Honkbal is een veldsport die gespeeld wordt door twee teams van elk negen spelers, die om beurten als slag- en veldpartij fungeren. Het doel van het spel is om zoveel mogelijk punten te scoren. Dit doe je door de bal zo moeilijk mogelijk te slaan voor de verdedigende tegenstander. Voor buitenstaanders is honkbal soms een lastig te begrijpen sport, omdat de spelregels niet zo duidelijk zijn als bij bijvoorbeeld voetbal. Dit maakt het honkbal echter uniek en boeiend.
Algemene spelregels en posities
Zowel honkbal als softbal wordt gespeeld door twee teams van ieder negen spelers. Meestal heeft een team 2 à 3 reservespelers bij zich die in de dug-out zitten. Een wedstrijd bestaat uit negen innings, perioden waarin elk van beide ploegen eenmaal slagpartij en eenmaal veldpartij is. Aan het begin van elke inning start de thuisploeg altijd als veldpartij en de gasten altijd als slagpartij.
Slagpartij:
- De aanvallende partij is aan slag [slagpartij]. De volgorde waarin de spelers van de slagpartij aan slag komen ligt vast in de zogenaamde ‘slagvolgorde’. Deze slagvolgorde wordt voorafgaande aan de wedstrijd door de coach vastgesteld en bekend gemaakt aan de eigen spelers en de eigen scorer. De eigen scorer overhandigt vervolgens de slagvolgorde aan de scorer van de tegenpartij. In de slagvolgorde is meestal ook een stuk strategie verwerkt. Door een sterke speler 1e slagman te laten zijn kan je indruk maken op de tegenpartij. De bezoekende partij is aan het begin van de wedstrijd altijd het eerst aan slag.
- Na drie nullen wisselen de slagpartij en de veldpartij. De veldpartij wordt dan als slagpartij de aanvaller en de slagpartij wordt als veldpartij in de verdediging gedrongen. Immers, alleen de slagpartij kan punten maken. De veldpartij nooit.
- De slagman- of vrouw moet dan als honkloper via het 1e, 2e en 3e honk de thuisplaat zien te bereiken. Het 4e honk heet dus ’thuisplaat’. De honkloper moet altijd éérder op het honk zijn dan de weggeslagen bal, want anders is hij alsnog uit.
- De slagman kan dan ongehinderd een rondje lopen over het eerste, tweede, derde honk en tenslotte via de thuisplaat een punt scoren. Dat wordt dan een homerun genoemd.
- Als de pitcher vier wijdballen gooit dan heeft de slagman een vrije loop.
- Bereikt de eerste slagman het eerste honk na een goede slag of omdat de pitcher vier wijd gegooid heeft, dan moet hij naar het tweede honk lopen als de tweede slagman de bal het veld in slaat. Als hij zou blijven staan dan zouden er twee spelers op het eerste honk staan en dat mag niet. In zo’n situatie heeft de honkloper dus geen keuze maar moet hij lopen en wordt er gesproken over een gedwongen loop.
- Als alle honken bezet zijn op het moment dat de volgende slagman aan slag is, dan is er voor alle honklopers sprake van een gedwongen loop situatie.
- Wordt er een homerun geslagen met drie honken bezet dan heet dat een grand-slam. De slagman die de bal het veld uit slaat geeft drie honklopers de kans om een punt te scoren.
- Wordt de bal wel hoog en ver, maar niet over het hek geslagen dan is de kans groot dat de bal wordt gevangen.
Veldpartij:
- De verdedigende partij zal proberen de weggeslagen bal zo snel mogelijk naar het honk, waar de honkloper naartoe loopt, aan te gooien.
- Als een weggeslagen bal direct, dus zonder eerst de grond te raken, door een speler van de veldpartij wordt gevangen, is de slagman gelijk uit. Dat kan zijn doordat de bal zo ver en hoog wordt weggeslagen dat die over het achterhek het veld uitgaat en daarmee onbereikbaar is voor de outfielders. Als de bal echt uit het veld is geslagen kunnen de slagman en alle honklopers die eventueel al op een honk stonden op hun gemak over de thuisplaat binnenkomen. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is ook een home-run maar 1 punt waard. Er bestaat dus niet zoiets als een bonus voor het slaan van een home-run. Een home-run slaan is echter wèl eervol. Alle spelers van de slagpartij komen bij een home-run uit de dug-out om hun slagman te feliciteren.
