Softbal, een balsport nauw verwant aan honkbal, kent een groeiende populariteit, zowel recreatief als competitief. Hoewel de spelregels op het eerste gezicht eenvoudig lijken, bevatten ze de nodige complexiteit en nuances. Dit artikel biedt een uitgebreid overzicht van de softbal spelregels, basistechnieken, benodigde uitrusting en andere essentiële aspecten van het spel.
Inleiding tot Softbal
Softbal is een veldsport die wordt gespeeld door twee teams van negen spelers. De teams wisselen elkaar af als slagpartij en veldpartij. Het doel van het spel is om meer punten te scoren dan de tegenstander. Punten worden gescoord door lopers veilig rond de honken te laten gaan en uiteindelijk de thuisplaat te bereiken.
Een softbalwedstrijd is verdeeld in innings. In principe bestaat een softbalwedstrijd uit 7 innings. Een inning is pas voorbij wanneer allebei de ploegen aan slag zijn geweest. Iedere ploeg heeft wanneer ze aan slag zijn de kans om punten te verzamelen door zoveel mogelijk spelers veilig bij de thuisplaat te krijgen. Spelers mogen alleen lopen na het correct slaan van een bal die niet meteen wordt gevangen door een tegenstander.
De Geschiedenis van Softbal
De oorsprong van softbal is enigszins onduidelijk. Het verhaal gaat dat de sport is ontstaan in Chicago op Thanksgiving Day in het jaar 1887. Leden van de Farragut Boat Club wachtten op de uitslag van een American Football wedstrijd. Toen bekend werd dat Yale had gewonnen, gooide een fan een samengebonden bokshandschoen naar een Harvard supporter, die hem met een stok terug sloeg. Sportjournalist George Hancock zag hier een spelletje in en riep: "Play ball!".
In eerste instantie leek het spel op indoor baseball en werd het ook wel indoor baseball of kitten baseball genoemd. Pas in 1926 werd de term 'softbal' bedacht. In 1934 werden de eerste officiële spelregels vastgelegd.
Lees ook: Eenvoudige softbalregels voor kinderen
Het Softbal Veld
Het softbalveld bestaat uit een vierkant met ruimte eromheen. Op de hoekpunten liggen de honken: drie platte witte kussens en een vijfhoekige witte rubberplaat als thuishonk. Naast dit thuishonk zijn de slagperken uitgezet: links voor rechtshandige en rechts voor linkshandige slagmensen.
De afstand tussen de honken is 18,30 meter. De lijnen van de thuisplaat naar het 1e honk en de lijn van de thuisplaat naar het 3e honk vormen de begrenzing van het speelveld. Het speelveld eindigt achterin met de achterlijn, het buitenveldhek, die gemiddeld op 70 meter afstand staat. In het midden van het gebied tussen de honken vind je de werpplaat, op 12,20 meter van de thuisplaat af.
Spelregels: Een Overzicht
Softbal wordt gespeeld door twee teams van 9 spelers. De teams wisselen elkaar af als slagpartij en veldpartij. Alleen de slagpartij kan punten behalen. De leden van de veldpartij hebben allen een veldpositie ingenomen.
De werper gooit de bal onderhands in de richting van de slagman. Deze slaat hem met het slaghout (knuppel) het veld in en rent vervolgens naar het eerste honk, vandaar naar het tweede, derde en thuishonk. De werper moet de bal steeds zodanig gooien dat deze het thuishonk passeert op een hoogte die wordt begrensd door de breedte van de slagplaat en de schouders en knieën van de slagman (‘strike-zone’). Als drie spelers van de slagpartij ‘uit’ zijn, wisselen veld- en slagpartij. De ploeg die na negen innings de meeste punten heeft, is winnaar. Bij gelijke stand na negen innings wordt steeds een slagbeurt voor beide ploegen verder gespeeld.
De Slagzone
De slagzone is een denkbeeldig gebied boven de thuisplaat, begrensd door de knieën en schouders van de slagman in zijn slaghouding. Een worp door de slagzone wordt een "strike" genoemd. Een worp buiten de slagzone wordt een "wijd" genoemd.
Lees ook: Honkbal en softbal in Hoofddorp: Een overzicht
De slagzone is één van de meest omstreden onderwerpen tijdens een wedstrijd. Niets is voor pitchers en slagmensen zo frustrerend als een inconsequente slagzone. Een stabiele slagzone, waarbij dezelfde bal tot dezelfde ‘call’ leidt, is essentieel.
