Betaald Voetbal in Zeeland: Een Historisch Overzicht

Zeeland, een provincie rijk aan maritieme historie en prachtige landschappen, kent ook een boeiende voetbalgeschiedenis. Hoewel Zeeland sinds 2005 de enige provincie zonder professionele voetbalclub in Nederland is, is dat niet altijd zo geweest. Dit artikel duikt in de geschiedenis van het betaald voetbal in Zeeland, met speciale aandacht voor de opkomst en ondergang van VC Vlissingen als profclub, en andere relevante ontwikkelingen in de regio.

De Beginjaren van VC Vlissingen

De Voetbal Combinatie Vlissingen (VC Vlissingen) heeft een lange en bewogen geschiedenis. Tot 1946 moest de club wachten voordat het kon doordringen tot de 1e klasse van het Nederlandse voetbal. Gedurende twee seizoenen speelde Vlissingen tegen gerenommeerde clubs uit Noord-Brabant en Limburg, waaronder NAC, Willem II, PSV, BVV en VVV. Echter, de club kon zich niet handhaven op dit niveau en degradeerde in 1948 terug naar de 2e klasse. Een opmerkelijke situatie in die tijd was dat VCV, door de gevolgen van de oorlog, geen eigen voetbalveld meer had en moest uitwijken naar het veld van Dosko in Bergen op Zoom voor haar thuiswedstrijden.

In 1955 bereikte VCV opnieuw de 1e klasse, na promotiewedstrijden die werden gehouden in verband met de invoering van het betaalde voetbal in Nederland. De late jaren vijftig en de jaren zestig waren succesvol voor VC Vlissingen. In 1956 werd de club kampioen van de 1e klasse en streed het met Hengelo en RFC uit Rotterdam om de landstitel bij de amateurs. Hoewel de club goed presteerde, lukte het niet om de titel te bemachtigen. Dit jaar markeerde ook het hoogtepunt van Pierre van der Schraaf, een legendarische speler die 20 jaar in het eerste elftal speelde en in 1958 afscheid nam. In het jubileumjaar 1956 begon VCV ook met de organisatie van evenementen. De club maakte een enorme ontwikkeling door, met een sterke groei van het ledenaantal, vooral dankzij de jeugd. Ook in 1962 en 1964 werd het kampioenschap van de 1e klasse gevierd. Ondanks goede prestaties in de strijd om het landskampioenschap, met name in 1962, lukte het niet om de landstitel te veroveren. VCV behoorde in die tijd tot de top van het Nederlandse amateurvoetbal, en verschillende spelers maakten deel uit van vertegenwoordigende elftallen. Keepers zoals Wim Bos, Jan de Nooijer en Leen de Ridder speelden vele wedstrijden in het Nederlands Amateurelftal.

Aan het einde van de jaren zestig waren de duels met aartsrivaal Middelburg, dat destijds grotere successen boekte dan VCV, memorabel. In 1962 nam VC Vlissingen haar eerste semi-permanente clubhuis in gebruik op sportpark Irislaan. Omdat dit al snel te klein bleek te zijn, werden plannen gemaakt voor de bouw van een geheel nieuw clubgebouw, dat in 1968 werd geopend en nog steeds door de club wordt gebruikt. De VCV stond in die jaren bol van de activiteiten, met een afdeling damesvoetbal, deelname aan de zaalvoetbalcompetitie, toernooien (zoals het oliebollentoernooi voor de jeugd), en reizen voor veteranen. Ook ontstonden er kaart- en biljartclubs.

