Artikel 2 Algemeen Reglement KNVB Uitleg

Inleiding

Dit artikel biedt een uitgebreide uitleg van artikel 2 van het Algemeen Reglement (AR) van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). Het is van essentieel belang voor voetbalverenigingen in Nederland, omdat het de voorwaarden en verplichtingen beschrijft met betrekking tot het lidmaatschap van de KNVB. Dit artikel is gebaseerd op de informatie die beschikbaar is in de KNVB-modelstatuten en relevante wetgeving, zoals het Burgerlijk Wetboek.

Voorwaarden voor Lidmaatschap van de KNVB

Toelatingseisen

Een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan worden toegelaten tot het lidmaatschap van de KNVB als zij zich ten doel stelt de voetbalsport in al zijn verschijningsvormen te bevorderen en te doen bevorderen, of dit doel nastreeft door het ondernemen van activiteiten die door de vereniging worden georganiseerd of waarvoor zij verantwoordelijkheid draagt (artikel 6 lid 2 sub a onder 1 van de Statuten van de KNVB).

Omniverenigingen

In het geval van een omnivereniging met volledige rechtsbevoegdheid, moet het doel zoals hierboven beschreven, worden nagestreefd door middel van de voetbalafdeling van deze omnivereniging (artikel 6 lid 2 sub a onder 2 KNVB Statuten).

Schriftelijk Verzoek

Om te worden toegelaten tot het lidmaatschap van de KNVB en de sectie amateurvoetbal, dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij het bestuur amateurvoetbal. Tegelijkertijd moet de vereniging een verzoek tot toelating van haar leden indienen, waarbij de vereniging optreedt als vertegenwoordiger van deze leden.

Goedgekeurde Statuten

Een van de voorwaarden voor toelating is dat een vereniging beschikt over statuten die zijn goedgekeurd door het bestuur amateurvoetbal. Om verenigingen te helpen bij het opstellen of wijzigen van hun statuten, heeft de KNVB modelstatuten opgesteld die als leidraad kunnen dienen (hierna: KNVB-modelstatuten).

Lees ook: Wat is het Algemeen Klassement?

Beoordeling van Statuten

Bij de beoordeling van de (concept)statuten wordt getoetst of de geel gemarkeerde bepalingen uit de KNVB-modelstatuten zijn overgenomen. Deze bepalingen vinden hun grondslag in een statutaire of reglementaire verplichting vanuit de KNVB, dan wel een algemeen door de KNVB gehanteerd uitgangspunt. Het niet opnemen van deze bepalingen in de statuten is uitsluitend toegestaan na schriftelijk verkregen dispensatie door het bestuur amateurvoetbal, respectievelijk het bondsbestuur van de KNVB.

Toelichting op de KNVB-modelstatuten

Dit document geeft een toelichting op de in de KNVB-modelstatuten opgenomen bepalingen. Hierbij wordt ook verwezen naar de bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (met name de artikelen 1 t/m 52 van Boek 2). Hierin is de juridische positie van verenigingen geregeld.

Juridische Aspecten en Statuten

Dwingend Recht

Waar in de toelichting "Dwingend recht" is vermeld, betekent dit dat van de betreffende bepaling op grond van de wet niet mag worden afgeweken. Ook niet in de statuten. Worden in een wetsbepaling de woorden "tenzij", "indien" of "voor zover", dan wel het werkwoord "kunnen" gebruikt, dan biedt die bepaling de mogelijkheid om ervan af te wijken. De afwijkende bepaling dient dan wel in de statuten en niet in een reglement te zijn opgenomen.

Statuten versus Reglementen

Het is verstandig onderscheid te maken tussen bepalingen die in de statuten of in een reglement worden opgenomen. Besluiten in strijd met de statuten zijn nietig, terwijl besluiten in strijd met een reglement door de rechter kunnen worden vernietigd. Besluiten in strijd met reglementen blijven dus van kracht totdat de rechter deze heeft vernietigd, terwijl een besluit in strijd met de statuten wordt geacht nooit te hebben bestaan. Om deze reden is in de toelichting het woord "Reglement" geplaatst bij die bepalingen die niet per se in statuten behoeven te worden opgenomen, maar in plaats daarvan in een reglement kunnen worden opgenomen. Veel bepalingen waarvan de wet niet verplicht deze in de statuten op te nemen, zijn feitelijk echter zo essentieel voor de organisatiestructuur van de vereniging, dat deze bepalingen in de KNVB-modelstatuten zijn opgenomen.

