Mag een Keeper Gewisseld Worden Tijdens een Strafschoppenserie? Een Overzicht van de Regels

Dit artikel biedt een uitgebreid overzicht van de regels omtrent het wisselen van keepers tijdens een strafschoppenserie, evenals andere relevante spelregels van de KNVB met betrekking tot wissels, tijdstraffen, en spelerspassen. Het doel is om een duidelijke en begrijpelijke uitleg te geven van de regels die van toepassing zijn op diverse categorieën binnen het voetbal.

Strafschoppenseries: De Regels

Wanneer een wedstrijd in de KNVB beker, met uitzondering van de Landelijke Beker Vrouwen, in een gelijkspel eindigt, volgt er direct een strafschoppenserie. Er vindt geen verlenging plaats. Bij de Landelijke Beker Vrouwen wordt er wel eerst verlengd.

De strafschoppen worden om-en-om genomen. Team A begint, waarna team B een strafschop neemt, en dit wordt afgewisseld.

Deelname aan strafschoppenserie: Spelers die een tijdstraf nog niet volledig hebben uitgezeten bij het begin van de strafschoppenserie, mogen wel deelnemen aan de strafschoppenserie.

Historische Context van Strafschoppen bij Gelijkspel

De behoefte aan een duidelijke regeling voor wedstrijden die in een gelijkspel eindigen, is niet nieuw. Al in de beginjaren van de KNVB beker worstelde men met de vraag hoe een winnaar te bepalen.

Lees ook: Essentiële keepersuitrusting

Vroege Voorbeelden en Incidenten:

  • In 1920 organiseerde Sittardia een wedstrijd tegen RFC, die bij gelijkspel volgens het reglement werd beslist met strafschoppen. Het bleef 0-0, waarna het bestuur van Sittardia besloot om de wedstrijd te verlengen.
  • Een toernooi in het Brabantse Mill in 1924 illustreerde de noodzaak van uniforme regels, waar de ene wedstrijd na een gelijkspel werd beslist door strafschoppen en de andere door loting.
  • Op 15 september 1968 leidde scheidsrechter Sjef Dorpmans een strafschoppenserie na de bekerwedstrijd NOAD - GVAV. Echter, een reglementenkenner wees op de onjuistheid, waarna de scheidsrechter de spelers, die al onder de douche stonden, terugriep.

De Eerste Strafschoppenserie in een Finale: De eerste KNVB bekerfinale die door strafschoppen werd beslist, was in 1948 tussen Wageningen en DWV. Wageningen won nadat hun keeper Van Elst twee strafschoppen stopte.

Reglementaire Vastlegging: De strafschoppenserie bij bekerwedstrijden werd reglementair vastgelegd in aanloop naar de speelronde van 1 januari 1959. Hierin werd bepaald dat bij een gelijke stand na de reguliere speeltijd een verlenging van maximaal 4 keer 7,5 minuut zou volgen.

Evolutie van de Strafschoppenregels

De regels rondom strafschoppen hebben verschillende aanpassingen ondergaan om eerlijkheid en duidelijkheid te waarborgen.

Om-en-om Principe: De verplichting om de strafschoppen om-en-om te nemen, werd pas in 1968 ingevoerd. Deze regel werd later, vanaf het seizoen 2019/’20, opnieuw ingevoerd na een periode waarin een ander systeem werd gehanteerd.

Europese Regelgeving: In de zomer van 1970 volgde Europese regelgeving die bepaalde dat internationale voetbalwedstrijden niet langer door het opgooien van een muntstukje beslist mochten worden.