Goede en Foute Ballen
Een geslagen bal die binnen de foutlijnen landt, is een "goede" bal. Een geslagen bal die buiten de foutlijnen landt, is een "foute" bal. Bij een foutbal is het spel dood, tenzij deze wordt gevangen. De foutlijn behoort tot goed gebied. De honken behoren tot goed gebied. Thuisplaat, 1e en 3e honk behoren in hun geheel tot goed gebied.
Of een bal goed of fout is terwijl deze wordt gespeeld, dient te worden beoordeeld naar de positie van de bal en niet van de speler die de bal speelt. Een geslagen bal die, terwijl de slagman zich in het slagperk bevindt, de slagman raakt of de knuppel voor de tweede keer raakt is een foutbal. Een slagman-honkloper die opzettelijk een geslagen bal in fout gebied probeert van richting te veranderen is uit. Een bal die voor het 1e of 3e honk op fout gebied landt en doorrolt kan pas als foutbal worden afgeroepen als deze tot stilstand is gekomen op fout gebied of is aangeraakt door een velder of een voorwerp behorend tot het niet bespeelbare gebied (hek o.i.d.).
Slag en Wijd
Slaat de slagman wel naar de bal, dan is het dus een slag. Gek genoeg geven de spelregels geen enkel houvast wanneer slaan ook daadwerkelijk slaan is, het is dus geheel en al een beoordeling die de umpire moet doen.
Het verschil met een foutslag is dat bij een fouttip de bal niet ‘dood’ is en het spel dus doorgaat. Bij een foutslag is het spel ‘dood’ en mogen honklopers dus niet opschuiven. Het verschil met een foutslag is ook dat alleen bij slag drie in de ‘count’ de slagman uit is vanwege de gevangen bal.
Lees ook: Softbal scheidsrechter tekens uitgelegd
Bij een slag roept de umpire zeer gedecideerd en luid: “Strike!!”. Het afroepen van de ‘count’ gaat altijd in de volgorde: aantal wijd en daarna aantal slag, dus “two balls, one strike”. Daarbij geeft de umpire - met gestrekte armen - het aantal wijd aan door het opsteken van vingers van zijn linkerhand en het aantal slag door het opsteken van vingers van zijn rechterhand (ezelsbruggetje: het 1e honk ligt rechts, daar wil de slagman heen).
Vangballen
Een vangbal wordt gemaakt door de veldpartij, dat lijkt me logisch. Het is het vangen van een bal in vlucht. Een bal in vlucht is een bal die, geslagen, geworpen of gegooid, zonder iets of iemand te raken, door het luchtruim vliegt. Dus als de bal eerst een speler van de slagpartij, of een toeschouwer, of een coach of een hek of een boomtak heeft geraakt, dan kan het nooit meer een vangbal worden. Probeert echter eerst een andere velder de bal te vangen - bijvoorbeeld de pitcher die de bal recht op zich af krijgt - en stuit deze weg maar blijft ‘in vlucht’ en wordt vervolgens gevangen, dan is het een vangbal. In dit geval mogen honklopers gaan lopen na de eerste aanraking van de bal door een veldspeler.
Vangen dient te geschieden met de blote hand en/of met de handschoen. Het gebruiken van enig deel van het tenue is daarbij verboden, dan is het geen vangbal. Ook dient de bal stevig te worden vastgehouden om controle over de bal aan te tonen. Zonder controle, dus bijvoorbeeld bij laten vallen van de gevangen bal, is geen sprake van een vangbal. Tenzij deze, voordat hij de grond of een ander voorwerp raakt, alsnog wordt gevangen. Dit dient te worden aangetoond door de bal lang genoeg vast te houden. Als bij een snelle actie van een velder de bal direct gegooid moet worden en deze valt dan, dan is nog steeds sprake van een vang.
Om een bal te vangen mag een velder over een hek of iets dergelijks leunen, hij mag er zelfs op klimmen. Staat hij op de rand van een dugout, dan mag hij zelfs door zijn teamgenoten worden gesteund om niet te vallen. Indien een speler door te leunen de bal vangt, maar vervolgens over het hek, in de dugout of in de tribune valt en nog steeds de bal controleert, dan is het een vangbal. Het is wel een vang als een velder de bal in zijn handschoen heeft en deze vanuit de handschoen met een flip, dus zonder met de gooihand aangeraakt te hebben, aan een andere velder doorspeelt.
