Termen en Definities in Honkbal en Softbal: Een Uitgebreide Woordenlijst

Honkbal en softbal zijn populaire sporten met een rijke geschiedenis en een unieke terminologie. Dit artikel biedt een uitgebreide woordenlijst om de vele termen en concepten die in deze sporten worden gebruikt, te begrijpen. We zullen de geschiedenis van softbal en honkbal kort bespreken, en daarna ingaan op de specifieke termen die relevant zijn voor het spel.

De Geschiedenis van Honkbal en Softbal

De oorsprong van softbal kan worden teruggevoerd tot de vroege Middeleeuwen. In die tijd waren er in Europa verschillende slag- en loopspelen. In het begin van de 19e eeuw emigreerden veel Europeanen naar Amerika, waar een van deze spelen uitgroeide tot honkbal. Na de Tweede Wereldoorlog werd softbal door Amerikanen en Canadezen naar Nederland gebracht.

Volgens het Nederlandse honkbal en softbal museum stichtte Grasé op 12 maart 1912 de eerste Nederlandse honkbalbond. Het spel werd echter al in 1911 gespeeld in Amsterdam op het ijsclub-terrein. Een prent uit het museum laat zelfs zien dat er in 1908 al "ergens in Nederland" honkbal werd gespeeld, een gemengde wedstrijd van heren en dames.

In de begintijd kwamen en verdwenen de honkbalclubs en was er nog geen echte competitie. In 1922 kwam daar verandering in toen AHC Quick, de club van Bleesing, de eerste Nederlandse kampioen werd. In 1923 werd "Blauw wit" de kampioen en het jaar daarna Ajax.

Jules Kammeijer is bijna de uitvinder van Softbal geweest in Nederland. Hij zocht een zomersport voor zijn sportschool en vond honkbal te moeilijk en te gevaarlijk. Daarom bedacht hij een variatie. Een handschoenenfabriek leverde hem een zachtere en grotere bal, een timmerfabriek wat kleinere en lichtere knuppels en een zeilmakerij kussens en een werp- en een thuisplaat van . . . linoleum, want het was oorlog. Zijn school telde zelfs tien teams, die onderling gezellig speelden. Voor belangrijke honkbalwedstrijden werden zelfs demonstraties gegeven. Zijn illusie van 'uitvinder' werd na de Bevrijding wreed verstoord. Op het EDO-terrein zag Kammeijer Canadezen softbal spelen en dat bleek ongeveer dezelfde sport, die hij ontwikkeld had.

Lees ook: IJshockey tactieken uitgelegd

De Basis van het Spel

Softbal is een bal- en teamsport. Een softbal is groter dan een honkbal en de afstand tussen de honken is groter bij honkbal dan bij softbal. De pitcher gooit bij honkbal de bal bovenhands en bij softbal gooit de pitcher onderhands. Het slaghout is een klein beetje breder bij softbal, en de slagzone is een beetje anders.

Als je softbal speelt, speel je met 2 teams. Elk team heeft minimaal 9 spelers. Er kan maar 1 iemand slaan in een team dus niet tegelijkertijd. De pitcher (de man die de bal gooit) van het team gooit onderhands in de slagzone. De slagzone is bij softbal het gebied tussen de knieën en de schouders. De pitcher moet de bal gooien over het thuishonk en tussen de knieën en de schouders, dan is het een slagbal. Als je de bal mist, dan telt het als een slag. En zijn er drie spelers uit dan moet het team wisselen met de veldpartij.

Als je een wedstrijd speelt, speel je minimaal 7 innings. Een inning is als beide teams aan slag zijn gekomen. Als de 7 innings voorbij zijn en het staat gelijk dan moet je nog 1 inning spelen. Je mag maximaal 9 innings spelen. Als na 9 innings het weer of nog steeds gelijk staat dan is het spel gewoon voorbij. Het team dat de meeste punten heeft aan het einde van de competitie is de winnaar. Het team met de minste punten gaat naar ene lager niveau.

