KNVB Oefenstof voor B-Junioren: Een Complete Gids

Een systematische aanpak van training is essentieel om het voetbal van je team wekelijks verder te ontwikkelen. Vermijd een onsamenhangende aanpak waarbij je de ene week iets anders doet dan de andere. Deze gids biedt een overzicht van KNVB oefenstof specifiek gericht op B-junioren (O15/O16), met aandacht voor warming-up, oefeningen, partijvormen en trainingsplanning.

Structuur van een Training

Houd een vaste structuur aan in elke training:

  1. Warming-up: Bereidt de spelers fysiek en mentaal voor op de training.
  2. Oefening(en): Hierin wordt een specifiek onderdeel van het voetballen getraind.
  3. Afsluitende Grote Partijvorm: De spelers passen de oefenstof toe in een realistische spelsituatie.

Warming-up: De Basis voor Succes

Elke training begint met een korte warming-up. Vanaf O13 moet de warming-up met bal voorafgegaan worden door een warming-up zonder bal, zoals loopvormen met dynamische rekvormen (hakken, billen, knieheffen). De spieren van spelers in de leeftijdscategorie O13, aan het begin van de groeispurt, kunnen wel wat extra doorbloeding gebruiken. Een minder explosieve start voorkomt blessures en brengt de groep ook meteen in de sfeer van de training. Beperk dit moment tot vijf minuten en vervolg met een langere warming-up met bal. Daarin oefenen de spelers het dribbelen, aannemen, passen of schieten, passend bij het doel van de training en gericht op het verbeteren van deze voetbalhandelingen.

Belangrijk: De warming-up is cruciaal om blessures te voorkomen. Zorg ervoor dat de spelers de oefeningen correct uitvoeren.

Voorbeelden van Warming-up Oefeningen

  • Dynamische Loopvormen: Hakken, billen, knieheffen, heupen naar buiten (zie voorbeeldvideo's KNVB).
  • Variaties:
    • Lijnen sprint: Maak 5 lijnen en nummer deze van 1 tot en met 5. De spelers staan allemaal op één lijn. De trainer noemt een nummer en spelers moeten zo snel mogelijk naar deze lijn rennen.
    • Lijnen sprint met bal: Dezelfde oefening als hierboven maar dan elke speler met bal.
    • Afval sprint: Dezelfde oefeining als oefening 1 en 2 maar de laatste die bij de lijn komt valt steeds af.
    • Groep verplaatsing: Maak 3 groepjes van 5 en zet 4 gelijke vierkanten neer. Elk groepje komt in een vak te staan en één vak blijft leeg. Op het teken van de trainer moeten de groepjes zo snel mogelijk naar een ander vak dat nog leeg is.
    • Groep verplaatsing met bal: Dezelfde als oefening 1 maar dan iedereen met bal.
    • Groep verplaatsing met bal rondspelen: Dezelfde als oefening 2 maar dan met één bal die in het vierkant wordt rondgespeeld. Tijdens het spelen roept de trainer het nummer van een vak.

(Bijzondere) spelregels tijdens Warming-up

Laat spelers die af zijn niet stilstaan tot het einde van een spel maar geef ze een opdracht.

Lees ook: Maatschappelijke betrokkenheid in het amateurvoetbal: een onderzoek.

Warming-up voor Omschakelen

Hieronder staan drie warming-up voorbeelden die gericht zijn op trainingen met de doelstelling omschakelen. De drie warming-up voorbeelden dienen als variatie en kunnen dus apart van elkaar gebruikt worden.