Lees ook: Humphrey Mijnals in Oranje

Huidige Regels voor Strafschoppen in de KNVB Beker

Sinds het seizoen 2019/’20 zijn de regels voor strafschoppen in de KNVB beker als volgt:

  1. Een strafschoppenserie wordt om en om genomen door vijf vooraf aan te wijzen spelers van beide teams, wiens namen moeten voorkomen op de teamopgave die voor aanvang van het toernooi is ingediend. De aanvoerders geven deze namen door aan de scheidsrechter. De strafschoppen worden genomen op het doel tegenover de tribune.
  2. De scheidsrechter laat door middel van een toss met een muntstuk de aanvoerder van het team, dat de toss wint, bepalen welk team met het nemen van de strafschoppen begint.
  3. a. Indien een team voorafgaande aan een strafschoppenserie over een groter aantal spelers beschikt dan het andere team, dan moet dit team eerst het aantal spelers verminderen tot het aantal spelers van dat andere team. De scheidsrechter moet door de aanvoerder op de hoogte worden gesteld van de naam (namen) en het nummer(s) van de uitgesloten speler(s).b. Een speler, die tijdens de strafschoppenserie geblesseerd raakt, mag van het nemen van strafschoppen worden vrijgesteld. De aanvoerder van het andere team dient in dat geval ook het aantal spelers van zijn team te verminderen, opdat beide teams evenveel strafschopnemers hebben.
  4. De scheidsrechter noteert op volgorde de namen van alle spelers die een strafschop zullen nemen.
  5. Een speler, die definitief is verwijderd, mag niet aan de strafschoppenserie en extra strafschoppen deelnemen.
  6. Komt uit de strafschoppenserie van vijf geen winnaar, dan moeten eerst door de andere spelers van elk team om en om extra strafschoppen worden genomen. Een speler mag dus pas een tweede strafschop nemen, als alle andere aangewezen spelers inclusief de keeper een strafschop hebben genomen.
  7. Het nemen van strafschoppen wordt beëindigd zodra een team na een gelijk aantal strafschoppen een aantal doelpunten heeft gescoord, dat niet meer door het andere team kan worden bereikt.
  8. Indien bij het nemen van een strafschop de bal een of beide doelpalen, de doellat, de doelverdediger, of een combinatie hiervan raakt en alsnog het doelvlak passeert, dan moet een geldig doelpunt worden toegekend.
  9. Tijdens het nemen van de strafschoppen moeten alle spelers, met uitzondering van die, welke op grond van het gestelde in lid 3 a. en b. zijn uitgesloten, zich binnen het speelveld bevinden op de speelhelft waar de strafschoppen niet worden genomen. De doelverdediger, welke niet het doel verdedigt, stelt zich op aan de zijlijn achter het strafschoppunt binnen de speelhelft waar de strafschoppen worden genomen.
  10. Alleen de (assistent-)scheidsrechter(s) en de in aanmerking komende spelers mogen zich tijdens de strafschoppenserie binnen het speelveld bevinden.

Het is belangrijk op te merken dat deze regels specifiek van toepassing zijn op de KNVB beker en kunnen verschillen van de regels die gelden in andere competities of toernooien.

Algemene Spelregels en Wisselbeleid

Wisselregels tijdens de rust en nacompetitie: Tijdens de nacompetitie gelden dezelfde regels als tijdens de reguliere competitie. Bij beslissingswedstrijden en wedstrijden in de nacompetitie moet er na afloop een winnaar zijn.

Wedstrijdduur en verlenging: Een wedstrijd duurt 2x45 minuten. Indien er na de reguliere speeltijd een gelijkspel is, volgt een verlenging van 2x15 minuten. Is er na de verlenging nog steeds geen winnaar, dan volgt een strafschoppenserie.

Wisselen: Teams mogen 5 keer wisselen tijdens maximaal 3 wisselmomenten. Wisselen in de rust wordt niet geteld als wisselmoment. Een speler die is gewisseld, mag niet meer aan de wedstrijd deelnemen. Bij een verlenging mag elk team één extra speler wisselen, ook als het maximum van 5 al is bereikt. Bij een verlenging krijgt elk team één extra wisselmoment. Naast het extra wisselmoment mag ook voor aanvang van de verlenging en in de rust van de verlenging worden gewisseld. Dit telt dus niet mee als wisselmoment. Als een team tijdens de wedstrijd het maximum van vijf wissels en/of drie wisselmomenten niet heeft gebruikt, mogen die gebruikt worden tijdens de verlenging.

