Het Europees Kampioenschap waterpolo kent een rijke historie, gekenmerkt door hoogtepunten, teleurstellingen en de evolutie van de sport zelf. Van de vroege experimentele toernooien tot de moderne, dynamische wedstrijden van vandaag, het EK heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van waterpolo in Europa.
De Pioniersjaren en de Opkomst van Nederland
De geschiedenis van het waterpolo in Nederland begint aan het begin van de vorige eeuw als in 1903 de Rotterdams Tramweg Maatschappij een tramlijn aanlegt tussen Zwijndrecht en de Hoeksewaard. Al vroeg in de 20e eeuw werden er experimentele toernooien georganiseerd voor vrouwenteams. Zo streden twee vrouwenteams uit Amsterdam en Rotterdam in 1910 ter gelegenheid van het twintigjarige bestaan van de Rotterdamse Zwemclub om het Zilveren Ei. In 1911 speelde de Hollandsche Dames Zwemclub (HDZ) uit Amsterdam de eerste internationale wedstrijd tegen een team uit Engeland. Zwemconnaisseur Ben Planjer schreef hierover in 1941 in Veertig jaar waterpolo: ‘De Engelschen hebben gewonnen met 3-2, maar de Amsterdamse dames hebben zich dapper geweerd net een vinnig en vlug spel, dat ook haar een woord van hulde niet mag worden onthouden.’ Hierna werd waterpolo onder vrouwen snel populairder. In 1914 werd door de Nederlandse Zwembond zelfs voor het eerst een landelijke vrouwencompetitie opgezet in het waterpolo. De eerste tien jaar werd alles gewonnen door HDZ uit Amsterdam, maar daarna werd de concurrentie serieus met ook andere kampioenen. Dat was het IOC ook opgevallen en daarom mochten twee Nederlandse clubteams op 29 augustus 1920 in Antwerpen een olympische demonstratiewedstrijd vrouwenwaterpolo spelen - de eerste in de geschiedenis! De Courant meldde: “De Hollandsche Dames-Zwemclub is dank zij de medewerking van den voorzitter van het NOC er in geslaagd toestemming te verkrijgen tot het geven van waterpolodemonstratie gedurende de zwemweek op de Olympische Spelen te Antwerpen.
Een belangrijke figuur in de vroege Nederlandse waterpologeschiedenis is Hans Maier. Hij overleed eind 2018 op 102-jarige leeftijd en was lange tijd de oudste nog levende Nederlandse olympiër. Maier speelde in 1936 als waterpoloër zeven wedstrijden op de Olympische Spelen in Berlijn. Ondanks zijn hoge leeftijd woonde Hans Maier steeds nog op zichzelf in een appartement in Den Haag. Het lichaam vertoonde wat mankementen, zo liep hij met een rollator en was zijn gehoor niet meer perfect, maar geestelijk was hij nog prima in orde. Het geheim van zijn hoge leeftijd? “Geïnteresseerd blijven”, antwoordde hij. Regelmatig was Maier degene die de vragen stelde: “Hoe doen die Nederlandse waterpolosters het nu? Van wat voor materiaal zijn die nieuwe waterpoloballen tegenwoordig gemaakt?” En hij gaf toe: ook de genen zijn in zijn voordeel geweest.
Maier werd in 1916 geboren in Madioen, een stad op Java in het toenmalige Nederlands-Indië. Zijn vader was overste bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Maier Senior was in 1924 medeoprichter van de Malangse Zwemclub in Malang. Het spelletje was niet zoals we dat nu kennen. “Het ziet er nu maar gemakkelijk uit”, vond Maier. “In onze tijd moesten we na ieder doelpunt terugzwemmen naar de basislijn. Tijdens dode spelmomenten mocht je je niet verplaatsen. We droegen petjes zonder oorbeschermers. Die kon je omkeren en dan hadden ze een andere kleur. En de bal was heel anders. We speelden gewoon met een voetbal van leer. Naarmate de wedstrijd vorderde werd de bal zwaarder. Later belandde Maier in Bandoeng, waar hij uitkwam voor Neptunus.
