Spreekbeurt Volleybal Groep 3: Tips en Informatie

Inleiding

Volleybal, een sport waarbij twee teams proberen de bal op elkaars speelhelft op de grond te krijgen over een net, is een populaire bezigheid over de hele wereld. Maar wat komt er allemaal kijken bij deze sport? Deze spreekbeurt geeft je alle informatie die je nodig hebt om een succesvolle presentatie over volleybal te geven.

Wat is Volleybal?

Volleybal is een balsport waarbij het speelveld is verdeeld in twee gelijke helften, gescheiden door een net. Het net is gespannen tussen twee palen op een bepaalde hoogte boven de grond. Deze hoogte is 2,43 meter voor heren en 2,24 meter voor dames. Voor de jeugd is de nethoogte afhankelijk van de leeftijd en het niveau van de spelers. Twee teams, elk bestaande uit zes spelers, bevinden zich ieder op hun eigen helft en proberen door het slaan of tikken tegen de bal deze op het tegenoverliggende deel van het speelveld binnen de lijnen de grond te laten raken. Een geslaagde poging, of een fout van de tegenstander, levert één punt op. Wie het eerst 25 punten heeft behaald, wint de set. Wie het eerst 3 sets heeft gewonnen, wint de wedstrijd. Op de zijkanten van het net, precies boven de zijlijn, zijn twee verticale stokken, de zogenoemde "antennes", geplaatst.

Geschiedenis van Volleybal

Uit tekeningen blijkt dat al in de 16e eeuw aan het Engelse hof van koningin Elizabeth een spel werd gespeeld dat veel op volleybal leek. Maar officieel geldt de Amerikaan William G. Morgan als de bedenker van het volleybal. Hij was sportleider bij de Young Men Christian Association (YMCA) in Massachusetts waar hij onder meer lesgaf aan een groep al wat oudere zakenlieden. Morgan verzamelde spelregels uit de bestaande sporten als tennis, basketbal en honkbal. Deze regels bij elkaar vormden het spel, dat kort na zijn ontstaan werd omgedoopt tot volleybal.

In 1895 bedacht William G. Morgan in Amerika het volleybalspel. Het werd toen mintonette genoemd. Het idee was om met een grote bal over een net te spelen dat 1,83 meter hoog was. Later kreeg deze sport de naam Volleybal. Via Noord-Amerika en Azië kwam het spel in 1917 naar Europa. Steeds meer mensen vonden het een fijne bezigheid. In 1952 werd Volleybal opgenomen in het programma van de wereld jeugdspelen in Berlijn. Vanaf dat moment kreeg het spel meer belangstelling. Er kwamen zelfs Europese- en Wereldkampioenschappen Volleybal.

Beachvolleybal werd voor het eerst in de jaren 20 op de stranden van Santa Monica in Californië gespeeld. Eerst werd het zes tegen zes gespeeld, daarna vier tegen vier, pas in de jaren 30 werd het 2 tegen 2. In 1948 werd het eerste toernooi in Californië gespeeld. Vervolgens verbreidde zich het Beachvolleybal verder over de Wereld. Beachvolleybal was in 1996 in Atlanta voor het eerst een Olympische sport, voor mannen en vrouwen. Bij de Olympische spelen in 2000 in Sydney stond beachvolleybal qua populariteit ver bovenaan.

Lees ook: Ontdek de wereld van korfbal met deze informatieve spreekbeurt.

Spelregels en Technieken

Bij volleybal is het de bedoeling om de bal over het net te spelen zonder dat deze de grond raakt. Het Engelse woord volley betekent ‘vlucht’. De bal is dus steeds op de ‘vlucht’. De spelers mogen de bal niet raken met hun lichaam onder de knieën.

Basistechnieken:

