De Oude Ambacht TOTO KNVB Beker Historie: Een Diepe Duik in de Nederlandse Voetbalhistorie

De TOTO KNVB Beker, een prestigieus bekertoernooi in het Nederlandse voetbal, kent een rijke historie. Om de context van dit toernooi beter te begrijpen, is het essentieel om te kijken naar de ontwikkeling van het voetbal in Nederland in het algemeen. Van de vroege beginjaren met Engelse invloeden tot de oprichting van de KNVB en de opkomst van amateur- en profvoetbal, de geschiedenis van het Nederlandse voetbal is complex en fascinerend.

De Vroege Jaren van het Voetbal in Nederland

Het is niet met zekerheid te zeggen wanneer het voetbalspel voor het eerst in Nederland werd gespeeld. Er wordt beweerd dat Engelse textielarbeiders in 1862 in Enschede het spel beoefenden. Ook is er een verhaal dat er rond 1870 een wedstrijd op de Maliebaan in Den Haag zou zijn geweest tussen Engelse textielarbeiders en leden van de Britse ambassade. Wat wel duidelijk is, is dat voetbal in eerste instantie werd gespeeld door cricketverenigingen als een nevenactiviteit buiten het zomerseizoen. Cricket was in de jaren zeventig van de negentiende eeuw al een populaire sport in Nederland.

Op 1 september 1879 werd H.F.C. (Koninklijke HFC) in Haarlem opgericht door W.J.H. Mulier, beter bekend als Pim Mulier. Deze vereniging wordt beschouwd als de oudste voetbalclub van Nederland, hoewel de oprichtingsdatum niet helemaal zeker is. In eerste instantie speelden de leden rugby, maar in 1883 schakelden ze over op het minder ruwe voetbal, mede om tegemoet te komen aan bezorgde ouders. Andere vroege voetbalclubs waren onder meer de Utrechtsche Cricket en Voetbal Vereeniging Hercules (1882), de Leeuwarder Athletische Club Frisia (1883) en de Dordrechtsche Cricket en Football Club (1883).

In de jaren tachtig van de negentiende eeuw was voetbal nog zo nieuw dat de Nederlandsche Sport in 1887 een uitleg gaf van Engelse termen zoals "goal", "goal keeper", "kick" en "free kick", om de verslagen van de V.V. Amsterdam te kunnen begrijpen.

De Oprichting van de KNVB

De behoefte aan een overkoepelende organisatie voor het voetbal in Nederland leidde tot de oprichting van de Nederlandsche Voetbal-Bond (NVB) in 1889. Pim Mulier speelde een cruciale rol in dit proces. Hij nodigde verschillende verenigingen uit voor een vergadering in Haarlem, waar een ontwerp-reglement werd opgesteld. Op 8 december 1889 werd de Nederlandsche Voetbal- en Athletische Bond definitief opgericht in Den Haag. Aanwezig waren afgevaardigden van verschillende clubs, waaronder Haarlemsche F.C., Delftsche F.C. en Haagsche Voetbal Vereeniging.

Lees ook: Wassenaar verwelkomt tennisliefhebbers op het Het Oude Eik Open Toernooi.

De koppeling van voetbal met atletiek bleek in de praktijk geen succes te zijn. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwamen veel soldaten in kazernes in aanraking met het voetbalspel. De NVB organiseerde in samenwerking met de militaire staf competities voor soldaten en leverde ook het nodige materiaal.

In deze periode verloor de NVB de controle over het voetbal in het land, omdat er aparte katholieke voetbalbonden ontstonden in verschillende bisdommen. In 1924 kwam het tot een breuk tussen de NVB en de R.K. Federatie van R.K. Voetbalbonden.

In het begin van de jaren twintig kreeg de NVB te maken met de opkomst van het zaterdagmiddagvoetbal door protestantse clubs en bedrijfsploegen. De Bond probeerde een aparte competitie te organiseren voor clubs op zaterdagmiddag en voor clubs van tram- en treinbedrijven, maar dit was geen succes. De organisatie van het zaterdagmiddagvoetbal werd overgelaten aan de gewestelijke bonden. Dit kon niet voorkomen dat er aparte landelijke bonden kwamen voor socialistische en protestantse clubs, evenals meer regionale bonden en kantoorvoetbalbonden.

