkel in het achterveld vrij ingewisseld worden voor iedere andere speler. De libero is gespecialiseerd in service-ontvangst en verdediging. Als de libero een bovenhandse set-up geeft in het driemetergebied zijn er beperkingen voor de aanval. Bekende Nederlandse libero's zijn Marko Klok, Joost van der Hoek, Richard Rademaker en Dirk Sparidans.
De Diagonaalspeler: Aanvallende Kracht
De diagonaalspeler is over het algemeen de "puinruimer" en puntenmachine van een ploeg. Veel aanvallen worden over deze speler uitgespeeld. Vaak is dit de sterke aanvaller van het team, die minder goed kan passen en verdedigen. De term ‘Diagonaal’ is gebaseerd op zijn of haar positie in het veld. De diagonaalspeler staat altijd in de diagonaal t.o.v. van de spelverdeler. De diagonaal (opposite) valt aan op rechts (positie 2). De naam komt door het feit dat deze aan de andere kant van de opstelling van de spelverdeler staat en "achterover" aanvalt. De diagonaal helpt achter in het veld vaak niet bij de verwerking van de service van de tegenstander, zodat hij of zij vanuit het achterveld kan aanvallen. Bekende Nederlandse opposites zijn Olof van der Meulen, Richard Schuil en Manon Flier .
Lees ook: Rugby: Geschiedenis, Regels en Opstellingen
Spelregels: De Basis van het Spel
Volleybal is een balsport waarbij het speelveld is verdeeld in twee gelijke helften gescheiden door een net. De beide teams, die elk uit zes spelers bestaan, bevinden zich ieder op hun eigen helft en proberen door het slaan of tikken tegen de bal deze op het tegenoverliggende deel van het speelveld binnen de lijnen de grond te doen raken. Een geslaagde poging, of een fout van de tegenstander, levert een punt op. Wie het eerst 25 punten heeft behaald wint de set. Wie het eerst drie sets heeft gewonnen, wint de wedstrijd.
Fouten en Strafpunten
De spelers mogen het net niet raken. Het is fout als een speler onder het net dringt in de ruimte van de tegenstander en de speler de tegenstander hindert. Het is ook fout als de voet(en) van een speler over de middenlijn komen, dus het veld van de tegenstander raken. Voetfouten: Met een voet over de middellijn staan. Dubbel: de speler mag de bal niet twee keer achter elkaar aanraken.
Wissels en Time-outs
Voor het begin van een nieuw punt mag een speler worden gewisseld. Ieder team heeft per set recht op maximaal zes wissels. Een speler die is uitgewisseld mag uitsluitend voor dezelfde wisselspeler weer worden ingewisseld. In totaal zijn dit dus twee wissels van de maximaal toegestane zes. Als de trainer/coach dat nodig vindt mag hij/zij tussen twee rally's een time-out aanvragen. De trainer maakt met zijn handen een T-teken, de scheidsrechter blaast af en er kan met de spelers worden overlegd. Een time-out kan simpelweg een tactische manoeuvre zijn om de vaart uit het spel van de tegenstander te halen, en/of nodig zijn om aanwijzingen aan de eigen spelers te geven.
Puntentelling: Rally Point Systeem
Binnen de Belgische en Nederlandse competitie wordt het Rally Point Systeem toegepast. Dit systeem is in het jaar 2000 ingevoerd om het spel aantrekkelijker te laten verlopen. Het komt erop neer dat iedere rally resulteert in een punt voor een van beide teams. De set eindigt als een team 25 punten heeft behaald en minstens twee punten meer heeft dan de tegenstander, dus als de stand 25-24 is wordt er tot 2 punten verschil doorgespeeld. Voorheen werd er gewerkt met een ander systeem, het side-out systeem. Hierbij kon alleen het serverende team een punt scoren. Als het niet-serverende team de rally won kreeg het wel de opslag, maar geen punt.