Oefeningen: Focus op Verbetering

Wanneer de spelers zijn opgewarmd, begint de eerste oefening. Hierin wordt een specifiek onderdeel van het voetballen getraind, zoals de opbouw van achteruit of het creëren van kansen. Kies een vereenvoudigde vorm, bijvoorbeeld:

  • 4 tegen 4 (passend bij de gekozen doelstelling)
  • 1 tegen 1, 1 tegen 2, 2 tegen 2, 3 tegen 2, 3 tegen 3, 4 tegen 3
  • Met of zonder doelen, keepers en met de voetbalspelregels

Monitoring tijdens de oefening

Als een oefening in gang is gezet, controleert de trainer of alle spelers snappen wat de bedoeling is. En: wordt er (veel) gevoetbald? Zo nee, kan de wachttijd korter door de vorm twee keer uit te zetten? Moet de ruimte groter of kleiner? Wordt er geleerd? Met andere woorden: lukt de uitvoering ongeveer even vaak wel als niet?

Het is belangrijk om deze vragen in het achterhoofd te houden, maar probeer tijdens de training niet te veel om te zetten. Kleine aanpassingen kunnen goed zijn, maar sleep niet te veel met materiaal. De organisatie is een middel, geen doel.

Oefening Moeilijker of Gemakkelijker Maken

Een oefening die spelers leert beter kansen te benutten, verloopt soepel. Het aanvallende team creëert de ene kans na de andere en maakt veel doelpunten. Wat nu? De trainer wil ze leren nóg beter kansen te creëren en doelpunten te maken. De vorm moet moeilijker gemaakt worden. Zo moeten ze er meer moeite voor doen. Als een vorm te gemakkelijk is - of te moeilijk - verliezen spelers hun motivatie en concentratie. Het is de kunst de vorm zo af te stellen dat het ze uitdaagt om iets meer hun best te doen. Aan zo’n dwingende organisatie beleven ze meer plezier.

Lees ook: KNVB-overschrijvingen: Een complete gids

Een trainer maakt een vorm voor de aanvallende partij moeilijker door de weerstand te verhogen. De ruimte kan smaller of korter gemaakt worden. Of de verdedigende partij krijgt een extra speler. Je kunt ook de spelregels aanpassen, maar pas hiermee op. Een opdracht als ‘doelpunten tellen alleen na een finalepass, niet na een solo is niet wedstrijdecht. Lukt het de spelers niet om de bedoeling van de vorm te realiseren? Dan maak je de vorm juist gemakkelijker door de weerstand te verlagen. Komt het aanvallende team zelden tot kansen en maakt het nagenoeg geen doelpunten? Dan kun je de ruimte langer of breder maken, de manier van scoren aanpassen, grotere doeltjes plaatsen, pylonnen verder uit elkaar plaatsen, een speler aan de aanvallers toevoegen of het aantal verdedigers verkleinen.

Voorbeelden van aanpassingen:

  • Moeilijker maken:
    • Het veld groter maken.
    • Maximum aantal aanrakingen instellen.
    • Tijdslimiet instellen.
  • Makkelijker maken:
    • Het veld kleiner maken.

Coachen tijdens de training

Je stopt situaties alleen als ze er echt iets van kunnen leren, niet om jouw kennis te etaleren

Nadat je de spelers een oefening hebt uitgelegd en voorgedaan, begint het echte werk. Terwijl zij oefenen - zonder onnodige onderbrekingen en wachttijden - kun jij op de juiste momenten je spelers aanwijzingen geven bij de keuzes die zij maken en de uitvoering die ze laten zien (begeleidend coachen).

Houd je coaching kort en duidelijk. Je stopt situaties alleen als ze er echt iets van kunnen leren, niet om jouw kennis te etaleren (situatief coachen). Laat je spelers verder zelf problemen oplossen, bied ruimte voor eigen inbreng door vragen te stellen en help ze individueel. Wil je verbeterpunten aangeven, doe dit dan niet frontaal tegenover een speler. Dit kan hem in verwarring brengen en jou het overzicht op het veld doen verliezen. Ga bij hem staan, kijk samen naar de situatie, doe het voor, moedig aan. Stap dan weer snel uit het voetbalspel.