De KNVB beker successen

De naam Vlissingen werd gevestigd door een historische reeks in de KNVB-beker. Peter van Vossen, die later bij Ajax, Feyenoord en het Nederlands Elftal successen vierde, was in die bekerreeks de grote man bij Vlissingen, dat in 1989 de kwartfinales van de beker bereikte. Van Vossen trof doel in de eerste ronde tegen De Graafschap (2-1) en in de tweede ronde tegen eredivisionist BVV Den Bosch (2-0). Tegen de Bosschenaren was hij er met twee solodoelpunten bijna eigenhandig verantwoordelijk voor dat Vlissingen zich plaatste voor de derde ronde. In Velsen-Zuid wist Vlissingen zich gesteund door zevenhonderd supporters. Na verlenging werd Telstar met 0-2 verslagen. "Die bekerperiode was fantastisch. Natuurlijk de wedstrijden tegen De Graafschap en BVV, maar persoonlijk keepte ik mijn beste wedstrijd ooit bij Telstar. In de verlenging wonnen we. Op de terugreis zijn we gestopt in Bergen op Zoom, waar het carnaval was. Vlissingen hoopte op een topclub in de kwartfinales, maar Jo Jansen - die de loting mocht verrichten op de nationale tv - ‘trok’ FC Den Haag. De Hagenaars waren in die jaren berucht vanwege de vele hooligans die de club achterna reisden. Burgemeester Jaap van der Doef liet zich echter overtuigen van de meerwaarde van een thuiswedstrijd en ging overstag. Ruim 5.500 toeschouwers zagen op 19 februari 1989 de uitschakeling van VC Vlissingen. “We verloren die wedstrijd kansloos, maar het was bijzonder om mee te maken. Een golf van enthousiasme overspoelde Vlissingen, dat klaar leek voor het betaald voetbal. De bekersuccessen zorgden voor landelijke media-aandacht voor dit streven en de KNVB liet weten dat een periodekampioenschap in het geval van Vlissingen waarschijnlijk niet nodig was als het de overstap wilde maken. In maart 1989 werd de ‘Onderzoekscommissie Profvoetbal Zeeland’ opgericht, die de haalbaarheid moest onderzoeken.

Lees ook: Hockey en beloning: een onderzoek

De korte periode van VC Vlissingen als profclub (1990-1992)

In de zomer van 1990 startte VC Vlissingen als profclub in de Eerste Divisie. De club had de grootste begroting van de hele competitie en wist zelfs international en Zeeuw Jan Poortvliet aan te trekken als aanvoerder. "Ik kwam hier vandaan, dus je wilt dat toch meemaken. Het is mooi om te voetballen voor je eigen mensen", aldus Poortvliet. Bij de eerste wedstrijd tegen RBC waren de verwachtingen hooggespannen. De tribunes puilden uit en zelfs Rinus Michels kwam de nieuwe ploeg aanschouwen. Met twee goals van spits Remco van Keeken werd RBC over de knie gelegd: 2-0. Van Keeken keek er met plezier op terug: "Ik speelde op recettebasis, dus ik was sowieso erg blij. Maar het was sowieso uniek. Er was geen geschiedenis, dus je schrijft sowieso historie."

Echter, de VC Vlissingen-trein ontspoorde al snel. De club bleek bij de start al een schuld van een half miljoen te hebben gehad, die alleen maar verder opliep. Volgens Van Keeken zat er bovendien te weinig een idee achter: "Er was helemaal geen jeugdopleiding. Er was geen structuur. Het was puur op het eerste gericht." Het gebrek aan financiële middelen en een te smalle basis aan spelers zorgden ervoor dat de prestaties steeds verder terugliepen. "De rit terug naar huis werd met de week zwaarder", zei Poortvliet. Een doorstart onder de nieuwe naam VCV Zeeland in het tweede seizoen was tevergeefs. Na twee jaar kwam er een einde aan de enige profclub van Zeeland. Slechts twee jaar heeft Zeeland een profclub gehad. Twee laatste plaatsen in de eerste divisie - zowel in 1991 als in 1992 - vormen niet meer dan een voetnoot in de 65-jarige geschiedenis van het Nederlandse betaald voetbal.

JVOZ: Jeugdopleiding als nieuw perspectief

Aangezien de provincie Zeeland geen betaald voetbal organisatie (BVO) heeft, is JVOZ in 2004 als stichting opgericht door de tweelingbroers Dennis & Gérard de Nooijer en Dolf Roks. Deze drie zijn vanuit die gedachte een voetbalopleiding gestart, zodat talenten uit de regio, relatief dichtbij op BVO niveau konden trainen. Wim Ovaa ondersteunde het drietal en organiseerde alle randzaken rondom de opleiding. Er werd een topsportklimaat gecreëerd waarbij talentvolle voetballers hun talent ‘dichtbij huis’ optimaal konden ontwikkelen. Vanaf 2006 is dat met jeugdelftallen in de competitie. Daarvoor werden alleen extra trainingen georganiseerd. Eerst vanuit Kortgene (onder de naam en samenwerkingsconstructie Cortgene/JVOZ) en vanaf 2011 in Vlissingen. De jeugdopleiding is uniek en biedt zeker in combinatie met de samenwerking met Het Scheldemond College een fantastische topsport omgeving als het gaat om topsport en onderwijs.

