Honk- en softbal, hoewel ze op het eerste gezicht eenvoudige sporten lijken, kennen een complexiteit aan regels en spelsituaties. Dit artikel beoogt een helder overzicht te geven van de belangrijkste spelregels in het honkbal, met speciale aandacht voor de situaties die vaak tot verwarring leiden.
Inleiding tot Honkbal en Softbal
Honkbal en softbal zijn slag- en loopspelen die door twee teams van negen spelers worden gespeeld. Het doel van het spel is om meer punten te scoren dan de tegenstander door als slagman de bal het veld in te slaan en vervolgens de honken te ronden om de thuisplaat te bereiken. Hoewel de sporten veel overeenkomsten vertonen, zijn er enkele belangrijke verschillen, zoals de afmetingen van het speelveld, de grootte en het gewicht van de bal, en de manier waarop de bal door de pitcher wordt gegooid.
De oorsprong van softbal is te vinden in de vroege Middeleeuwen. Toen kende men in Europa verschillende slag - en loopspelen. In het begin van de 19de eeuw emigreerden veel Europeanen naar Amerika en daar groeide één van deze spelen uit tot honkbal. In “Allround” wordt verteld dat softbal na de tweede wereldoorlog door de Amerikanen en Canadezen naar Nederland werd gebracht. Volgens het Nederlandse honkbal en softbal museum stichtte Grasé op 12 maart 1912 de eerste Nederlandse honkbalbond. Het spel werd echter al in 1911 gespeeld in Amsterdam op het ijsclub-terrein. Volgens een prachtige prent uit het museum wordt er zelfs in 1908 al “ergens in Nederland” honkbal gespeeld, een gemengde wedstrijd van heren en dames.
Algemene Spelregels
Het Speelveld
Het veld wordt bepaald door twee in een rechthoek staande foutlijnen. Op het kruispunt van deze lijnen bevindt zich de thuisplaat. Het speelveld in het baseball is opgebouwd rondom 4 honken/bases. De honken zijn veilige zones voor een speler. De honken liggen 90 feet bij elkaar vandaan. Het vierde honk is tevens het afslagpunt. Het gedeelte binnen de honken heet het infield. Vaste punten in het veld zijn de thuisplaat, de drie honken en de werpersheuvel. De lijnen vanaf de thuisplaat naar het eerste honk en vanaf de thuisplaat naar het derde honk geven, verder doorgetrokken, twee begrenzingen van het veld aan. Het buitenveldhek, is de derde begrenzing en staat gemiddeld op 90 tot 120 meter van de thuisplaat.
De Wedstrijd
Een wedstrijd duurt 9 innings. Een inning is afgelopen als beide teams zowel aan slag als in het veld zijn geweest. Het team met de meeste punten aan het einde van de 9e inning wint. Bij gelijke stand wordt er doorgespeeld tot er een winnaar is.
Lees ook: Hockeyregels in Nederland uitgelegd
Bij volwassenen duurt een wedstrijd 9 inningen en wordt niet op tijd gespeeld zoals bij vele andere sporten. Aan het begin van elke inning start de thuisploeg altijd als veldpartij en de gasten altijd als slagpartij.
Slagvolgorde
De volgorde waarin de spelers van de slagpartij aan slag komen ligt vast in de zogenaamde ‘slagvolgorde’. Deze slagvolgorde wordt voorafgaande aan de wedstrijd door de coach vastgesteld en bekend gemaakt aan de eigen spelers en de eigen scorer. De eigen scorer overhandigt vervolgens de slagvolgorde aan de scorer van de tegenpartij. In de slagvolgorde is meestal ook een stuk strategie verwerkt. Door een sterke speler 1e slagman te laten zijn kan je indruk maken op de tegenpartij. De bezoekende partij is aan het begin van de wedstrijd altijd het eerst aan slag.