Opslag
Wanneer een team de bal op de speelhelft van de tegenstander krijgt, of de bal door de tegenstander buiten de lijnen wordt geslagen, of er een fout wordt gemaakt die wordt bestraft door de scheidsrechter, krijgt het de opslagbeurt. De bal wordt in het spel gebracht door de serveerder door middel van een opslag of service van achter de achterlijn: de bovenhands geslagen opslag of de sprongservice. Op recreatieniveau en bij de jeugd wordt ook wel de onderhandse opslag gebruikt. De opgeslagen bal moet over het net in het veld van de tegenstander belanden. Wanneer de bal het net raakt en eroverheen gaat, gaat het spel gewoon door.
Lees ook: Alles over rugbyopstellingen
Spelverloop
Een van de veldspelers van de ontvangende partij vangt de geserveerde bal met naast elkaar gestrekte onderarmen op. In het hedendaagse volleybal mogen deze ook ' bovenhands ' gespeeld worden. Gewoonlijk wordt de bal doorgespeeld naar een spelverdeler. De spelverdeler, een speler met een goede techniek en spelinzicht, staat in de rally meestal iets rechts van het midden voor het net, of zorgt dat hij of zij daar komt te staan wanneer de bal van de tegenstander ontvangen is. De spelverdeler speelt de bal meestal door naar een van de aanvallers, hetgeen set-up (opzet) genoemd wordt.
De spelverdeler kan de set-up geven aan de buitenaanvaller (meestal de receptie/hoek), die aan de linkerkant aan het net staat, de middenaanvaller (ook wel hoofdblokkeerder genoemd), die in het midden aan het net staat of aan de opposite speler (= opposite), die rechts aan het net staat. In dat laatste geval wordt de set-up meestal achterover gegeven. Tevens kan de spelverdeler de set-up geven aan een van de achterspelers, deze kunnen een zogenaamde "driemeteraanval" uitvoeren. Dit houdt in dat ze net als de voorspelers alle ballen mogen slaan zolang de afzet van de sprong maar achter de driemeterlijn gebeurt; de speler mag na het slaan van de bal wel voor de driemeterlijn landen. Binnen deze driemeterzone mogen de achterspelers de bal alleen over het net spelen, als zij hem onder de netrand raken. Een uitzondering voor de achterspelers is de libero, die nooit een aanvallende actie mag uitvoeren waarbij de bal op het moment van de aanraking zich boven de bovenste netrand bevindt. Hij mag de bal wel bijvoorbeeld onderhands over het net spelen of een onderhandse setup geven.
De aanvaller die de bal krijgt toegespeeld tikt of slaat de bal over het net naar de grond. Meestal wordt de smash toegepast, een harde klap met de vlakke hand, waarbij het balcontact zo kort mogelijk moet zijn. Soms gebruikt de aanvaller een zogenoemde prikbal, bijvoorbeeld als de opzet niet goed is voor een smash, of om de tegenstander te verrassen. Hierbij wordt de bal met de vingertoppen in een bovenhandse beweging gericht gespeeld, zonder echter geslagen te worden. De verdediging moet de bal van de grond zien te houden en doet dat gewoonlijk door een blok te vormen: een, twee of drie spelers springen tegelijk en naast elkaar met gestrekte armen en handen op, om de tegenstander te beletten de bal over het net heen te slaan/tikken. De kunst is om op het juiste moment en precies tegelijkertijd te springen, en natuurlijk op de plek waar de bal geslagen wordt. Als een bal het blok passeert dient deze door de verdedigers in het achterveld te worden verdedigd. Dit levert vaak spectaculaire acties op met glijduiken en zijwaartse rollen.
Punten scoren
In volleybal kan op vele manieren punten worden gescoord. Naast de voor de hand liggende wijze van de bal in of uit slaan, moet ook de techniek van de spelers en de tactiek van de aanval volgens de regels gaan. Opvallend is dat je formeel als team geen punten kan maken, maar alleen dankzij een "fout" van de tegenstander.