Algemene Ontwikkelingen in het Nederlandse Voetbal

Om de context van het betaald voetbal in Zeeland beter te begrijpen, is het belangrijk om ook naar de algemene ontwikkelingen in het Nederlandse voetbal te kijken. Het is niet duidelijk wanneer voor het eerst voetbal in Nederland is gespeeld. In 1862 zouden Engelse textielarbeiders in Enschede het spel beoefend hebben. Ook wordt beweerd dat er rond 1870 een wedstrijd op de Maliebaan in Den Haag zou zijn geweest tussen Engelse textielarbeiders en leden van de Britse ambassade. Het lijkt erop dat voetbal voor het eerst gespeeld werd door cricketverenigingen als nevenactiviteit buiten het zomerseizoen. Cricket was in de jaren zeventig al een behoorlijke sport in ons land.

Op 1 september 1879 werd H.F.C. (thans Koninklijke HFC) opgericht in Haarlem door toedoen van W.J.H. Mulier (1865-1954), ook bekend als Pim Mulier. Deze vereniging geldt tegenwoordig als de oudste voetbalclub, maar de oprichtingsdatum is onzeker. Bovendien speelden de leden aanvankelijk rugby, totdat zij in 1883 overgingen op het minder ruwe voetbal, met name om bezorgde ouders tegemoet te komen. Andere vroege voetbalclubs zijn de Utrechtsche Cricket en Voetbal Vereeniging Hercules (22 april 1882), de Leeuwarder Athletische Club Frisia (25 april 1883), de Dordrechtsche Cricket en Football Club (16 augustus 1883), de Haagsche Voetbal Vereeniging (september 1883), de Enschedesche Football Club Wilhelmina (31 augustus 1885), Delftsche Cricket en Voetbalclub Concordia (15 oktober 1885), Groninger Cricket en Voetbalclub Be Quick (opgericht 10 april 1887), de Wageningsche Cricket en Football Club Go Ahead (4 december 1886).

Lees ook: Duik in het verleden van Excelsior Rotterdam

Voetbal was in de jaren tachtig van de negentiende eeuw nog zó nieuw, dat de Nederlandsche Sport van 8 oktober 1887 een uitleg van Engelse termen gaf om de verslagen van de V.V. Amsterdam te kunnen begrijpen, zoals goal, goal keeper, goal post, kick, free kick en dergelijke. In juli 1888 publiceerden D.C. Noppen en M. Weinthal, respectievelijk captains (aanvoerders) van de V.V. Amsterdam en de Rotterdamsche Cricket en Football Club Concordia, een ontwerp van het reglement van de Nederlandsche Voetbal Bond. Zij deden bij deze publicatie de oproep om hen nadere berichten en amendementen toe te zenden. Voor Mulier was dit aanleiding een nieuw plan op te stellen voor de oprichting van een landelijke voetbalbond. Hij nodigde tal van verenigingen uit voor een vergadering op zondag 17 november 1889 in café Neuf te Haarlem. Op deze bijeenkomst werd een ontwerp-reglement van de Nederlandsche Voetbal- en Athletische Bond opgesteld en de regels van het voetbalspel. Op zondag 8 december 1889 werd de Nederlandsche Voetbal- en Athletische Bond definitief opgericht in het Café Central te Den Haag.

De koppeling van voetbal met atletiek bleek in de praktijk geen succes te zijn. Tijdens de Eerste Wereldoorlog maakten tal van soldaten op hun kazernes kennis met het voetbalspel. De N.V.B. zette in samenwerking met de militaire staf competities voor soldaten op en leverde ook het nodige materiaal. De N.V.B. verloor in dezelfde tijd wel de greep op het voetbal in den lande, omdat er aparte katholieke voetbalbonden ontstonden in de diocesen Breda, Den Bosch, Roermond, Utrecht en later ook Haarlem. In 1929 kreeg de N.V.B. het predikaat “Koninklijk” bij gelegenheid van het veertigjarig bestaan. Na de Duitse inval bestond er onder sportbestuurders de vrees dat hun bonden zouden worden overgenomen door N.S.B.-ers. Dit leidde in de voetbalwereld tot besprekingen over fusie, die al gauw succes opleverden. Op 31 juli 1940 ging de K.N.V.B. met de R.K.F., de C.N.V.B., de N.A.S.B.