Lees ook: De nasleep van het ongeluk: een analyse

Jeugd categorie A: Voor de jeugd in categorie A (divisies en hoofdklasse) gelden dezelfde regels als bij de senioren categorie A.

Tijdstraffen in Categorie B

In de categorie B wordt gewerkt met een tijdstrafregeling. Een tijdstraf duurt 10 minuten voor de competities van O16 t/m O23 en senioren en 5 minuten voor de competities van O8 t/m O15. Het toezicht op de speler aan wie tijdstraf is opgelegd, is in handen van de scheidsrechter. Hij houdt ook de tijd bij en noteert de naam van de speler aan wie tijdstraf is opgelegd. De tijdstraf gaat in bij het hervatten van het spel.

Toepassing van de tijdstraf: Een tijdstraf wordt opgelegd wanneer een speler een overtreding begaat waarvoor een waarschuwing wordt gegeven, de scheidsrechter geeft dit aan door de speler de gele kaart te tonen. Tijdstraffen kunnen alleen opgelegd worden aan de spelers (inclusief doelverdedigers) die op dat moment aan de wedstrijd deelnemen, dus niet aan de wisselspelers of gewisselde spelers. De speler aan wie tijdstraf is opgelegd, blijft onder de rechtsbevoegdheid van de scheidsrechter. Een speler, aan wie tijdstraf is opgelegd, kan gedurende zijn tijdstraf niet worden vervangen. Indien aan de aanvoerder van een team tijdstraf is opgelegd, moet zijn taak gedurende de tijdstraf aan een andere speler worden overgedragen. Hij mag ook geen toelichting aan de scheidsrechter vragen op de genomen beslissingen.

Gevolgen van een tweede waarschuwing: Een speler die een tweede waarschuwing ontvangt in dezelfde wedstrijd krijgt de rode kaart en zal een tweede tijdstraf krijgen. De speler mag daarna niet verder deelnemen aan de wedstrijd. De speler mag worden vervangen door een wisselspeler aan het eind van de tweede tijdstraf als het team van de speler nog niet het maximum aantal wisselspelers en/of wisselmogelijkheden heeft bereikt.

Tijdstraf voor de doelverdediger: Als een doelverdediger tijdstraf krijgt opgelegd, dan moet een andere speler zijn plaats als doelverdediger innemen. De als doelverdediger optredende veldspeler zal door het aantrekken van afwijkende kleding als doelman herkenbaar moeten zijn.

Niet volledig uitgezeten tijdstraffen: Als een speler zijn tijdstraf van 5/10 minuten niet kan volmaken, omdat de rust aanbreekt, dan zal hij het resterende gedeelte van de tijdstraf in de tweede helft dienen te ondergaan; dit geldt ook voor de verlenging. Als een speler zijn tijdstraf van 5/10 minuten niet kan volmaken, omdat het einde van de tweede helft is bereikt en sprake is van een verlenging, dan zal hij het resterende gedeelte van de tijdstraf direct aan het begin van de verlenging dienen te ondergaan. Is de tijdstraf van een speler nog niet om bij het einde van de wedstrijd, wordt hem de rest kwijtgescholden. Indien een speler zijn tijdstraf van 5/10 minuten niet kan volmaken omdat de wedstrijd wordt gestaakt, dient hij het restant te ondergaan vanaf de spelhervatting. Dit betekent dat, indien de wedstrijd alsnog uitgespeeld dient te worden op een later tijdstip, de betreffende speler aan wie een tijdstraf was opgelegd niet aan het restant van de wedstrijd mag deelnemen totdat de volledige tijdstraf is uitgezeten.

Staken van de wedstrijd: Als het aantal spelers vanwege het aantal tijdstraffen onder de 7 daalt, moet de wedstrijd worden gestaakt. Het betreffende team is dan schuldig aan het staken van de wedstrijd.

