Het Palestijns voetbalelftal: Geschiedenis en feiten

De gruwelijke oorlog tussen Israël en Hamas die in oktober 2023 uitbrak, heeft een voorgeschiedenis van meer dan een eeuw. De geschiedenis van het Palestijnse voetbalelftal is nauw verweven met de politieke en sociale context van Palestina. Dit artikel onderzoekt de oorsprong, ontwikkeling en de uitdagingen waarmee het team wordt geconfronteerd.

De complexe historische context

In de hitte van de Eerste Wereldoorlog probeerde de Britse regering niet alleen met militaire middelen de gevechtskracht van haar vijand te trotseren. Zo spiegelde zij in 1915-1916 de Arabische inwoners van het Ottomaanse Rijk een toekomstig eigen koninkrijk voor als ze tegen de sultan in opstand zouden komen, in een gezamenlijke actie met Britse troepen. Tegelijkertijd sloot zij echter met Parijs een geheime overeenkomst tot een onderlinge Frans-Britse opdeling van de Arabische delen van het rijk van de sultan, zodra de Turken zouden zijn verslagen. Deze twee stappen waren natuurlijk onverenigbaar. Dit dubbelspel kreeg in 1917 nog een derde dimensie. Op 2 november van dat jaar zond de Britse minister van Buitenlandse Zaken Arthur James Balfour een brief aan de Zionistische Wereldorganisatie. Hij verklaarde dat de Britse regering welwillend stond tegenover de vestiging van een Joods nationaal tehuis in Palestina. De bloedige repercussies van deze brief zouden pas decennia later in volle omvang blijken. In 1917 ging het ‘gewoon’ om een van de Britse zetten op het politieke schaakbord van de Eerste Wereldoorlog.

Met deze ‘Balfour-verklaring’ kwamen de Britten tegemoet aan de wensen van de zionistische beweging. Het zionisme was in de negentiende eeuw ontstaan. In Rusland en Polen, de belangrijkste centra van de Joodse diaspora, vonden bloedige Jodenvervolgingen (pogroms) plaats. De laatste twee Russische tsaren moedigden deze antisemitische uitbarstingen aan, als bliksemafleiders voor de ontevredenheid onder het volk over beroerde sociaaleconomische toestanden. Antisemitisme is door de eeuwen heen misschien wel de hardnekkigste vorm van racisme, met wortels in het verre verleden. De publicatie in 1903 van de Protocollen van de Wijzen van Zion, een falsificatie van de Russische geheime dienst om de Joden verdacht te maken van streven naar wereldmacht, gaf vleugels aan een giftige antisemitische complottheorie die onnoemelijk veel haat tegen Joden zou genereren.

Omstreeks de eeuwwisseling kozen honderdduizenden Oost-Europese Joden voor emigratie naar de Verenigde Staten of Argentinië. Maar er waren ook kleinere aantallen die zich groepsgewijs vestigden in Palestina, nabij Jeruzalem ofwel ‘Zion’. Daar leefde overigens al heel lang een Joodse minderheid. De eerste pioniers arriveerden in 1882. In dat jaar schreef de zionist Leo Pinsker in zijn boek Auto-Emanzipation dat antisemitisme een ongeneeslijke volkspsychose was. De enige oplossing was dat Joden hun lot in eigen handen namen door een eigen staat te stichten.

De zionistische beweging bleef ongecoördineerd totdat Theodor Herzl (1860-1904), een Joodse journalist uit Wenen, in 1896 het boekje Der Judenstaat publiceerde. Hij had in Parijs het proces bijgewoond tegen de Joodse kapitein Alfred Dreyfus, die ten onrechte van landverraad was beschuldigd. Herzl schrok van de omvang van het antisemitisme in een modern land als Frankrijk. Hij wilde dat de Joden beseften dat zij een volk waren met een eigen identiteit. In zijn boek tekende hij een blauwdruk voor een moderne, seculiere Joodse staat, ‘Israël’, compleet met autowegen, elektriciteit, vrouwenkiesrecht en andere nieuwigheden. Het zou een gigantisch utopisch project kunnen worden. In 1897 werd op initiatief van Herzl te Bazel de Zionistische Wereldorganisatie opgericht, die als doel formuleerde: een volkenrechtelijk erkend nationaal tehuis in Palestina, te vestigen rond Jeruzalem, op een plek die voor grote groepen Joden aantrekkelijk was. Daar bevonden zich immers herinneringen aan het door God aan Mozes beloofde land, zoals de graven van de aartsvaders en de resten van de tempel van koning Salomon. In Bazel ontwierp Herzl al een vlag - de gebedsdoek met een blauwe davidster - en koos hij een volkslied - het Hatikwa - voor een toekomstige Joodse staat.

