De voetbalgeschiedenis van Curaçao en Sint Maarten is diep geworteld in hun culturele identiteit en politieke ontwikkeling. Van historische wedstrijden tot de evolutie van de nationale symbolen, dit artikel onderzoekt de fascinerende verhalen achter het voetbal en de identiteit van deze twee Caribische eilanden.
Curaçao: Van slavenopstand tot voetbaltrots
De geschiedenis van Curaçao is getekend door een donker verleden van slavernij. Een cruciaal moment in de strijd voor vrijheid is de slavenopstand van 1795, onder leiding van Tula.
Tula en de slavenopstand van 1795
Op 17 augustus 1795 weigerden slaven op plantage Knip te werken en eisten een gesprek met hun meester, Caspar Lodewijk van Uytrecht. Tula, een slaaf op de plantage, was op de hoogte van de afschaffing van de slavernij in Haïti en geloofde dat de tijd rijp was om voor hun eigen vrijheid te vechten. De groep slaven trok naar Willemstad, waarbij steeds meer slaven van andere plantages zich aansloten. Hoewel de opstand werd onderdrukt en Tula op gruwelijke wijze werd geëxecuteerd, leidde dit tot aanpassingen in het Slavenreglement, zoals een maximale werktijd en minimale verstrekking van kleding en voedsel.
Pas in de jaren zestig van de vorige eeuw kwam er meer erkenning voor Tula en de slavenopstand. Boeken en een toneelstuk brachten het verhaal onder de aandacht en er werd een standbeeld van Tula onthuld. Tula wordt nu gezien als een symbool van verzet en vrijheid. Op 25 juni 2013 ging de film "Tula, the revolt" in première, wat bijdroeg aan de eerherstel van Tula.
De vlag van Curaçao: een symbool van identiteit
De vlag van Curaçao, ontworpen door Martin den Dulk, werd officieel aangenomen in 1984. Het blauw bovenin staat voor de lucht, het blauw onderin voor de zee. De gele balk daartussen stelt de zonneschijn voor, maar staat tevens voor de opgewektheid en de levenslust van de eilandbewoners. De gouverneur van Curaçao heeft een eigen vlag, een witte vlag met zowel boven- als onderin drie smalle banen in rood-wit-blauw. De vlag wappert boven het gouverneurspaleis Fort Amsterdam.
Lees ook: Meer over de voetbalhistorie
Curaçao op weg naar het WK 2026
Curaçao maakt deel uit van de CONCACAF en droomt van deelname aan het WK voetbal in 2026 in Canada, de Verenigde Staten en Mexico. De ploeg is ingedeeld in groep C met Haïti, Saint-Lucia en Barbados. De eerste wedstrijd staat gepland op 5 juni 2024 tegen Barbados. Advocaat begon zijn periode als bondscoach met een overwinning op Barbados (4-1) en Aruba (2-0). Echter, een 2-1 nederlaag tegen Saint Lucia liet zien dat er nog werk aan de winkel is. Na een 4-0 overwinning op Sint Maarten en wedstrijden tegen Grenada, is het doel nu om de eerste plek in de Nations League te bemachtigen en zich te kwalificeren voor de Gold Cup.
Het nationale elftal van Curaçao krijgt in september een stevige kwaliteitsinjectie voor de voortzetting van de WK-kwalificatiecampagne richting het WK 2026. Volgens de lokale krant Vigilante sluiten minstens vier nieuwe spelers zich aan bij de selectie van bondscoach Dick Advocaat en het zijn niet zo maar spelers.
De volgende spelers worden in september voor het eerst selectie van Curaçao verwacht:
- Tommy St. Jago (centrale verdediger, KV Mechelen)
- Riechedly Bazoer (centrale verdediger, Konyaspor )
- Tahith Chong (buitenspeler, Luton Town)
- Armando Obispo (centrale verdediger, PSV)
Daarnaast zouden Sontje Hansen (NEC) en nog een onbekende speler in gesprek met de bond. Met deze mogelijke versterkingen lijkt Advocaat te bouwen aan een solide basis voor de belangrijkste interlands uit de geschiedenis van Curaçao.
Curaçao zit in de derde en laatste ronde van de CONCACAF WK-kwalificatie. Een loting leverde een Groep B samen met Jamaica, Trinidad & Tobago en Bermuda op. Op papier is Jamaica als FIFA-nummer 63 de favoriet. Met deze versterkingen krijgt nummer 86 Curaçao echter een enorme boost.