Een softbal- of honkbalcompetitie wordt in de zomermaanden gehouden. Dus om niet te veel gewonde en geblesseerde spelers te krijgen, wordt de competitie in de maanden van de minste regen gespeeld. Op het moment zijn er 207 honk- en softbalclubs in Nederland.

Uitrusting

Je kunt softbal niet spelen zonder bal. De buitenkant van de bal is van leer of nep leer. Een honkbal heeft een doorsnede van 7 centimeter. Bij softbal is het slaghout van aluminium. Er zijn kleine voor de kinderen en grote voor de volwassenen. Het is belangrijk om een slaghout te kiezen die bij je past. Hij mag niet te groot en te zwaar zijn want dan raak je niks. Veel mensen denken dat ze beter raken als het slaghout groot en zwaar is. Maar omdat het zo zwaar is ben je te langzaam met slaan, en is de bal al weg voordat je de bal kunt raken. Het beste is dat je een slaghout pakt die je gemakkelijk kunt gebruiken.

Lees ook: Het leven van Harry Kruyssen

Je hebt ook een aparte handschoen nodig. Hij is gemaakt van leer en is een van de belangrijkste dingen als je in het veld staat. Het beschermt je tegen de harde ballen die in het veld worden geslagen. Een handschoen is heel persoonlijk, hij vormt zich naar de vorm van je hand en de manier waarop je hem gebruikt. Een nieuwe handschoen is niet prettig in het begin, omdat hij zichzelf nog niet vervormd heeft.

Het Veld

Een softbalveld heeft de vorm van een vierkant. Het veld bestaat uit een binnenveld en een buitenveld. Het binnenveld bestaat uit alle honken (afstand honken is 18,30) en 6 van de 9 spelers die in het veld staan. Je hebt iemand aan het eerst honk en aan het tweede en het derde honk. Daar staan 3 mensen, de rechtse, de linker en de middenvelder.

Spelers en Posities

De scheidsrechter/spelleider staat achter de catcher. Hij bepaalt of de bal die gegooid werd een slagbal is of niet. Elke scheidsrechter doet dat op een andere manier. In een hoge klasse zijn er 1 tot 3 scheidsrechters die in het veld staan. Ze helpen de eerste scheidsrechter om te beoordelen of een speler uit of in is. (Save) Als er verschil van mening is, dan heeft de eerste scheidsrechter het laatste woord. De slagman is de persoon die aan slag is. Lukt het de pitcher niet om een slag te gooien is er een wijd en hoeft de slagman niet te slaan. Slaat hij toch dan telt ook een wijd als een slag.

De coach, de leider van het team zit met de overige spelers van de slagpartij in de dug out, dat is een overkapte ruimte naast het speelveld. Hij is verantwoordelijk voor de spelers op het veld. De coach vertegenwoordigt ook het team bij overleg met de scheidsrechters en tegenstander

De pitcher is de persoon die de bal onderhands in de slagzone moet gooien. Hij probeert het zo moeilijk mogelijk te maken voor de slagman. Als hij gooit, kan hij effectballen, harde ballen, hoge ballen en lage ballen spelen. Een effectbal gaat naar links of rechts. Een harde bal is een heel erg harde en snel gegooide bal. Zonder deze bescherming kan hij snel blessures kan oplopen.

Lees ook: Wendy Bussum Honkbal: Jouw nieuwe team?

Tijdens wedstrijden draagt de slagman vaak een helm en schoenen met spikes of noppen om blessures te verkomen en meer grip op het veld te hebben.

De Innings

Iedereen op zijn plek, het spel kan beginnen.