Lees ook: Zaalvoetbalvereniging lidmaatschap

Bij de Turkse sultan Abdul Hamid II kregen de zionisten echter geen poot aan de grond. Die was niet gediend van het idee van grootschalige vestiging van Europese Joden in het Ottomaanse Rijk; die zou de wankele balans tussen de bevolkingsgroepen in zijn rijk verstoren. Veel geassimileerde Joden in de Europese landen waren evenmin gecharmeerd van het zionisme; openlijk vertoon van Joodse assertiviteit zou nog meer antisemitisme uitlokken, zo vreesden zij. Wel stimuleerde Herzls propaganda de al op gang gekomen spontane immigratie van groepen Joden uit Oost-Europa. Na de eerste golf of aliyah (letterlijk: opgang naar Eretz Israël) van 1882 volgden er meer, doorgaans gefinancierd door rijke Joden zoals de bankiersfamilie Rothschild uit Engeland. Zij kochten land op en stichtten landbouwgemeenschappen. Zionisten hielden er geen rekening mee dat er in Palestina al honderdduizenden Arabieren woonden. Herzl sprak over Palestina als ‘een land zonder volk voor een volk zonder land’, een fataal misverstand.

Over de motieven van Groot-Brittannië om in 1917 de zionisten te steunen is veel geschreven. In regeringskringen bestond oprechte sympathie met de slachtoffers van antisemitisme. Van belang was de sleutelrol van Chaim Weizmann (1874-1952), een vooraanstaand zionist en chemicus, die de Britse regering van dienst was geweest bij de vervaardiging van synthetisch aceton, een onmisbare grondstof voor dynamiet. De charismatische Weizmann wist beslissend in te praten op de Joodse gemeenschap in Engeland om zich achter het zionistische ideaal te scharen. Hij kreeg toegang tot premier Lloyd George en minister Balfour.

Daarnaast zat de Britse regering in de Eerste Wereldoorlog dringend verlegen om geld; Joodse bankiershuizen zouden tot gunstige leningsvoorwaarden bereid zijn als de regering een gebaar maakte. Een oud, stereotiep beeld van ‘het Jodendom’ als een geheimzinnige, rijke, kosmopolitische machtsgroep speelde een rol. Het maakte de beleidsbepalers in Londen gevoelig voor het argument dat steun van het ‘internationale Jodendom’ cruciaal kon zijn voor de overwinning in de Eerste Wereldoorlog. Zo werkte - opmerkelijk genoeg - latent antisemitisme mee als factor om de Joden te begunstigen. Er leefde in Britse regeringskringen ook de verwachting dat zo’n gebaar vooraanstaande Amerikaanse en Russische Joden ertoe zou brengen hun regeringen tot een grotere oorlogsinspanning te dwingen om Duitsland op de knieën te krijgen. Bovenal wensten de Britten via steun aan het zionisme hun eigen imperiale ambities verwezenlijken. Een toekomstige Joodse entiteit zou een mooie pied-à-terre vormen: een westerse enclave in het strategisch belangrijke Midden-Oosten, nabij het Suezkanaal, en tevens een sta-in-de-weg voor eventuele Franse ambities in dit gebied. Zij bevatte twee onverenigbare beloftes: én de stichting van een Joods nationaal tehuis, én het bewaren van de rechten van de ‘niet-Joodse gemeenschappen’ (lees: de Arabieren). Uit het gebruik van de term ‘niet-Joodse gemeenschappen’ voor de overgrote meerderheid bleek wel hoe geringschattend de Britse houding tegenover de Arabieren was. Zo legden de Britten de kiem voor het latere Israëlisch-Palestijnse conflict. Maar dat was toen nog niet goed zichtbaar. Er werd niet gerept van een Joodse staat, slechts van een nationaal tehuis. De Britten hoopten dat Joden en Arabieren vruchtbaar zouden kunnen samenwerken.