In 1929 kreeg de NVB het predicaat "Koninklijk" bij gelegenheid van het veertigjarig bestaan. Na de Duitse inval in 1940 bestond er onder sportbestuurders de vrees dat hun bonden zouden worden overgenomen door N.S.B.-ers. Dit leidde in de voetbalwereld tot besprekingen over fusie, die al snel succes opleverden. Op 31 juli 1940 fuseerde de K.N.V.B. met de R.K.F., de C.N.V.B. en de N.A.S.B.

Gewestelijke en Plaatselijke Bonden

Vanaf 1894 ontstonden er gewestelijke en plaatselijke bonden die in hun regio of stad het voetbal gingen organiseren. Deze bonden ontstonden met name vanuit de behoefte om voor lagere elftallen van clubs uit de N.V.B.-competitie en minder rijke clubs een competitie te kunnen aanbieden. De N.V.B. sloot met sommige bonden contracten af, waardoor deze lokale bonden "erkende bonden" werden. Op 4 april 1908 werd de Federatie van Erkende Voetbalbonden opgericht. Deze organisatie was bedoeld om onderlinge geschillen tussen de aangesloten bonden op te lossen.

Lees ook: Vintage Basketbal Rotterdam

Sommige bonden waren al eerder opgericht, maar waren na korte tijd weer uiteengevallen. Het staat vast dat bepaalde bonden een minimum aantal werkende leden als toelatingseis hanteerden. Diverse bonden kregen in hun rechtsgebied te maken met "wilde bonden", wat zij soms deels zelf veroorzaakten. De Amsterdamsche en Rotterdamsche Voetbalbonden namen rond 1900 geen nieuwe clubs aan om hun aangesloten clubs te beschermen en te laten groeien. Deze opstelling leidde tot de oprichting van de Amsterdamsche Volksvoetbalbond en de Zuid-Hollandsche Voetbalbond.

Alle erkende bonden werkten hun competities op zondag af, maar zij begonnen in de jaren twintig of dertig vaak ook een zaterdagmiddagcompetitie om kantoorelftallen of protestants-christelijke verenigingen op te kunnen vangen. Ook zondagclubs hadden wel elftallen die op zaterdag speelden. In augustus 1940 werden de twintig erkende voetbalbonden formeel opgeheven en "gedegradeerd" tot Onderafdeelingen van de N.V.B., vanaf 1941 kortweg Afdeelingen.

Competitie Opzet in de Vroege Jaren

In 1888 publiceerden Noppen en Weinthal hun ontwerp van het reglement van de Nederlandsche Voetbal Bond. Hun voorstel was dat de verschillende clubs uit een stad eerst met elkaar zouden spelen. De winnaars van deze wedstrijden in een provincie zouden dan tegen elkaar spelen om te bepalen welke club de beste was in die provincie. Deze winnaars zouden vervolgens spelen in de Hoofdwedstrijden om te bepalen welke club de beste was van het land.

De N.V. en A.B. (later N.V.B.) heeft deze opzet niet overgenomen, maar koos voor het league-systeem, dat inmiddels door het Engelse profvoetbal werd gehanteerd. Bij deze opzet worden clubs in een poule ingedeeld en spelen zij een volledige competitie met thuis- en uitwedstrijden.

In de jaren 1889-1896 bestond er enkel een eerste klasse in het Westen, waardoor de winnaar van deze klasse als kampioen van Nederland werd beschouwd. In 1896 werd er ook een eerste klasse in het Oosten ingesteld. In het Noorden en Zuiden had de N.V.B. enkel een tweede klasse ingesteld, omdat de kwaliteit van de deelnemende clubs nog niet hoog werd ingeschat. In 1916 werd in het Noorden een eerste klasse ingevoerd, zodat ook de winnaar van de noordelijke eerste klasse deel kon nemen aan de strijd om het landskampioenschap. In 1917 werd de westelijke eerste klasse gesplitst in twee aparte afdelingen West I en West II. Vanaf seizoen 1917-1918 speelden voortaan de kampioenen van de afdelingen West I, West II, Noorden, Oosten en Zuiden in een hele competitie van acht wedstrijden om het kampioenschap van Nederland.

