Korte Stop Honkbal Uitleg: Een Complete Gids

Honkbal en softbal zijn sporten die op het eerste gezicht eenvoudig lijken, maar een complexiteit aan spelregels en situaties herbergen. Deze gids biedt een uitgebreide uitleg van honkbal, met speciale aandacht voor de rol van de korte stop en andere belangrijke aspecten van het spel.

Inleiding tot Honkbal

Honkbal is een veldsport die wordt gespeeld door twee teams van negen spelers. De teams wisselen tussen slag- en veldpartijen. Het doel van het spel is om meer punten te scoren dan de tegenstander door de bal zo te slaan dat deze moeilijk te verwerken is voor het verdedigende team.

De Basis van het Spel

Een wedstrijd bestaat uit twee teams: een aanvallend en een verdedigend team. Het aanvallende team probeert punten te scoren, terwijl het verdedigende team dit probeert te voorkomen. Een wedstrijd is verdeeld in negen innings, waarbij elk team een keer aan slag is en een keer in het veld staat. Het team dat na negen innings de meeste punten heeft, wint. Bij een gelijke stand wordt er doorgespeeld tot een van de teams meer punten heeft.

Het Honkbalveld

Honkbal wordt gespeeld op een veld met daarop een aantal vaste punten. Er is een thuisplaat van waar wordt geslagen, en er zijn drie honken die met de thuisplaat verbonden zijn door een vierkant in lijnen.

Belangrijke punten op het veld:

  • Thuisplaat: De plaats waar de slagman staat.
  • Honken: Drie platte witte kussens die de hoeken van het infield markeren.
  • Werpplaat: De plaats waar de pitcher staat.
  • Slagperken: De gebieden links en rechts van de thuisplaat waar de slagman staat.
  • Foutlijnen: De lijnen die de grenzen van het speelveld aangeven.
  • Buitenveldhek: De begrenzing van het speelveld, gemiddeld op 90 tot 120 meter van de thuisplaat.
  • Dug-outs: De plaatsen waar de teams zitten als ze niet op het veld staan.
  • Coachvakken: De plaatsen waar de coaches staan om aanwijzingen te geven.

De Verdedigende Posities en Hun Taken

Het verdedigende team heeft negen spelers in het veld, elk met een specifieke positie en verantwoordelijkheid:

Lees ook: Honkbalregels begrijpelijk gemaakt

Pitcher (Werper)

De pitcher staat centraal in de verdediging. Deze speler staat op de heuvel en werpt de bal naar de slagman. Het doel van de pitcher is altijd om een 'uit' te veroorzaken bij de slagpartij. Zorgen voor een slag (er is sprake van een slag of 'strike' wanneer de slagspeler naar de bal slaat, maar deze mist, niet naar de bal slaat wanneer deze door het slaggebied gaat of slaat naar een foutbal). Een goede pitcher heeft een goede arm, beheersing en techniek om blessures te voorkomen. De pitcher moet zich goed kunnen concentreren en heeft de leiding over de verdediging. De pitcher bepaalt welke pitch gegooid wordt en hoe de bal verwerkt moet worden als deze geslagen is. Andrew Stone, assistent-honkbalcoach aan de Michigan State University, merkt op dat de pitcher de wedstrijd controleert.

Catcher (Achtervanger)

De catcher zit achter de thuisplaat en vangt de ballen die de pitcher gooit. Hij geeft signalen aan de pitcher en coördineert de verdediging. Een goede catcher heeft een sterke arm en is een sterke speler. De catcher draagt beschermende materialen zoals een helm, masker, bodyprotector en beenkappen om zich te beschermen tegen de harde ballen. Hij laat de pitcher zijn beste bal gooien en zet het binnenveld op de juiste plaats.

Eerste Honkman (First Baseman)

De eerste honkman staat bij het eerste honk. Hij vangt ballen die naar het eerste honk worden gegooid om slagmannen uit te maken. De eerste honkman moet goed zijn in het pakken van aangegooide ballen en een groot veldbereik hebben. Snelle en goede voetenwerk zijn essentieel voor deze positie. Een sterke arm is minder belangrijk, omdat de meeste worpen naar het eerste honk dichtbij zijn.