Lees ook: Analyse van de impact van lachgas op Keeper Curaçao na het recente overlijden
Alleen de groepswinnaar plaatst zich direct voor het WK 2026. De nummer twee krijgt nog een herkansingswedstrijd tegen een andere runner-up, met als inzet een plek in de intercontinentale play-offs.
Met de WK-organisatoren Mexico, Canada en de Verenigde Staten die al automatisch geplaatst zijn, liggen er nu meer kansen voor landen als Curaçao en Suriname om geschiedenis te schrijven. Het WK 2026 is groter dan ooit, zowel in deelnemers als in stadions.
Curaçao doet al jaren een serieuze gooi naar een eerste deelname aan een WK. En die kans is in 2026 groter dan ooit. Met de aanstelling van Dick Advocaat als bondscoach en een aantal ervaren spelers moet de laatste stap gezet worden. De ambitie is realistischer dan ooit.
Curaçao (Papiaments: Kòrsou) is een eiland in de zuidelijke Caraïbische Zee, voor de kust van Venezuela. Met het onbewoonde Klein Curaçao is Curaçao een land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Tot 10 oktober 2010 was het een eilandgebied en het grootste eiland van de Nederlandse Antillen. De hoofdstad en grootste plaats op het eiland is Willemstad, tevens voormalig hoofdstad van de Nederlandse Antillen.
De vroegste sporen van menselijke bewoning op Curaçao zijn te vinden in Rooi Rincon. Het betreft een abri, een natuurlijke overhang in de rotsen gebruikt door preceramische bewoners. Deze indianen waren niet bekend met aardewerk. De resten die zijn aangetroffen bestaan uit afvalhopen van schelp, dierlijk botmateriaal en steen. De voorwerpen zijn van steen en schelp gemaakt, die voor verschillende doeleinden kunnen zijn gebruikt. Ook zijn hier rotstekeningen aanwezig. De datering van deze oudste resten van Curaçao ligt tussen ca. 2900 en 2300 v.Chr. Vergelijkbare resten en menselijke graven zijn bekend van de St. Michielsberg, ca. Resten van aardewerk uit de ceramische periode zijn gevonden bij onder andere Knip en San Juan. De dateringen liggen tussen ca. 450 en 1500 na Christus. Het materiaal behoort tot de Dabajuroid-cultuur. Deze mensen worden Caquetio genoemd. Op basis van hun taal deelt men deze voormalige Indiaanse bewoners in bij de Arowakken. De Caquetíos leefden in kleine nederzettingen met tot ongeveer 40 inwoners. De dorpjes lagen vaak in de buurt van binnenbaaien aan voornamelijk de zuidkust. De latere Caquetíos leefden van kleinschalige verbouw van onder meer cassave, van visserij, het verzamelen van schelpdieren en van jacht op klein wild. Daarnaast dreven zij handel met Indianen van andere eilanden en van het vasteland.
Lees ook: Voetbalshirt Curaçao: De gids
Wetenschappelijke aandacht voor de eerste bewoners van de Nederlandse Antillen was er al vroeg. Zo voerde de amateur A.J. van Koolwijk in de 19e eeuw veldverkenningen uit. Ook inventariseerde hij de rotstekeningen op het eiland. Curaçao werd in 1499 op 26 juli "ontdekt" door de Spanjaard Alonso de Ojeda. Op dat moment woonden er ongeveer 2000 Caquetio op het eiland. In 1515 werden vrijwel alle Caquetio als slaven weggevoerd naar Hispaniola. De Spanjaarden vestigden zich op het eiland in 1527. Het eiland werd echter bestuurd vanuit een van de Spaans-Venezolaanse steden. De Spanjaarden importeerden veel exoten naar Curaçao. Paarden, schapen, geiten, varkens en rundvee werden vanuit Europa of een van de Spaanse koloniën op het eiland geïntroduceerd. Dat was vaak een kwestie van trial and error. Daardoor komt het dat zij ook gewassen en landbouwmethoden van de Caquetio leerden kennen en gebruiken. Parallellen op andere Caraïbische eilanden zijn uit bronnen bekend. Niet alle ingevoerde exoten hadden evenveel succes. Met het vee ging het in het algemeen goed; de Spanjaarden lieten het vee los lopen in de kunuku en op de savannes. Het vee werd gehoed door Caquetio en Spanjaarden. Schapen, geiten en rundvee deden het relatief het beste. Volgens historische bronnen waren er duizenden op het eiland. Met de landbouw ging het daarentegen beduidend slechter. Na verloop van tijd nam het aantal Spanjaarden dat op Curaçao woonde af. Daarentegen stabiliseerde het aantal Indiaanse bewoners zich. Vermoedelijk vond er door natuurlijke aanwas, terugkeer en kolonisatie, zelfs bevolkingstoename van de Caquetio plaats. In de laatste decennia van de Spaanse bewoning werd Curaçao gebruikt als een grote veehouderij. Spanjaarden woonden dan rond Santa Barbara, Santa Ana en in dorpjes op het westelijke deel van het eiland.
