IJshockey Tactiek Termen: Een Uitgebreide Uitleg

IJshockey is een dynamische en snelle teamsport die gespeeld wordt op een ijsbaan. Het spel vereist niet alleen fysieke kracht en uithoudingsvermogen, maar ook strategisch denken en tactisch inzicht. Dit artikel biedt een uitgebreide uitleg van de belangrijkste ijshockey tactiek termen, spelregels en strategieën die essentieel zijn voor zowel spelers als toeschouwers.

Inleiding tot IJshockey

IJshockey is een intensieve sport die op een ijsvlakte wordt gespeeld. Twee teams van elk zes spelers proberen de puck in het doel van de tegenstander te schieten. De snelheid en fysieke aard van het spel maken het zowel opwindend als soms moeilijk te volgen. Het doel is om meer goals te scoren dan de tegenstander. Een wedstrijd bestaat uit 3 periodes van 20 minuten zuivere speeltijd. Er zijn vier scheidsrechters: twee hoofdscheidsrechters (met rode banden om de armen) en twee linesmen.

Het Speelveld

Het ijshockeyveld is ongeveer 60 bij 30 meter (in Noord-Amerika soms 61 bij 26 meter). Het speelveld is verdeeld in drie zones:

  • Defensive Zone: Het gebied waar het eigen doel zich bevindt.
  • Neutral Zone: Het middelste gebied tussen de twee blauwe lijnen.
  • Offensive Zone: Het gebied waar het doel van de tegenstander zich bevindt.

Aan beide uiteinden van het speelveld bevindt zich een goal met een afmeting van 1,83 bij 1,23 meter.

Basisregels en Termen

Face-off

Na elke onderbreking wordt het spel hervat met een face-off. Bij een face-off staan van beide teams een speler klaar om, als de scheidsrechter de puck in het spel brengt, de puck te veroveren. Als er een goal wordt gemaakt of een overtreding wordt begaan volgt er weer een face-off. De plek van de face-off kan verschillen, afhankelijk van waar de onderbreking plaatsvond.

Lees ook: Bekerfinale Den Haag - Heerenveen

Icing

Wanneer de puck vanuit de eigen helft over de doellijn van de tegenstander wordt geschoten met een gelijk spelersaantal en de verdedigende speler de puck niet kan spelen, is er sprake van icing. Na icing volgt een face-off in het verdedigingsvak van het team dat de puck heeft geschoten.

Penaltykill en Powerplay

IJshockey is een fysieke sport waarbij straffen worden uitgedeeld voor overtredingen. Wanneer een speler een straf krijgt, moet hij voor een bepaalde tijd (meestal 2 of 5 minuten) naar de strafbank. Tijdens deze periode speelt het team met een speler minder, wat bekend staat als een penaltykill. Het team dat profiteert van de straf speelt met een man meer, wat een powerplay wordt genoemd (overtal).

Overtime en Shootout

Als aan het einde van de reguliere speeltijd de stand gelijk is, wordt er vaak een overtime periode van 5 minuten gespeeld, tenzij de competitieregels anders voorschrijven. Het team dat in overtime scoort, wint de wedstrijd. Als er na overtime nog geen winnaar is, volgt een penalty shootout. Een shootout is een penalty serie, waarbij om de beurt één aanvaller van de ene partij tegen de goalie van de andere partij mag aanvallen.

Veelvoorkomende Overtredingen

Er zijn verschillende overtredingen die in het ijshockey worden bestraft met een tijdstraf. Hier zijn enkele van de meest voorkomende:

  • Holding: Een speler houdt een tegenstander vast.
  • Boarding: Een speler duwt een tegenspeler opzettelijk hard tegen de boarding.
  • Slashing: Een speler slaat een tegenspeler met zijn stick.
  • Hooking: Een speler probeert een tegenspeler af te remmen met zijn stick (haken).
  • Charging: Een speler maakt een paar stappen of een sprong voordat hij een tegenspeler een body check geeft.
  • Roughing: Een speler gaat een tegenspeler te hard te lijf.
  • High Sticking: Een speler heeft zijn stick boven de schouders en veroorzaakt een gevaarlijke situatie.

De meeste van deze overtredingen worden bestraft met een tijdstraf van 2 minuten.

Lees ook: Alles over ijshockeyschaatsen maat 39 voor dames

Tactische Termen in IJshockey

Naast de basisregels zijn er tal van tactische termen die gebruikt worden om specifieke acties, strategieën en formaties in het spel te beschrijven. Hieronder volgt een uitleg van enkele belangrijke termen:

  1. Afhouden: Om te voorkomen dat een tegenstander de bal kan afpakken, kun je hiervoor je lichaam gebruiken. Je staat dan met je rug naar de tegenstander en je hebt de bal voor je. Let hierbij op dat je de bal in beweging houdt, anders ben je aan het afhouden.