Tweede Honkman (Second Baseman)

De tweede honkman verdedigt het gebied rond het tweede honk. Hij moet een goede veldtechniek hebben en speelt vaak een cruciale rol bij het maken van dubbelspelen.

Derde Honkman (Third Baseman)

De derde honkman staat bij het derde honk. Hij moet niet bang zijn en hard geslagen ballen kunnen verwerken. Een goede reactiesnelheid en een sterke arm zijn belangrijk voor deze positie. Het spelen op het derde honk is niet gemakkelijk en vereist moed en behendigheid.

Lees ook: Het unieke karakter van korfbal

Korte Stop (Shortstop)

De korte stop verdedigt het gebied tussen het tweede en derde honk. Hij heeft een groot veldbereik, snel voetenwerk en een goede veldtechniek nodig. De korte stop geeft leiding aan de infielders en ondersteunt de catcher. Zoals de grondbal die door de korte stop goed wordt verwerkt, goed wordt aangegooid op de eerste honkman/-vrouw (ik gebruik verder de mannelijke term) die met de voet het honk aanraakt en de bal goed vangt. De slagman/honkloper is uit.

Buitenvelders (Outfielders)

De buitenvelders staan in het buitenveld en vangen lange, hoge ballen. Er zijn drie buitenvelders: de linksvelder, de midvelder en de rechtsvelder. Een snelle speler met een sterke arm is belangrijk voor deze posities. De buitenvelders geven leiding aan de rest van de outfielders en ondersteunen de catcher.

  • Linksvelder (Left Fielder): Moet een groot deel van het outfield dekken en snel zijn om ballen te onderscheppen.
  • Midvelder (Center Fielder): Ook een snelle speler die een groot deel van het outfield moet dekken en de infielders helpt.
  • Rechtsvelder (Right Fielder): Vereist een van de sterkste armen van het team om verre worpen te maken. Soms wordt deze positie als ondankbaar gezien, maar vereist wel de vaardigheid om harde, korte ballen met veel effect te verwerken.

De Aanvallende Partij en het Scoren van Punten

Het team aan slag is de aanvallende partij en probeert punten te scoren. Een slagman probeert de bal zo ver mogelijk in het veld te slaan. Als de slagman de bal buiten het veld slaat, een homerun, kan hij ongehinderd alle honken aflopen en een punt scoren.

Slagvolgorde

De slagvolgorde is cruciaal voor de tactiek van het team. Een typische slagvolgorde kan er als volgt uitzien:

  • Slagman 1: Een speler die vaak op de honken komt door slaan, stoten of vier wijd.
  • Slagman 2: Een speler die een opdracht kan uitvoeren, zoals stoten of een hit-and-run.
  • Slagman 3: De beste slagman met het hoogste slaggemiddelde.
  • Slagman 4: De slagman met de meeste power, vaak een homerun hitter.

Manieren om Uit te Gaan

Er zijn verschillende manieren waarop een slagman uit kan gaan:

Lees ook: Jaren 80 damesvolleybaltenues: Een mode-analyse

  • Strikeout: De pitcher gooit drie slagballen (ballen die de slagzone passeren en de slagman niet slaat).
  • Vangbal: Een veldspeler vangt de geslagen bal voordat deze de grond raakt.
  • Force out: Een veldspeler gooit de bal naar het eerste honk voordat de slagman daar aankomt.
  • Tag out: Een veldspeler tikt een loper aan met de bal terwijl de loper geen contact heeft met een honk.

Gedwongen Loop

Als een honk bezet is, moet de loper naar het volgende honk lopen als de volgende slagman de bal slaat. Dit heet een gedwongen loop. Als alle honken bezet zijn, is er voor alle lopers een gedwongen loop situatie. Met een honkloper op het eerste honk gaat de slagman-honkloper uit voordat hij het eerste honk heeft bereikt. Tevens is sprake van een gedwongen loop als de slagman(-honkloper), na een goede slag het eerste honk moet proberen te bereiken. Bij geraakt werper of vier wijd mag hij uiteraard het eerste honk bezetten zonder uit gemaakt te kunnen worden. Honklopers die daardoor worden gedwongen op te schuiven kunnen dit doe zonder ‘uit’ gemaakt te kunnen worden.

Honkslagen

Als een slagman de bal in het veld slaat en een honk bereikt, is dat een honkslag. Afhankelijk van hoeveel honken de slagman bereikt, is het een één-, twee- of driehonkslag.