De op het eiland aanwezige Spanjaarden gaven zich na een inval van de West-Indische Compagnie (WIC) in augustus 1634 bij San Juan over. De ongeveer dertig Spanjaarden en een groot deel van de Taíno werden door de Nederlanders naar Venezuela gebracht en daar aan wal gezet. Ongeveer dertig Taíno-gezinnen mochten op het eiland blijven wonen. De reden voor de inval en verovering was, dat de WIC op zoek was naar een uitvalsbasis voor handel en kaapvaart. Curaçao lag gunstig ten opzichte van de Spaanse koloniën op het vasteland. Ook had het de beste haven tot dan toe bekend in het Caraïbisch gebied. Daarnaast zocht de WIC naar een goede bron van zout. Zowel op de kust van Venezuela als op Bonaire waren goede zoutpannen te vinden. Na de verovering consolideerde de WIC zijn aanspraken door fortificaties te bouwen. Omdat drinkwater van levensbelang was werd in 1634-35 een fort gebouwd bij de waterbron aan de noordoostkant van de Sint Annabaai. Dit fort bestond uit aarden wallen met een palissade en enkele stukken geschut. Rond het fort werden voetangels gestrooid. In 1635-36 werd begonnen met de bouw van Fort Amsterdam op Punda. De eerste bouwfase werd onder leiding van admiraal Johan van Walbeek aangelegd in de vorm van een vijfpuntige ster en bestond uit een kern van aarde en koraal. Hiertegen werd een schil opgetrokken van met klei gemetseld koraal. In de eerste drie jaren waren de leefomstandigheden voor de WIC'ers slecht. Voor voedsel en bouwmateriaal was men grotendeels afhankelijk van import uit Europa. De toevoer was zeer onregelmatig, er kon meer dan een half jaar voorbijgaan zonder aanvoer. Gevolg was dat veel loslopend vee werd gevangen en geslacht. Ander voedsel ging op rantsoen. Water moest vanaf de bron naar de Punda worden gebracht. Soldaten en oversten sliepen in tenten. Een deel van de soldaten werd door barre woonomstandigheden, slechte voedselvoorziening en het harde werk, maar vooral door de eentonigheid en verveling ontevreden. Er leek muiterij op handen, maar dit werd afgewend door de rantsoenen te verhogen en drank aan te bieden. De Spanjaarden smeedden plannen om Curaçao te heroveren op de Nederlanders. Informatie over troepenmacht, fortificaties, buitenposten, voedselvoorraad en ammunitie werd verzameld op drie manieren. Indianen die op Curaçao woonden werden ontvoerd en verhoord. WIC-ers die zout kwamen halen op de kust van Venezuela werden gevangengenomen en verhoord. Ten slotte stuurden Spanjaarden spionnen naar Curaçao. Twee landingsplaatsen lagen voor de hand: Piscaderabaai en het Spaanse Water. Het Schottegat was te goed verdedigd. De Spanjaarden brachten hun plannen ten uitvoer en voeren uit met een aantal schepen. Deze zijn door een storm afgedreven en hebben Curaçao nooit bereikt. De Heren XIX in Amsterdam waren vanaf 1634 verdeeld over de toekomst van Curaçao. De fortificaties en manschappen hadden veel geld gekost en de opbrengsten waren mager. Toch werd Curaçao aangehouden, vermoedelijk meer een gevolg van besluiteloosheid dan van een beredeneerd besluit. Na verloop van tijd bewees Curaçao zijn waarde voor de WIC. Na het verlies van Nederlands-Brazilië in 1654 werd Curaçao steeds belangrijker. Door de gunstige geografische positie was zowel handel op Terra Fierme, in Venezuela, als op andere Caraïbische eilanden mogelijk. De Curaçaose bevolking groeide gestaag, mede door de komst van Sefardische Joden uit Brazilië. Ook stelde de WIC Curaçao open voor planters; Europeanen die zich wilden vestigen om landbouw te bedrijven. Ook soldaten die hun tijd uitgediend hadden waren welkom om te blijven. Vanzelfsprekend was het doel om voldoende voedsel voor de Curaçaose bevolking te produceren. Daarnaast wilde de WIC ook, dat planters handelsgewassen gingen verbouwen. Hiertoe behoorden onder meer indigo, katoen, tabak, Turkse tarwe of sorgo en suikerriet. De oudste