Instructies geven doe je zo:

Lees ook: Scheidsrechter niet aanwezig? Dit zijn de stappen

  • Op ooghoogte met je spelers. Als zij op het veld staan, kun je neerhurken, als ze op een bank zitten, zit jij ook. Zo geef je ze het gevoel dat ze eerlijk kunnen antwoorden op de vraag of ze je instructie begrijpen.
  • Op een plek waar spelers niet worden afgeleid. Let op wat er achter je rug gebeurt, zelfs de zon kan de aandacht afleiden. Praat goed verstaanbaar, praat niet te snel en kijk je spelers aan.
  • Betrek je spelers erbij. ‘Hoe neem je een bal aan?’ Geef een speler die veel aandacht vraagt een taak. ‘Doe jij het maar eens voor.’
  • Ga na of ze het echt begrepen hebben. Jonge spelers knikken vaak ja, ook al weten ze het nog niet precies. Spreek ze persoonlijk aan en houd ze op speelse wijze bij de les. ‘Weet je nog hoe je de bal het beste kunt aannemen?’
  • Vraag oudere spelers om hun mening, zodat ze kunnen meedenken. ‘Hoe zou jij die bal hebben aangenomen? Waarom?’

Partijvorm: Toepassing in de Praktijk

Na de oefening(en) passen de spelers de oefenstof toe in een partijvorm van bijvoorbeeld 4 tegen 4. Je laat ze nu vooral voetballen, je coacht alleen nog ‘begeleidend’. Je legt het spel niet meer stil. ‘Nu is het wat drukker, maar het is nog steeds de bedoeling dat jullie sámen kansen creëren, scoren, maar ook samen storen en doelpunten voorkomen. Laat maar zien wat jullie hebben geleerd.

Trainingsplanning: Een Stappenplan naar Succes

Hoe bereid je zo’n trainingsperiode voor?

  1. Kies je trainingsdoel. Concentreer je voor pupillenteams op het aanvallen en verdedigen, oudere spelers kun je ook trainen op het omschakelen.
  2. Verdeel de doelstellingen over de eerstkomende vijftien weken.
  3. Oefen enkele weken achtereen op een doelstelling en laat de spelers zo wennen aan de oefeningen die erbij horen.
  4. Heb binnen een training aandacht voor zowel de aanvalsdoelstelling als de bijbehorende verdedigende doelstelling.
  5. Pas stof uit een oefening meteen toe in een kleine én grote partijvorm.

Welk trainingsdoel past bij mijn spelers?

Stem het doel van de training af op je team, en laat daarbij leeftijd, beleving en niveau bepalend zijn. Steek een oefening liever iets te makkelijk dan te moeilijk in, zodat het de spelers meteen goed afgaat, en maak het daarna moeilijker. De KNVB heeft voor elke leeftijdscategorie een doel uitgeschreven.

Als spelers doorgroeien naar een volgende leeftijdscategorie, komt er een doel bij. Zo beperkt het doel bij de mini-pupillen zich tot het leren beheersen van de bal, een doel dat tot en met de Onder 19 blijft gelden. Laat je inspireren door de oefeningen en partijvormen op de link hieronder. Je kunt hier je eigen training samenstellen. Noteer de afmetingen van de veldjes van elke vorm en maak een schets van de verdeling ervan over het veld. Rangschik hoedjes en doeltjes zo dat het weinig tijd kost om de organisatie tussentijds aan te passen. Nog handiger is het om een vaststaand circuit uit te stippelen, waarbij alle oefen- en partijvormen al klaar staan in diverse speelvakken.

Voor de beginnende trainer

Wanneer je start als trainer is het goed om uit te gaan van een iets andere structuur, die je hieronder vindt. Het is in het begin namelijk iets makkelijker om een training te organiseren en te begeleiden als je uitgaat van drie oefeningen (in plaats van vijf) in zestig minuten voor de pupillen, of vier (in plaats van vijf) oefeningen voor de junioren.