Slag en Wijd

In hoofdstuk 2 behandelden we de slagzone, die zone is van belang bij dit hoofdstuk. Dit is de makkelijkste regel. Slaat de slagman wel naar de bal, dan is het dus een slag. Dit is de bekendste situatie. Een enorme uithaal naar de bal waarbij de slagman de bal mist. Maar wanneer is slaan ook daadwerkelijk slaan? Gek genoeg geven de spelregels hiervoor geen enkel houvast, het is dus geheel en al een beoordeling die de umpire moet doen. En dat is voor de plaatumpire een lastige ‘call’, omdat hij achter de plaat niet goed kan beoordelen hoever de slagman de knuppel naar voren heeft bewogen. Een goed gebruik is dan om de honkscheidsrechter te raadplegen. Die moet dus op die vraag zijn voorbereid en elke (check)swing beoordelen. Maar ook voor hem geldt: nergens staat beschreven wanneer slaan echt slaan is. Het verschil met een foutslag is dat bij een fouttip de bal niet ‘dood’ is (daarover in een later hoofdstuk veel meer) en het spel dus doorgaat. Bij een foutslag is het spel ‘dood’ en mogen honklopers dus niet opschuiven. Het verschil met een foutslag is ook dat alleen bij slag drie in de ‘count’ de slagman uit is vanwege de gevangen bal. Voor de juiste houding van de plate umpire verwijs ik naar een volgend hoofdstuk. De timing van de call is wel van belang: wacht tot de catcher de bal heeft verwerkt. Bij een slag roept de umpire zeer gedecideerd en luid: “Strike!!”. Het afroepen van de ‘count’ gaat altijd in de volgorde: aantal wijd en daarna aantal slag, dus “two balls, one strike”. Daarbij geeft de umpire - met gestrekte armen - het aantal wijd aan door het opsteken van vingers van zijn linkerhand en het aantal slag door het opsteken van vingers van zijn rechterhand (ezelsbruggetje: het 1e honk ligt rechts, daar wil de slagman heen). Het lastige is dat op de meeste telapparaatjes de slag en de wijd precies andersom zitten.

Strategie en Teamwerk

Honkbal combineert strategie, teamwerk en fysieke uitdagingen. De verdedigende partij probeert de aanval te stoppen door nullen te maken, terwijl de aanvallende partij probeert zoveel mogelijk punten te scoren. De pitcher probeert de slagman te verrassen met verschillende worpen, en de veldspelers werken samen om de geslagen bal te verwerken en lopers uit te maken.

Dubbelspel

Het dubbelspel is een spectaculaire actie waarbij twee lopers in één keer uit worden gemaakt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer een bal naar de korte stop wordt geslagen met een loper op het eerste honk. De korte stop gooit de bal naar de tweede honkman, die het tweede honk aanraakt en de bal vervolgens naar de eerste honkman gooit om ook de slagman uit te maken. Een voorbeeld: Het eerste honk is bezet en de slagman slaat een lage bal richting korte stop. De loper op het eerste honk moet van het eerste naar het tweede honk. Hij zit dus in een gedwongen loop situatie. De korte stop pakt de geslagen bal en gooit die naar de tweede honkman. Deze tikt, met de gevangen bal in zijn hand of handschoen, met zijn voet het tweede honk aan waardoor de loper komend van het eerste honk uit is en gooit vervolgens de bal razendsnel naar de eerste honkman. Vangt die de bal terwijl hij contact heeft met het honk voordat de slagman daar aankomt dan is ook de slagman uit.

Uitrusting

De basisuitrusting van een honkballer bestaat uit een bal, een handschoen en een knuppel. Daarnaast dragen spelers speciale schoenen en een slaghelm.

Handschoen

De handschoen is een essentieel onderdeel van de uitrusting en is zeer persoonlijk. De handschoen vormt zich naar de hand van de speler en de manier waarop deze wordt gebruikt. Er zijn verschillende soorten handschoenen voor de verschillende posities in het veld:

  • Catcher's mitt: Een grote en dik gevoerde handschoen voor de catcher.
  • Outfielderhandschoenen: Grote handschoenen met diepe zakken voor de buitenvelders.
  • Infielderhandschoenen: Kleinere handschoenen voor de infielders.
  • Eerste honkmanhandschoenen: Grote wanten voor de eerste honkman.
  • Werperhandschoenen: Stevig genaaide handschoenen zodat de slagman de gripstijl van de werper niet kan zien.