  • De pitcher werpt onderhands. Komt de bal door de slagzone, over de werpplaat bij de slagman tussen knie - en schouderhoogte, is het een slag. Lukt dit niet is het een wijd.
  • De slagman slaat als de geworpen bal een slag is. Wordt deze slag goed gerekend loopt de slagman naar het eerste honk. Iedere bal die na de slag binnen de foutlijnen blijft is een goede slag. Ook een geslagen bal die over de foutlijnen rolt of stuit, kan als goede slag worden gerekend. Wordt de bal bv. via het foutgebied het binnenveld ingeslagen of als de bal via het binnenveld naar het foutgebied rolt is de slag goed. Voor het binnenveld geldt de regel waar de bal blijft liggen en voor het buitenveld geldt de regel waar komt de bal voor het eerst binnen. Wordt de bal uit geslagen heet dat een nul. Bij drie keer missen moet de slagman lopen. Is de derde slag fout mag de slagman nog eens slaan. Bij 4 wijdworpen krijgt de slagman een vrije loop. Hij mag dan naar het eerste honk lopen zonder uitgemaakt te worden.
  • De catcher zit achter de slagman en probeert alle ballen te vangen. Vangt hij de derde misser is de slagman uit. Wordt een geslagen bal door een veldspeler terug naar de catcher gegooid, kan hij ook eventuele honklopers uitbranden.
  • De honklopers moeten elk honk aanraken. Komt een honkloper bij het thuishonk zonder uitgetikt of uitgebrand te worden scoort hij een punt. Honklopers mogen elkaar niet inhalen of op hetzelfde honk staan. Bij iedere slag is er een gedwongen loop. Op het eerste en vierde honk mag de honkloper recht doorlopen zonder uitgebrand te worden, op de ander honken is hij alleen safe als hij het honk vast heeft. Op het moment dat de pitcher de bal los laat mag de honkloper naar het volgende honk trekken. Als de bal wijd wordt gegooid of mis wordt geslagen kan de honkloper een honk stelen. Bij een foutslag moet hij terug naar zijn laatste honk (Bij een vangbal bij wedstrijden mogen de honklopers pas lopen als de bal gevangen is. Als ze eerder het honk hebben losgelaten, moeten ze na de vangbal eerst terug naar het honk waar ze vandaan kwamen.)
  • De verdedigers staan in het veld en proberen de geslagen bal te vangen of in ieder geval zo snel mogelijk in handen te krijgen. Veldspelers kunnen op drie manieren honklopers uit spelen. Veldspelers mogen de honklopers niet in de weg staan of hinderen.

Punten Scoren en Strategie

De bedoeling is natuurlijk om zoveel mogelijk punten te scoren. Deze krijg je doordat de honklopers zonder uitgetikt of uitgebrand te worden het vierde/home honk halen. De slagman is daarbij heel belangrijk. Handig dus om de beste slagmannen van je team op de 4de 8ste 12de enz. plaats te zetten. De slagman moet niet alleen goede ballen slaan maar ook proberen te richten. Daar waar geen veldspelers staan of daar waar de slagman en/of de honklopers niet naar toe moeten. In geval van nood kan de slagman ook een squeeze play spelen. Dat is een opofferingsstootslag in de richting van het eerste honk. De honkloper aan het derde honk kan dan naar de thuisplaat lopen terwijl de slagman zelf waarschijnlijk uitgemaakt wordt. De honklopers zelf kunnen ook meehelpen. Zodra de pitcher de bal loslaat, mogen ze trekken. Als ze door kunnen lopen hebben ze al een paar meter gewonnen en bij wijd of misslag kunnen ze zelfs een honk stelen. Bij een hoog geslagen bal is het wel beter eerst even af te wachten of het geen vangbal wordt. De bedoeling is natuurlijk de tegenpartij zo weinig mogelijk punten te laten scoren. Belangrijk is dat iedere speler steeds weet hoeveel uitjes er zijn hoeveel slag en wijd er is geworpen en welke honken bezet zijn. Er mogen geen gaten in de verdediging zijn. Als een honkman achter de bal aan gaat moet de dichtstbijzijnde dit honk afdekken. Ook mogen de verdedigers niet achter elkaar staan. Als een bal ver in het buitenveld terechtkomt kunnen de verdedigers de bal aan elkaar doorspelen waardoor de bal sneller op de gewenste plaats komt. Als er meer honklopers zijn, een meervoudige gedwongen loop, kan men het beste eerst de verste honkloper uitmaken en dan pas eentje die minder ver is.