Lees ook: Sportiviteit en groei bij SKF Korfbal

Aanvankelijk kon het bestuur van de N.V.B. naar eigen inzicht clubs in de competities opnemen. Nieuwe verenigingen moesten minstens elf leden hebben en een vast, nauwkeurig omschreven clubtenue. Sommige clubs waren echter te klein en te zwak georganiseerd en verdwenen in de loop van het seizoen alweer van het toneel. Bovendien wilden de regionale en plaatselijke bonden dat er betere, vastere regelingen voor de promotie van hun clubs kwamen.

In 1923 werd voor alle afdelingen de verhouding van de eerste, tweede, derde en vierde klassen vastgelegd. Dit gebeurde volgens het piramide-systeem met idealiter één eerste klasse, twee tweede klassen, vier derde klassen en acht vierde klassen. Deze verhouding is niet in alle afdelingen ingevoerd, want het aantal derde en vierde klassen wisselde per afdeling doordat het aantal ingeschreven ploegen verschilde.

Tijdens de eerste seizoenen was het mogelijk dat tweede en andere lagere elftallen van een club in de competitie van de N.V.B. tegen eerste elftallen van andere verenigingen speelden. Er werden gaandeweg echter in de meeste afdelingen aparte competities voor reserveploegen ingesteld.

Binnen de N.V.B. en de diverse onderbonden bestond er regelmatig discussie of er automatische promotie en degradatie tussen de klassen moest zijn of dat er promotie-degradatiewedstrijden moesten worden gespeeld.

Clubnamen

Aanvankelijk waren er geen beperkingen bij het kiezen van clubnamen bij oprichting van voetbalverenigingen. Wanneer er enige moeilijkheden waren, dan werd dit opgelost door de clubnaam te verbinden aan de plaatsnaam, zoals Quick Amersfoort, Quick Den Haag en Quick Nijmegen. Naarmate er meer onderbonden en meer clubs kwamen begonnen er echter steeds meer clubs te komen met dezelfde naam in één en dezelfde onderbond. Het kwam voor dat in dezelfde stad 4 of 5 vereenigingen waren, welke precies denzelfden naam droegen, met al de gevolgen van dien.

Het bestuur van de N.V.B. besloot in november 1904 dat voortaan geen clubs meer aangenomen zouden worden in zijn competitie, wier namen of initialen niet voldoende verschilden van clubs die reeds in de N.V.B. speelden. Het wilde deze maatregel ook doorvoeren met betrekking tot de clubs die tot één van de regionale en plaatselijke bonden wilden toetreden. De Federatie van Erkende Bonden verzocht in 1909 om deze maatregel niet strikt vast te houden, omdat “de clubs, behoorende tot plaatselijke of gewestelijke Bonden zoo goed als niet in aanraking komen met den N.V.B. en mocht dit al eens het geval zijn, dan kan nog steeds door middel van een plaatsnaam verschil worden gemaakt. Gaat later een zoodanige vereeniging over tot den N.V.B. Het was inderdaad niet waarschijnlijk dat een club uit de ene onderbond regelmatig zou spelen tegen een gelijknamige club uit een andere onderbond. Dit kon hooguit een keer in het toernooi om de N.V.B-beker gebeuren.

In januari 1911 kondigde het bestuur van de N.V.B. aan dat de namen van toegetreden vereenigingen van Bondswege ingeschreven zouden worden en dat de erkende Bonden gehouden waren de namen van al hun toegetreden vereenigingen te doen inschrijven voor 1 Maart 1911. Bij gelijkluidendheid van namen van vereenigingen, toegetreden tot den N.V.B. en van vereenigingen, toegetreden tot erkende Bonden, zouden de laatste gehouden zijn, haar naam ten genoege van het Bestuur te veranderen, tenzij de datum van toetreding tot den erkenden Bond van voor 1 Juli 1904 (datum van het contract met de erkende Bonden) dateert. Bij gelijkluidendheid van namen van vereenigingen van erkende Bonden onderling, zou de vereeniging, die wat den datum betreft het laatst tot den erkenden Bond toetrad, gehouden zijn, van naam te veranderen. Bij weigering hiervan zou het Bestuur van den N.V.B.

Op 8 augustus 1911 werden in de Officieele Mededeelingen de eerste officieel erkende clubnamen gepubliceerd.