  • Voor de pupillen drie oefeningen in plaats van vier in zestig minuten: Oefening, Oefening, Partijvorm
  • Voor de junioren: vier oefeningen in plaats van vijf in 75 minuten: Warming-up, Oefening, Oefening, Partijvorm

Wanneer je een paar trainingen hebt geleid en je comfortabel voelt bij het organiseren van deze trainingen, kun je zelf besluiten om naar vier (of vijf) oefeningen per training te gaan. Deze trainingsvormen vind je op dit platform.

Werk tijdig een trainingsplan uit. Wat oefenen we precies wanneer? Welke oefeningen horen erbij?

In een later stadium zal je op dit platform ook andere trainingsvormen vinden, zoals trainingen op een half veld, met een lengte van 75 en/of negentig minuten, etcetera.

Hoe stel ik zelf een training samen?

Wil je spelers van onder 13 leren niet steeds voor de lange halen naar voren te kiezen, maar met verzorgd positiespel en via goed gebruik van het middenveld een aanval op te bouwen? Werk hiertoe tijdig een trainingsplan uit. Wat oefenen we precies wanneer? Welke oefeningen horen erbij? Bij elke leeftijdsklasse horen specifieke doelstellingen en KNVB-oefeningen die passen bij de mogelijkheden van die leeftijd. Elke oefening kun je eenvoudig of meer complex aanbieden.

Steek een oefening liever iets te makkelijk dan te moeilijk in

Als spelers doorgroeien naar een volgende leeftijdscategorie, komt er een doel bij. Zo beperkt het doel bij de mini-pupillen zich tot het leren beheersen van de bal, een doel dat tot en met de Onder 19 blijft gelden. Laat je inspireren door de oefeningen en partijvormen op de link hieronder. Je kunt hier je eigen training samenstellen. Noteer de afmetingen van de veldjes van elke vorm en maak een schets van de verdeling ervan over het veld. Rangschik hoedjes en doeltjes zo dat het weinig tijd kost om de organisatie tussentijds aan te passen. Nog handiger is het om een vaststaand circuit uit te stippelen, waarbij alle oefen- en partijvormen al klaar staan in diverse speelvakken.

Wat te doen bij oneven aantallen?

Bij een oneven aantal is het soms lastig om een partijvorm te organiseren. Doe in dat geval liever niet zelf mee, kinderen raken dan afgeleid of spelen de bal vaak naar jou.

Een oneven aantal, maar wel een keeper? Speel dan bijvoorbeeld drie tegen drie, waarbij één team een keeper heeft, en wissel dit na de helft van de speeltijd om. Of je stelt als regel dat het team met de keeper alleen kan scoren in kleine doeltjes of door de bal over de achterlijn te dribbelen. Heb je een oneven aantal en geen keeper? Laat één team spelen met een speler extra en wissel deze speler op de helft van de tijd van team, zodat beide teams voordeel hebben van deze speler.

Doe liever niet zelf mee, kinderen raken dan afgeleid of spelen de bal vaak naar jou

Voetbalfit: Meer dan alleen Voetbal

De KNVB wil dat iedereen zo lang mogelijk en met zoveel mogelijk plezier kan blijven voetballen. De motorische ontwikkeling van kinderen speelt daarin een belangrijke rol. Daarom willen we met Voetbalfit op een passende en plezierige manier voor de kinderen een bijdrage leveren aan het verbeteren van de motorische vaardigheden van spelers.

De Voetbalfit-vormen gaan niet ten koste van het voetbalaanbod. Ze vinden plaats tijdens de opstart van een training of als instuif-oefening wanneer nog niet alle spelers aanwezig zijn. Ook zou Voetbalfit in het kader van 'hoe meer beweging, hoe beter' zeer goed kunnen worden ingezet als extra aanbod voor spelers. Op deze manieren kan Voetbalfit bijdragen aan een brede motorische ontwikkeling, wat weer kan leiden tot meer sportplezier en meer participatie. Voetbalfit maakt je echter niet per definitieve een betere voetballer. Kort gezegd: we moeten meer bewegen, maar minstens net zoveel voetballen!