Honkbal Termen en Definities

Hieronder volgt een uitgebreide lijst van termen en definities die in honkbal en softbal worden gebruikt.

  • 0 handicap: Een speler met een handicap van 0 (nul). Zie ook 'scratch'.
  • 1 down: In een matchplaywedstrijd over 18 holes 1 hole achterstaan. Jij hebt bv. 4 holes gewonnen, je tegenstanden 5 holes: 1 down.
  • 2 down: In een matchplaywedstrijd over 18 holes 2 hole achterstaan. Jij hebt bv. 9 holes gewonnen, je tegenstanden 11 holes: 2 down.
  • 3 down: In een matchplaywedstrijd over 18 holes 3 hole achterstaan. Jij hebt bv. 10 holes gewonnen, je tegenstanden 13 holes: 3 down.
  • 1 piece ball: Een golfbal wordt opgebouwd uit meerdere onderdelen. Een bal uit één geheel (1-piece) vind je eigenlijk alleen in drivingrangeballen. Een 2-piece bal is een bal met een kern en een aparte schaal er omheen.
  • 1 up: In een matchplaywedstrijd over 18 holes 1 hole voorstaan. Jij hebt bv. 4 holes gewonnen, je tegenstanden 3 holes: 1 up.
  • 2 piece ball: Een golfbal wordt opgebouwd uit meerdere onderdelen. Een bal uit één geheel (1-piece ball) vind je eigenlijk alleen in drivingrangeballen. Een 2-piece bal is een bal met een kern en een aparte schaal er omheen.
  • 2 shot swing: Spelers A en B liggen (in regulation op een par 4 of 5) elk op 1-slag afstand van de green. A maakt een birdie, B een bogey. Ziedaar een 2 shot swing.
  • 2 up: In een matchplaywedstrijd over 18 holes 2 hole voorstaan. Jij hebt bv. 9 holes gewonnen, je tegenstanden 7 holes: 2 up.
  • 3 piece ball: Een golfbal wordt opgebouwd uit meerdere lagen. Een bal uit één geheel (1-piece ball) vind je eigenlijk alleen in drivingrangeballen. Een 2-piece bal is een bal met een kern en een aparte schaal er omheen. Een 3-piece ball bestaat uit een kern met twee soorten schalen er omheen.
  • 3 up: In een matchplaywedstrijd over 18 holes 3 hole voorstaan. Jij hebt bv. 14 holes gewonnen, je tegenstanden 11 holes: 3 up.
  • 3 wood: Houten drie. Een club met (vroeger) een houten clubhoofd. De loft is 15-17 graden.
  • 4 piece ball: Een golfbal wordt opgebouwd uit meerdere lagen. Een bal uit één geheel (1-piece ball) vind je eigenlijk alleen in drivingrangeballen. Een 2-piece bal is een bal met een kern en een aparte schaal er omheen. Een 3-piece ball bestaat uit een kern met twee soorten schalen er omheen. Een 4-piece ball bestaat uit een dubbele kern met twee soorten schalen er omheen.
  • 5 ball: Een groep (flight) bestaand uit vijf spelers en dat is dus één teveel.
  • 5 wetten: De vijf wetten welke de balvlucht bepalen: 1) speed, 2) centeredness, 3) path, 4) face en 5) angle of approach.
  • 9 holes baan: Een golfbaan die negen holes heeft.
  • 10 secondenregel: Als een bal op de rand van de hole ligt en 'dreigt' te vallen, dan mag een speler maximaal 10 seconden wachten of die bal inderdaad nog valt. Valt de bal na die 10 seconden in de hole dan heeft de speler met zijn laatste slag uitgeholed en moet hij één strafslag bij zijn score voor die hole optellen.
  • 10 vinger grip: De stok wordt vastgehouden met 10 vingers op de stok (zonder overlapping of interlocking), wel met de linker duim in het verlengde op de shaft, die linker duim ligt dan in/onder de rechter hand. Soms toegepast als de artritis geen overlapping of interlocking meer toelaat. Zie ook 'all-finger-grip'. [Wiren 1990 : 72]N.B.