tuinen, dat waren de boerderijen, worden vermeld vanaf het begin van de Nederlandse aanwezigheid. De eerste plantages werden aangelegd vanaf rond 1650. Hato, Savonet, St. Barbara, Santa Maria, Piscadera, Groot en Klein Sint Joris en San Juan zijn er enkele van. In 1665 begon de WIC met slavenhandel. De slaven werden aangevoerd uit West-Afrika en werden op Curaçao aan land gebracht, waar ze na de "middle passage" enige tijd konden aansterken. De slaven werden verhandeld op een plaats die nu Asiento heet, en ook op de plantage Zuurzak. (nu villapark zuurzak) Al snel ontstond hier de belangrijkste regionale slavernij. De WIC leverde slaven tegen zeer scherpe prijzen en concurreerde zo de Engelse, Franse en Portugese handelaren de markt uit. Slaven werden door handelaren gekocht en vervolgens verscheept naar diverse bestemmingen in Midden-Amerika en Zuid-Amerika. Een relatief klein deel van de aangekomen Afrikanen bleef op Curaçao. De meesten hiervan kwamen terecht op een van de plantages. Een deel werd door handelaren en ambachtslieden gekocht en bleven zo in de omgeving van Willemstad. Willemstad ontstond in de tweede helft van de 17e eeuw en lag direct naast het fort, op het huidige Punda. In de 18e eeuw werden ook (pak)huizen op Otrobanda gebouwd. De WIC maakte Curaçao in 1674 tot vrijhaven waardoor het een sleutelpositie verkreeg in de internationale handelsnetwerken. Mede hierdoor werd het in de 17e eeuw een van de welvarendste eilanden in het Caraïbisch gebied. Dit zette kwaad bloed bij andere mogendheden, met name Engeland en Frankrijk. Een gevolg daarvan was dat Curaçao in 1713 korte tijd werd belegerd door de Franse kaapvaarder Jacques Cassard, die zich ten slotte liet afkopen. De belegering had nadeel berokkend aan de bewoners van het eiland. Uitvoerig gespecificeerde lijsten van de geleden schade zijn bewaard gebleven in het OAC in het Nationaal Archief Den Haag. In 1716 brak er een kleine slavenopstand uit, maar de opstandelingen werden opgepakt. In de 18e eeuw probeerde Curaçao zijn handelspositie te consolideren. De handel in Venezuela en andere Spaanse koloniën werd echter verhinderd door de Spaanse kustwacht. Deze was speciaal aangesteld om de illegale handel vanuit Venezuela in tabak en cacao een halt toe te roepen. De Engelsen en Fransen werden in het Caraïbisch gebied steeds sterker. De positie van Curaçao nam mede door deze factoren in belang af. Ook was van belang, dat Curaçao niet geschikt was voor de grootschalige verbouw van suikerriet, katoen, tabak of andere tropische plantagegewassen. Pogingen daartoe werden eind 17e en begin 18e eeuw gestaakt. De landbouw van Curaçao richtte zich op voedselvoorziening voor de eigen bevolking. Desondanks moest een deel van het voedsel worden geïmporteerd. Na het faillissement van de WIC in 1791 werd Curaçao een echte Nederlandse kolonie. In 1795 kwamen de slaven op Curaçao in opstand. De opstand stond onder leiding van Tula, een slaaf die een centrale rol speelt in de geschiedenis van Curaçao, de opstand werd na een korte periode neergeslagen. In 1800 werd Curaçao bezet door de Britten, die in 1803 door de plaatselijke bevolking werden verdreven. In 1807 veroverden de Britten het eiland opnieuw. In 1816 kregen de Nederlanders Curaçao terug en viel Curaçao weer onder het Nederlands bestuur. Om de bestuurskosten te verlagen werden de West-Indische koloniën in 1828 teruggebracht tot één kolonie met een Gouverneur-Generaal in Paramaribo. In 1845 kwam men hier gedeeltelijk op terug omdat het besturen van de eilanden vanuit Suriname niet goed werkte. In navolging van Engeland (1834) en Frankrijk (1848) werd door de Nederlandse regering in 1863 de slavernij afgeschaft. Tot in het begin van de twintigste eeuw leefde Curaçao van handel, landbouw en visserij. Het economische tij keerde in 1914 toen grote aardoliereserves in Venezuela