Uitleg van Slag en Wijd
De slagzone is een denkbeeldig gebied loodrecht boven de thuisplaat en tussen onderkant knie en schouderhoogte (onderkant schouderblad) van de slagman, als die in slaghouding staat. Het bepalen van de slagzone is een cruciaal onderdeel van het spel, dat vaak tot discussie leidt. De slagzone is het gebied waarboven de bal moet passeren om als slag te worden beschouwd. Een bal die buiten deze zone wordt geworpen, is een wijdbal. De umpire bepaalt of een worp een slag of wijd is.
- Slag: Een slag wordt geteld als de slagman naar de bal slaat en mist, als de bal door de slagzone gaat, of als de slagman een foutbal slaat met minder dan twee slag.
- Wijd: Een wijd wordt toegekend als de bal buiten de slagzone wordt gegooid en de slagman niet slaat. Na vier wijdballen krijgt de slagman een vrije loop naar het eerste honk.
Foutbal
Een foutbal is een geslagen bal die buiten de foutlijnen landt. Een geslagen bal die, terwijl de slagman zich in het slagperk bevindt, de slagman raakt of de knuppel voor de tweede keer raakt is een foutbal. Bij een foutbal is het spel dood, tenzij deze wordt gevangen. De foutlijn behoort tot goed gebied en hoort dus eigenlijk de ‘goedlijn’ te heten. De honken behoren tot goed gebied. Van het 2e honk is dat logisch. Thuisplaat, 1e en 3e honk behoren in hun geheel tot goed gebied. Daarom moet de foutlijn, herstel de ‘goedlijn’ langs de buitenkant van die honken lopen (met uitzondering natuurlijk van het dubbelhonk bij softbal). Maar ook de thuisplaat behoort in zijn geheel tot het goede gebied. Of een bal goed of fout is terwijl deze wordt gespeeld, dient te worden beoordeeld naar de positie van de bal en niet van de speler die de bal speelt. Voorbeeld: de linksvelder probeert een ver geslagen bal te vangen nabij de foutlijn. Hij raakt de bal, maar vangt deze niet. Het is nu een foutbal als op het moment van spelen de bal zich loodrecht boven foutgebied bevond. Een slagman-honkloper die opzettelijk een geslagen bal in fout gebied probeert van richting te veranderen is uit. Een bal die voor het 1e of 3e honk op fout gebied landt en doorrolt kan pas als foutbal worden afgeroepen als deze tot stilstand is gekomen op fout gebied of is aangeraakt door een velder of een voorwerp behorend tot het niet bespeelbare gebied (hek o.i.d.). Let op: een goede slag wordt niet geroepen.
De Vangbal
Een vangbal wordt gemaakt door de veldpartij, dat lijkt me logisch. Het is het vangen van een bal in vlucht. Een bal in vlucht is een bal die, geslagen, geworpen of gegooid, zonder iets of iemand te raken, door het luchtruim vliegt. Dus als de bal eerst een speler van de slagpartij, of een toeschouwer, of een coach of een hek of een boomtak heeft geraakt, dan kan het nooit meer een vangbal worden. Probeert echter eerst een andere velder de bal te vangen - bijvoorbeeld de pitcher die de bal recht op zich af krijgt - en stuit deze weg maar blijft ‘in vlucht’ en wordt vervolgens gevangen, dan is het een vangbal. In dit geval mogen honklopers gaan lopen na de eerste aanraking van de bal door een veldspeler. Deze regel is er gekomen om te voorkomen dat een velder eindeloos met de bal jongleert en al jonglerend naar het binnenveld loopt. Vangen dient te geschieden met de blote hand en/of met de handschoen. Het gebruiken van enig deel van het tenue is daarbij verboden, daarover in een later hoofdstuk meer, dan is het geen vangbal. Ook dient de bal stevig te worden vastgehouden om controle over de bal aan te tonen. Zonder controle, dus bijvoorbeeld bij laten vallen van de gevangen bal, is geen sprake van een vangbal. Tenzij deze, voordat hij de grond of een ander voorwerp raakt, alsnog wordt gevangen. Dit dient te worden aangetoond door de bal lang genoeg vast te houden. Als bij een snelle actie van een velder de bal direct gegooid moet worden en deze valt dan, dan is nog steeds sprake van een vang. Om een bal te vangen mag een velder over een hek of iets dergelijks leunen, hij mag er zelfs op klimmen. Staat hij op de rand van een dugout, dan mag hij zelfs door zijn teamgenoten worden gesteund om niet te vallen. Indien een speler door te leunen de bal vangt, maar vervolgens over het hek, in de dugout of in de tribune valt en nog steeds de bal controleert, dan is het een vangbal. Het is wel een vang als een velder de bal in zijn handschoen heeft en deze vanuit de handschoen met een flip, dus zonder met de gooihand aangeraakt te hebben, aan een andere velder doorspeelt.
