Waterpolo, een dynamische en tactische sport, combineert elementen van zwemmen, handbal en basketbal in een wateromgeving. Goed begrip van de spelregels is essentieel voor zowel spelers, coaches als toeschouwers. Dit artikel biedt een gedetailleerd overzicht van de waterpoloregels en de bijbehorende penalties, gebaseerd op de richtlijnen van de KNZB en FINA.
De Spelregels Commissie (SC)
De Spelregels Commissie (SC) van de KNZB speelt een cruciale rol in de interpretatie en toepassing van de internationale waterpoloregels in Nederland. Periodiek ontvangt de SC voorstellen en nieuwe interpretaties van de FINA (Fédération Internationale de Natation). De SC beoordeelt hoe deze internationale regels en richtlijnen het beste in de Nederlandse context kunnen worden toegepast en communiceert dit naar alle officials in Nederland. De SC fungeert als de enige officiële vraagbaak in Nederland voor waterpoloregels en hun toepassing. Voor vragen over de spelregels, kan men zich richten tot de spelregelcommissie.
Het Speelveld
De afmetingen van het speelveld variëren, maar voor heren is het doorgaans 20 meter breed en maximaal 30 meter lang. De minimale diepte van het zwembad is 1,80 meter. Belangrijke markeringen in het veld zijn:
- Doellijn: De doellijn bevindt zich aan de voorkant van het doel, ter hoogte van de doelpalen. Een doelpunt wordt gescoord wanneer de bal deze lijn volledig heeft gepasseerd, tussen de doelpalen.
- 2-meterlijn: Deze lijn bevindt zich 2 meter voor de doellijn en wordt gemarkeerd met rode pionnen. Een aanvallende speler mag zich niet binnen deze zone begeven zonder de bal in zijn bezit te hebben. Een aanvallende speler mag alleen binnen de 2 meter komen, als hij de bal al in zijn bezit heeft en wil gaan scoren.
- 6-meterlijn: De 6-meterlijn ligt 6 meter voor de doellijn en wordt aangeduid met gele pionnen. Deze lijn is van belang voor het bepalen van de straffen. Een vrije bal binnen de 6 meter mag niet direct op het doel worden geschoten; de bal moet eerst door een medespeler worden aangeraakt. Buiten de 6 meter mag een vrije bal wel direct op het doel worden geschoten, mits de speler in één keer schiet en niet eerst dreigt met de bal.
- Middellijn: De middellijn bevindt zich in het midden van het speelveld en wordt gemarkeerd met witte pionnen.
- Doelen: De beide doelen bevinden zich midden op de achterlijnen van het veld. De lijnen worden aangegeven met pionnen op de kant.
De Bal en Uitrusting
Waterpolo wordt gespeeld met een speciale bal die veel grip heeft, zodat hij met één hand kan worden vastgehouden. De bal voor herenteams (nummer 5) is ongeveer even groot als een voetbal en weegt 400-450 gram. De bal voor damesteams is iets kleiner en lichter (nummer 4).
Een team bestaat uit zes veldspelers en een keeper. Spelers dragen een cap: wit voor het thuisspelende team en blauw voor het uitspelende team. Keepers dragen een rode cap. Spelers kunnen ook oorbeschermers dragen in de kleur van hun team om hun oren te beschermen.
Lees ook: Hoeveel calorieën verbrand je met korfbal?
Spelverloop en Tijd
Een waterpolowedstrijd is verdeeld in vier periodes. De duur van deze periodes varieert afhankelijk van de leeftijd van de spelers, het competitieniveau en het land, maar ligt meestal tussen de 3 en 8 zuivere minuten. Bij Waterpolo Residentie duren alle periodes 5 minuten. Na twee periodes wisselen de teams van speelhelft. De tijd wordt stilgelegd bij overtredingen en hervat bij het nemen van de vrije worp.
Tijdens competitiewedstrijden wordt de 30-seconden aanvalsregel gehanteerd (met uitzondering van aspiranten D en E). Dit betekent dat een team binnen 30 seconden een schot op het doel moet lossen. Als dit niet gebeurt, gaat de bal naar de tegenpartij. Als de bal na een schot op het doel weer in het bezit komt van dezelfde (aanvallende) partij, wordt de klok op 20 seconden gezet. Er zijn situaties waarin de 30-seconden klok opnieuw wordt ingesteld.
Overtredingen en Strafmaatregelen
Er zijn verschillende soorten overtredingen in waterpolo, die elk een andere straf tot gevolg hebben:
- Lichte overtredingen: Deze worden bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij. De speler kan de bal afspelen op een medespeler of zelf verder zwemmen. De vrije worp mag direct op het doel worden geschoten als de overtreding buiten de 6-meterzone plaatsvindt. Als de vrije worp zich binnen het 5 meter gebied van de tegenpartij bevindt, mag de vrije worp niet in 1 keer op het doel worden geschoten.
- Zware overtredingen (U20): Zware overtredingen worden bestraft met een U20 (uitsluiting voor 20 seconden). De bestrafte speler moet naar het terugkomvak bij de eigen doellijn, tegenover de jurytafel. De speler mag terugkeren in het spel wanneer de eigen partij de bal herovert of na 20 seconden, op teken van de scheidsrechter. Als de speler nog niet in het terugkomvak is wanneer de 20 seconden voorbij zijn, moet hij eerst naar de hoek zwemmen. Voorbeelden van overtredingen die met een U20 worden bestraft, zijn het vasthouden van een tegenspeler, het weggooien van de bal na het fluitsignaal, of commentaar op de leiding.