Het eind van de Eerste Wereldoorlog bracht voor de Arabieren de grote desillusie. In april 1920 kwamen de Britten en Fransen in San Remo tot onderlinge overeenstemming. Elke overweging om het principe van zelfbeschikkingsrecht te respecteren wuifden zij weg. De Arabische gebieden werden definitief losgescheurd van het Ottomaanse Rijk. Frankrijk kreeg het beheer over Syrië en Libanon; Groot-Brittannië over Palestina (waarvan het in 1923 Transjordanië losmaakte) en Irak. Ze kozen een vorm: ‘mandaatgebieden’. Een mandaat is een volmacht om een bepaald gebied te beheren. De Volkenbond, de organisatie die in 1919 was opgericht om te waken over de wereldvrede, kreeg het oppertoezicht. Engeland en Frankrijk zouden als mandatarissen (beheerders) namens de Volkenbond de Arabieren gaan opvoeden tot zelfbeschikking. De regeling was een typisch staaltje imperialisme, zij het in een nieuwe verpakking. Essentieel was dat er geen groot Arabisch koninkrijk kwam, zoals aan de Arabieren was voorgespiegeld.

In een verdrag dat de Britten in 1922 voor Palestina opstelden, stond dat het niet de bedoeling was het gebied een Joods karakter te geven; tegelijk vermeldde het echter expliciet dat Palestina werd opengesteld voor Joodse immigranten, conform de Balfour-verklaring. Het mandaat sprak niet van een onafhankelijke Joodse staat in de toekomst, noch over Arabische onafhankelijkheid. De Britse hoge commissaris merkte al direct dat het onmogelijk was de Arabieren te verzoenen met de Balfour-verklaring. Het lukte niet een overlegorgaan op te zetten, laat staan een constitutie of een parlement. Verkiezingen zijn er nooit gehouden. Palestina was een arm land met een onderontwikkelde bevolking. De Britten gokten eerst op goede samenwerking tussen Joodse nieuwkomers en hun Arabische buren, door de smeerolie van Joods kapitaal en kennis. Inderdaad veranderden Joodse immigranten dorre of moerassige streken in gezonde, vruchtbare landbouwgronden. Zij leefden vaak in kibboetzim (meervoud van ‘kibboets’, een op het socialisme gebaseerde dorpsgemeenschap met gemeenschappelijk eigendom). De eerste kibboets was in 1909 gesticht Russische Joden met utopisch-anarchistische idealen. De Joden zouden op en van het land moeten gaan leven en een maatschappij opbouwen op basis van gelijkheid. De kibboets zou aan de voormalige onderdrukte gettobewoners een nieuw, trots zelfbewustzijn geven.

Lees ook: Een diepgaande blik op de prestaties van het Moldavisch voetbalelftal door de jaren heen.

Rond 1920 bestond de bevolking van Palestina nog voor bijna 90 procent uit Arabieren. Tijdens het Britse mandaat groeide het aantal Joden sterk. In 1922 waren er naar schatting 800.000 Arabieren en 84.000 Joden; in 1931 waren er 860.000 Arabieren naast 174.000 Joden. In 1944 was het aantal Arabieren gestegen tot 1.179.000, maar het aantal joden tot 554.000. De Britse hoop op Joods-Arabische samenwerking bleek ongegrond. Vrij snel na 1922 openbaarden zich problemen. In de eerste plaats waren de Arabieren in Palestina - net als in de overige mandaatgebieden - aangestoken door het nationalisme. Overigens was de Arabische elite in Palestina gewikkeld in een interne machtsstrijd, zodat er geen partij of leider opstond die namens de hele Arabische gemeenschap kon spreken. In de tweede plaats was duidelijk dat Joden en Arabieren aparte leefgemeenschappen zouden blijven vormen, waarbij de Joden een veel hogere organisatiegraad toonden. Zij richtten in 1921 het Joods Agentschap op, eigenlijk een pseudoregering. Daarnaast kwam er een eigen vakbeweging, de Histadroet, die voor Joodse arbeiders voorzieningen trof zoals woningbouwverenigingen, gezondheidszorg en onderwijs. Maar ook openbare werken, scheepsbouw en bankiersactiviteiten werden door haar opgezet.

