Inleiding
Doping in de sport, en met name in het voetbal, is een complex en controversieel onderwerp met een lange geschiedenis. Van de oude Grieken tot de moderne tijd, atleten hebben gezocht naar manieren om hun prestaties te verbeteren, soms met behulp van verboden middelen. Dit artikel duikt in de geschiedenis van doping in het voetbal, waarbij zowel de ontwikkelingen in Oost- als West-Europa, alsmede de internationale inspanningen om doping te bestrijden, aan bod komen.
Vroege vormen van prestatieverbetering
Al in de Noorse mythologie werd gesproken van Berserkers, krijgers die zich met een razende furie in het strijdgewoel stortten. Het eerste bekende geval van het gebruik van stimulerende middelen om sportieve prestaties te verbeteren, dateert uit het oude Griekenland. Bij de Olympische Spelen in de derde eeuw voor Christus dronken hardlopers een kruidendrank waardoor ze langer konden blijven presteren. Dit gebruik sloeg over op de Romeinen. Menners van strijdwagens voerden hun paarden verschillende mengsels om sneller te kunnen rennen en gladiatoren gebruikten spierversterkende middelen. Er werden prestatieverhogende middelen ingezet, zoals testikels van stieren en honden en harten van leeuwen. Overleveringen van de Inca’s wezen uit dat zij niet alleen mengsels van coffeïne en alcoholhoudende dranken innamen, maar dat ze ook vlak voor een wedstrijd op Coca-bladeren kauwden.
De term "doping" zelf vindt zijn oorsprong in het zuiden van Afrika, waar stammen vanaf de tiende eeuw na Christus verschillende combinaties van planten, kruiden en poeders 'dop' noemden. Deze middelen werden gebruikt om scherper en sneller te zijn en langer wakker te kunnen blijven. Nederlandse kolonisten die in de zeventiende eeuw met dit gebied en de bewoners in aanraking kwamen, raakten ook bekend met deze middelen. Vanaf de negentiende eeuw vervingen drugs en chemisch gemaakte middelen de oude paddenstoelen, plantenwortels en bladeren. Al in 1807 werd opium gebruikt in grote atletiekwedstrijden en in de jaren zestig van dezelfde eeuw werd nitroglycerine, dat ook een onderdeel is van dynamiet, gebruikt om vermoeidheid tegen te gaan in wielerrondes. Het eerste gedocumenteerde geval van doping vond tijdens een zwemwedstrijd in Nederland in 1865 plaats.
Doping in Oost-Duitsland (DDR)
Na de Tweede Wereldoorlog nam het dopinggebruik een grote vlucht. In de Duitse Democratische Republiek (DDR) werd topsport gebonden aan ideologische richtlijnen en doelstellingen. Reeds in de vijftiger jaren was de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) al druk met het royaal ondersteunen van topsport. In 1950 bepaalde de eerste jeugdwet in de DDR dat er een universiteit voor lichamelijke cultuur nodig was. Deze werd vervolgens op 22 oktober 1950 ingehuldigd. De staats- en partijleiding van de DDR zag in topsport een belangrijk middel om zich internationaal te profileren. Het ondersteunen van sport was een belangrijke zuil van de SED-politiek, in het bijzonder haar buitenlandse politiek. In de grondwet was vastgelegd dat voor een volmaakt beeld van een socialistische persoonlijkheid, sport nodig was en daarom werd gestimuleerd en ondersteund. Sporters moesten de natie dienen en hun land waardig vertegenwoordigen. Hiervan getuigde ook de veel gebruikte term “Ambassadeurs in trainingspak”. Sport was een belangrijk instrument in de “klassenstrijd”, vooral tussen beide Duitse staten.
Vanaf midden jaren zestig werd doping (men noemde het ondersteunende middelen) gebruikt in de DDR, echter nog niet zo centraal gepland en gecoördineerd als tien jaar later. Op 14 juni 1974 besloot het Centrale Comité van de SED tot de invoering van het “Staatsplanthema 14.25”. Dit plan omvatte de opbouw van een door de staat georganiseerd, gestuurd en ondersteund dopingprogramma bij topsporters. Systematisch onderzoek naar ondersteunende middelen die in het lichaam niet of nauwelijks waren terug te vinden, werd groots opgezet. Sportinstituten, centra voor microbiologie, een faculteit geneeskunde, alsmede farmaceutische bedrijven werden ingezet. In eerste instantie werden voornamelijk anabolica als Oral-Turinabol, Androstendion en Mestanolon toegediend. Deze toediening werd slechts in uitzonderingsgevallen met de sporter besproken. Artsen en psychologen braken met hun geheimhoudingsplicht en bespraken hun “geval” met trainers en functionarissen, maar niet met de sporter of zijn/haar ouders. Opgelopen schade werd zo mogelijk verborgen gehouden, wat een risico op vervolgschade opleverde. Het door de staat toegepaste dopingprogramma betrof niet alleen mondige volwassen sporters. Ook minderjarigen kregen doping toegediend zonder dat zij of hun ouders het wisten. In totaal betrof het circa 15.000 sporters. In takken van sport waarin het allerhoogste kon worden bereikt, werden ook dertien- en veertienjarigen van doping voorzien.