De Opkomst van het Amsterdamse Voetbal

Het Amsterdamse voetbal is een complex en veelzijdig fenomeen, mede door de omvang van de stad en de ontwikkelingen die alleen in grote steden mogelijk waren, zoals specifieke voetbalbonden. In de huidige tijd is er in de hoofdstad weinig ruimte voor sentimenten, wat resulteert in veel fusies.

De oprichtingsdata van de oudst bekende voetbalclubs staan soms ter discussie. De eerste club in Nederland die volgens de regels van de 'Association Football' ging spelen, was AFC Sport uit Amsterdam. Dit werd gedaan door Engelse jongens die voor een Brits energiebedrijf in de hoofdstad werkten. Er bestaan echter twijfels over het oprichtingsjaar 1880 van deze club. Momenteel is de Amsterdamsche Football Club van 1895 de oudst nog bestaande voetbalvereniging in de hoofdstad, maar daarvoor waren er al 23 clubs opgericht, waarvan er in 1985 nog maar 9 bestonden en die nadien verdwenen.

Het merendeel van de Amsterdamse clubs was aangesloten bij een algemene voetbalbond en niet bij een verzuilde bond. Het Bedrijfs- en Kantoorvoetbal bood de mogelijkheid om op zaterdag te voetballen, maar het grootste deel van de Amsterdamse voetbalclubs bedreef de sport op de zondag.

Amsterdam kent een rijke historie in het betaald voetbal, voornamelijk door Ajax. Tot 1954 werd de sport officieel door amateurs bedreven, maar naast de competities van de KNVB ontstond er in 1953 ook een wilde bond (NBVB) die een profcompetitie opzette. De watersnoodramp van 1953 leidde indirect tot de invoering van het betaald voetbal. Veel Nederlandse voetballers kwamen al in het buitenland uit in profcompetities.

BVC Amsterdam ging op in het DWS van 1907. Die club baarde opzien door na de promotie naar de Eredivisie in 1963 het jaar daarop meteen landskampioen te worden. Ook De Volewijckers uit Amsterdam-Noord was in 1944 al landskampioen, voordat het toetrad tot het betaald voetbal en nog twee seizoenen in de Eredivisie zou uitkomen. Vanaf 1972 zou de hoofdstad naast Ajax nog maar één profclub tellen; FC Amsterdam.

Wereldfaam zou het hoofdstedelijke voetbal vergaren met Ajax. De Amsterdammers verzamelden al acht landstitels voor de invoering van het profvoetbal in 1954. Als BVO voegden de roodwitten er nog 27 aan toe. De landstitel bood na 1955 de mogelijkheid om zich te laten zien op het Europese toneel. Van 1968-1969 hadden vijf finales in de Europacup 1 een Nederlandse inbreng en bij die laatste vier ging die cup ook mee naar Nederland. De laatste drie met Ajax. Dat gebeurde met een soort voetbal waarvan de hele wereld versteld stond en waarmee Oranje in 1974 bijna wereldkampioen werd. Het 'Orange Clockwork' werd door de journalistiek 'totaalvoetbal' genoemd. De Amsterdammers zouden in Europa de meest gelauwerde club van het land blijven met nog zo'n beker in 1985, de Europcup II in 1987 en een UEFA Cup in 1992.

ASWH en de TOTO KNVB Beker

Om de cirkel rond te maken, is het interessant om te kijken naar de prestaties van specifieke clubs in de TOTO KNVB Beker. Een voorbeeld hiervan is ASWH (Ambachtse Sport Vereniging Hendrik-Ido-Ambacht). In de historie speelden ASWH en Quick slechts eenmaal tegen elkaar. Dat was op 21 september 2021 voor de 2e ronde van de TOTO KNVB Beker.

Het komende seizoen komt ASWH in de 3e divisie deels uit tegen onbekende tegenstanders. Die komen voornamelijk uit het zondagvoetbal. Toen vorig seizoen de integratie is ingezet door de KNVB tussen het zaterdag- en zondagvoetbal komen wij nu dus clubs tegen waar nog nooit in competitieverband tegen gespeeld is.

