Inleiding
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is een thema dat steeds belangrijker wordt in de sportwereld, met name in het betaald voetbal. Maar hoe zit het met MVO in het amateurvoetbal, waar clubs vaak gerund worden door vrijwilligers? Frank van Eekeren, onderzoeker aan de Universiteit Utrecht en manager van het kennis- en innovatienetwerk Sport & Society, heeft hier onderzoek naar gedaan. Dit artikel werpt een blik op de bevindingen van dat onderzoek en de rol van projectleiders MVO bij de KNVB.
Onderzoek naar MVO in het Amateurvoetbal
Van Eekeren heeft samen met zijn collega Bake Dijk onderzoek gedaan naar de maatschappelijke betrokkenheid van Nederlandse amateurclubs. Het was de eerste keer dat er zo'n uitgebreid onderzoek naar dit onderwerp werd gedaan. Om een beeld te krijgen van de huidige situatie, is er eerst een nulmeting uitgevoerd door middel van een enquête onder 1200 bestuurders en leden van de KNVB. Met deze nulmeting en een daaropvolgende analyse zijn de MVO-activiteiten van 269 amateurverenigingen in kaart gebracht.
Na de nulmeting werden er zes werksessies georganiseerd in verschillende districten van de KNVB. Tijdens deze sessies presenteerden amateurclubs hun MVO-initiatieven en discussieerden ze over maatschappelijke betrokkenheid in het amateurvoetbal. Ongeveer 130 clubs namen deel aan deze sessies. De resultaten van de nulmeting en de werksessies zijn gebundeld om inzicht te geven in de maatschappelijke betrokkenheid van Nederlandse amateurclubs.
Belangrijkste bevindingen van het onderzoek
Een van de opvallendste resultaten van het onderzoek is dat een hoog percentage (58 procent) van de onderzochte amateurclubs maatschappelijk actief is. Dit betekent dat ze meer doen dan alleen trainen en wedstrijden spelen. Van Eekeren vindt dit opvallend, zeker gezien de klachten over tekorten aan mankracht en vrijwilligers.
Hij verklaart dit hoge aantal door te stellen dat het belangrijk is om de juiste snaar te raken bij mensen. Zo moet je bijvoorbeeld een moeder die haar zoon naar de club brengt, niet vragen om trainer te worden. Maar als je haar vraagt om iets te doen dat aansluit bij haar werkachtergrond, is ze misschien wel bereid om te helpen. Dit werd ook bevestigd door de ervaringen van de koplopers op het gebied van maatschappelijke betrokkenheid tijdens de werksessies.
Lees ook: KNVB-overschrijvingen: Een complete gids
Van Eekeren benadrukt dat de MVO-ervaringen van deze koplopers niet per se representatief zijn voor het hele Nederlandse amateurlandschap. Daarom wordt er in het onderzoek een slag om de arm gehouden. De maatschappelijk actieve clubs zijn bewust uitgenodigd voor de werksessies om inzicht te krijgen in hun motivaties. De cijfers van de nulmeting zijn echter gebaseerd op een representatieve steekproef, waardoor er wel uitspraken over het geheel gedaan kunnen worden.
Samenwerkingskansen voor amateurclubs
Het onderzoek heeft ook gekeken naar de samenwerkingspartners van amateurclubs op maatschappelijk gebied. Hieruit blijkt dat de meeste samenwerkingen plaatsvinden met gemeenten (58 procent) en onderwijsinstellingen (50 procent). Er worden minder vaak projecten opgezet met welzijnsinstanties (23 procent) of woningcorporaties (6 procent). Van Eekeren ziet hier kansen voor amateurverenigingen.
Amateurclubs komen vaak in contact met gemeenten en scholen via hun combinatiefunctionarissen. Dat er weinig verbindingen zijn met andere instanties, valt hem op. In het betaald voetbal zijn deze contacten er vaak wel. Daar ziet men voetbalclubs als interessante partners. Dit kan te maken hebben met de publiciteit die een BVO genereert, maar amateurclubs zijn maatschappelijk net zo relevant en interessant. Dit besef is er nog niet voldoende bij de clubs zelf, maar ook niet bij welzijnsinstanties en woningcorporaties.
Het KNVB-concept 'Open Clubs'
Van Eekeren noemt het KNVB-concept 'Open Clubs' als een manier om dit besef te stimuleren bij amateurverenigingen. De voetbalbond werkt al een aantal jaar met dit concept, waarin het stimuleren van een open houding centraal staat. Het gaat hierbij om openheid tegenover de club zelf, de buitenwereld, creatieve ideeën en veranderingen. Van Eekeren stelt dat amateurclubs met dit principe ook openstaan voor nieuwe samenwerkingen.