Lees ook: Passie en Kritiek NAC Breda Ultras
Het dopingpakket was rijk geschakeerd, van “klassieke stimulantia” tot massaal misbruik van anabolica (jaarlijks gebruik: 2 miljoen tabletten) tot toedienen van hormonen, psychofarmaca, alsmede bloeddoping en groeihormonen. Dit laatste middel werd reeds jaren toegepast bij kleine mensen met groeistoornissen. Bij onjuist gebruik of verhoogde dosis kon het tot misvorming van sommige lichaamsdelen leiden. Mensenrechtenschendingen waren het product van de centrale planning in dit segment van van de DDR-sport. Klein was de dadergroep niet. Jaarlijks waren rond 1500 personen bezig met onderzoek naar en toepassing van doping. Naast doping was er nog een andere vorm van sportbedrog, namelijk verborgen manipulatie van scheidsrechters ten gunste van de voetbalclub SV Dynamo, waarvan de baas van de Stasi, Erich Mielke, sedert 1954 voorzitter was. Vanwege intimidatie van de pers werden deze praktijken niet blootgelegd.
De jonge sporters kregen hun dagelijkse dosis van die mensen die ze het meest vertrouwden en met wie ze de meeste tijd doorbrachten: hun trainers. Sporters werd gezegd dat die gekleurde pillen vitamines waren. Ze moesten die pillen voor de ogen van hun trainer wegslikken en hen werd verboden daar ook maar met iemand over te praten. Kritiek van de atleten was in zijn algemeenheid slechts binnen nauwe grenzen mogelijk. Aangezien de salarissen van de trainers direct samenhingen met de prestaties van hun pupillen, werd tegen hun belangen in besloten. Dit ging het gemakkelijkst wanneer men de sporters beloog en bedroog. Ook van de zijde van de sporters begon in de tachtiger jaren weerzin te bestaan tegen toediening onder dwang. Van het oorspronkelijk centralistisch gestuurde dopingprogramma was in de loop van de jaren tachtig weinig overgebleven. Over het gehele land hadden zich dopingcentra gevormd, gefinancierd door de Stasi, door actieve SED-districtsbesturen, door notoir ambitieuze sportclubs, door premie-afhankelijke trainers en soms ook door succesvolle atleten die doping uit het westen meebrachten om het in valuta om te wisselen.
In de herfst van 1989 werd het bevel gegeven belastend materiaal te vernietigen. Tussen november 1989 en april 1990 verdween veel materiaal in de papierversnipperaar, maar niet alles. Met het openen van de archieven viel het sportwonder DDR als een kaartenhuis in elkaar. Deze archieven brachten veel duistere zaken aan het licht: het systeem had veel slachtoffers geproduceerd. Schattingen in de DDR wezen uit dat als gevolg van het Staatsplanthema 14.25 bij zo’n 20 procent van de sporters onherstelbare schade was opgetreden.
Doping in West-Duitsland
Hoewel de focus vaak ligt op het dopinggebruik in Oost-Duitsland, vond er ook in West-Duitsland dopinggebruik plaats. Johan Cruijff merkte in 2013 op dat West-Duitse voetballers altijd groter en flinker leken. Uit een rapport van de Berlijnse Humboldt-Universiteit bleek dat doping in West-Duitsland sinds de jaren '50 al plaatsvond, en vanaf de jaren '70 stelselmatig gebeurde met steun van de regering. De aanleiding hiervoor waren de resultaten van de Olympische Spelen van Mexico in 1968, waar de sporters van de DDR hoger scoorden dan West-Duitse sporters. Een West-Duitse minister zou geëist hebben over ‘dezelfde middelen als de Oost-blok-atleten’ te beschikken. Voetballers waren de grootste afnemers van doping in West-Duitsland. Ook minderjarige en vrouwelijke sporters kregen doping toegediend, met name anabolen. Het nieuws over het dopinggebruik van West-Duitse sporters sinds de jaren ’70 werd in 2013 bekend nadat het dagblad Süddeutsche Zeitung de hand wist te leggen op een geheim rapport van de Berlijnse Humboldt-Universiteit.
Doping in Nederland
Ook in Nederland verschenen berichten dat Nederlandse voetballers in die tijd op grote schaal doping gebruikten.