  • 15e stok: Een imaginaire 'stok' in de tas van de speler. Meestal wordt dan de (bal)hengel of de 'leather wedge' (zie aldaar) bedoeld.
  • 14 principes: Naast de vijf wetten (zie aldaar) heeft de golfswing 14 principes: 1) grip, 2) aim, 3) setup, 4) swing plane, 5) width of arc, 6) length of arc, 7) position, 8) lever system, 9) timing, 10) release, 11) dynamic balance, 12) swing center, 13) connection en 14) impact.
  • 18 holes wedstrijd: Wedstrijd die over 18 holes wordt gespeeld.
  • 19e hole: Een golfbaan heeft 18 holes.
  • 27 holes wedstrijd: Wedstrijd die over 27 holes wordt gespeeld.
  • 36 holes wedstrijd: Wedstrijd die over 36 holes wordt gespeeld.
  • 72 holes wedstrijd: Wedstrijd die over 72 holes wordt gespeeld. Meestal wordt op vier opeenvolgende dagen 18 holes gespeeld. Soms verdeeld over vier verschillende banen.
  • 90 degree rule: De buggy mag de fairway alleen haaks oversteken. Vooral in Amerika toegepast waar spelers vaak verplicht zijn een buggy te gebruiken. met deze regel ontstaat er minder schade aan de baan dan wanneer er kriskras over de baan wordt gereden.
  • a 1: De plek waar de bal ligt nadat je hem hebt geslagen.
  • a game: Het beste spel wat je hebt / spelen naar beste vermogen: we spelen morgen op een moeilijke baan 'you better bring your a game'.
  • a professional: Teaching pro die na de tweejarige opleiding to b-professional een extra opleiding heeft gevolgd.
  • aanharken: Met een hark wordt het zand in de bunker weer mooi egaal gemaakt nadat de speler zijn bal eruit heeft geslagen.
  • aanmeten: Het op persoonlijke maat (laten) aanmeten van een set golfclubs.
  • aarde: Los natuurlijk voorwerp (net als zand), maar alleen als het op de green ligt, waar het met de hand of stok mag worden weggeveegd zonder iets neer te drukken.
  • abnormal ground conditions: Nederlands: abnormale terreinomstandigheden. Elk tijdelijk water, elk stuk grond in bewerking, of gat hoop of spoor op de baan gemaakt door een gravend dier, reptiel of een vogel.
  • abnormale terrein omstandigheden: Engels: abnormal ground conditions. Elk tijdelijk water, elk stuk grond in bewerking, of gat hoop of spoor op de baan gemaakt door een gravend dier, reptiel of een vogel.
  • aboard: Na een schot ligt de bal op de green.
  • above the hole: De positie van de bal t.o.v.
  • acceleratie: Een toename van de snelheid van een voorwerp.
  • ace: Een hole-in-one.
  • achterdeur, via de: Een putt die de rand van de hole volgt en valt aan de achterkant. In Amerika en Nederland noemen we dat 'via de achterdeur', in de UK heet dat 'tradesman's entrance'.
  • achterste negen: De tweede (laatste) negen holes van een golfbaan.
  • across the line: Technische term betreffende de swing; de club is 'across the line' als in de top van de backswing het clubhoofd meer boven het swingvlak is dan de grip; voor een rechtshandige golfer zal dan de club op de top van de backswing (als de club ca. horizontaal is) naar een plek wijzen rechts van het doel.
  • actief: De handicap van een Nederlandse speler is 'actief' als hij/zij in het afgelopen seizoen vier of meer scores heeft ingeleverd.
  • action: Alle weddenschappen op een wedstrijd. Als je iemand wilt vragen of hij zin heeft in een weddenschap, kun je vragen 'feel like a little action?'.