Lees ook: Alles over Terugspelen op de Keeper
Homerun
De term homerun is eigenlijk het toekennen van 4 honken door de umpire. De umpire geeft dit aan door met zijn rechterwijsvinger een cirkel (tegen de wijzers van de klok in) boven zijn hoofd te maken. In het honkbal kan dat alleen als de geslagen bal direct over het buitenveldhek vliegt. Het is ook een homerun als de bal via een velder over het hek gaat, mits dat laatste op goed gebeid gebeurd. Gaat de bal op deze wijze op fout gebied over het hek, dan is het een 2-honkslag. Als een bal boven het hek de foutpaal raakt en terugstuitert, dan is het ook een homerun. Stuitert een bal echter terug van het hek, raakt een velder en stuitert daardoor alsnog over het hek, dan is het geen homerun. In dit geval is de bal dood en is het een 2-honkslag.
Hoe een Honkloper Uit Kan Gaan
Er zijn vele manieren voor een speler om ‘uit’ te gaan. In een gedwongen situatie moet de (slagman-)honkloper opschuiven naar het volgende honk omdat het honk waarop hij recht heeft door een opvolgende (slagman-)honkloper moet worden bezet. Deze gedwongen situatie kan tijdens het spel vervallen trouwens. Met een honkloper op het eerste honk gaat de slagman-honkloper uit voordat hij het eerste honk heeft bereikt. Tevens is sprake van een gedwongen loop als de slagman(-honkloper), na een goede slag het eerste honk moet proberen te bereiken. Bij geraakt werper of vier wijd mag hij uiteraard het eerste honk bezetten zonder uit gemaakt te kunnen worden. Honklopers die daardoor worden gedwongen op te schuiven kunnen dit doe zonder ‘uit’ gemaakt te kunnen worden.
Hij meer dan 1 meter afwijkt van zijn honkpad om tikken te ontwijken. Behalve als hij daardoor vermijdt dat hij een velder hindert die een geslagen bal tracht te spelen.Een honkloper mag tijdens het honklopen ieder traject kiezen dat hem goeddunkt. Daarbij mag hij dus meer dan 1 meter afwijken van de rechte lijn tussen de honken. Er staat immers dat hij die meter moet afwijken om tikken te ontwijken. Met honkpad wordt bedoeld de rechte lijn tussen de honkloper en het honk waarheen hij op weg is. Het wordt bepaald op het moment dat de tikactie plaatsvindt. Als de honkloper uitwijkt om ervoor te zorgen dat een velder een geslagen bal kan spelen, dan mag hij meer dan 1 meter uitwijken. Hij na het raken van het eerste honk zijn honkpad verlaat omdat hij kennelijk zijn poging een volgend honk te bereiken opgeeft.Deze situatie kan plaatsvinden tussen alle honken. Hij opzettelijk een velder hindert die een geslagen of aangegooide bal tracht te spelen.De velder heeft altijd ‘voorrang’ op de honkloper. Hij wordt getikt terwijl hij niet in contact is met een honk.Uiteraard gaat dit alleen op als de bal niet ‘dood’ is. Ook gaat het niet op bij het eerste honk als de loper doorschiet en hij onmiddellijk naar dat honk terugkeert. Dat terugkeren mag ook vanuit ‘goed’ gebied. Het is een fabeltje dat je terug moet lopen vanaf ‘fout’ gebied. Het gaat er slechts om dat de honkloper geen enkele poging doet het 2e honk te bereiken. Teruglopen op ‘fout’ gebied is wel aan te raden, helaas kennen niet alle umpires (coaches en spelers) deze regel precies.Een loslatend honk is geen reden een speler op tikken uit te geven. Dus een speler die in zijn sliding een honk meeneemt, kan niet uitgetikt worden. Hijzelf, of het honk waar hij vandaan kwam, wordt getikt voordat hij dat honk opnieuw heeft aangeraakt (‘tag up’) na een vangbal. Dit is een appèlsituatie, de