- De verdedigers moeten zorgen dat er geen mensen op het honk komen. De meeste uitjes, of nullen, worden gemaakt op het eerste honk door ballen die aangegooid worden door andere veldspelers.
Veldposities:
De leden van de veldpartij hebben allen een veldpositie ingenomen. De meest voorkomende posities zijn:
- Pitcher: De werper gooit bovenhands; dan heeft de bal meer snelheid dan bij een onderhandse worp. De pitcher werpt de bal in de richting van de slagman. De pitcher probeert de bal zo moeilijk mogelijk in een bepaald gebied, de zogenaamde slagzone, aan te gooien. Om blessures te voorkomen is hier een goede techniek voor nodig en een goede basisconditie. In de wedstrijd moet een pitcher zich goed kunnen concentreren.
- Catcher: De catcher dient beschermende materialen te gebruiken. Een wedstrijd-honkbal is bikkelhard en kan met snelheden rond de 100 km. per uur aankomen. De oefenballen die tijdens de zaaltraining en voor gymlessen op de middelbare school worden gebruikt hebben een zachtere coating. De catcher vangt de ballen die de pitcher gooit. De catcher heeft de leiding over de verdediging. Hij geeft aan welke pitch de pitcher moet gooien. Daarnaast geeft hij aan hoe en waar de bal verwerkt moet worden als deze geslagen wordt. Het is handig als dit een sterke speler is met een sterke arm.
- Eerste honkman: De eerste-honkman moet dan ook als geen ander alle ballen pakken die hij aangegooid krijgt. Het is handig als deze speler een groot veldbereik heeft, oftewel snel en goed ballen kan pakken die geslagen worden. Hij moet snel- en goed voetenwerk hebben. Voor deze positie heb je niet echt een sterke arm nodig, omdat je de meeste ballen naar het eerste honk gooit, vlakbij dus.
- Tweede honkman: De tweede honkman heeft wel een goede fieldtechniek nodig.
- Derde honkman: De derde honkman mag niet bang zijn en moet hard geslagen ballen kunnen verwerken. Safe zijn in het fielden is dus een pré. Ook is het handig als deze speler een sterke arm heeft.
- Korte stop: De korte stop moet een groot veldbereik hebben, hij heeft het grootste deel van het infield te verdedigen en ook de plek waar de meeste ballen komen. De korte stop heeft snel en goed voetenwerk nodig, samen met een goede fieldtechniek. De korte stop geeft leiding aan de rest van de infielders en ondersteunt de catcher.
- Linksvelder: Dit moet een snelle speler zijn. Niet alleen omdat hij een groot deel van het outfield moet dekken, hij moet er ook zijn als de infielders een bal door laten schieten. Een sterke arm is voor deze positie erg handig. Deze speler geeft leiding aan de rest van de outfielders en ondersteunt de catcher.
- Midvelder: Op deze positie moet een speler staan met een van de sterkste armen van het team.
- Rechtsvelder: De rechtsvelder heeft in de ogen van sommigen een ondankbare positie. Er komen niet veel ballen en als ze komen zijn het vaak korte harde ballen of ballen die met veel effect zijn geslagen. Moeilijke ballen dus.
Overige regels:
- De scheidsrechter ziet toe op het dragen van een helm. De scheidsrechter moet direkt slag of wijd bekend maken. Ook een foutbal [ball], uit [out] of in [safe] moet direct door hem worden afgeroepen [een zogenaamde ‘call’] en duidelijk worden gemaakt middels ook voor de outfielders herkenbare armgebaren.
- Als de bal door de slagzone gegooid wordt, geldt het als een slagbal, dus een bal die geslagen kan worden. Als de pitcher drie slagballen gooit en de slagman heeft geen kans gezien de bal het veld in te slaan dan is hij uit. Gooit de pitcher vier wijdballen dan heeft de slagman een vrije loop. Meestal gooit de pitcher niet drie slagballen of vier wijdballen achter elkaar. Wordt een bal wel geraakt door de slagman maar is het een foutslag dan mag hij blijven staan om het nogmaals te proberen. Een foutslag is een slagbal die buiten de lijnen komt.