De Kampioensschaal van de Eredivisie

Hoewel de Eredivisie al sinds het seizoen 1956/'57 bestaat, wordt de schaal pas vanaf 1985 uitgereikt. Als voorbeeld dient de Bundesliga, waar de landskampioen al sinds enige jaren bij de titel een schaal ontvangt. De Nederlandse schaal, die jaarlijks wordt vervaardigd bij ‘t Oude Ambacht in Alphen, heeft een diameter van 54 cm en bestaat grotendeels uit tin. Vanwege het 60-jarig jubileum van de Eredivisie dit seizoen heeft de KNVB de huidige kampioensschaal laten verrijken met gouden letters en logo.

Ajax is in 1985 de eerste kampioen die de kampioensschaal ontvangt, maar opmerkelijk genoeg staat er in het Home of History van Feyenoord een kampioenschaal uit 1984. Feyenoord vierde dat jaar, met Johan Cruijff in de gelederen, inderdaad het landskampioenschap, maar waar deze schaal dan vandaan komt is tot op heden onduidelijk.

Voor een andere opmerkelijke anekdote zorgt Ajax-verdediger Jan Vertonghen. De Belg laat, zowel bij het kampioenschap van 2011 als 2012, de schaal uit zijn handen vallen. De eerste keer gebeurt dat tijdens de rondrit door Amsterdam en loopt de schaal een aantal flinke deuken en butsen op.

Er is maar één echte kampioensschaal, maar soms noopt de stand in de Eredivisie ertoe een extra schaal te laten maken. Wanneer twee clubs op dezelfde dag kampioen kunnen worden wordt een replica gemaakt, zodat bij beide kampioenswedstrijden de mogelijkheid bestaat een schaal uit te reiken. De unieke afloop van het voetbalseizoen 2006/’07, toen AZ, Ajax en PSV nog in de race waren voor de titel, zorgde zelfs voor een trio schalen.

IFC en de KNVB beker

IDO’S FOOTBALL CLUB (IFC) werd op 20 oktober 1927 opgericht. Een gezellig samenzijn in café De Vlashandel aan het Havenhoofd, had tot resultaat dat voldoende liefhebbers een echte voetbalclub wilden, die aangesloten was bij de Dordtsche Voetbalbond. Men trapte al een aardig eindje weg op de weilanden rondom Den Dam, waar het niet zelden gebeurde dat men in overijverig enthousiasme in een sloot terechtkwam. Op Den Dam is het allemaal begonnen. Daar in dat kleine café aan de haven. De Vlashandel, de zaak bestaat nog alleen de naam is veranderd en een groepje enthousiaste voetbalfanaten heeft het op hun geweten. Het moest nou maar eens goed op poten worden gezet. H.I.V.V., S.D.W., O.V.V., ze hadden allemaal dezelfde achtergrond. Jongens uit de buurt, jongens van de fabriek. Ze waren oud genoeg om het zelf allemaal te rooien. Waar er eerder altijd een geschikte vader werd gezocht, zouden ze het nu zelf wel even regelen! Ach, weilanden om te voetballen waren er genoeg rondom Den Dam, dus dat was het probleem niet en voetbal was “booming”, zou men nu zeggen. Dus zoveel mogelijk kluppies op één hoop en I.F.C. We schrijven 20 oktober 1927. Nog net geen dertiger-jarencrisis, maar het woord rijkdom stond niet in het “pofboekje”van vrouw de Jong, die het kruidenierswinkeltje op de hoek van de Veersedijk dreef, dat was duidelijk. Haar zoon Cor heeft trouwens nog jarenlang het doel van IFC-1 verdedigd. Het was een intiem en dorps stukje Ambacht daar bij de Dam. Even verder op de Havenkade had je de slachterij van slager en veehandelaar De Groot (ook ras IFC-ers) en kolenboer Wildschut. Een decor uit een boek, met als hoofdrolspelers de leden van de club die IFC als levensdoel hadden gekozen. Het stukje Ambacht dat links en dus vol rood gekleurd was, maar dat elke Koninginnedag te baat nam om toch maar een mooiere erepoort te bouwen dan het jaar ervoor. Toen een eenzame automobilist het in z’n onbezonnen hoofd haalde de ereboog te rammen had hij ‘mazzel’dat hij met de auto was anders hadden ze hem gelyncht. Nee, het was een aparte buurt waar IFC is opgericht, met aan het hoofd voorzitter P. Plaisier, die ooit over een minister zei:”Als je een auto wilt besturen moet je een rijbewijs hebben, maar zelfs dat hebben jullie niet eens nodig. Verder Hannes Schrueders van de Veersedijk, de broers Cor en Jan de Jong en Teunis Klootwijk. Maar ook de IFC-families Den Braven, Van Kooten en de Boer uit de Brandewijnsteeg. Het straatje dat vanaf de dijk een stukje landinwaarts liep en waarvan toen en nu nog niemand weet wat de echte straatnaam is. Met zo’n achterban moest IFC wel slagen, al kwam dit wel met de nodige problemen tot stand.