Alternatieve Bepalingen

Een "*" geeft een alternatieve bepaling aan die in de plaats kan komen van de betreffende bepaling.

Lees ook: Algemeen Directeur KNVB

Vrijheid van Inrichting

Het staat een vereniging vrij om de statuten zelf in te richten en vorm te geven. Deze KNVB-modelstatuten vormen daarvoor slechts een handvat. Wel is een vereniging die wenst toe te treden tot de KNVB, verplicht de geel gearceerde bepalingen over te nemen (zie hiervoor randnummer 5). Voor het overige kan een vereniging - binnen de wettelijke kaders - zelf haar statuten vormgeven. De in deze KNVB-modelstatuten opgenomen bepalingen zijn algemeen gangbaar, maar kunnen uiteraard aan verandering onderhevig zijn. De wetgeving en rechtspraak maar ook de maatschappij ontwikkelen zich continu, waardoor het mogelijk is dat dergelijke ontwikkelingen nog geen neerslag hebben gevonden in deze versie van de KNVB-modelstatuten. In het geval hier vragen over zijn, kan altijd contact worden opgenomen met de betreffende verenigingsadviseur.

Artikelsgewijze Toelichting op de KNVB-Modelstatuten

Artikel 1 - Naam, Zetel en Rechtsbevoegdheid

  1. Overeenkomstig artikel 2:27 lid 4 BW. Dwingend recht. Hier wordt de plaatsnaam ingevuld. Bij een bestaande vereniging zal dit de plaatsnaam zijn, die al in de statuten is opgenomen. Voor een nieuwe vereniging wordt doorgaans de gemeente vermeld waar de vereniging is gevestigd. De gemeente waar de vereniging haar zetel heeft, is ook bepalend voor haar inschrijving bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
  2. Overeenkomstig artikel 2:29 BW. Dit betekent dat de statuten moeten worden vastgelegd in een notariële akte en dat de vereniging moet worden ingeschreven bij het Handelsregister. Let op dat zolang de inschrijving niet is geschied, ieder bestuurslid naast de vereniging hoofdelijk aansprakelijk is voor een rechtshandeling waardoor hij de vereniging verbindt.
  3. Voor de juiste locatie van het kantoor van de Kamer van Koophandel, informeert men bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 2 - Duur

  1. Artikel 2:17 BW. Dwingend recht.
  2. Het boekjaar heeft betrekking op de periode waarover de jaarrekening van de vereniging (balans en staat van baten en lasten) wordt opgemaakt. Over die periode moet het bestuur ook rekening en verantwoording afleggen aan de algemene vergadering. Artikel 2:10a BW bepaalt dat het boekjaar van de vereniging gelijk is aan het kalenderjaar, tenzij in de statuten anders is bepaald. Het boekjaar van de KNVB loopt van 1 juli t/m 30 juni. De KNVB verplicht verenigingen hun boekjaar te laten samenvallen met het boekjaar van de KNVB. Zie in dit verband artikel 2 lid 1 onder k van het Algemeen Reglement van de KNVB.
  3. De wet verplicht niet om deze bepaling in de statuten op te nemen. Deze bepaling kan ook in een Algemeen Reglement worden opgenomen, maar het is gebruikelijk om deze bepaling in de statuten op te nemen.

Artikel 3 - Doel

  1. Artikel 2:26 lid 1 & 2:27 lid 4 BW. Dwingend recht. De wet verplicht om het doel van de vereniging in de statuten te omschrijven.
  2. In de doelomschrijving van de vereniging dient te zijn bepaald dat de vereniging lid is van de KNVB en het in artikel 4 lid 2 van de Statuten van de KNVB bepaalde doel (“Het bevorderen en het doen bevorderen van de voetbalsport in al zijn verschijningsvormen”) nastreeft door het ondernemen van, door (of onder verantwoordelijkheid van) de rechtspersoon georganiseerde activiteiten. Indien er sprake is van een voetbalafdeling dan geldt dat dit doel zal kunnen worden nagestreefd door middel van de voetbalafdeling van deze omnivereniging. Zie in dit verband ook artikel 6 lid 2 en artikel 4 lid 1 van de Statuten van de KNVB.
  3. Dwingend recht. Artikel 2:26 lid 3 BW bepaalt dat de vereniging geen winst onder haar leden mag verdelen. Daarmee is niet gezegd dat de vereniging geen winst mag maken. Zij mag echter het maken van winst niet tot doel hebben. De gemaakte winst moet zijn gerealiseerd uit activiteiten die betrekking hebben op het doel van de vereniging. Anders loopt de vereniging het risico te worden onderworpen aan de vennootschapsbelasting, die immers ook een regeling kent voor commerciële verenigingen.