  • addressing the ball: Nederlands: adresseren. Klaar gaan staan om de bal te slaan. Het positioneren van je lichaam en club voorafgaand aan de slag. Volgens de golfregels ben je geadresseerd als je je stand hebt ingenomen en de stok achter de bal op de grond hebt gezet (in een hindernis alleen je stand ingenomen).
  • adresseren: Engels: address. Klaar gaan staan (stok achter de bal op de grond) om de bal te slaan.
  • advice: Advies krijgen of geven m.b.t. aspecten in het golfspel mag niet. Advies geven kost je twee strafslagen.
  • advies: Advies krijgen of geven m.b.t. aspecten in het golfspel mag niet. Advies geven kost je twee strafslagen.
  • aerated: Beluchtingsgaten die in de fairway en green geprikt zijn. Op de green een goed excuus om slecht te putten. Beluchtingsgaten zijn soms een reden voor de Commissie een baan 'non-qualifying' te verklaren.
  • afg: Association Francophone Belge de Golf.
  • afgestemde set: Het op persoonlijke maat (laten) aanmeten van een set golfclubs.
  • afslaan: De eerste slag op een hole.
  • afslagplaats: Engels: teeing ground. De beginplaats van elke hole. De werkelijke plek voor de slag is in de teebox (zie aldaar).
  • afstandspunt: Bepaald punt op een hole waar de afstand naar het midden (soms de voorrand) van de green wordt aangegeven. Meestal zijn dat paaltjes die naast de fairway staan, vaak ook gekleurde tegels of getallen op de deksels van de sprinklers.
  • afterswing: Zie 'follow-through'.
  • age, shooting one's: Een ronde spelen en evenveel slagen nodig hebben als je leeftijd, bv.
  • aggregate: Alle scores van de spelers van 1 team bij elkaar opgeteld. Ook wel totaal score van een speler op een bepaald moment in een 4 ronden wedstrijd.
  • aim line: Een denkbeeldige rechte lijn getrokken vanachter de bal, door de bal en naar het doel.
  • air ball: Wanneer bij een (mis)slag de bal extreem hoog gaat met (dus) weinig afstand.
  • air ball: Wanneer de bal (ver) over het doel (meestal de green) wordt geslagen.
  • air game: Een schertsend woord voor driving en ijzer schoten, die gaan namelijk door de lucht, terwijl het putten over de grond gaat: ground game.
  • air press: Een weddenschap in een weddenschap: de komende wordt bv. om 'dubbele punten' gespeeld.
  • air shot: Een complete misser wanneer je probeert de bal te slaan. Bij zo'n slag raak je alleen maar lucht, een 'air-shot'. Ook wel 'whiff'.
  • albatross: Het spelen van een hole in drie slagen minder dan de par van de hole. Een 3 op een par-4, een 2 op een par-5. In Amerika heet dat soms een 'double eagle'.
  • alice: Iemand die consequent putts te kort laat.
  • alignment: Nederlands: (het) oplijnen. Het situeren van je lichaam en van het clubhoofd in relatie tot het doel.
  • all exempt tour: Op de huidige (2000) Amerikaanse en Europese tour zijn veel spelers vrijgesteld van de wekelijkse qualificaties gebaseerd op een serie criteria. De bekendste daarvan is de 'money list', zie aldaar.
  • all finger grip: De stok wordt vastgehouden met 10 vingers op de stok (zonder overlapping of interlocking), wel met de linker duim in het verlengde op de shaft, die linker duim ligt dan in/onder de rechter hand. Soms toegepast als de artritis geen overlapping of interlocking meer toelaat. Zie ook '10-vinger-grip'. [Wiren 1990 : 72]N.B.
  • all round: Een speler die goed is in alle onderdelen van het spel.