umpire geeft de ‘uit’ dus alleen als een appel wordt gespeeld.Dit geldt niet bij een fouttip. De honkloper mag, bij de eerste aanraking van de te vangen bal door een velder, het honk loslaten. Hijzelf, of het honk waarnaar hij onderweg is wordt getikt voordat hij dat honk heeft bereikt. Hij wordt geraakt door een goed geslagen bal en zich op goed gebied bevindt. De bal mag geen enkele binnenvelder, de pitcher uitgezonderd, zijn gepasseerd. Is het een binnenhoogbal dan zijn zowel de slagman als de honkloper uit. Hij tracht thuis te komen tijdens een situatie waarbij de slagman hindert. Hij de velders in de war brengt door onnodig de honken in omgekeerde volgorde te gaan lopen. Hij de thuisplaat mist en geen poging doet daarheen terug te keren. Hierbij moet een velder, met de bal in bezit, een appèl spelen. De eerste call van de umpire is in dit geval altijd ‘safe’, ook al heeft hij waargenomen dat de plaat gemist is. De reden hiervoor is dat hij anders de veldpartij zou bevoordelen. De veldpartij moet zelf het honklopen in de gaten houden. Hij bij het honklopen een honk niet heeft aangeraakt.
Binnenhoog/Infield Fly/Intentionally Dropped Ball
Deze regel geeft altijd aanleiding tot veel discussie. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de bedoeling achter deze regel niet wordt begrepen. Iedere speler weet, en vergeet soms ook, dat het niet verstandig is om bij minder dan twee uit en een hoge bal van het honk te gaan. Bij een vangbal moet immers terug worden gegaan naar het honk om niet uitgebrand te worden. Of althans op appel uit te worden gemaakt vanwege het te vroeg (voor de eerste aanraking van de bal door een velder) weggaan. Stel je voor dat er lopers op zowel het eerste als het tweede (en eventueel het derde) honk staan en er is geen of één uit. De slagman slaat de bal. Deze bal gaat hoog de lucht in (fly ball of pop fly) en kan door een binnenvelder worden gevangen. Deze binnenvelder is echter een slimme speler en laat de bal voor zich vallen. De lopers zullen op hun honken blijven, rekenend op een makkelijke vangbal. Doordat de binnenvelder de bal laat vallen, is echter nu sprake van allemaal gedwongen lopen.
De Rollen en Taken van de Spelers
Elke speler in het veld heeft een specifieke rol en verantwoordelijkheid. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste posities en hun taken:
Lees ook: Regels Korfbal Micro Klasse
- Pitcher (Werper): De pitcher gooit de bal naar de slagman en probeert hem uit te schakelen door slagballen te gooien. De pitcher krijgt van de catcher tekens wat voor bal hij moet gooien. Deze tekens geven aan wel of geen effect, wat voor effect en de plaats waar de bal moet komen. De pitcher en catcher proberen de slagman drie slagballen te geven, zonder dat deze ze (goed) kan raken.
- Catcher: De catcher vangt de ballen die de pitcher gooit en geeft signalen aan de pitcher over welke worpen te gooien. Dit is eigelijk de dirigent van de veldpartij. De catcher geeft aan wat voor bal de pitcher moet gooien en of hij een pickoff moet gooien. De honkmannen krijgen tekens of er een pickoff gegooid gaat worden. Als er een bal in het outfield geslagen wordt stuurt de catcher de tussenpersoon die de bal uit het outfield verder moet gooien. De hoofdtaak van de catcher is natuurlijk de door de pitcher gegooide bal te vangen. De catcher dient beschermende materialen te gebruiken. Een wedstrijd-honkbal is bikkelhard en kan met snelheden rond de 100 km. per uur aankomen.