Spelerspassen en Visuele Controle

Vanaf het seizoen 2013/?14 vindt er naast de controle van de gegevens op de spelerspas met die op het wedstrijdformulier ook een verplichte visuele controle plaats aan de hand van de spelerspas. Op een door de scheidsrechter, in overleg met beide aanvoerders, te bepalen tijdstip voor de wedstrijd melden de aanvoerders zich met de passen bij de scheidsrechter. Bij standaardwedstrijden het verzoek de controle vroegtijdig te laten plaatsvinden.

Verantwoordelijkheid van de aanvoerders: De aanvoerders/leiders tekenen vooraf het (digitale)wedstrijdformulier waarmee zij verklaren dat de spelers in het bezit zijn van een geldige spelerspas, gerechtigd zijn deel te nemen aan de wedstrijd en er een visuele controle heeft plaatsgevonden. Deze visuele controle wordt uitgevoerd op het veld, direct voorafgaand aan de wedstrijd. De aanvoerder / leider is verantwoordelijk voor een goed verloop van de controle en assisteert de scheidsrechter. De thuisspelende vereniging biedt de scheidsrechter, door tussenkomst van de aanvoerders, gelegenheid de spelerspassen tijdens de wedstrijd in een afgesloten plaats te kunnen opbergen. Bijvoorbeeld in de bestuurskamer of als waardevolle zaken in bewaring te geven. De aanvoerders regelen dit zodra de visuele controle heeft plaatsgevonden. De aanvoerders halen de passen na de wedstrijd weer op en overhandigen deze aan de scheidsrechter. Leiders / aanvoerders paraferen vervolgens het (digitale)wedstrijdformulier, waarmee zij verklaren aanwezig te zijn geweest bij de (visuele) controle van de spelerspassen en geen bezwaar maken tegen de aantekeningen op het formulier.

Tips voor de Rust

Wanneer de scheidsrechter afblaast voor de rust verzamelen de spelers zich bij jou, waarna jullie met zijn allen naar de kleedkamer lopen. Desnoods naar een dug-out of naar het doelgebied. Als er geen limonade klaarstaat, zorg dan dat tegen het einde van de eerste helft al een ouder erop uit is gegaan om de kan en bekertjes op te halen. Dit scheelt kostbare minuten. Minuten waarin jij veel kunt praten. De spelers drinken, plassen, strikken veters, laten dingen bezinken. Rust is rust, de kleedkamer is geen vrijplaats om al je bevindingen over ze uit te storten.

Vragen en nadenken: Je kunt het eerste commentaar door een speler laten geven en deze taak wekelijks laten rouleren. De rust is een prima moment om alle spelers tegelijk te beïnvloeden. Dit doe je door enkele vragen te stellen en ze over dingen te laten nadenken. Je kunt het eerste commentaar door een speler laten geven en deze taak wekelijks laten rouleren. Laat bijvoorbeeld de één iets zeggen over het aanvallen, de ander over het verdedigen. De aanvoerder kan het ook doen. Elke positieve bijdrage is oké. Als laatste neem jij het woord. Begin altijd met een compliment aan iedereen, benoem de goede zaken en dan pas twee uitdagingen voor de tweede helft. ‘Goed gewerkt!’ is te algemeen. Dit is beter: ‘We hebben weinig kansen weggegeven en we stonden goed dicht bij elkaar. De spitsen deden goed mee bij het verdedigen en de middenvelders en verdedigers pakten vaak de bal af. Prima. Helaas staat het wel 2-0. Wat kunnen we zometeen nog beter doen?’ Kies twee positieve punten en twee aandachtspunten voor de tweede helft.

Concrete complimenten geven: Benoem de inzet van een speler of de uitvoering van zijn taak in plaats van het resultaat daarvan. ‘Geweldig hoe goed jij je best hebt gedaan om die bal binnen te houden.’ Elke persoonlijke vooruitgang waarderen. Daag de talenten in je team nog meer uit door ze extra taken te geven en ontwikkel laatbloeiers door ze op hun niveau succes te laten beleven én zet die succeservaringen in de schijnwerpers. ‘Wat goed dat je in deze wedstrijd zo vaak vrijliep.’