Homerun
De term homerun is eigenlijk het toekennen van 4 honken door de umpire. De umpire geeft dit aan door met zijn rechterwijsvinger een cirkel (tegen de wijzers van de klok in) boven zijn hoofd te maken. In het honkbal kan dat alleen als de geslagen bal direct over het buitenveldhek vliegt. Het is ook een homerun als de bal via een velder over het hek gaat, mits dat laatste op goed gebeid gebeurd. Gaat de bal op deze wijze op fout gebied over het hek, dan is het een 2-honkslag. Als een bal boven het hek de foutpaal raakt en terugstuitert, dan is het ook een homerun. Stuitert een bal echter terug van het hek, raakt een velder en stuitert daardoor alsnog over het hek, dan is het geen homerun. In dit geval is de bal dood en is het een 2-honkslag.
(Slagman-) Honkloper is Uit
Er zijn vele manieren voor een speler om ‘uit’ te gaan. Dit hoofdstuk bevat een overzicht. In een gedwongen situatie moet de (slagman-)honkloper opschuiven naar het volgende honk omdat het honk waarop hij recht heeft door een opvolgende (slagman-)honkloper moet worden bezet. Deze gedwongen situatie kan tijdens het spel vervallen trouwens. Met een honkloper op het eerste honk gaat de slagman-honkloper uit voordat hij het eerste honk heeft bereikt. Tevens is sprake van een gedwongen loop als de slagman(-honkloper), na een goede slag het eerste honk moet proberen te bereiken. Bij geraakt werper of vier wijd mag hij uiteraard het eerste honk bezetten zonder uit gemaakt te kunnen worden. Honklopers die daardoor worden gedwongen op te schuiven kunnen dit doe zonder ‘uit’ gemaakt te kunnen worden.
Hij meer dan 1 meter afwijkt van zijn honkpad om tikken te ontwijken. Behalve als hij daardoor vermijdt dat hij een velder hindert die een geslagen bal tracht te spelen.Een honkloper mag tijdens het honklopen ieder traject kiezen dat hem goeddunkt. Daarbij mag hij dus meer dan 1 meter afwijken van de rechte lijn tussen de honken. Er staat immers dat hij die meter moet afwijken om tikken te ontwijken. Met honkpad wordt bedoeld de rechte lijn tussen de honkloper en het honk waarheen hij op weg is. Het wordt bepaald op het moment dat de tikactie plaatsvindt. Als de honkloper uitwijkt om ervoor te zorgen dat een velder een geslagen bal kan spelen, dan mag hij meer dan 1 meter uitwijken. Hij na het raken van het eerste honk zijn honkpad verlaat omdat hij kennelijk zijn poging een volgend honk te bereiken opgeeft.Deze situatie kan plaatsvinden tussen alle honken. Hij opzettelijk een velder hindert die een geslagen of aangegooide bal tracht te spelen.De velder heeft altijd ‘voorrang’ op de honkloper. Hij wordt getikt terwijl hij niet in contact is met een honk.Uiteraard gaat dit alleen op als de bal niet ‘dood’ is. Ook gaat het niet op bij het eerste honk als de loper doorschiet en hij onmiddellijk naar dat honk terugkeert. Dat terugkeren mag ook vanuit ‘goed’ gebied. Het is een fabeltje dat je terug moet lopen vanaf ‘fout’ gebied. Het gaat er slechts om dat de honkloper geen enkele poging doet het 2e honk te bereiken. Teruglopen op ‘fout’ gebied is wel aan te raden, helaas kennen niet alle umpires (coaches en spelers) deze regel precies.Een loslatend honk is geen reden een speler op tikken uit te geven. Dus een speler die in zijn sliding een honk meeneemt, kan niet uitgetikt worden. Hijzelf, of het honk waar hij vandaan kwam, wordt getikt voordat hij dat honk opnieuw heeft aangeraakt (‘tag up’) na een vangbal. Dit is een appèlsituatie, de umpire geeft de ‘uit’ dus alleen als een appel wordt gespeeld.Dit geldt niet bij een fouttip. De honkloper mag, bij de eerste aanraking van de te vangen bal door een velder, het honk loslaten. Hijzelf, of het honk waarnaar hij onderweg is wordt getikt voordat hij dat honk heeft bereikt. Hij wordt geraakt door een goed geslagen bal en zich op goed gebied bevindt. De bal mag geen enkele binnenvelder, de pitcher uitgezonderd, zijn gepasseerd. Is het een binnenhoogbal dan zijn zowel de slagman als de honkloper uit. Hij tracht thuis te komen tijdens een situatie waarbij de slagman hindert. Hij de velders in de war brengt door onnodig de honken in omgekeerde volgorde te gaan lopen. Hij de thuisplaat mist en geen poging doet daarheen terug te keren. Hierbij moet een velder, met de bal in bezit, een appèl spelen. De eerste call van de umpire is in dit geval altijd ‘safe’, ook al heeft hij waargenomen dat de plaat gemist is. De reden hiervoor is dat hij anders de veldpartij zou bevoordelen. De veldpartij moet zelf het honklopen in de gaten houden. Hij bij het honklopen een honk niet heeft aangeraakt.