  • all weather grip: De grip op een club, welke optimale grip biedt bij hitte, regen etc.
  • alternate fairway: Een hole met twee fairways, een 'reguliere' en een 'alternatieve'. Aanwezig om de golfer keuzemogelijkheid te bieden.
  • alternate greens: Een hole met twee greens. Ongebruikelijk op een 18 holes baan.
  • alternate tees: Een hole met twee tees. Deze term is niet van toepassing als (bv) de heren tees en de dames tess op verschillende tee-boxen liggen. Bij 'alternate tees' zijn er twee volledige sets tees aanwezig.
  • alternate: Reservespelers voor een strokeplaywedstrijd voor het geval reeds gequalificeerde spelers zich terugtrekken.
  • am-am: Een tournooi waarin uitsluitend amateurs deelnemern.
  • amateur side: De lage kant van een hole op een green met helling. Ook wel 'sucker side'.
  • Amateur': het Amerikaanse kampioenschap voor amateurs.
  • amen corner: Misschien wel de moeilijkste holes (11, 12 en 13) op Augusta, als je daar heelhuids doorheen komt heb je een goede kans op een score.
  • amerikaanse bal: Tot 1990 was er de Amerikaanse golfbal met een diameter van 1.68 inch en de Britse golfbal (small ball) met een diameter van 1.62 inch.
  • amerikaantje: Een wedstrijdvorm matchplay met drie spelers die tegen elkaar strijden om zes te verdelen punten per hole. Verdeling per hole: 4-2-0, 4-1-1, 3-3-0, 2-2-2. Ook wel barracuda genoemd.
  • anchor: Van 'to anchor', ankeren, een vast punt nemen. Van belang bij de beslissing of een bellyputter is toegestaan.
  • andersom grip: Een grip die meestal alleen bij het putten wordt gebruikt. De linker hand is beneden de rechterhand geplaatst (bij een rechtshandige speler). De cross-handed grip wordt ook wel gekscherend als 'andersomgrip' omschreven, als letterlijke vertaling van reverse grip. En de greep werd vooral vroeger nog wel eens de Sewgolum grip genoemd, naar de uit India afkomstige Afrikaanse professional Sewsunker 'Papwa' Sewgolum (1930-1978), die er in 1959, 1960 en 1964 het Dutch Open mee wist te winnen. Ook oud-proftennisser Tom Okker hanteert deze onorthodoxe grip op de golfbaan.
  • andrews st.: Het mekka van golf, de Schotse plaats St.Andrews. Daar is de overkoepelde Europese Federatie gevestigd. De golfbaan aldaar (dwz één van de vele aldaar) is the 'old course' (zie aldaar), de moeder van alle golfbanen.
  • angel raper: Een 'engel verkrachter', een bal die zo ver omhoog geslagen wordt dat hij op die manier 'gevaar' voor engelen oplevert. De Nederlandse vertaling is er niet voor.
  • angle of approach: Eén van de vijf wetten van de golfswing. De invalshoek van het clubhoofd in het verticale vlak. Het beïnvloedt de balvlucht en afstand.
  • angle of attack: Eén van de vijf wetten van de golfswing. De invalshoek van het clubhoofd in het verticale vlak.
  • apple tree gang: De naam van de pioniergroep, geleid door Hohn Reid, welke de eerste golfclub in de US oprichtte (1888).
  • approach course: Een golfbaan met uitsluitende korte holes (alleen par 3, lengte 30 - 100 meter). De speler zal alleen een pitch spelen, daarna putten.
  • approach putteen: lange putt waarvan je niet verwacht dat hij er in zal gaan, hoogstens dat hij vlak bij de hole uitkomt.
  • approach: Nederlands: benaderen. Een schot naar (en op) de gr…

tags: #term #uit #honkbal #woordenlijst