- Eerste Honkman: De eerste honkman bewaakt het eerste honk en probeert de slagman uit te maken door de bal te vangen voordat de slagman het honk bereikt. Indien een slagman erin slaagt de bal weg te slaan zal men hem bij voorkeur op het eerste honk proberen uit te maken. De slagman moet altijd gedwongen naar het eerste honk (natuurlijk niet bij vier wijd of geraakt door werper). Het is voor de eerste honkman dan ook voldoende om de slagman uit te branden. Branden is het met de bal in het bezit aanraken van het honk voordat de loper het honk raakt.
- Tweede Honkman en Korte Stop: Deze twee spelers verdedigen samen het tweede honk. Afhankelijk van uit welke richting de bal komt neemt een van de twee het honk terwijl de andere speler dekt, om eventuele doorgeschoten ballen op te vangen. De short stop staat zo opgesteld dat hij de meeste geslagen ballen te verwerken krijgt.
- Derde Honkman: Een honkloper die het derde honk bereikt staat klaar om een punt te scoren. De derde honkman heeft dan ook de taak om te zorgen dat deze honkloper zijn honk niet bereikt en indien er een honkloper zijn honk heeft bereikt moet hij deze zo lang mogelijk bij zijn honk houden.
- Verre Velders (Outfielders): De verre velders staan in het buitenveld en proberen de ballen te vangen die over het infield worden geslagen. Hoge ballen moeten zij proberen rechtstreeks te vangen. Elke geslagen bal die gevangen wordt door een veldspeler betekent een nul voor de tegenstander. Als de veldspeler de bal te pakken heeft moet hij hem zo snel mogelijk naar één van de honken gooien om te voorkomen dat de honklopers een honk opschuiven.
Strategieën en Tactieken
Naast de spelregels zijn er ook verschillende strategieën en tactieken die teams gebruiken om hun kansen op succes te vergroten. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
- Honk stelen: Een honkloper probeert een honk te stelen door naar het volgende honk te rennen terwijl de pitcher de bal gooit. De honkloper die op het eerste honk staat te wachten, zal proberen het honk te stelen. Dit wil zeggen hij gaat naar het volgende honk zonder dat er een bal geslagen is. De honkloper moet dan uitgetikt worden, omdat het geen gedwongen loop is. Anders dan bij honkbal mag de honkloper bij softbal het honk pas verlaten als de bal de hand van de pitcher verlaten heeft. Hij wacht totdat de pitcher de bal naar de catcher gooit en sprint dan naar het volgende honk.
- Pick-off: De pitcher probeert een honkloper te verrassen door de bal naar het honk te gooien waar de honkloper staat, in een poging hem uit te maken. De pitcher zal soms proberen de honkloper te verrassen. Net voordat hij de bal naar de catcher gaat gooien draait hij zich razendsnel om en gooit de bal naar de honkman (dit heet een ‘pickoff’).
- Hit and run: De slagman slaat de bal terwijl de honkloper naar het volgende honk rent, in de hoop dat de bal ver genoeg het veld in wordt geslagen om de honkloper veilig op het volgende honk te laten komen.
- Bunt: De slagman probeert de bal zachtjes in het infield te tikken, zodat de honklopers kunnen opschuiven.
BeeBall: Een Introductie tot Honkbal voor Kinderen
BeeBall is een stoer, flitsend en leuk spel voor kinderen van 5 tot en met 12 jaar. Door de kleine teams en eenvoudige spelregels worden kinderen volledig bij het spel betrokken en zijn ze volop in beweging. Bij BeeBall staan teamgeest en sportiviteit voorop. Plezier hebben is belangrijker dan winnen of verliezen! Door het spelen van BeeBall raken kinderen snel vertrouwd met het slaan, gooien en vangen. Op speelse wijze maken kinderen zich snel de technische vaardigheden van honkbal en softbal eigen.