  • Serveren: De bal wordt in het spel gebracht door de serveerder door middel van een opslag of service van achter de achterlijn: de bovenhands geslagen opslag of de sprongservice. Op recreatieniveau en bij de jeugd wordt ook wel de onderhandse opslag gebruikt. De opgeslagen bal moet over het net in het veld van de tegenstander belanden. Wanneer de bal het net raakt en eroverheen gaat, gaat het spel gewoon door.
  • Passen: Een van de veldspelers van de ontvangende partij vangt de geserveerde bal met naast elkaar gestrekte onderarmen op. In het huidig volleybal mogen deze ook ' bovenhands ' gespeeld worden.
  • Set-up: De bal wordt doorgespeeld naar een spelverdeler. De spelverdeler, een speler met een goede techniek en spelinzicht, staat in de rally meestal iets rechts van het midden voor het net, of zorgt dat hij of zij daar komt te staan wanneer de bal van de tegenstander ontvangen is. De spelverdeler speelt de bal meestal door naar een van de aanvallers, hetgeen set-up (opzet) genoemd wordt. De spelverdeler kan de set-up geven aan de buitenaanvaller (meestal de receptie/hoek), die aan de linkerkant aan het net staat, de middenaanvaller (ook wel hoofdblokkeerder genoemd), die in het midden aan het net staat of aan de oppositie speler (= oppositie), die rechts aan het net staat. In dat laatste geval wordt de set-up meestal achterover gegeven. Ook kan de spelverdeler de set-up geven aan een van de achterspelers, deze kunnen een zogenaamde "drie meter aanval" uitvoeren.
  • Smash: De aanvaller die de bal krijgt toegespeeld tikt of slaat de bal over het net naar de grond. Meestal wordt de smash toegepast, een harde klap met de vlakke hand, waarbij het balcontact zo kort mogelijk moet zijn. Soms gebruikt de aanvaller een zogenoemde tip, bijvoorbeeld als de opzet niet goed is voor een smash, of om de tegenstander te verrassen. Hierbij wordt de bal met de vingertoppen in een bovenhandse beweging gericht gespeeld, zonder echter geslagen te worden.
  • Blok: De verdediging moet de bal van de grond zien te houden en doet dat gewoonlijk door een blok te vormen: een, twee of drie spelers springen tegelijk en naast elkaar met gestrekte armen en handen op, om de tegenstander te beletten de bal over het net heen te slaan/tikken. De kunst is om op het juiste moment en precies tegelijkertijd te springen, en natuurlijk op de plek waar de bal geslagen wordt.

Elke keer als de partij weer met serveren begint, moet er worden doorgedraaid. Zo komt een speler dus overal een in het veld te staan. Na zes keer doorschuiven staat hij weer op zijn oude plaats, omdat er maar zes spelers in het veld spelen.

Fouten:

  • Met een voet over de middellijn staan (voetfouten).
  • De speler mag de bal niet twee keer achter elkaar aanraken (dubbel).
  • De spelers mogen het net niet raken.
  • Het is fout als een speler onder het net dringt in de ruimte van de tegenstander en de speler de tegenstander hindert.

Teams en Spelers

Een volleybalteam bestaat uit zes spelers in het veld. Er zijn verschillende posities met elk hun eigen taken:

  • Passer-loper/Buitenaanvaller (receptie-hoekspelers): De spelers die samen met de libero voor de receptie en verdediging zorgen en aanvallen aan de buitenkant positie 2 en 4 (links voor).
  • Middenaanvaller: De taken van de middenaanvaller zijn louter aanvallend: middenaanval, blok en service. De middenaanvaller wordt achter in het veld vaak vervangen door de libero.
  • Diagonaal (oppositie): Valt aan op rechts (positie 2). De naam is ingegeven door het feit dat deze aan de andere kant van de opstelling van de spelverdeler staat en "achterover" aanvalt. De diagonaal helpt achter in het veld vaak niet bij de verwerking van de service van de tegenstander, zodat hij of zij vanuit het achterveld kan aanvallen.
  • Spelverdeler (passeur): Speelt in principe elke tweede bal en zorgt ervoor dat de aanvallers de mogelijkheid krijgen om te scoren. Een goede spelverdeler weet de blokkering van de tegenstander weg te spelen en zijn of haar aanvallers op de juiste manier te bedienen.
  • Libero: De libero is pas in 1998 geïntroduceerd in het internationale volleybal en mag enkel in het achterveld vrij ingewisseld worden voor iedere andere speler. De libero is gespecialiseerd in serviceontvangst en verdediging. Als de libero een bovenhandse set-up geeft in het driemetergebied zijn er beperkingen voor de aanval.

Varianten van Volleybal

Volleybal kan op twee manieren worden gespeeld:

  • Zaalvolleybal: Wordt in een zaal gespeeld. Mannen dragen een trainingspak, lichte sportschoenen met stroeve zolen. Vrouwen dragen een shirt met lange of korte mouwen, korte sportbroek, kniebeschermers en volleybalschoenen.
  • Beachvolleybal: Wordt buiten op het strand gespeeld. Mannen dragen een mouwloos shirt, bermuda, kousen, pet en een zonnebril.