Iedere doelgroep behoeft een andere benadering als het gaat om het ontwikkelen van motorische vaardigheden. Spelers in de onderbouw beschikken bijvoorbeeld nog niet altijd over de motoriek om zichzelf op te vangen bij een valpartij, spelers in de middenbouw kunnen door de groeispurt ineens wat houterig gaan bewegen en bij de bovenbouw wordt het nog een stuk belangrijker om de spieren goed op te warmen en op de juiste manier te belasten. De KNVB biedt per doelgroep verschillende video's van oefeningen aan. Via Rinus kun je de verschillende Voetbalfit-vormen eenvoudig terugvinden en toevoegen aan jouw training.

Doelgroepen:

  • Onderbouw (t/m O12): De fitheid en motorische vaardigheden van kinderen nemen al jaren af. Deze afname leidt tot een verhoogd risico op blessures, omdat kinderen minder goed kunnen vallen. Ook raken ze sneller geblesseerd omdat ze botsen met andere spelers of met de bal. Deze motorische achterstand kunnen kinderen op latere leeftijd moeilijker inhalen. Om deze tendens te doorbreken, verwijst de KNVB voor de allerjongsten naar het nijntje Beweegdiploma. De KNVB biedt per doelgroep verschillende Voetbalfit-vormen aan.
  • Middenbouw (t/m O15): Spelers in de leeftijdscategorie tot en met O15 kenmerken zich door de groeispurt. Dit kan zorgen voor groeipijn, maar ook leiden tot acute blessures die ontstaan doordat de kinderen minder controle hebben over hun motorische vaardigheden. Een inhaalslag maken om deze vaardigheden alsnog te verbeteren is lastig, maar kinderen in deze leeftijdscategorie kunnen hun motorische vaardigheden nog steeds ontwikkelen. De oefeningen voor deze doelgroep zijn gericht op knie- en enkelstabilisatie, op een soepelere manier van voortbewegen en op flexibiliteit en coördinatie. Zeker tijdens de groeispurt is dit zinvol. De KNVB biedt per doelgroep verschillende Voetbalfit-vormen aan.
  • Bovenbouw (t/m senioren): Spelers in deze doelgroep zijn vaak aan het einde van of al helemaal uit de groeispurt. Voor hen wordt het belangrijk om spierblessures te voorkomen, door de spieren goed op te warmen en juist te belasten. Ook blijft balanceren, vallen, springen en landen een aandachtspunt om knie- en enkelblessures te voorkomen. De KNVB biedt per doelgroep verschillende Voetbalfit-vormen aan.

De Voetbalfit-oefeningen op Rinus zijn mede mogelijk gemaakt door VeiligheidNL en het Athletic Skills Model, met ondersteuning van Amsterdam UMC en UMC Utrecht.

Tips voor een Vlotte Training

Wil je het jezelf gemakkelijk maken tijdens de training? Denk er van tevoren over na hoe je ervoor gaat zorgen dat alles soepel verloopt. Denk vooraf na over de volgende vragen:

  • Waarop trainen we? Aanvallen of verdedigen? Opbouwen of scoren, storen of doelpunten voorkomen? Leg de doelstelling van de dag ook eventueel kort uit aan de spelers, als ze daar de oren naar hebben, dat geeft ze houvast. ‘We gaan vandaag drie dingen doen: dribbelen 1 tegen 1, samenspel 3 tegen 2 en dan een partijtje.’
  • Welke oefen- en partijvormen? Komen de zaken die ik wil trainen aan bod en kunnen alle spelers ‘succesvol’ zijn in de training? Komen de spelers voldoende aan de beurt?
  • Hoe organiseer mijn training? Maak het jezelf gemakkelijk en zorg dat voor aanvang van de training alle vormen al klaarstaan. Denk ook even na over de overgang van de ene naar de andere vorm, verloopt dat snel en soepel? Waar kun je de vormen (mogelijk) nog makkelijker of moeilijker maken?

tags: #knvb #oefenstof #b #junioren