  2. Bully: Wanneer een wedstrijd tijdelijk stil wordt gelegd, bijvoorbeeld in het geval van een blessure, wordt de wedstrijd hervat met een bully. Hierbij hebben beide teams de kans om de bal te krijgen. Bij een bully ligt de bal tussen twee spelers in, van elk team eentje. Beide spelers hebben hun stick op de grond. Zodra de scheidsrechter fluit, tikken de spelers met de sticks tegen elkaar boven de bal. Wie het snelst is, kan vervolgens de bal spelen en zo gaat het spel weer verder.

  3. Corner: Bij hockey kennen we twee soorten corners: de lange corner en de strafcorner.

    • Lange Corner: Wanneer het verdedigende team de bal als laatste aanraakte als de bal over de achterlijn gaat, dan is de bal voor het aanvallende team. De bal wordt genomen op de 23-meterlijn, tegenover de plek waar de bal over de achterlijn ging. Voorheen werd de bal in de hoek van het veld genomen, hier komt ook de term ‘lange corner’ vandaan.
    • Strafcorner: Wanner een speler een onopzettelijke overtreding binnen de eigen cirkel begaat, de bal opzettelijk over de eigen achterlijn speelt of een opzettelijke overtreding maakt op de tegenstander binnen het 23m gebied, wordt er een strafcorner toegekend aan de aanvallende partij. Hierbij staan vier spelers en de keeper van de verdedigende partij in het doel. De rest moet achter de middenlijn staan. Deze spelers mogen pas helpen verdedigen als de bal gespeeld is. De aanvallende spelers staan tactisch opgesteld langs de cirkellijn. Eén speler van de aanvallende partij mag de bal spelen vanaf het strafcornerstreepje. De bal moet vervolgens buiten de cirkel aangenomen worden door een andere speler weer de cirkel in gespeeld worden om te kunnen scoren.
  4. Dummy: Een dummy is een schijnbeweging waarbij een speler doet alsof hij een bepaalde kant op gaat of een bepaalde actie gaat uitvoeren, maar uiteindelijk een andere kant op gaat of iets anders doet. Dit wordt gebruikt om de tegenstander te misleiden en ruimte te creëren.

    Lees ook: Informatie over de Antwerpse IJshockey Clinic

  5. Eenhandig drijven: Eenhandig drijven is het voortbewegen van de bal met één hand aan de stick, meestal gebruikt bij het rennen met de bal over langere afstanden of in situaties waar snelheid belangrijk is. Als je net begint met hockeyen, is het beter om eerst goed te leren drijven met twee handen.

  6. Flatsen: Flatsen is een techniek waarbij de bal hard gespeeld kan worden om middellange tot lange afstanden te overbruggen. Je hebt hierbij beide handen bovenaan je stick. Je maakt een achterzwaai waarbij de stick over grond gaat. Hiermee zet je kracht achter de bal en kan je hard flatsen.

  7. Give and go: Een give and go is een loopbeweging waarbij een speler de bal eerst snel naar een teamgenoot passt en vervolgens direct in beweging komt om de bal weer terug te ontvangen. Dit zorgt voor snelheid in het spel en het omzeilen van verdedigers.

  8. Haringtruc: De haringtruc is een passeertechniek. Hierbij speel je de bal rechts langs je tegenstander, maar loop je zelf links langs je tegenstander, zodat je weer in balbezit komt.

  9. In-out: De in-out is een loopbeweging zonder bal. Hierbij loop je eerst naar binnen en vervolgens trek je een sprintje naar buiten. Als het goed is verplaatst een verdediger zich nu ook naar buiten. Zo creëer je ruimte voor je medespelers mét de bal om een aanvallende actie te maken.

  10. Jab: Een jab is een snelle prikbeweging met de stick om de bal van een tegenstander af te pakken. Het is een efficiënte manier om balbezit te veroveren zonder direct fysiek contact te maken.

  11. Kaatsen: Kaatsen is een techniek waarbij je de bal in één keer doorspeelt zonder deze eerste aan te nemen. Als je de bal snel wil doorspelen om een verdediger te omzeilen, probeer dan eens een kaats.

  12. Looplijn: Een looplijn is de route die de een speler neemt om vrij te lopen en aanspeelbaar te zijn. Speelt jouw team een bepaalde tactiek, dan zullen hier ook ‘vaste’ looplijnen bij horen.

  13. Mandekking: Mandekking houdt in dat elke speler verantwoordelijk is voor één specifieke tegenstander. Dit vereist goede communicatie en positionering om te voorkomen dat tegenstanders vrij komen te staan.

  14. Neerhalen: Neerhalen is een term voor het onreglementair stoppen van een tegenstander door deze onderuit te trekken of te duwen. Dit wordt bestraft met een vrije slag of, in ernstige gevallen, een strafcorner of strafbal. Hockey is geen contactsport. Duwen en trekken, zoals we bij voetbal vaak zien, is niet toegestaan.

  15. Omschakelen: Omschakelen is het snel switchen tussen aanvallen en verdedigen. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer een team de bal verliest en direct druk zet om de bal terug te winnen, of andersom, wanneer ze de bal veroveren en snel proberen aan te vallen.

  16. Push: Een push is een pass waarbij de bal met een duwbeweging wordt gespeeld. Dit is een nauwkeurige manier om de bal te verplaatsen.