Geschiedenis van Volleybal
Uit tekeningen blijkt dat al in de 16e eeuw aan het Engelse hof van koningin Elizabeth een spel werd gespeeld dat veel op volleybal leek. Maar officieel geldt de Amerikaan William G. Morgan als de bedenker van het volleybal. Hij was sportleider bij de Young Men Christian Association (YMCA) in Massachusetts waar hij onder meer les gaf aan een groep al wat oudere zakenlieden. Morgan verzamelde spelregels uit de bestaande sporten als tennis, basketbal en honkbal. Deze regels bij elkaar vormden het spel, dat kort na zijn ontstaan werd omgedoopt tot volleybal. De bal moest zonder de grond te raken over het net worden gespeeld. Dit heet een volley. Een netservice mocht één keer overgedaan worden en je mocht in het spel dribbelen tot één meter voor het net. Dribbelen hield in dat je de bal voor jezelf omhoog speelt. Een wedstrijd bestond uit innings. Zo'n inning was voorbij als alle spelers van beide teams een serveerbeurt hadden gehad. Bovendien was het mogelijk één tegen één te spelen, maar ook tien tegen tien.
Volleybal in België en Nederland
In België en Nederland wordt volleybal beoefend van recreatie- tot profniveau. Tienduizenden amateurs in Nederland en België spelen wekelijks gewestelijke en landelijke competitiewedstrijden. Het hoogste niveau in België is de Volleybal Liga. Bij de vrouwen is dit de eredivisie, bij de heren is dat Liga A. Het op een na hoogste niveau, is bij de vrouwen de 1ste nationale. Bij de heren is er vanaf seizoen 2010-2011 een categorie bij gecreëerd, nl Liga B waardoor de "1e nationale" naar het 3e hoogste niveau gezakt is. De nationale ploegen doen het de laatste jaren ook niet slecht. De mannenploeg werd 9e op het EK in 2007 en de vrouwenploeg 7e in eigen land.
De nationale teams hebben in de jaren 1980 de professionalisering ingezet. Het Nederlands volleybalteam (mannen) draaide in de jaren 1990 mee in de wereldtop. De Nederlandse vrouwen behoorden eveneens tot de beste tien landen van de wereld. Het begon met het Bankrasmodel, waarbij een aantal van de beste spelers van de landelijke competitie onder leiding van trainer Arie Selinger in een paar jaar tijd via dagelijkse trainingen in de Amstelveense sporthal Bankras werden klaargestoomd voor het grote werk. Dat resulteerde in een zilveren medaille op de Olympische Spelen van 1992. Na die Spelen nam Joop Alberda de leiding over en in 1996 won het oranjeteam goud op de Olympische Spelen in een zinderende finale tegen aartsrivaal Italië. Na dat hoogtepunt haakten de trainer en een aantal van de beste en meest ervaren spelers af, waarna een wat minder succesvolle periode onder leiding van Toon Gerbrands volgde. Daarna probeerde een verjongd team onder trainer Bert Goedkoop te beginnen aan een nieuwe opmars, die bij de Spelen van 2004 tot goede resultaten had moeten leiden. In 2006 werd Peter Blangé de nieuwe coach van de Oranje mannen. In het Belgische volleybal hebben de lagere reeksen dezelfde spelregels.
Volleybaltoernooien
Tegenwoordig worden toernooien op verschillende niveaus gehouden, van internationaal tot recreatief. Hierbij worden de internationale toernooien en toernooien om de nationale titel vooral vanuit de volleybalbonden van de betreffende landen georganiseerd. De overige toernooien worden veelal door volleybalverenigingen georganiseerd of in sommige gevallen door particulieren en bedrijven. De volleybalbonden hebben als voornaamste reden voor het organiseren van volleybaltoernooien, het promoten van de volleybalsport. De volleybalverenigingen organiseren toernooien vaak ook om het promoten van de volleybalsport, maar net zo belangrijk zijn 'iets extra's organiseren voor hun leden' en natuurlijk het 'aanvullen van de clubkas'. Afhankelijk van de omvang van het toernooi, komt er evenredig veel aan extra werkzaamheden bij.
tags: #opstelling #volleybal #afmetingen #veld