- Na drie mislukte slagpogingen [drie ‘slag’ of ‘strike’] is de slagman ‘uit’. Dat wordt ook wel een ‘nul’, ‘out’ of ‘down’ genoemd. Na drie spelers van de slagpartij ‘uit’ zijn, wisselen veld- en slagpartij.
- De honken liggen 90 feet bij elkaar vandaan. Het vierde honk is tevens het afslagpunt. Het gedeelte binnen de honken heet het infield.
- Bij een hoge bal die makkelijk te vangen is, is het verstandig als runner op je honk te wachten totdat de bal gevangen is.
De Vangbal: Gevangen in Vlucht
Een vangbal is een cruciale actie in honkbal waarbij een speler van de veldpartij een geslagen, geworpen of gegooid bal vangt terwijl deze nog in de lucht is, zonder dat de bal eerst de grond of een ander object raakt.
Definitie en voorwaarden:
- Een vangbal wordt gemaakt door de veldpartij. Het is het vangen van een bal in vlucht. Een bal in vlucht is een bal die, geslagen, geworpen of gegooid, zonder iets of iemand te raken, door het luchtruim vliegt. Dus als de bal eerst een speler van de slagpartij, of een toeschouwer, of een coach of een hek of een boomtak heeft geraakt, dan kan het nooit meer een vangbal worden.
- Als een weggeslagen bal direct, dus zonder eerst de grond te raken, door een speler van de veldpartij wordt gevangen, is de slagman gelijk uit.
- Probeert echter eerst een andere velder de bal te vangen - bijvoorbeeld de pitcher die de bal recht op zich af krijgt - en stuit deze weg maar blijft ‘in vlucht’ en wordt vervolgens gevangen, dan is het een vangbal. In dit geval mogen honklopers gaan lopen na de eerste aanraking van de bal door een veldspeler. Deze regel is er gekomen om te voorkomen dat een velder eindeloos met de bal jongleert en al jonglerend naar het binnenveld loopt.
- Vangen dient te geschieden met de blote hand en/of met de handschoen. Het gebruiken van enig deel van het tenue is daarbij verboden, daarover in een later hoofdstuk meer, dan is het geen vangbal. Ook dient de bal stevig te worden vastgehouden om controle over de bal aan te tonen. Zonder controle, dus bijvoorbeeld bij laten vallen van de gevangen bal, is geen sprake van een vangbal. Tenzij deze, voordat hij de grond of een ander voorwerp raakt, alsnog wordt gevangen. Dit dient te worden aangetoond door de bal lang genoeg vast te houden. Als bij een snelle actie van een velder de bal direct gegooid moet worden en deze valt dan, dan is nog steeds sprake van een vang.
- Om een bal te vangen mag een velder over een hek of iets dergelijks leunen, hij mag er zelfs op klimmen. Staat hij op de rand van een dugout, dan mag hij zelfs door zijn teamgenoten worden gesteund om niet te vallen. Indien een speler door te leunen de bal vangt, maar vervolgens over het hek, in de dugout of in de tribune valt en nog steeds de bal controleert, dan is het een vangbal.
- Het is wel een vang als een velder de bal in zijn handschoen heeft en deze vanuit de handschoen met een flip, dus zonder met de gooihand aangeraakt te hebben, aan een andere velder doorspeelt.
Gevolgen voor de slagman:
- Als een speler van de veldpartij een weggeslagen bal direct vangt, dus zonder dat de bal eerst de grond raakt, dan is de slagman direct 'uit'. Dit betekent dat de slagman niet verder mag lopen naar het eerste honk en dat er een 'nul' wordt genoteerd voor de slagpartij.
Gevolgen voor honklopers:
- Volgens de spelregels mag de runner niet naar het volgende honk als de bal in 1x zonder stuiter gevangen wordt (uit de lucht). Mocht je als runner al op weg zijn of op het volgende honk staan en de bal wordt gevangen moet je dus terug naar het vorige honk. Het team dat in het veld staat kan de runner op het moment dat je terug zou moeten dan ook uitbranden op het vorige honk. Echter, als de runner wacht tot de bal daadwerkelijk in de handschoen gevangen is mag hij naar het volgende honk rennen.