Vanaf 1894 kwamen er gewestelijke en plaatselijke bonden die in hun regio of stad het voetbal gingen organiseren. Deze ontstonden met name uit de behoefte om voor lagere elftallen van clubs uit de N.V.B.-competitie en minder rijke clubs een competitie te kunnen aanbieden. De N.V.B. sloot met sommige bonden contracten af, waardoor deze lokale bonden “erkende bonden” werden. In het contract werd onder meer vastgelegd dat de lokale bond de N.V.B. als het leidend lichaam van het voetbal in Nederland erkende. Op 4 april 1908 werd de Federatie van Erkende Voetbalbonden opgericht. Deze organisatie was bedoeld om onderlinge geschillen tussen de aangesloten bonden op te lossen, zoals de afbakening van de grenzen van de rechtsgebieden. Sommige bonden waren al eens eerder opgericht, zoals bijvoorbeeld de Haarlemsche, de Dordrechtsche en de Zeeuwsche Voetbalbond, maar die waren na korte tijd weer uiteengevallen. In augustus 1940 werden de twintig erkende voetbalbonden formeel opgeheven en “gedegradeerd” tot Onderafdeelingen van de N.V.B., vanaf 1941 kortweg Afdeelingen.

In 1888 publiceerden Noppen en Weinthal hun ontwerp van het reglement van de Nederlandsche Voetbal Bond. De N.V. en A.B. (later N.V.B.) heeft deze opzet niet overgenomen maar gekozen voor het league-systeem, dat inmiddels door het Engelse profvoetbal werd gehanteerd. Bij deze opzet worden clubs in een poule ingedeeld en spelen zij een volledige competitie met thuis- en uitwedstrijden. Er bestond in de jaren 1889-1896 enkel een eerste klasse in het Westen, waardoor de winnaar van deze klasse als kampioen van Nederland werd beschouwd. In 1896 werd er ook een eerste klasse in het Oosten ingesteld. In het Noorden en Zuiden had de N.V.B. enkel een tweede klasse ingesteld, omdat de kwaliteit van de deelnemende clubs nog niet hoog werd ingeschat. In 1916 werd in het Noorden een eerste klasse ingevoerd, zodat ook de winnaar van de noordelijke eerste klasse deel kon nemen aan de strijd om het landskampioenschap. In 1917 werd de westelijke eerste klasse gesplitst in twee aparte afdelingen West I en West II. Vanaf seizoen 1917-1918 speelden voortaan de kampioenen van de afdelingen West I, West II, Noorden, Oosten en Zuiden in een hele competitie van acht wedstrijden om het kampioenschap van Nederland.

Aanvankelijk kon het bestuur van de N.V.B. naar eigen inzicht clubs in de competities opnemen. Nieuwe verenigingen moesten minstens elf leden hebben en een vast, nauwkeurig omschreven clubtenue. Sommige clubs waren echter te klein en te zwak georganiseerd en verdwenen in de loop van het seizoen alweer van het toneel. Bovendien wilden de regionale en plaatselijke bonden dat er betere, vastere regelingen voor de promotie van hun clubs kwamen.

Lees ook: Overzicht Betaalde KNVB Spelers

Deze richtlijnen leidden ertoe dat in principe enkel de kampioenen van de eerste klassen van de regionale bonden in aanmerking kwamen voor promotie naar de N.V.B. In 1923 werd voor alle afdelingen de verhouding van de eerste, tweede, derde en vierde klassen vastgelegd. Dit gebeurde volgens het piramide-systeem met idealiter één eerste klasse, twee tweede klassen, vier derde klassen en acht vierde klassen. Tijdens de eerste seizoenen was het mogelijk dat tweede en andere lagere elftallen van een club in de competitie van de N.V.B. tegen eerste elftallen van andere verenigingen speelden. Er werden gaandeweg echter in de meeste afdelingen aparte competities voor reserveploegen ingesteld. Binnen de N.V.B. en de diverse onderbonden bestond er regelmatig discussie of er automatische promotie en degradatie tussen de klassen moest zijn of dat er promotie-degradatiewedstrijden moesten worden gespeeld. Aanvankelijk waren er geen beperkingen bij het kiezen van clubnamen bij oprichting van voetbalverenigingen. Naarmate er meer onderbonden en meer clubs kwamen begonnen er echter steeds meer clubs te komen met dezelfde naam in één en dezelfde onderbond. Het bestuur van de N.V.B. besloot in november 1904 dat voortaan geen clubs meer aangenomen zouden worden in zijn competitie, wier namen of initialen niet voldoende verschilden van clubs die reeds in de N.V.B. speelden. In januari 1911 kondigde het bestuur van de N.V.B. aan dat de namen van toegetreden vereenigingen van Bondswege ingeschreven worden.

tags: #betaald #voetbal #Zeeland #geschiedenis