BeeBall kenmerkt zich in het bijzonder doordat het spel door kinderen vanaf 5 jaar en met kleine teams wordt gespeeld. Het spel vraagt weinig ruimte of speciale voorzieningen. Het kan uitstekend worden gespeeld op een willekeurig grasveld, plein of in de zaal. De kleine afmeting van het veld bevordert speelintensiteit. Officieel wordt BeeBall gespeeld met een soft-touch bal. Deze bal is zacht en bevordert daardoor de veiligheid en neemt mogelijke angst bij de deelnemers weg. Verder heeft de bal een afmeting van 8 inch (ter vergelijking: een honkbal is 9 inch en een softbal 12 inch). Deze bal is ideaal voor de kleine hand en komt de motorische ontwikkeling ten goede.
Ieder BeeBall-team heeft een begeleider, ook wel de coach genoemd. Door de eenvoud van het spel kan een ouder of geïnteresseerde al snel de rol van coach op zich nemen. De coach heeft geen specifieke kennis van het honkbal of softbal nodig om een team te kunnen ondersteunen. Goede begeleiding kan tijdens de wedstrijden het beste vanuit een positie rond de thuisplaat of de spelersbank gegeven worden.
De Uitrusting van een Honkballer
Het basismateriaal van een softballer bestaat uit een bal, een handschoen en een knuppel. Spelers dragen speciale schoenen. Deze zogenoemde spikes hebben scherpe punten (jeugd speelt met rubber noppen) op de zool om beter grip op het gravel te kunnen krijgen. Voor spelers die in een wedstrijd aan slag komen is het dragen van een slaghelm verplicht. De handschoen is het belangrijkste onderdeel van de uitrusting en heel persoonlijk. De handschoen vormt zich naar de hand en naar de manier waarop een speler hem gebruikt. handschoen van een ander te gebruiken. De catcher gebruikt een handschoen van een duidelijk ander model dan de andere spelers. Het is een grote en veel dikkere handschoen dan de anderen. Hij moet alle, meestal hard geworpen, ballen van de pitcher vangen. De handschoenen van de andere spelers in het veld zijn ook verschillend. De outfielders gebruiken hele grote handschoenen om de hoge verre ballen goed te kunnen vangen. Bij softbal gebruiken we een veel grotere bal dan bij honkbal. De buitenkant van de bal die wordt gebruikt is van leer en heeft een omtrek tussen de 302 en de 308 millimeter. De keuze van de knuppel is afhankelijk van de lengte, het gewicht , de kracht en de snelheid van de speler. Er bestaat dus geen standaardregel. Veel spelers, en dat geldt zeker voor beginners, denken dat ze beter en verder kunnen slaan met een grotere knuppel. Vaak zie je dan ook spelers met een te grote en te zware knuppel slaan. Daarmee kunnen ze niet snel genoeg reageren op de door de pitcher geworpen bal. Het resultaat is dat ze geen bal raken of te laat zijn en daarom de bal buiten de lijnen slaan. Ze bereiken dus het tegenovergestelde van wat de bedoeling is. Een vuistregel voor beginners is om eerst die knuppel te kiezen die je nog gemakkelijk kan hanteren en vervolgens een iets lichtere knuppel te gebruiken. De beste slagmensen in het tegenwoordige honkbal gebruiken lichte knuppels van aluminium. De catcher draagt een helm, een masker, een body protector en beenkappen (legguards). Hij moet de door de pitcher geworpen ballen vangen en dat gaat niet altijd even eenvoudig. Het gebeurt dan ook vaak dat de geworpen bal niet in zijn handschoen terechtkomt maar dat de catcher de bal tegenhoudt met zijn lichaam.Cup Bescherming van de geslachtsdelen, ook wel tok genoemd. Wordt op zijn plek gehouden door het dragen van een tokhouder.
tags: #spelregels #1e #klasse #honkbal #uitleg