Binnenhoog/Infield Fly/Intentionally Dropped Ball
Deze regel geeft altijd aanleiding tot veel discussie. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de bedoeling achter deze regel niet wordt begrepen. Iedere speler weet, en vergeet soms ook, dat het niet verstandig is om bij minder dan twee uit en een hoge bal van het honk te gaan. Bij een vangbal moet immers terug worden gegaan naar het honk om niet uitgebrand te worden. Of althans op appel uit te worden gemaakt vanwege het te vroeg (voor de eerste aanraking van de bal door een velder) weggaan. Stel je voor dat er lopers op zowel het eerste als het tweede (en eventueel het derde) honk staan en er is geen of één uit. De slagman slaat de bal. Deze bal gaat hoog de lucht in (fly ball of pop fly) en kan door een binnenvelder worden gevangen. Deze binnenvelder is echter een slimme speler en laat de bal voor zich vallen. De lopers zullen op hun honken blijven, rekenend op een makkelijke vangbal. Doordat de binnenvelder de bal laat vallen, is echter nu sprake van allemaal gedwongen lopen.
Veldposities en Hun Taken
De veldposities en taken van iedere speler bij softbal zijn erg vergelijkbaar met die bij honkbal. Ze zijn als volgt verdeeld over het veld:
- De Pitcher: De pitcher is degene die de ballen vanaf de werpplaat onderhands naar de tegenstander gooit.
- De Catcher: De catcher is degene die de achtervang van de pitcher op de thuisplaat verzorgt.
- Het 1e Honk: De speler die bij het 1e honk staat, bewaakt dit honk door tegenstanders uit te tikken op het honk.
- Het 2e Honk: Deze speler doet hetzelfde bij het 2e honk.
- Het 3e Honk: Deze speler doet hetzelfde bij het 3e honk.
- De Korte Stop: Deze speler verdedigt het veld tussen het 2e en 3e honk met snelle vangballen.
- De rechtsvelder: Deze speler verzorgt de verdediging tegen verre en hoge ballen aan de rechterkant van het veld.
- Linksvelder: Deze speler verzorgt de verdediging tegen verre en hoge ballen aan de linkerkant van het veld.
- Middenvelder: Deze speler verdedigt het diepere middenveld.
Basistechnieken in Softbal
Het slaan en pitchen zijn cruciale onderdelen van softbal.
Slaan: Bij een slagbeurt krijgt iedere speler drie pogingen om de bal te slaan, mits het aangooien van de bal op de juiste manier wordt gedaan. De bal moet namelijk binnen de slagzone worden gegooid. Wordt de bal bij het aangooien buiten deze zone gegooid, dan wordt dit een foutbal genoemd. Bij 4 foutballen mag de speler die moet slaan ongehinderd naar het eerste honk lopen. Als een speler de bal slaat, is het de bedoeling dat hij of zij de bal in het speelveld slaat zonder dat deze meteen wordt gevangen. Na het slaan moet een speler zo snel mogelijk via de drie honken terug naar de thuisplaat rennen, voordat de bal door een tegenstander gevangen wordt en terug wordt gegooid naar de pitcher. Op het moment dat de pitcher de bal vangt, moet je veilig bij een honk staan of binnen zijn bij de thuisplaat. Bij een volgende slag kun je dan weer proberen verder te rennen, mocht je nog niet binnen zijn. Slaat een speler de bal ver genoeg weg om in een keer door te kunnen rennen naar de thuisplaat, dan wordt dit een homerun genoemd. Een term die natuurlijk ook erg bekend is van honkbal. Pas wanneer een speler binnen is bij de thuisplaat, krijgt het team 1 punt. Een homerun is 3 punten waard.