werden ontdekt. Shell vestigde meteen een olieraffinaderij op het eiland, Raffinaderij Isla, bij Asiento - waar eerder in slaven gehandeld werd. In de jaren veertig en vijftig bracht de raffinaderij welvaart en modernisering voor het eiland, maar de welvaart was ongelijk verdeeld. De pas ontstane Curaçaose arbeidersklasse werd steeds ontevredener met de loonpraktijken van de Koninklijke Shell. Ook was de deelname van de Afro-Curaçaose bevolking aan het politiek proces nog beperkt. Op 30 mei 1969 brak een arbeidersopstand uit bij de ingangspoort van de Shellraffinaderij. Nadat de lokale regering Nederlandse mariniers had laten overvliegen om de orde te herstellen, werd er flink gewerkt om de overheid te 'Antillianiseren'. Deze gebeurtenis gaat de boeken in als Trinta di mei. In de jaren tachtig verliet Shell Curaçao. De olieraffinaderij werd van toen af aan door het eilandgebied verhuurd aan de Venezolaanse staatsoliemaatschappij, de PDVSA. De olieraffinaderij veroorzaakt vrijwel permanent een ernstige luchtverontreiniging op een strook van het eiland ten zuidwesten van de raffinaderij. Hier ontstaat steeds meer weerstand tegen. Hoewel het op 10 oktober 2010 een status aparte heeft gekregen vergelijkbaar met Aruba is de band met Nederland nog sterk. In tegenstelling tot Nederland, maakt het eiland geen deel uit van het grondgebied van de Europese Unie en hoeft om die reden Curaçao, gelijk Aruba en Sint Maarten , dan ook niet te voldoen aan het Europees recht noch de euro als wettelijk betaalmiddel in te voeren. Door de bijzondere relatie met Nederland, de zgn. LGO-status, komen de eilanden wel in aanmerking voor Europese fondsen en EU brede samenwerkingsovereenkomsten zoals het Erasmus+ programma. Op Curaçao zijn veel overblijfselen van het koloniale verleden. Vanwege de aard en dichtheid van de gebouwen staat een gedeelte van de binnenstad van Willemstad op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Een legende is dat eind 15e eeuw gedurende een van Christoffel Columbus' reizen een aantal Portugese zeelieden scheurbuik opliepen. op zee zouden sterven en hun lichamen overboord gegooid zouden worden ze tegenstond, vroegen ze om op een van de nabijgelegen eilanden afgezet te worden. Na het eten van het plaatselijke citrusfruit met een overvloed aan het toen nog onbekende vitamine C herstelden ze volledig. Toen Columbus' schepen een aantal maanden later weer langs de eilanden voeren, verbaasden de zeelieden hun oude maatjes door ze vanaf het strand toe te wuiven. Een andere gangbare verklaring is dat het is afgeleid van het Portugese woord voor hart, coração, wat zou verwijzen naar het eiland als een centrum van handel. Dit werd dan door Spanjaarden overgenomen als Curaçao, wat werd gevolgd door de Nederlanders. Een andere uitleg is dat Curaçao verwant is met de naam die de oorspronkelijke inwoners gebruikten om zichzelf mee aan te duiden.[3] Deze theorie wordt ondersteund door vroege Spaanse reisverslagen, die de inboorlingen aanduidden als "Indios Curaçaos". Curaçao is een tropisch eiland, gelegen in het zuidelijke deel van de Caribische Zee. Het vormt samen met Bonaire en Aruba de Benedenwindse Eilanden, ook wel de ABC-eilanden genoemd. Curaçao is van deze drie eilanden het grootst. Curaçao bestaat uit het eiland Curaçao en het eiland Klein Curaçao, dat 10 kilometer vanaf de oostkust ligt. Het hoogste punt is de Sint Christoffelberg met 375 m. Curaçao heeft zes natuurlijke havens, ontstaan doordat de zee de koraalkalk heeft uitgehold. Aan de zuidwestkant ligt de grootste daarvan, het Schottegat, de haven van Willemstad. Gezegd wordt dat dit de grootste natuurlijke haven ter wereld is. Aan weerszijden hiervan liggen de b…
Sint Maarten: Verdeeld eiland, eigen identiteit
Sint Maarten, verdeeld tussen Nederland en Frankrijk, heeft een unieke positie in het Caribisch gebied.