Deze openheid is niet vanzelfsprekend bij amateurclubs. Uit het onderzoek blijkt dat er binnen de club een bepaalde aanleiding of betrokkenheid moet zijn om maatschappelijk actief te zijn. Het idee om een voetbaltoernooi voor gehandicapten te organiseren, kan bijvoorbeeld ontstaan omdat de zoon van de voorzitter een beperking heeft. Een ander kenmerk van maatschappelijk betrokken clubs is een duidelijk omslagpunt, zoals een verhuizing of fusie. Hierdoor worden ze gedwongen om samen te zitten en na te denken over de grondbeginselen van hun vereniging.
Lees ook: Scheidsrechter niet aanwezig? Dit zijn de stappen
Couleur Locale: Lokale Omstandigheden en MVO-beleid
Hoe amateurverenigingen hun maatschappelijke activiteiten precies inrichten, hangt af van de groep kartrekkers en omgevingsfactoren die een rol spelen bij de totstandkoming van het MVO-beleid. Van Eekeren noemt deze lokale omstandigheden 'couleur locale'. Dit is een belangrijk thema in het onderzoek, en daarom zijn clubs op ontzettend veel verschillende manieren maatschappelijk actief.
Hij geeft als voorbeeld een club die haar kantine verhuurt voor begrafenissen of aanbiedt als neutraal vergaderterrein voor partijen met een conflict. Er zijn ook verenigingen die cultuuravonden organiseren, ouderensport faciliteren of een opvang voor kinderen met een beperking hebben opgezet. Voor de ontwikkeling van een dergelijk creatief en succesvol maatschappelijk initiatief is een geïnspireerde sfeer binnen de amateurclub nodig.
Van Eekeren ziet een rol voor overkoepelende organisaties zoals de KNVB om dit proces te stimuleren. Hij benadrukt echter dat dit soort zaken niet van bovenaf opgelegd moeten worden, omdat dit averechts kan werken. Mensen worden lid van een vereniging omdat ze voetbal leuk vinden, en niet omdat een club gezonde wraps verkoopt in plaats van hamburgers. Een amateurclub heeft in essentie al een maatschappelijke betekenis als bindende factor in de wijk en positieve factor op het gebied van gezondheid, en hoeft dus niet verplicht maatschappelijk actief te zijn.
Faciliteren in plaats van opleggen
Edu Jansing, directeur van de stichting Meer dan Voetbal, onderschrijft de woorden van Van Eekeren. Hij vindt dat maatschappelijke betrokkenheid niet afgedwongen kan worden en ziet voor zijn stichting een faciliterende rol weggelegd. Hij is van mening dat de clubs zelf wel degelijk een taak hebben op maatschappelijk gebied.
Jansing stelt dat de amateurvereniging het sterkste sociale verband van onze samenleving is. De kern van een club is simpelweg verenigen en verbinden. De basis (het voetbal) moet eerst in orde zijn. Als een club vervolgens in staat is om meer te doen, levert dat ook wat op, zo blijkt uit het onderzoek.
Lees ook: Overzicht KNVB Zaalvoetbal Sponsoring
Het platform 'Meer dan Voetbal'
Jansing is positief over het onderzoek en de maatschappelijke betrokkenheid van amateurclubs. Hij vindt onderzoek altijd nuttig, omdat het inzicht geeft in de stand van zaken van de maatschappij en wat de inspanningen opleveren. De ambitie van Meer dan Voetbal is dat straks iedere club meer dan voetbal is.
Hij is enthousiast over de voorbeelden van maatschappelijke activiteiten die hij tegenkwam in het onderzoek van Van Eekeren. Zo noemt hij FC Oldemarkt, een club met een inspirerend idee om de kantine duurzamer te maken. Hij vindt dat dit soort ideeën gedeeld moeten worden.
Jansing legt uit wat Meer dan Voetbal doet om soortgelijke initiatieven te ondersteunen. Alle profclubs zijn al aangesloten bij Meer dan Voetbal. Het komende seizoen wordt de aandacht verlegd naar het amateurvoetbal. Gezien het onderzoek gebeurt er veel binnen de verenigingen en is er behoefte aan het delen van kennis. Meer dan Voetbal helpt zowel prof- als amateurclubs bij het zichtbaar maken van maatschappelijke initiatieven en ondersteunt hen bij het delen van kennis. De clubs krijgen vervolgens het motto 'Meer dan Voetbal', dat ze mogen gebruiken in al hun uitingen. Op deze manier laat de vereniging zien dat zij Meer dan Voetbal zijn. Meer dan Voetbal helpt hen vervolgens met publiciteit en kennisdeling. Er hebben zich inmiddels 30 clubs aangemeld, en de stichting mikt op meer dan 125 clubs in 2014. Met het platform wil Meer dan Voetbal initiatieven bundelen, inspireren en voorbeelden uitdragen naar andere voetbalclubs.