- 5-meterbal (strafworp): Wanneer een zware overtreding binnen de 6-meterzone plaatsvindt met een duidelijke scoringskans, kent de scheidsrechter een 5-meterbal toe. Dit is vergelijkbaar met een penalty in voetbal. De speler neemt de strafworp vanaf de 5-meterlijn, met alleen de keeper tussen hem en het doel. Als er een grove overtreding gemaakt wordt binnen de 5 meter dan kan er een '5 meter bal' gegeven worden. Dit is een vrije worp van 5-meter tussen de speler en de keeper. Als een verdediger expres gaat liggen bij een U20, wordt er ook een vijf-meterbal toegekend.
- Uitsluiting na drie U20's: Indien een speler driemaal wordt uitgesloten voor 20 seconden (een U20), mag hij niet meer deelnemen aan het spel.
- UMV en UMV4: Zeer zware overtredingen worden bestraft met een UMV (Uitsluiting Met Vervanging) of UMV4 (Uitsluiting Met Vervanging na 4 minuten). Bij een UMV is de duur van de uitsluiting 20 seconden netto speeltijd, waarna een ploeggenoot de speler mag vervangen. Bij een UMV4 mag een medespeler de plaats innemen van de bestrafte speler na 4 minuten netto speeltijd. De bestrafte speler zelf mag niet meer deelnemen aan het spel en moet de zwemhal of het zwemterrein verlaten. Ook plaatsnemen in het publiek is voor de uitgesloten speler niet toegestaan. De official doet de uitspraak over de strafmaat.
Overige Regels en Situaties
- Neutrale Inworp: Wanneer een scheidsrechter een overtreding ziet maar niet goed weet wie de overtreding begaat, of wanneer twee spelers tegelijkertijd een overtreding begaan, wordt een neutrale inworp toegekend. Twee spelers gaan naast elkaar voor de scheidsrechter liggen, waarna de scheidsrechter de bal op het water gooit.
- Hoekworp: Wanneer de keeper de bal als laatste raakt voordat de bal over de achterlijn gaat, wordt een hoekworp toegekend. Dit geldt niet wanneer een verdediger de bal als laatste raakt, tenzij hij of zij met opzet de bal tegen de achterkant of over de achterlijn duwt of gooit. In dat geval wordt er ook een hoekworp gegeven.
- Balbezit: De bal mag door veldspelers maar met één hand tegelijk worden aangeraakt. Keepers mogen de bal met twee handen aanraken binnen de 6 meterzone. Verder mogen spelers die de bal vasthouden onder water worden geduwd, maar de bal zelf mag niet onder water komen als een speler wordt aangevallen. De bal met twee handen tegelijk aanraken of de bal onder water duwen als je wordt aangevallen wordt bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij. Zodra een speler de bal krijgt móet hij zwemmen.
- Verlenging: Bij wedstrijden waar een winnaar uit moet komen, bijvoorbeeld een bekerwedstrijd, kan een verlenging nodig zijn. Een verlenging heeft 2 periodes. Na 1 periode van de verlenging wisselen de teams van speelhelft. Een periode in de verlenging duurt even lang als in de reguliere speeltijd.
- Waterpolo leeftijd groepen: Met waterpolo heb je verschillende groepen gebaseert op leeftijd. Vanaf de B heb je ook een 30 seconden klok in die tijd moet je scoren, bij alles onder de B heb je geen 30 seconden klok. Dit is 'buitenspel' in voetbaltermen van waterpolo.
Zwemtechnieken
Bij waterpolo zijn verschillende zwemtechnieken van groot belang:
- Borstcrawl: De borstcrawl biedt een grotere bewegingsvrijheid van de armen dan de rugcrawl. Het voorwaarts bewegen van de armen (contrafase) geschiedt boven water, wat de weerstand vermindert. Het rollen van het lichaam over de lengteas zorgt voor een meer economische glijding door het water.
- Rugcrawl: Bij rugcrawl ligt de zwemmer op de rug. Een voordeel is de eenvoudige ademhaling, een nadeel is dat de zwemmer niet ziet waar hij zich bevindt. Een goede beenslag is essentieel om zijwaartse afwijkingen te compenseren.
- Schoolslag: Schoolslag is een discontinue slag. Bij geoefende zwemmers is de armslag primair stuwend, bij beginners wordt deze gebruikt om het hoofd boven water te houden. De contrafase vindt onder water plaats, wat veel weerstand veroorzaakt. De beenbeweging is de belangrijkste stuwingfactor.
- Vlinderslag: De vlinderslag is de op één na snelste zwemslag, maar wordt bij waterpolo vrijwel niet gebruikt. Het is een 'hoofdzaak', waarbij de bewegingen van het hoofd ten opzichte van de romp cruciaal zijn.
- Watertrappen: Watertrappen is een techniek om het hoofd boven water te houden door een trappende beweging met de benen.
Lees ook: Wat verdient een derde keeper?
Lees ook: Hoeveel vlakken heeft een voetbal?