Verbeterpunten doorgeven: Begin met een gemeend en specifiek compliment. ‘Goed dat je in de eerste helft zo vaak op doel schoot.’ Laat dat volgen door een opdracht, keuzemogelijkheid of tip. Hoe kan iets beter? Formuleer op de toekomst gericht en doe het ook voor. ‘Buig als je zometeen schiet iets over de bal, dan gaat-ie niet meer over.’ Voel je aan dat je speler nog onzeker is? Geef nog een extra aanmoediging. ‘Laat het zien hè? Je kunt het.’

Algemene Spelregels

Het doel van een voetbalwedstrijd is om meer doelpunten te scoren dan de tegenstander, waarbij de spelregels nageleefd moeten worden. De KNVB stelt de officiële spelregels vast, die wereldwijd gelden.

Het voetbalveld: Een voetbalwedstrijd wordt gespeeld op een rechthoekig veld van gras of kunstgras met twee doelen. De afmetingen van het veld variëren, maar in Nederland is een voetbalveld altijd minstens 100 meter lang en 64 meter breed, en maximaal 105 meter lang en 69 meter breed. Voor de jeugdspelers in de F- of E-categorie wordt er op een half speelveld gespeeld.

De bal: De bal moet aan bepaalde eisen voldoen qua grootte en gewicht. Voor jonge voetballers wordt vaak een kleinere bal gebruikt. Als de bal tijdens de wedstrijd stukgaat, laat de scheidsrechter een nieuwe bal vallen op de plek waar de oude bal stukging (behalve in het doelgebied).

Het team: Een team bestaat uit maximaal elf spelers, waarvan één de keeper is. Een wedstrijd kan beginnen als beide teams uit minimaal zeven spelers bestaan. F- en E-teams bestaan uit maximaal zeven spelers en spelen op een half speelveld.

Uitrusting: Spelers mogen geen sieraden dragen die gevaarlijk kunnen zijn. De voetbaluitrusting bestaat uit een shirt, korte broek, sokken, scheenbeschermers en voetbalschoenen. Onderkleding onder het shirt moet dezelfde hoofdkleur hebben als de korte broek en mag niet verder komen dan tot aan de knie.

De scheidsrechter: Elke wedstrijd staat onder leiding van een scheidsrechter, die verantwoordelijk is voor het volgen van het spel en het toepassen van de spelregels. De beslissingen van de scheidsrechter zijn bindend. De scheidsrechter kan de voordeelregel toepassen en een wedstrijd staken.

Assistent-scheidsrechters: De assistent-scheidsrechters adviseren de scheidsrechter en helpen bij het controleren of de wedstrijd volgens de spelregels verloopt.

Duur van de wedstrijd: Een voetbalwedstrijd duurt 90 minuten, verdeeld over twee helften van 45 minuten. De rust tussen de eerste en tweede helft mag maximaal 15 minuten duren. De scheidsrechter kan in elke helft tijd bijtellen voor de tijd die verloren is gegaan.

Aftrap: Een aftrap is de manier om een wedstrijd te beginnen of om het spel te hervatten. Aan het begin van de wedstrijd bepaalt een toss welk team de eerste aftrap mag nemen. Na een doelpunt mag het team dat een doelpunt tegen kreeg, de aftrap nemen.

Strafschop: Een strafschop is een directe vrije schop vanaf de strafschopstip. De speler die de strafschop neemt, moet duidelijk herkenbaar zijn. De keeper mag zich op de doellijn verplaatsen, maar niet van de doellijn afgaan tot het moment dat de bal is getrapt.

Spelhervattingen: Tijdens een voetbalwedstrijd zijn er verschillende spelhervattingen, zoals de vrije schop (direct en indirect), inworp en doelschop.

tags: #mag #keeper #worden #gewisseld #tijdens #strafschoppen