Positieve ontwikkelingen in het amateurvoetbal
Van Eekeren verwacht een positieve ontwikkeling van MVO in het amateurvoetbal. Hij baseert zijn voorspelling op het feit dat 85 procent van de clubleden in zijn onderzoek aangeeft het belangrijk te vinden dat hun club maatschappelijk actief is. Nog belangrijker is dat 29 procent van de leden aangeeft bereid te zijn om betrokken te worden bij het opzetten en uitvoeren van maatschappelijke activiteiten voor de club. Hiermee is zowel het potentieel als de bereidheid er.
Hij stelt dat verenigingen er vaak in slagen om nieuw vrijwilligerspotentieel aan te boren met het lanceren van een succesvol maatschappelijk initiatief. Er moet een 'MVO is leuk en simpel'-atmosfeer binnen de vereniging ontstaan. Dan gaan verenigingen mensen zoeken en aantrekken buiten de bekende groepjes.
Een Simpele MVO-Aanpak
Van Eekeren verduidelijkt het belang van een simpele MVO-aanpak aan de hand van zijn ervaringen als jeugdelftalleider bij een kleine amateurclub in Noord-Brabant, waar zijn zoontje voetbalt. Hij ziet hoeveel ouders zich naar de training haasten, hun kind afleveren, vervolgens weer net zo haastig vertrekken om thuis nog even te werken en een klein uur later weer terugkomen om hun kind op te halen. Hij denkt dat iets simpels als gratis wifi in de kantine hen kan helpen om dat uurtje op de club te overbruggen. In die tijdspanne ontstaat er onder de ouders misschien wel een sfeer om iets op te knappen in de kantine of iets anders te doen voor de vereniging. Zo simpel kan het zijn. Vanuit dat perspectief leverden de werksessies misschien wel het belangrijkste onderzoeksresultaat op: clubs wisselden contactgegevens uit en inspireerden elkaar met hun ideeën.
Jansing is realistisch en erkent dat een geïnspireerde groep mensen binnen een club cruciaal blijft voor het aanwakkeren van maatschappelijke betrokkenheid in een amateurvereniging. Hij benadrukt dat dit de kern van het hele verhaal is. Maar hij onderschrijft de opvatting van Van Eekeren dat het niet ingewikkeld is om als amateurvereniging maatschappelijk actief te zijn.
Het is de taak van Meer dan Voetbal om dat aan te tonen. Mensen denken vaak te moeilijk over maatschappelijke activiteiten en zien hoge drempels, terwijl je juist op allerlei manieren de diversiteit van je leden kunt benutten. De een vindt het leuk om fondsen te werven, de ander om achter de bar te staan. Een brede betrokkenheid levert de club tegelijkertijd nieuw elan op, en het onderzoek toont aan dat mensen wel degelijk willen bijdragen.
Conclusie
Het onderzoek van Frank van Eekeren laat zien dat veel amateurclubs in Nederland al maatschappelijk actief zijn. Er zijn echter nog kansen om de maatschappelijke betrokkenheid verder te vergroten, bijvoorbeeld door meer samenwerkingen aan te gaan met welzijnsinstanties en woningcorporaties. De KNVB en stichtingen zoals Meer dan Voetbal kunnen een belangrijke rol spelen in het faciliteren en stimuleren van MVO in het amateurvoetbal. Het is hierbij belangrijk om te onthouden dat MVO niet van bovenaf opgelegd moet worden, maar dat het moet voortkomen uit de clubs zelf en aansluiten bij hun lokale omstandigheden. Met een simpele aanpak en een geïnspireerde sfeer kunnen amateurclubs een waardevolle bijdrage leveren aan de maatschappij.
De KNVB en Personeelsbeleid: Een Kritische Beschouwing
Los van het onderzoek naar MVO in het amateurvoetbal, is er ook een kritische blik geworpen op het personeelsbeleid van de KNVB in het algemeen. Dit is relevant, omdat een effectief personeelsbeleid essentieel is voor het succes van elke organisatie, inclusief de KNVB.