  17. Quick Pass: Een snelle, korte pass die wordt gebruikt om de bal snel naar een teamgenoot te verplaatsen.

  18. Rebound: Een rebound is wanneer de bal na een schot op doel weer het veld in komt, bijvoorbeeld na een redding van de keeper. Spelers moeten alert zijn om de bal in deze situatie snel op te pikken en opnieuw een kans te creëren.

  19. Scoop: Een scoop is een techniek waarbij de bal met een scheppende beweging de lucht in wordt gespeeld. Dit wordt gebruikt om de bal over langere afstanden of over tegenstanders heen te verplaatsen. Bij de jongste jeugd wordt dit niet gedaan, omdat het gevaarlijke situaties oplevert.

  20. Tackleback: Een tackleback is een verdedigende loopactie. Hierbij verliest het aanvallende team de bal. Ze moeten dus omschakelen en snel weer verdedigen. Dit vereist snelheid en doorzettingsvermogen om de bal snel weer in bezit te krijgen.

  21. Uitverdedigen: Hierbij wordt het spel hervat met een opbouw vanuit achter. Het doel is om de bal richting het middenveld en de aanvallers te spelen. Vanuit hier wordt dan weer een aanval opgebouwd.

  22. Verkorte Slag: De verkorte slag is een korte en snelle slagtechniek die gebruikt wordt om de bal nauwkeurig over korte afstanden te spelen. Dit wordt vaak toegepast bij het passen in drukke situaties.

  23. Wisselen: Wisselen is het wisselen van spelers tijdens de wedstrijd. Bij hockey mag dit gelukkig ongelimiteerd. Zo heb je altijd 11 spelers in het veld die vol zijn van energie. En dat is ook nodig, want hockey is een snelle sport.

  24. Zonedekking: Zonedekking is een verdedigende strategie waarbij spelers verantwoordelijk zijn voor een specifiek gebied in plaats van een specifieke tegenstander. Dit vereist goede communicatie en teamcohesie om effectief te zijn.

Spelprincipes en Strategieën

Steeds meer trainers en coaches gebruiken spelprincipes om richting te geven aan de manier van spelen. Spelprincipes zijn de intenties waarmee een team speelt binnen de verschillende onderdelen van een hockeywedstrijd: aanvallen, verdedigen en omschakelen. Ze geven duidelijk aan wat er van spelers wordt verwacht. Andere woorden voor spelprincipes zijn tactische richtlijnen, tactische handvatten, spelintenties of tactische vuistregels.

Over het algemeen gebruiken trainers en coaches vaak zo’n 3 tot 5 spelprincipes binnen het aanvallen, verdedigen en omschakelen. Minder principes gebruiken biedt te weinig ondersteuning, meer is moeilijk te onthouden.

Voorbeelden:

  • Verdedigen:
    • Houd de as dicht en dwing de tegenstander naar de zijkant.
    • Zet in een bepaalde zone op het veld altijd druk op de bal.
    • Houd de onderlinge afstanden tijdens het verdedigen klein.
  • Omschakelen naar aanvallen:
    • Speel de bal waar mogelijk direct naar voren.
    • Laat spitsen diep positie kiezen.
    • Speel uit de drukte weg richting de vrije ruimte.
  • Aanvallen:
    • Creëer een overtal rondom de bal.
    • Hanteer een hoog baltempo.
    • Bewaak te allen tijde de restverdediging.
  • Omschakelen naar verdedigen:
    • De dichtstbijzijnde speler zet direct druk op de bal.
    • Voorkom de toevoer richting de meest gevaarlijke speler.
    • Kom zo snel mogelijk weer in je verdedigende positie.

Voordelen van Spelprincipes

  1. Spelprincipes zijn voor spelers gemakkelijk te onthouden.
  2. Ze kunnen worden toegepast tegen elke tegenstander en in elke situatie.
  3. Ze maken het gemakkelijker om te variëren met formaties.
  4. Spelprincipes maken de speelwijze makkelijker trainbaar.
  5. Ze kunnen worden overgebracht met korte termen die heel herkenbaar zijn.
  6. Ze bieden continuïteit en kenmerken het plan op de lange termijn.

Gevaarlijk Spel

Gevaarlijk spel is een serieuze overtreding in hockey, bedoeld om spelers te beschermen tegen verwondingen. Het omvat acties die een onnodig risico vormen voor de veiligheid van andere spelers.

Voorbeelden van gevaarlijk spel:

  • Hoge bal: Het spelen van de bal boven schouderhoogte kan gevaarlijk zijn, vooral als er andere spelers in de buurt zijn.
  • Gevaarlijk slaan: Het slaan van de bal op een manier die een tegenstander kan raken, wordt als gevaarlijk beschouwd.
  • Belemmeren: Het gebruiken van de stick of het lichaam om een tegenstander te hinderen de bal te spelen.

De straf voor gevaarlijk spel varieert afhankelijk van de ernst van de overtreding. De scheidsrechter kan een vrije slag, strafcorner of strafbal toekennen. In ernstige gevallen kan een speler een persoonlijke straf krijgen (groene, gele of rode kaart).

tags: #ijshockey #tactiek #termen #uitleg