In 1936 nam Nederland voor het eerst deel aan het Europees kampioenschap waterpolo in Maagdenburg. Het optreden werd echter geen succes, de ploeg werd laatste in de poule en eindigde met Italië op de gedeelde negende plaats. Voor de waterpoloërs werd eenzelfde model bedacht als voor de succesvolle Nederlandse zwemsters. Met Frans Kuyper als bondscoach moesten de Nederlandse mannen de weg inslaan naar de top. Hans Maier werd geselecteerd voor de centrale trainingen, die tweemaal per week plaatsvonden in het Sportfondsenbad in Amsterdam.
Lees ook: Turkije wint EK Volleybal
De Gloriejaren na de Tweede Wereldoorlog
Met brons op de Olympische Spelen van 1948 begint een periode waarin de Nederlandse herenwaterpoloërs tot de absolute wereldtop behoren. De populariteit van waterpolo neemt een hoge vlucht en jarenlang is het nationale zevental vrijwel onverslaanbaar. Na de Tweede Wereldoorlog zat het Nederlandse waterpolo al snel in de lift. Het eerste succes dat onder leiding van bondscoach Frans Kuijper en teamleider Ben Planjer wordt behaald, is een derde plaats op de Olympische Spelen van 1948. De laatste wedstrijd in de eindronde - tegen Italië - verloren de Nederlanders met 2-4.
Het jaar daarop neemt Nederland deel aan Trofeo Italia; het toernooi waarbij de zes sterkste landen van Europa (en tevens van de wereld) tegen elkaar strijden. Onze waterpolomannen verrassen hier vriend en vijand door het toernooi, ook wel aangeduid als het officieuze Europese kampioenschap, ongeslagen te winnen. Na afloop schrijven aanvoerder Cor Braasem en medespeler Gerrit Bijlsma het boekje Rondom de Trofeo Italia, over de belevenissen van de ploeg voor, tijdens en na het toernooi. Met Hollandse nuchterheid relativeert Braasem de overwinning in een interview met Het Vrije Volk: “We hebben natuurlijk wel een beetje geluk gehad. Het heeft ons in het toernooi meegezeten. Door de loting in de eerste plaats. Italië, de favoriet, kregen we al in de eerste wedstrijd. En we versloegen ze door snelheid en dankzij de leiding van de Zweed Zukerman, die zich door niets van de wijs liet brengen.”
In 1950 worden de Europese kampioenschappen gehouden in Wenen. De organisatoren hebben verzuimd om de winst van de Nederlandse ploeg bij de Trofeo Italia mee te wegen in de indeling van de competitie. Ze gaan uit van resultaten bij de Olympische Spelen van 1948. Alleen de eerste wedstrijd tegen Zweden, de latere nummer twee, wordt met minimaal verschil verloren. Het statische waterpolo met de talloze spelonderbrekingen is ingeruild voor een veel dynamischer en sneller spel, dat bovendien aantrekkelijker is voor het publiek. Deze nieuwe spelwijze wordt prima opgepakt door de Nederlandse ploeg. Ondanks het moeilijke begin overklassen de mannen de andere zes deelnemers volledig. Nederland wordt al voor het einde van het toernooi voor het eerst Europees kampioen waterpolo, een prestatie die nooit meer zal worden herhaald.
In 1951 zijn er geen belangrijke internationale toernooien. Wel wordt Nederland uitgenodigd om van 27 tot en met 30 september deel te nemen aan een toernooi in Italië, waaraan de eerste vier van het Europees kampioenschap zullen deelnemen. Die uitnodiging wordt graag geaccepteerd. De eerste wedstrijd tegen Zweden wordt met een uitslag van 11-1 een regelrechte walk-over. Na een busrit met als hoogtepunt een bezoek aan de Sixtijnse kapel vertrekken alle teams met de trein naar Napels. De volgende dag spelen onze mannen een uiterst zwaarbevochten wedstrijd tegen een hard en gemeen spelend Joegoslavië. Deze wedstrijd eindigt in een gelijke stand: 4-4. Tegen Italië wordt de beslissende wedstrijd om de toernooizege gespeeld. Mede door het gebrek aan training blijken de Italianen te sterk te zijn. Hoewel Nederland na achter te hebben gestaan zich telkens terug vecht, wordt de wedstrijd uiteindelijk verloren met 8-6 en gaat de toernooiwinst naar het ongeslagen Italië.