Artikel 4 - Lidmaatschap

  1. a. Zie artikel 2:33 & 2:34 lid 1 BW.
  2. (en 1 b) Verenigingen zijn verplicht om in de statuten een bepaling op te nemen dat de tot de vereniging (of de voetbalafdeling) toetredende of toegetreden leden dan wel degenen die in de vereniging een al dan niet betaalde functie (welke dan ook) bekleden of zullen bekleden, lid worden en blijven van de KNVB (artikel 7 lid 2 van de Statuten van de KNVB en artikel 2 lid 1 onder h van het Algemeen Reglement van de KNVB).
  3. Overeenkomstig artikel 2:33 BW.
  4. Reglement. Het erelidmaatschap is geen afzonderlijke vorm van lidmaatschap. Vandaar dat gesproken wordt van het “predicaat” (titel) erelid. Bepalingen ten aanzien van het predicaat erelid kunnen ook worden geregeld in een reglement.
  5. Verenigingen zijn verplicht om van alle leden een registratie bij te houden waarin de gegevens van de leden zijn vermeld. Deze registratie moet worden gemeld bij de KNVB en ook alle wijzigingen in de registratie moeten onverwijld aan de KNVB worden doorgegeven Zie artikel 2 lid 1 onder g en i van het Algemeen Reglement van de KNVB. Houd hierbij rekening dat het gaat om het verwerken van persoonsgegevens en hiervoor dus wettelijke waarborgen gelden (Algemene Verordening Gegevensbescherming).

Artikel 5 - Rechten en Verplichtingen

  1. Overeenkomstig artikel 2:46 BW. Dwingend recht. Naast de vereniging zelf kan de KNVB deze verplichtingen aangaan op grond van artikel 7 KNVB Statuten.
  2. Overeenkomstig artikel 2:46 BW. Dwingend recht. Hierbij dient met name te worden gedacht aan een sponsoring- of andere overeenkomst, die de vereniging sluit en waaraan de leden moeten meewerken. Bijvoorbeeld door het dragen van shirtreclame of afspraken met managers. De algemene vergadering moet het bestuur daartoe vertegenwoordigingsbevoegd hebben verklaard.
  3. Door deze bepaling gelden bedoelde rechten en verplichtingen niet alleen ten opzichte van derden, maar ook ten opzichte van de vereniging. De vereniging heeft er immers ook belang bij dat de leden de overeenkomst met de sponsor op een juiste wijze uitvoeren. Doen de leden dit niet, dan kan niet alleen de sponsor hen daarop aanspreken maar ook de vereniging. Deze bepaling is niet wettelijk vereist, maar vloeit er wel logisch uit voort.
  4. Dwingend recht. Artikel 2:34a BW bepaalt dat de vereniging alleen verplichtingen aan de leden kan opleggen, wanneer dit geschiedt in óf op grond van de statuten. Artikel 2:27 lid 4 sub c BW ligt in het verlengde hiervan. Om niet telkens voor elke nieuwe of gewijzigde verplichting de statuten te moeten wijzigen, is bepaald dat de bevoegdheid tot het opleggen van verplichtingen in elk geval toekomt aan genoemde organen. Qua verplichtingen kan men denken aan kantine- en schoonmaakdiensten of het behalen van een scheidsrechtersdiploma. Deze bepaling geeft niet de vrijheid willekeurige nadere financiële verplichtingen op te leggen. Verplichtingen van financiële aard kunnen alleen worden opgelegd als de aard ervan al expliciet in de statuten is opgenomen. Deze statuten kennen uitsluitend contributie en boetes.
  5. Overeenkomstig artikel 2:8 lid 1 BW. Dwingend recht. Van deze bepaling kan niet worden afgeweken.
  6. Deze bepaling is gebruikelijk en legt bovendien de verplichting aan de leden op om niet alleen de reglementen en statuten van de vereniging, maar ook specifiek die van de KNVB na te leven. Zie hiervoor artikel 7 lid 1 KNVB Statuten.