Knuppel

Het is belangrijk om een knuppel te kiezen die bij je past. De keuze van de knuppel hangt af van je lengte, gewicht, kracht en snelheid. Beginners wordt aangeraden om een knuppel te kiezen die ze gemakkelijk kunnen hanteren.

Overige beschermende uitrusting

De catcher draagt naast de handschoen ook een helm, een masker, een bodyprotector en beenkappen om zich te beschermen tegen de harde ballen. Slagmensen en lopers dragen een slaghelm om hun hoofd te beschermen.

Goed Geslagen Bal / Fout Geslagen Bal

Maar met de plaatjes is nog lang niet alles gezegd en geschreven over dit onderwerp. Bij een foutbal is het spel dood, tenzij deze wordt gevangen. De foutlijn behoort tot goed gebied en hoort dus eigenlijk de ‘goedlijn’ te heten. De honken behoren tot goed gebied. Van het 2e honk is dat logisch. Thuisplaat, 1e en 3e honk behoren in hun geheel tot goed gebied. Daarom moet de foutlijn, herstel de ‘goedlijn’ langs de buitenkant van die honken lopen (met uitzondering natuurlijk van het dubbelhonk bij softbal). Maar ook de thuisplaat behoort in zijn geheel tot het goede gebied. Of een bal goed of fout is terwijl deze wordt gespeeld, dient te worden beoordeeld naar de positie van de bal en niet van de speler die de bal speelt. Voorbeeld: de linksvelder probeert een ver geslagen bal te vangen nabij de foutlijn. Hij raakt de bal, maar vangt deze niet. Het is nu een foutbal als op het moment van spelen de bal zich loodrecht boven foutgebied bevond. Een geslagen bal die, terwijl de slagman zich in het slagperk bevindt, de slagman raakt of de knuppel voor de tweede keer raakt is een foutbal. Een slagman-honkloper die opzettelijk een geslagen bal in fout gebied probeert van richting te veranderen is uit. Een bal die voor het 1e of 3e honk op fout gebied landt en doorrolt kan pas als foutbal worden afgeroepen als deze tot stilstand is gekomen op fout gebied of is aangeraakt door een velder of een voorwerp behorend tot het niet bespeelbare gebied (hek o.i.d.). Let op: een goede slag wordt niet geroepen.