In een opiniestuk wordt de vergelijking gemaakt tussen de KNVB en het bedrijfsleven. In het bedrijfsleven worden bij de selectie van een nieuwe directeur criteria opgesteld waaraan de kandidaat moet voldoen, zoals ruime ervaring, het juiste opleidingsniveau, visie, bewezen resultaten, statuur, goede communicatieve vaardigheden, overtuigingskracht en samenbindend vermogen. Bij de KNVB lijkt dit echter anders te zijn.
Er wordt gesteld dat de KNVB een geheel eigen werving en selectiebeleid hanteert, waarbij niet objectieve criteria of een bewezen track record gelden als maatstaf, maar populariteit en de goedkeuring van Johan Cruijff doorslaggevend zijn. De keuze voor Marco van Basten als bondscoach wordt als voorbeeld genoemd, en wordt vanuit professioneel oogpunt als onbegrijpelijk beschouwd. Het lijkt eerder een door populisme ingegeven keuze dan een weloverwogen besluit.
De auteur van het opiniestuk vraagt zich af wat de criteria zijn waar een bondscoach aan moet voldoen, en concludeert dat Marco van Basten op de belangrijkste criteria een dikke onvoldoende scoort: geen ervaring op het hoogste niveau en geen bewezen resultaten in een vergelijkbare functie. Zijn omgang met de media moet nog blijken, en ook zijn samenbindend vermogen is nog onduidelijk. Hij heeft zeker visie en uitstraling, maar aanzien binnen de spelersgroep is echter onvoldoende om te slagen.
De KNVB had de gebreken en onervarenheid van Marco van Basten nog kunnen compenseren door een sterk team van assistenten om hem heen te positioneren. Dan had de KNVB blijk gegeven van visie en durf. Een bondscoach met uitstraling aangevuld met een staf met duidelijke ervaring, resultaten en kennis. Maar ook hier faalt het personeelsbeleid van de KNVB. Zij halen met Van het Schip, Menzo en Witsche dezelfde figuren binnen als de bondscoach: succesvol als speler, goede uitstraling maar gebrek aan ervaring en resultaten.
De auteur vraagt zich af wat de KNVB bezielt, en welk personeelsbeleid zij erop na houden. In het bedrijfsleven moet de voorzitter het ontgelden als de resultaten achterblijven. En als het helemaal te bont wordt, is het ook einde verhaal voor de Voorzitter van de Raad van Commissarissen. KNVB-voorzitter Henk Kessler blijft echter lekker zitten waar hij zit. De vraag blijft evenwel wat de positie van Henk Kessler rechtvaardigt. Niet de resultaten van de KNVB tot op heden. Ook niet zijn visie en personeelsbeleid. Niet de KNVB en Henk Kessler bepalen de visie van het Nederlands elftal maar Johan Cruijff. Henk Kessler gaat op de koffie bij Johan en vraagt wie de Bondscoach moet worden. De verlosser spreekt zijn orakel uit vanuit zijn ivoren toren en de KNVB presenteert zijn bondscoach.
De auteur beschrijft het personeelsbeleid van de KNVB als volgt: Henk Kessler en de KNVB als stroman van Don Cruijff. Het lijkt wel een scène uit Mario Puzo’s film ‘The Godfather’. En het vreemde is dat bijna iedereen dit een normale gang van zaken vindt. De voorzitter kiest niet zelf maar laat zijn keuze afhangen van een buitenstaander die categorisch weigert zelf verantwoording te nemen. Dergelijke praktijken worden in het bedrijfsleven echter niet zo gemakkelijk geaccepteerd.
De KNVB blijft ondanks zijn tientallen miljoenen euro’s qua professionaliteit ver achter bij menig klein of midden bedrijf.
Implicaties voor KNVB Projectleider MVO Taken
De kritiek op het personeelsbeleid van de KNVB heeft implicaties voor de KNVB Projectleider MVO taken. Een projectleider MVO moet in staat zijn om effectief samen te werken met verschillende stakeholders, zowel binnen als buiten de KNVB. Dit vereist goede communicatieve vaardigheden, overtuigingskracht en samenbindend vermogen. Daarnaast moet een projectleider MVO in staat zijn om visie te ontwikkelen en resultaten te boeken.
Als de KNVB een professioneler personeelsbeleid zou hanteren, zou dit de positie van de projectleider MVO kunnen versterken. Een projectleider MVO met de juiste kwalificaties en ondersteuning van een professionele organisatie zou in staat zijn om meer impact te hebben op de maatschappelijke betrokkenheid van het Nederlandse voetbal.
tags: #knvb #projectleider #mvo #taken