Pitchen: In tegenstelling tot honkbal is het bij softbal niet toegestaan om de bal bovenhands naar de speler aan slag te werpen, maar alleen onderhands. Hierdoor gaan worpen wat langzamer dan bij honkbal.
Benodigde Uitrusting
De basisuitrusting die nodig is om softbal te spelen zijn:
- Softbalknuppel
- Softballen
- Slaghelmen
- Softbal handschoen voor het vangen van ballen
- Beschermende kleding (vooral voor de achtervanger)
Het basismateriaal van een softballer bestaat uit een bal, een handschoen en een knuppel. Spelers dragen speciale schoenen. Deze zogenoemde spikes hebben scherpe punten (jeugd speelt met rubber noppen) op de zool om beter grip op het gravel te kunnen krijgen. Voor spelers die in een wedstrijd aan slag komen is het dragen van een slaghelm verplicht.
De handschoen is het belangrijkste onderdeel van de uitrusting en heel persoonlijk. De handschoen vormt zich naar de hand en naar de manier waarop een speler hem gebruikt. handschoen van een ander te gebruiken. De catcher gebruikt een handschoen van een duidelijk ander model dan de andere spelers. Het is een grote en veel dikkere handschoen dan de anderen. Hij moet alle, meestal hard geworpen, ballen van de pitcher vangen. De handschoenen van de andere spelers in het veld zijn ook verschillend. De outfielders gebruiken hele grote handschoenen om de hoge verre ballen goed te kunnen vangen. Bij softbal gebruiken we een veel grotere bal dan bij honkbal. De buitenkant van de bal die wordt gebruikt is van leer en heeft een omtrek tussen de 302 en de 308 millimeter.
De keuze van de knuppel is afhankelijk van de lengte, het gewicht , de kracht en de snelheid van de speler. Er bestaat dus geen standaardregel. Veel spelers, en dat geldt zeker voor beginners, denken dat ze beter en verder kunnen slaan met een grotere knuppel. Vaak zie je dan ook spelers met een te grote en te zware knuppel slaan. Daarmee kunnen ze niet snel genoeg reageren op de door de pitcher geworpen bal. Het resultaat is dat ze geen bal raken of te laat zijn en daarom de bal buiten de lijnen slaan. Ze bereiken dus het tegenovergestelde van wat de bedoeling is. Een vuistregel voor beginners is om eerst die knuppel te kiezen die je nog gemakkelijk kan hanteren en vervolgens een iets lichtere knuppel te gebruiken. De beste slagmensen in het tegenwoordige honkbal gebruiken lichte knuppels van aluminium. De catcher draagt een helm, een masker, een body protector en beenkappen (legguards). Hij moet de door de pitcher geworpen ballen vangen en dat gaat niet altijd even eenvoudig. Het gebeurt dan ook vaak dat de geworpen bal niet in zijn handschoen terechtkomt maar dat de catcher de bal tegenhoudt met zijn lichaam.
Tips voor Beginners
- Bestudeer de sport: Voordat je zelf gaat beginnen met het spelen van softbal, is het verstandig om de sport te bestuderen. Zo ben je bijvoorbeeld al op de hoogte van de regels en het spelverloop en hoeven teamgenoten dit niet meer aan je uit te leggen. Dit zal het makkelijker voor je maken om echt te beginnen met het spelen van de sport.
- Neem les en werk aan je vaardigheden: Heb je een goed idee bij de regels en het spelverloop van de sport? Dan kun je beginnen met het nemen van lessen en het ontwikkelen van de belangrijke vaardigheden, zoals timing en reactievermogen.
- Sluit je aan bij een team: Als je het idee hebt dat je hier klaar voor bent, kun jij je aan gaan sluiten bij een club en een team. Zo kun je echt leren softbal te spelen in teamverband en kun je gaan trainen voor wedstrijden en toernooien. En uiteindelijk ga je natuurlijk ook meedoen aan wedstrijden, samen met je team!
tags: #softbal #spelregels #basistechnieken