In 1930 werd de Mapai opgericht, een politieke partij die zich nauw met de Histadroet verbond. Zowel de Mapai als het Joods Agentschap stond onder voorzitterschap van David Ben Goerion, die in 1906 vanuit Polen naar Palestina was gekomen, in een kibboets had gewerkt en een van de oprichters was van de Histadroet. Ook vormden de Joden een eigen defensiemacht, de Haganah, om zich te beschermen. Dat bleek wel nodig nadat in 1920 de eerste bloedige rellen waren uitgebroken. In 1929 kostte een pogrom in Hebron het leven aan 67 Joden. De Arabische bevolking van Palestina kon weinig uitrichten tegen de zionisten, die in technologisch en organisatorisch opzicht superieur waren. De meeste zionisten zagen de Arabieren nog niet staan. Ze namen niet de moeite Arabisch te spreken of praktische zaken van de Arabieren over te nemen. Het zionistische Joodse Nationale Fonds kocht land op van Arabische grootgrondbezitters, die vaak ver weg woonden. Vervolgens merkten arme pachters en keuterboertjes dat Joodse kolonisten met eigendomspapieren op hun land neerstreken. Zelf raakten zij hun bron van inkomsten kwijt. In 1939 was ongeveer 10 procent van het bebouwbare land in Joodse handen gekomen. Het kwam steeds vaker tot incidenten tussen Joden en Arabieren, bijvoorbeeld over het bezit van waterputten.

Een klein deel van de zionisten had geen geduld met de politiek van kleine stappen van het Joods Agentschap. De radicale Russische zionist Wladimir Jabotinski formuleerde rond 1930 zijn ‘revisionistische’ idealen die neerkwamen op grootscheepse Joodse immigratie en kolonisatie, nota bene aan beide oevers van de Jordaan. Revisionisten richtten een eigen militie op, de Irgoen, die los van de Haganah opereerde. Twee van Jabotinski’s jonge fanatieke aanhangers (Begin en Shamir) zouden het later tot premier van Israël brengen. De Britten hadden moeite om orde te houden en probeerden de Joodse immigratie af te remmen. Maar toen in 1933 in Duitsland Adolf Hitler aan de macht kwam, deed de naziterreur tegen de Duitse Joden de uittocht naar Palestina juist enorm aanzwellen. Alleen al in 1935 kwamen er 60.000 Joodse vluchtelingen binnen, onder wie geleerden, medici, juristen en ingenieurs. Zij konden niet uitwijken naar de Verenigde Staten of Canada, waar strenge immigratiewetten van kracht waren. Tussen 1933 en 1936 kwamen er zoveel vluchtelingen bij dat de Joodse gemeenschap in drie jaar tijd verdubbelde.

In 1936 mondden anti-Joodse demonstraties uit in een openlijke burgeroorlog. Prominente Arabieren zetten hun volgelingen tot extremisme aan. Met name deed dit de extreme nationalist Amin el Hoesseini, die ook moefti (hoge rechtsgeleerde) van Jeruzalem was. Deze onverzoenlijke antizionist werd berucht als Jodenhater en bewonderaar van Adolf Hitler. Arabieren gingen massaal in staking. Er vonden tal van moorddadige aanvallen plaats op Joodse gemeenschappen en op Britse ambtenaren. Wegen en spoorlijnen werden ondermijnd. De opstand duurde bijna drie jaar en kostte het leven aan bijna 7000 mensen. De Britse regering stuurde een onderzoekscommissie. Die concludeerde dat de Arabieren en de Joden in hun culturele en sociale leven, hun gedrag en denkwijze even onverenigbaar waren als in hun nationale aspiraties. Assimilatie was uitgesloten. De commissie stelde daarom een verdeling van Palestina voor: een klein Joods staatje in Galilea (Noord-Palestina) en de kustvlakte, een Arabisch-Palestijnse staat in de rest, met een uitzonderingsg…

Vroege jaren en erkenning

De Palestijnse voetbalbond werd opgericht in 1928, maar het Palestijns voetbalelftal werd pas in 1998 erkend door de FIFA. Daarvoor speelde het team vriendschappelijke wedstrijden, maar het kon niet deelnemen aan officiële toernooien.