Het eerste officiële terrein van IFC werd het legendarische veld op Den Dommes. Een stuk weiland dat met een beetje goede wil de afmetingen van een voetbalveld had en dat toevalligerwijs eigendom was van G. Stolk, de uitbater van café de Vlashandel. Overleveringen weten te vertellen dat de kwaliteit van dit veld zo goed was dat nooit een wedstrijd werd afgekeurd. Het zal wel nostalgie zijn maar de naam Den Dommes heeft in de historie van IFC altijd een bijzondere klank gehouden. “Wij leven vrij, wij leven blij op Neerlands dierb’ren grond…..”, zong de jeugd opgewekt bij de opening van het veld. En terecht want gifbelten werden pas later uitgevonden. Het veld moest later wijken voor de bouw van de brug over de Noord, maar iedere oud-IFC-er spreekt nog steeds met respect over dat eerste voetbalterrein.

Nog nimmer bereikte IFC de kwartfinale in het bekertoernooi van district Zuid 1. Dit seizoen dus voor het eerst en daarin treft het in G.O.E.S. een formidabele tegenstander. Een tegenstander die twee klassen hoger uitkomt. De vv Gezamenlijk Opwaarts, Eendrachtig Sterk uit de plaats Goes in Zeeland is de rechtsopvolger van het in 1895 opgerichte Zeelandia, dat daarna Zeeland Vooruit werd en vervolgens GVV (Goese Voetbal Vereniging) en nu dus VV G.O.E.S. De vereniging is de oudste voetbalclub uit de provincie Zeeland. Ingaande het seizoen 2018/2019 kwam het vier seizoenen uit in de derde divisie. In de 4e divisie C doet G.O.E.S. het voortreffelijk. Het is koploper met 52 punten uit 23 wedstrijden. 16 wedstrijden werden gewonnen en vier maal werd er gelijkgespeeld. Bij Venray werd verloren met 4-3 en bij Achilles Veen met 2-1. Liefst 13 spelers kwamen in de competitie al tot scoren. Spits Daniel Wissel (o.a. ex. ASWH) is teamtopscorer met 17 doelpunten. Aanvallende middenvelder Sjoerd Verhulst, overgekomen van SVOD´22, maakte er al 14. Claude de Smit is goed voor 12 competitie doelpunten en de beide flankaanvallers Rowan Traas (overgekomen van De Patrijzen) en Erwin Franse voor respectievelijk 9 en 7 doelpunten.

In de seizoenen 14-15 en 17-18 troffen beide teams elkaar op de zondag. In 14-15 in de eerste klasse won G.O.E.S. in Ambacht met 0-2. Enkele jaren later werd het in de hoofdklasse (thans 4e divisie) een enerverende wedstrijd, die in 3-3 eindigde, na een 3-1 voorsprong met de rust voor IFC. Doelpuntenmakers IFC: Danny Slingerland, Stephen Emelina en Ozan Cimen en voor G.O.E. S. Ray Kroon, Erwin Franse en Daniel Wissel. Aangezien G.O.E.S. twee klassen hoger speelt en daarin de trotse koploper is, is het op papier de torenhoge favoriet. Maar zeker in bekervoetbal is alles mogelijk. Het belooft dus een spannende wedstrijd te gaan worden. Kom dus kijken en uw ploeg aanmoedigen! De wedstrijd op Sportpark Schildman begint zaterdag 30 maart 2024 om 14.30 uur onder leiding van scheidsrechter dhr. N.P.P.

tags: #oude #ambacht #toto #knvb #beker #historie