Lees ook: Kleding en benodigdheden Uganda
De opkomst van dopingcontroles
In 1928 nam de Internationale Atletiek Federatie (IAAF) al een dopingverbod op in de reglementen. Maar zonder controle is dat een wassen neus. Nadat de wielrenners in 1965 nog een anti-dopingreglement verwerpen, vinden pas in 1966 de eerste dopingcontroles plaats tijdens het WK voetbal in Engeland en de Tour de France. Bij vijf renners wordt een verboden stof in de urine gevonden. Een jaar later sterft de Brit Tommy Simpson tijdens de Tour op de flanken van de Mont Ventoux. Een combinatie van oververhitting, uitputting, alcohol en amfetaminen wordt hem fataal. De beelden waarop Simpson van zijn fiets valt, gaan de hele wereld over en sporen de medische commissie van het IOC aan in 1967 een dopinglijst op te stellen.
In 1966 startten de UCI (wielrennen) en de FIFA (voetbal) als eerste Internationale Federaties met dopingcontroles. Dit gebeurde tijdens de wereldkampioenschappen voetbal en de Tour de France. De Fransman Raymond Poulidor was de eerste wielrenner die tijdens de Tour werd aangewezen om een dopingcontrole te ondergaan. Ook stelde de medische commissie van het IOC voor het eerste een dopinglijst vast. Bij de Common Wealth Games in 1974 in Auckland, Nieuw Zeeland, werden dopingcontroles uitgevoerd waarbij voor het eerst getest werd op anabole steroïden. Het gebruik van anabole steroïden werd door het IOC in 1976 verboden. Tijdens de Europese zwemkampioenschappen in 1977 in het Zweedse Jönkoping werd er op 14 augustus voor het eerst in de Europese zwemhistorie op doping gecontroleerd. Reden om met die controles te beginnen was de positieve dopingtest van een Joegoslavische waterpoloër een jaar eerder tijdens de Olympische Spelen in Montreal. De controles waren toen gericht op het aantonen van ‘stimulerende middelen’.
De oprichting van WADA en de huidige aanpak
In 1998 vonden er een aantal gebeurtenissen (Cannabis verboden of niet?, Festina-affaire, Aziatische Spelen en wereldkampioenschappen zwemmen) plaats, waardoor de leden van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) en een aantal overheden een betere samenwerking noodzakelijk vonden om de strijd tegen dopinggebruik in de sport systematischer en eenduidiger aan te pakken. Ze streefden naar een antidopingorganisatie met als doel harmonisatie van de antidopingregels, de dopinglijst en de sancties. Dit leidde op 10 november 1999 tot de oprichting van het Wereld Anti-Doping Agentschap, oftewel het World Anti-Doping Agency (WADA).
De eerste Wereld Anti-Doping Code van WADA werd in 2004 van kracht. Hierin werd de huidige definitie van doping gegeven: 'Doping is een overtreding van een of meer bepalingen van het dopingreglement'. Sinds de invoering van de Code worden er in alle landen en binnen alle sporten dezelfde regels, dopinglijst en sancties gehanteerd. Organisaties die zich aangesloten hebben bij WADA zijn verplicht om de Code en de internationale standaarden over te nemen en uit te voeren.
De afgelopen decennia maken een ding duidelijk: het is voor sporters steeds moeilijker om doping te gebruiken. In een bloedpaspoort worden hun bloedwaarden bijgehouden. Ze moeten exact aangeven waar ze zich op welk uur van de dag bevinden om beschikbaar te zijn voor een onverwachte controle. En zelfs als de medaille binnen is, worden de urine- en bloedstalen jarenlang bewaard en kan er met terugwerkende kracht en een verbeterde test een verboden middel worden opgespoord.
Lees ook: Steun het Nederlands Elftal met stijl
Bekende dopingschandalen in het voetbal
Diego Maradona werd in 1994 van het WK in Amerika gestuurd omdat hij cocaïne had gebruikt. Rondom de Champions League-finale Ajax - Juventus in 1996 heeft altijd de geur van doping gehangen. Andere Tijden Sport toonde in 2013 aan dat de spelers van Juventus met bloedwaarden rondlopen waarvoor wielrenners een startverbod krijgen. Een Italiaanse rechter concludeert later dat de clubarts van Juventus sportieve fraude heeft gepleegd door ongeoorloofd medicijngebruik in die periode. Niemand wordt gestraft, omdat de zaak is verjaard. De cup blijft in Italië.
De ethische discussie en de toekomst van dopingbestrijding
De vraag of topsport ooit volledig dopingvrij kan zijn, blijft een onderwerp van discussie. Er zullen altijd sporters en artsen zijn die de grenzen opzoeken en proberen de controles te omzeilen. Sommigen bepleiten zelfs het vrijgeven van doping onder medisch toezicht, in de veronderstelling dat dit eerlijker zou zijn en de gezondheidsrisico's beter beheersbaar.
tags: #doping #voetbal #geschiedenis