De ontdekking en verdeling van Sint Maarten
Sint Maarten werd op 11 november 1493 ontdekt door Christoffel Columbus en vernoemd naar Sint Martinus van Tours. Rond 1630 vestigden Nederlanders en Fransen zich op het eiland en hielden zich voornamelijk bezig met zoutwinning. In 1648 werd het eiland verdeeld tussen Nederland en Frankrijk, wat leidde tot het Verdrag van Concordia. Het Nederlandse deel is 34 km² groot, het Franse deel 53,2 km². De grens tussen de twee delen is 10 km lang en is eigenlijk alleen op de landkaart te zien.
De vlag van Sint Maarten: een eigen symbool
Tot 13 juni 1985 werd de vlag van de Nederlandse Antillen op Sint Maarten gebruikt. Vanaf die datum werd er een eigen vlag ingevoerd. De vlag is een horizontale tweekleur in rood en blauw, met een witte driehoek aan de broekingszijde. In de witte driehoek is het wapen van Sint Maarten afgebeeld, een blauw schild, oranje omzoomd. Het oranje symboliseert de verbondenheid met het Huis van Oranje-Nassau.
Er circuleert ook een andere vlag op het Franse Saint-Martin, die lijkt op een wit martini-glas tegen een blauwe achtergrond met daarin een rode vloeistof en een schijfje citroen erboven. Deze vlag is echter niet officieel.
Voetbal op Sint Maarten: een uitdaging
Sint Maarten is een klein eiland met beperkte middelen, wat het moeilijk maakt om een competitief voetbalteam te ontwikkelen. Desondanks doet het eiland mee aan internationale toernooien en probeert het zich te kwalificeren voor de Gold Cup.
Verbindingen en verschillen
Hoewel Curaçao en Sint Maarten beide Caribische eilanden zijn met een gedeelde Nederlandse geschiedenis, hebben ze elk hun eigen unieke identiteit ontwikkeld. Op voetbalgebied streven beide eilanden naar succes, maar de uitdagingen zijn groot. Curaçao heeft met Dick Advocaat een ervaren trainer aan het roer en droomt van het WK, terwijl Sint Maarten vooral bezig is met het ontwikkelen van een competitief team.
De vlaggen van de eilanden symboliseren hun eigenheid en verbondenheid met het verleden. De slavenopstand van Tula op Curaçao is een belangrijk onderdeel van de geschiedenis en herinnert aan de strijd voor vrijheid.
De rol van de "Friesland" in de maritieme geschiedenis
Hoewel de focus van dit artikel ligt op de voetbalgeschiedenis van Curaçao en Sint Maarten, is het interessant om kort de rol van het schip "Friesland" in de maritieme geschiedenis te belichten, aangezien deze in de verstrekte informatie wordt genoemd. De "Friesland" was een sleepboot die een belangrijke rol speelde bij verschillende bergings- en sleepoperaties over de hele wereld.
Enkele belangrijke feiten over de "Friesland":
- De "Friesland" werd op 2 mei 1957 gedoopt door Antoinette Goedkoop.
- Op 1 augustus 1957 maakte de "Friesland" haar proefvaart op de Noordzee en werd overgedragen aan N.V.
- De "Friesland" was vaak als eerste ter plaatse bij schepen in nood, zoals de "Bab-T" en de "Gerhard Elfring".
- De "Friesland" voerde sleepreizen uit over de hele wereld, van de Verenigde Staten tot Vietnam.
- Het schip was betrokken bij verschillende bergingsoperaties, waaronder de berging van de "Dragor Maersk" na een aanvaring in het Engels Kanaal.
- De "Friesland" werd in 1963 verbouwd voor werkzaamheden in en bij de haven van Marsa El Brega - Libië.
De "Friesland" is een voorbeeld van de belangrijke rol die Nederlandse sleepboten hebben gespeeld in de internationale maritieme geschiedenis.
tags: #curacao #barbados #voetbal #geschiedenis