Daarnaast is er ook nog zitvolleybal en bossaball. Bossaball is een spel tussen twee teams. Het is een combinatie van volleybal, voetbal en turnen op luchtkussens en trampolines. Het speciaal ontworpen opblaasbare speelveld heeft aan beide zijden van het net een trampoline.

Lees ook: Leer over waterpolo

Benodigdheden

Bij volleybal heb je een speciale bal nodig. De bal hoort heel licht te zijn: ongeveer 270 gram. De bal moet ook zacht aanvoelen. Daarom is hij ook gemaakt van speciaal leer en is soepel en zacht. Het net heeft verschillende hoogtes:

  • Heren: 2.43m
  • Dames: 2.24m
  • Mini’s (onder de 12 jaar): 2.15 of 2.05m

Het speelveld moet bij Volleybal 9 meter breed zijn en 18 meter lang zijn.

Volleybal in Nederland en België

In België en Nederland wordt volleybal beoefend van recreatie- tot profniveau. Tienduizenden amateurs in Nederland en België spelen wekelijks gewestelijke en landelijke competitiewedstrijden. Het hoogste niveau in België is de Volleybal Liga, zowel bij de vrouwen als bij de heren is dat Liga A. In Nederland begon het met het Bankrasmodel, waarbij een aantal van de beste spelers van de landelijke competitie onder leiding van trainer Arie Selinger in een paar jaar tijd via dagelijkse trainingen in de Amstelveense sporthal Bankras werden klaargestoomd voor het grote werk. Dat resulteerde in een zilveren medaille op de Olympische Spelen van 1992. Na die Spelen nam Joop Alberda de leiding over en in 1996 won het Oranjeteam goud op de Olympische Spelen in een zinderende finale tegen aartsrivaal Italië.

Tips voor je Spreekbeurt

  1. Voorbereiding: De voorbereiding van een spreekbeurt is erg belangrijk. Veel informatie kan je vinden in boeken, tijdschriften en folders en/of in de Bibliotheek. Let wel op dat je niet zomaar plaatjes van internet mag gebruiken. Sommige plaatjes moet je voor betalen. Op Wikimedia.org kun je gratis plaatjes downloaden. Als je een plaatje gebruikt let dan wel op dat je in je spreekbeurt noemt waar je deze vandaan hebt gehaald. Dit noem je de bronvermelding. Op jeugdbibliotheek.nl vind je een lijst met boeken die je kan gebruiken om informatie te verzamelen voor jouw werkstuk of spreekbeurt over dit onderwerp. Let op!
  2. Structuur: Als je het materiaal gevonden hebt, ga je dit lezen. Meestal heb je veel te veel informatie. Voor jezelf moet je nu gaan bepalen wat jij belangrijk genoeg vindt om te vertellen. Daarvan ga je hoofdstukjes maken. Daarmee kun je de spreekbeurt in onderwerpen opdelen. Heel veel spreekbeurten beginnen met de geschiedenis van het onderwerp. Ook een omschrijving kan goed.
  3. Samenvatting: Ga dan een samenvatting maken. Probeer daarna de spreekbeurt zoveel mogelijk uit je hoofd te vertellen.
  4. Presentatie:
    • Blijf zoveel mogelijk de klas in kijken.
    • Een spreekbeurt duurt ongeveer 10 minuten.
    • Aan het eind van jouw spreekbeurt de spulletjes rond laten gaan.
    • Plaatjes en tekeningen op het bord. Denk er aan dat iedereen dit moet kunnen zien. Hele kleine plaatjes hebben dus geen zin. Ga het bord niet versieren met allerlei vlaggetjes, bloemetjes en dergelijke.
  5. Zenuwen: Bijna iedereen die een spreekbeurt moet houden is zenuwachtig. Dat is heel normaal. Volwassenen hebben daar net zo goed last van. Toch moet je doorzetten. Hoe vaker je een spreekbeurt houdt, hoe minder last je van zenuwen krijgt. Dat is ook de reden dat jullie regelmatig een spreekbeurt moeten houden. Je krijgt er meer zelfvertrouwen van. Als je gespannen bent, moet je rustig en lang uitademen. Inademen gaat vanzelf. Ga je je spreekbeurt houden met behulp van Powerpoint? Veel succes en plezier bij het maken van jouw spreekbeurt, En heb je vragen?

Lees ook: Alles over hockey: een spreekbeurt voor de jeugd

tags: #spreekbeurt #volleybal #groep #3 #tips