- Als de bal gevangen wordt, moeten de honklopers terugkeren naar het honk dat ze bezetten op het moment dat de bal geslagen werd. Zodra de bal gevangen is, mogen ze proberen op te schuiven naar het volgende honk. Dit wordt "tagging up" genoemd. Als een honkloper te vroeg vertrekt en de bal wordt gevangen, kan hij "uit" gemaakt worden als de bal naar het honk wordt gegooid waar hij vandaan kwam, voordat hij dat honk weer aanraakt.
Tactische overwegingen:
- Bij een hoge bal die makkelijk te vangen is, is het verstandig als runner op je honk te wachten totdat de bal gevangen is.
- In bepaalde situaties, bijvoorbeeld wanneer er minder dan twee "uit" zijn, kan een team ervoor kiezen om een speler op het eerste honk te laten stelen (proberen door te lopen naar het tweede honk) op het moment dat de bal geslagen wordt. Als de bal gevangen wordt, is de loper "uit", maar als de bal niet gevangen wordt, kan hij een extra honk veroveren.
Uitgaan
Er zijn vele manieren voor een speler om ‘uit’ te gaan.
Lees ook: Het leven van Harry Kruyssen
- Na drie mislukte slagpogingen [drie ‘slag’ of ‘strike’] is de slagman ‘uit’. Dat wordt ook wel een ‘nul’, ‘out’ of ‘down’ genoemd.
- Als een weggeslagen bal direct, dus zonder eerst de grond te raken, door een speler van de veldpartij wordt gevangen, is de slagman gelijk uit.
- Als zowel het 1e als het 2e honk bezet is, geldt dus voor beide lopers een gedwongen loop. Als alle drie de honken al bezet waren, dan moet de loper die op het 3e honk staat proberen om binnen te komen en een punt te maken.
- De eerste honkman, met één voet op het honk en met de handschoen open, staat klaar om de bal te vangen die bijvoorbeeld door de korte stop naar hem wordt toegegooid. Heeft hij de bal gevangen voordat de slagman het eerste honk kan aantikken dan is die slagman uit.
- Elke vangbal is ook een nul en ook elke speler die op de honken uitgemaakt wordt is een nul.
Materiaal en uitrusting
Het basismateriaal van een honkballer bestaat uit een bal, een handschoen en een knuppel. Bovendien worden er bij honkbal speciale schoenen gebruikt. De spelers die in een wedstrijd aan slag komen, moeten verplicht een slaghelm op doen.
- De handschoen is het belangrijkste onderdeel van de uitrusting. Het is ook heel persoonlijk. De handschoen vormt zich naar je hand en naar de manier waarop je hem gebruikt. De catcher gebruikt een handschoen van een duidelijk ander model dan de andere spelers. Het is een grote en veel dikkere handschoen dan de anderen. Maar ook de handschoenen van de andere spelers in het veld zijn verschillend. De outfielders gebruiken hele grote handschoenen om de hoge verre ballen goed te kunnen vangen.
- De buitenkant van de bal die in de honkbalsport wordt gebruikt is van leer en ongeveer even groot als een tennisbal maar wel bijna zes maal zo zwaar.
- Het is heel belangrijk om een knuppel te gebruiken die bij je past. De keuze van de knuppel die je het beste kan gebruiken, is afhankelijk van je lengte, je gewicht, je kracht en snelheid. Veel spelers, en dat geldt zeker voor beginners, denken dat ze beter en verder kunnen slaan met een grotere knuppel. Daarmee kunnen ze niet snel genoeg reageren op de door de pitcher geworpen bal. Het resultaat is dat ze geen bal raken of te laat zijn en daarom de bal buiten de lijnen slaan. Ze bereiken dus het tegenovergestelde van wat de bedoeling is. Een vuistregel voor beginners is om eerst die knuppel te kiezen die je nog gemakkelijk kan hanteren en vervolgens een iets lichtere knuppel te gebruiken.
- De catcher draagt een helm, een masker, een body protector en beenkappen (legguards). Hij moet de door de pitcher geworpen ballen vangen en dat gaat niet altijd even eenvoudig. Het gebeurt dan ook vaak dat de geworpen bal niet in zijn handschoen terechtkomt maar dat de catcher de bal tegenhoudt met zijn lichaam.
Lees ook: Wendy Bussum Honkbal: Jouw nieuwe team?
Lees ook: Wat is het verschil?