(Slagman-) Honkloper is Uit

Er zijn vele manieren voor een speler om ‘uit’ te gaan. Dit hoofdstuk bevat een overzicht. In een gedwongen situatie moet de (slagman-)honkloper opschuiven naar het volgende honk omdat het honk waarop hij recht heeft door een opvolgende (slagman-)honkloper moet worden bezet. Deze gedwongen situatie kan tijdens het spel vervallen trouwens. Hij meer dan 1 meter afwijkt van zijn honkpad om tikken te ontwijken. Behalve als hij daardoor vermijdt dat hij een velder hindert die een geslagen bal tracht te spelen. Een honkloper mag tijdens het honklopen ieder traject kiezen dat hem goeddunkt. Daarbij mag hij dus meer dan 1 meter afwijken van de rechte lijn tussen de honken. Er staat immers dat hij die meter moet afwijken om tikken te ontwijken. Met honkpad wordt bedoeld de rechte lijn tussen de honkloper en het honk waarheen hij op weg is. Het wordt bepaald op het moment dat de tikactie plaatsvindt. Als de honkloper uitwijkt om ervoor te zorgen dat een velder een geslagen bal kan spelen, dan mag hij meer dan 1 meter uitwijken. Hij na het raken van het eerste honk zijn honkpad verlaat omdat hij kennelijk zijn poging een volgend honk te bereiken opgeeft. Deze situatie kan plaatsvinden tussen alle honken. Hij opzettelijk een velder hindert die een geslagen of aangegooide bal tracht te spelen. De velder heeft altijd ‘voorrang’ op de honkloper. Hij wordt getikt terwijl hij niet in contact is met een honk. Uiteraard gaat dit alleen op als de bal niet ‘dood’ is. Ook gaat het niet op bij het eerste honk als de loper doorschiet en hij onmiddellijk naar dat honk terugkeert. Dat terugkeren mag ook vanuit ‘goed’ gebied. Het is een fabeltje dat je terug moet lopen vanaf ‘fout’ gebied. Het gaat er slechts om dat de honkloper geen enkele poging doet het 2e honk te bereiken. Teruglopen op ‘fout’ gebied is wel aan te raden, helaas kennen niet alle umpires (coaches en spelers) deze regel precies. Een loslatend honk is geen reden een speler op tikken uit te geven. Dus een speler die in zijn sliding een honk meeneemt, kan niet uitgetikt worden. Hijzelf, of het honk waar hij vandaan kwam, wordt getikt voordat hij dat honk opnieuw heeft aangeraakt (‘tag up’) na een vangbal. Dit is een appèlsituatie, de umpire geeft de ‘uit’ dus alleen als een appel wordt gespeeld. Dit geldt niet bij een fouttip. De honkloper mag, bij de eerste aanraking van de te vangen bal door een veldspeler, het honk loslaten. Hijzelf, of het honk waarnaar hij onderweg is wordt getikt voordat hij dat honk heeft bereikt. Hij wordt geraakt door een goed geslagen bal en zich op goed gebied bevindt. De bal mag geen enkele binnenvelder, de pitcher uitgezonderd, zijn gepasseerd. Is het een binnenhoogbal dan zijn zowel de slagman als de honkloper uit. Hij tracht thuis te komen tijdens een situatie waarbij de slagman hindert. Hij de velders in de war brengt door onnodig de honken in omgekeerde volgorde te gaan lopen. Hij de thuisplaat mist en geen poging doet daarheen terug te keren. Hierbij moet een velder, met de bal in bezit, een appèl spelen. De eerste call van de umpire is in dit geval altijd ‘safe’, ook al heeft hij waargenomen dat de plaat gemist is. De reden hiervoor is dat hij anders de veldpartij zou bevoordelen. De veldpartij moet zelf het honklopen in de gaten houden. Hij bij het honklopen een honk niet heeft aangeraakt. Tot zover de wijze waarop je als (slagman-)honkloper ‘uit’ kunt gaan.

Vangbal

Een vangbal wordt gemaakt door de veldpartij, dat lijkt me logisch. Het is het vangen van een bal in vlucht. Een bal in vlucht is een bal die, geslagen, geworpen of gegooid, zonder iets of iemand te raken, door het luchtruim vliegt. Dus als de bal eerst een speler van de slagpartij, of een toeschouwer, of een coach of een hek of een boomtak heeft geraakt, dan kan het nooit meer een vangbal worden. Probeert echter eerst een andere velder de bal te vangen - bijvoorbeeld de pitcher die de bal recht op zich af krijgt - en stuit deze weg maar blijft ‘in vlucht’ en wordt vervolgens gevangen, dan is het een vangbal. In dit geval mogen honklopers gaan lopen na de eerste aanraking van de bal door een veldspeler. Deze regel is er gekomen om te voorkomen dat een velder eindeloos met de bal jongleert en al jonglerend naar het binnenveld loopt. Vangen dient te geschieden met de blote hand en/of met de handschoen. Het gebruiken van enig deel van het tenue is daarbij verboden, daarover in een later hoofdstuk meer, dan is het geen vangbal. Ook dient de bal stevig te worden vastgehouden om controle over de bal aan te tonen. Zonder controle, dus bijvoorbeeld bij laten vallen van de gevangen bal, is geen sprake van een vangbal. Tenzij deze, voordat hij de grond of een ander voorwerp raakt, alsnog wordt gevangen. Dit dient te worden aangetoond door de bal lang genoeg vast te houden. Als bij een snelle actie van een velder de bal direct gegooid moet worden en deze valt dan, dan is nog steeds sprake van een vang. Om een bal te vangen mag een velder over een hek of iets dergelijks leunen, hij mag er zelfs op klimmen. Staat hij op de rand van een dugout, dan mag hij zelfs door zijn teamgenoten worden gesteund om niet te vallen. Indien een speler door te leunen de bal vangt, maar vervolgens over het hek, in de dugout of in de tribune valt en nog steeds de bal controleert, dan is het een vangbal. Het is wel een vang als een velder de bal in zijn handschoen heeft en deze vanuit de handschoen met een flip, dus zonder met de gooihand aangeraakt te hebben, aan een andere velder doorspeelt.