Artikel 6 - Straffen

  1. Reglement.
    • Deze bepaling is voor sportverenigingen gebruikelijk en regelt de bevoegdheid om straffen op te leggen. Het gehele artikel kan ook naar een reglement van de vereniging worden verplaatst.
    • In situaties waarin normen van de KNVB zijn geschonden, is het van belang dat de vereniging ook zelf de mogelijkheid heeft om te kunnen sanctioneren (als dit vanuit het oogpunt van de vereniging wenselijk wordt geacht).
  2. Voor een model van een Tuchtreglement wordt verwezen naar de bijlage bij het Hoofdstuk Tuchtrecht van het Praktijkboek voor de Sportbestuurder (Uitgeverij Kluwer te Deventer).
  3. Het Tuchtreglement kan bepalen dat de vereniging een tuchtcommissie en een commissie van beroep heeft die bevoegd zijn overtredingen te bestraffen.
  4. Het sanctiepakket kan ook worden beperkt of juist uitgebreid. In de praktijk blijkt dit pakket voor verenigingen voldoende toereikend te zijn.
  5. Deze periode is niet op de wet gebaseerd, maar een gangbare termijn.
  6. Overeenkomstig artikel 2:35 lid 3 BW.
  7. Om niet te lichtvaardig met boetes om te gaan, moeten de overtredingen waar boetes op staan en de hoogte van de boetes vooraf aan de leden kenbaar zijn gemaakt.
    • Als het Tuchtreglement een commissie van beroep kent, kan de betrokkene van een opgelegde straf niet bij de algemene vergadering maar bij de commissie van beroep in beroep gaan.
    • Gedurende het beroep blijft de straf gelden. Dus indien het lid is geschorst, blijft diegene tijdens het beroep ook geschorst.

Artikel 7 - Einde Lidmaatschap

  1. Overeenkomstig artikel 2:35 BW. Dwingend recht.
    • Overeenkomstig artikel 2:35 lid 2 BW.
    • Overeenkomstig artikel 2:35 lid 4 BW.
  2. Overeenkomstig artikel 2:35 lid 2 BW. Dwingend recht.
    • Behalve de onder b geregelde opzegging met onmiddellijke ingang, heeft ieder lid ook de mogelijkheid zijn lidmaatschap op gewone wijze te beëindigen. In dat geval is ook lid 5 van dit artikel van toepassing.
    • Overeenkomstig artikel 2:36 lid 3 BW. Gedeeltelijk dwingend recht. Als zich één van genoemde feiten voordoet, dient het lidmaatschap binnen één maand daarna door het lid te worden opgezegd. Binnen die maand kan het lidmaatschap met onmiddellijke ingang worden beëindigd. De statuten kunnen - zoals in de KNVB-modelstatuten - bepalen dat die opzegging niet mogelijk is als bijvoorbeeld de contributie met een redelijk te achten bedrag wordt verhoogd. Hoewel volgens de wet in de statuten kan worden bepaald dat de leden kunnen opzeggen als hun financiële verplichtingen worden verzwaard, verdient dit geen aanbeveling. Het risico bestaat immers dat bij een contributieverhoging een groot aantal leden hun lidmaatschap om die reden opzegt, waardoor de vereniging in financiële problemen kan komen.
  3. a. Overeenkomstig artikel 2:36 lid 1 BW. Gedeeltelijk dwingend recht. De wet schrijft voor dat opzegging van het lidmaatschap (door de vereniging of door de leden) slechts kan plaatsvinden tegen het einde van een boekjaar (hier: 1 juli tot en met 30 juni, zie artikel 2 lid 2 KNVB-modelstatuten) en met inachtneming van een opzeggingstermijn van vier weken. Op deze termijn is de Algemene Termijnenwet niet van toepassing. Dit betekent dat vier weken ook echt vier weken zijn en geen dag langer. Eindigt de termijn van vier weken op een zondag of een feestdag, dan wordt de termijn niet verlengd tot de eerstvolgende werkdag. In de statuten kan worden afgeweken van de opzeggingstermijn van vier weken. Er kan worden gekozen voor (bijvoorbeeld) een termijn van twee weken, om zo aan te sluiten bij de uiterste datum waarop een verzoek tot overschrijving moet worden ingediend voor a…

Lees ook: De rol van de Algemeen Directeur

tags: #artikel #2 #algemeen #reglement #knvb #uitleg