Lees ook: KNVB e-mail bekijken: Hoe doe je dat?

De eerste "thuiswedstrijd"

Een belangrijk moment in de geschiedenis van het Palestijnse voetbal was de eerste "thuiswedstrijd" in 2008. Voor het eerst in de jonge geschiedenis van de Palestijnse voetbalbond speelde het nationale elftal een thuiswedstrijd. In een woonwijk van Al-Ram, een dorp tussen bezet Oost-Jeruzalem en de Palestijnse stad Ramallah, is een voetbalstadion met kunstgras en zesduizend plaatsen verrezen. Het is gebouwd met, onder meer, Saoedisch geld en Nederlandse kunstgrasexpertise. De wedstrijd, die ook als inauguratie dient voor het stadion, was „een zege van het voetbal”, zei president Sepp Blatter van wereldvoetbalbond FIFA voorafgaand aan het duel. Voor Palestijnen betekent de wedstrijd meer dan alleen een licentie. Het is een bevestiging dat Palestina bestáát. Dat het stadion ongeveer tegen Oost-Jeruzalem aan is gebouwd, onderstreept die erkenning nog eens. Internationale erkenning, zoals nu door de FIFA, maakt grote emoties los.

Uitdagingen en beperkingen

Het Palestijnse voetbalelftal staat voor unieke uitdagingen. Voor Palestijnen is reizen een gigantisch probleem: drie opgeroepen spelers uit de geïsoleerde Gazastrook slaagden er niet in de grens over te steken. Veel wegen zijn door het Israëlische leger afgesloten en de vele checkpoints maken reizen voor Palestijnen moeilijk. Het Palestijnse elftal, zegt hij, is zijn elftal niet. „Ik mis de spelers uit de internationale competities, en de spelers uit Gaza. Dit is een bij elkaar geraapt zootje.

Historisch duel met Saudi-Arabië

In 2019 reisde voor het eerst in de geschiedenis een voetbalteam uit Saudi-Arabië naar de Palestijnse gebieden om daar een wedstrijd te spelen. Saudi-Arabië speelt het historische duel dinsdag in Al-Ram, aan de rand van Jeruzalem, in de strijd om WK-kwalificatie. Veel Arabische landen weigerden in het verleden om op Palestijns grondgebied te spelen, omdat ze daarvoor toestemming moeten vragen aan Israël. Saudi-Arabië heeft dat nu dus wel gedaan. De actie wordt wereldwijd gezien als signaal dat Saudi-Arabië en Israël hun relatie willen verbeteren.

Palestijnse sporters op de Olympische Spelen

Waarschijnlijk zullen er zes tot acht Palestijnse sporters deelnemen aan de Olympische Spelen in Parijs. Dat zegt Thomas Bach, hoofd van het Internationaal Olympisch Comité tegen persbureau AFP. Zelfs als sommigen van hen zich niet kwalificeren, krijgen ze een uitnodiging. De IOC-voorzitter meldde verder dat sommige kwalificaties voor de Spelen in Parijs nog bezig zijn. De Olympische Spelen beginnen op 26 juli.

Sport en oorlog

De oorlog tussen Israel en Hamas heeft de Palestijnen gedwongen hun sportieve ambities terug te schroeven, zei Nader Jayousi, technisch directeur van het Palestijns Olympisch Comité begin deze maand tegen nieuwszender France24. Door de oorlog kwam er abrupt een einde aan een programma dat erop gericht was het aantal sporters dat zich kwalificeert voor de Olympische Spelen te vergroten. Aan de vorige Spelen in Tokio deden vijf Palestijnen mee. "Onder sporters, coaches en clubpersoneel heeft de Palestijnse sportscene minstens 170 mensen verloren", zei Jayousi. Slachtoffers waren onder meer de coach van het olympisch voetbalteam Hani Al-Masdar en volleyballers Hassan Abu Zuaiter en Ibrahim Qusaya.

tags: #palestijns #voetbalelftal #geschiedenis #en #feiten