Homerun

De term homerun is eigenlijk het toekennen van 4 honken door de umpire. De umpire geeft dit aan door met zijn rechterwijsvinger een cirkel (tegen de wijzers van de klok in) boven zijn hoofd te maken. In het honkbal kan dat alleen als de geslagen bal direct over het buitenveldhek vliegt. Het is ook een homerun als de bal via een velder over het hek gaat, mits dat laatste op goed gebeid gebeurd. Gaat de bal op deze wijze op fout gebied over het hek, dan is het een 2-honkslag. Als een bal boven het hek de foutpaal raakt en terugstuitert, dan is het ook een homerun. Stuitert een bal echter terug van het hek, raakt een velder en stuitert daardoor alsnog over het hek, dan is het geen homerun. In dit geval is de bal dood en is het een 2-honkslag.

Binnenhoog/Infield Fly/Intentionally Dropped Ball

Deze regel geeft altijd aanleiding tot veel discussie. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de bedoeling achter deze regel niet wordt begrepen. Iedere speler weet, en vergeet soms ook, dat het niet verstandig is om bij minder dan twee uit en een hoge bal van het honk te gaan. Bij een vangbal moet immers terug worden gegaan naar het honk om niet uitgebrand te worden. Of althans op appel uit te worden gemaakt vanwege het te vroeg (voor de eerste aanraking van de bal door een velder) weggaan. Stel je voor dat er lopers op zowel het eerste als het tweede (en eventueel het derde) honk staan en er is geen of één uit. De slagman slaat de bal. Deze bal gaat hoog de lucht in (fly ball of pop fly) en kan door een binnenvelder worden gevangen. Deze binnenvelder is echter een slimme speler en laat de bal voor zich vallen. De lopers zullen op hun honken blijven, rekenend op een makkelijke vangbal. Doordat de binnenvelder de bal laat vallen, is echter nu sprake van allemaal gedwongen lopen. Dat h…

Honkbal en Softbal: Wat is het Verschil?

Hoewel softbal en honkbal op elkaar lijken, zijn er enkele belangrijke verschillen. Softbal is een vereenvoudigde versie van honkbal, die vooral in de jeugd- en vrouwensport populair is. De belangrijkste verschillen zijn:

  • Balgrootte: Een softbal is groter dan een honkbal.
  • Veld: Softbalvelden zijn kleiner.
  • Pitch: Bij softbal wordt de bal van onderaf gegooid, terwijl bij honkbal de bal van bovenaf of vanaf de zijkant wordt gegooid.
  • Spelduur: Softbalwedstrijden bestaan meestal uit zeven innings, terwijl honkbalwedstrijden negen innings duren.
  • Knuppels: Softbalknuppels zijn vaak dunner en lichter dan honkbalknuppels.

Tips voor Beginners

Als je wilt beginnen met honkbal of softbal, zijn hier enkele tips:

  • Sluit je aan bij een club: In een club kun je de juiste technieken leren en je vaardigheden ontwikkelen.
  • Bekijk wedstrijden: Leer van de professionals en let op tactiek, positionering en spel.
  • Koop goede uitrusting: Investeer in een goede knuppel, handschoen en schoenen.
  • Probeer het uit: Veel clubs bieden proeftrainingen aan.

Honkbal voor Kinderen

Honkbal is een fantastische sport voor kinderen. Honkbal en softbal is in Nederland een vrij bekende sport. Niet in de eerste plaats omdat iedereen de sport weleens op school heeft beoefend. Het is vooral een tactische, strategische sport en vrijwel geen contactsport. Hoe hoger je speelt, hoe belangrijker conditie en krachttraining wordt. In de laagste klassen is conditie weer minder belangrijk. In veel clubs kunnen kinderen al in de kleuter- of basisschoolleeftijd beginnen met het spelen van T-ball, een speciaal aangepaste versie van honkbal. Bij T-Ball wordt de bal niet gegooid, maar geslagen vanuit een vaste standaard - de zogenaamde "T". De bal zelf is zachter en lichter dan een gewone honkbal, waardoor het risico op blessures wordt geminimaliseerd en het makkelijker wordt om te beginnen.

tags: #korte #stop #honkbal #uitleg