In het Planta-album van de Olympische Spelen 1952 schrijft Cor Braasem over de Nederlandse deelname aan het waterpolotoernooi: “Nederland is een week lang waterpologek geweest. De oorzaak van deze enorme belangstelling is het feit dat het Nederlandse team enorm onrecht is aangedaan. Een eerlijk gewonnen wedstrijd tegen Joegoslavië wordt op onjuiste gronden ongeldig verklaard en dat terwijl juist deze wedstrijd cruciaal is om later in het toernooi eremetaal te behalen. Protesten van chef de mission Karel Lotsy, Waterpoloboard member, hoofd-waterpoloscheidsrechter en KNZB-voorzitter Jan de Vries en teamledier Ben Planjer; ze zijn allemaal tevergeefs. De wedstrijd moet worden overgespeeld; Nederland trekt met 2-1 aan het kortste eind." Nederland wordt uiteindelijk vijfde.
Lees ook: EK Voetbal: Een Overzicht
Zo komt er in 1952 een einde aan een bijzonder succesvolle periode. Coach Frans Kuijper en teamleider Ben Planjer blijven nog een aantal jaren verbonden aan het team, maar verdere successen blijven uit. Pas in de jaren ’70 behoort het Nederlands zevental dankzij coach Ivo Trumbic weer enige tijd tot de wereldtop.
De Ontwikkeling van het Vrouwenwaterpolo
Waterpolo voor vrouwen staat pas 25 jaar op het programma van de Olympische Spelen. Op 30 oktober 1997 besloten het Internationaal Olympisch Comité en de wereldzwembond FINA dat waterpolo vanaf 2000 ook voor vrouwenteams toegankelijk is. Het huidige vrouwenwaterpolo is onvergelijkbaar met de beginsituatie van zo’n honderd jaar geleden toen deze sport internationaal nog niet veel voorstelde.
Wel werden er experimentele toernooien georganiseerd. Zo streden twee vrouwenteams uit Amsterdam en Rotterdam in 1910 ter gelegenheid van het twintigjarige bestaan van de Rotterdamse Zwemclub om het Zilveren Ei. In 1911 speelde de Hollandsche Dames Zwemclub (HDZ) uit Amsterdam de eerste internationale wedstrijd tegen een team uit Engeland.
De waterpolovrouwen hoopten met deze demonstratiewedstrijd het IOC dermate enthousiast te maken dat hun sport op de volgende Spelen zou worden toegelaten, maar daarmee liepen ze te ver vooruit op de maatschappelijke ontwikkelingen. Wel leverde de demonstratie in Antwerpen een uitnodiging op voor een internationale wedstrijd in 1922 in Monte Carlo. Voor de Nederlandse waterpolovrouwen was het succes daarmee wel voorlopig voorbij, want pas in de jaren tachtig werden ze drie keer Europees kampioen en begin jaren negentig zelfs wereldkampioen. De olympische doorbraak van hun sport liet nog langer op zich wachten, want pas in 2000 bij de Spelen van Sydney werd waterpolo voor vrouwen aan het olympische programma toegevoegd, een toernooi waar Nederland ook aan meedeed.
Recente Ontwikkelingen en de Toekomst
De Nederlandse waterpolomannen zijn ongeslagen gebleven op het EK-kwalificatietoernooi in Kranj, Slovenië. De Nederlandse waterpoloërs hadden zich dinsdag al verzekerd van een ticket voor het EK van 2026 in Belgrado. Nederland leidde na de eerste periode al met 5-0. Sebastian Hessels was de uitblinker aan Nederlandse zijde met zes doelpunten. Zo verzekerde Nederland zich kinderlijk eenvoudig van het EK van volgend jaar in Belgrado.
Lees ook: Het EK Honkbal: Een Terugblik
Naast Nederland en Slovenië hebben zich nog zes landen via kwalificatietoernooien geplaatst voor het EK: Frankrijk, Malta, Slowakije, Turkije, Georgië en Israël. Zij voegen zich bij Spanje, Kroatië, Italië, Hongarije, Griekenland, Servië, Montenegro en Roemenië die zich met een top-8 positie op het EK in 2024 al een startbewijs hadden verdiend voor Belgrado.
De waterpolomannen reizen vanuit Kranj door naar Sabac in Servië voor een toernooi met Frankrijk, Roemenië en Olympisch kampioen Servië. Begin juli komen de Serven naar Rotterdam voor een gezamenlijk trainingskamp met Nederland en Brazilië.
tags: #europees #kampioenschap #waterpolo #geschiedenis