Het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn is al jarenlang een bron van controverse. Enerzijds wordt hij door sommigen gezien als een held, een grondlegger van de Nederlandse handelsnatie. Anderzijds wordt hij door velen beschouwd als een oorlogsmisdadiger, verantwoordelijk voor de wrede uitroeiing van de bevolking van de Banda-eilanden. Deze verdeeldheid komt tot uiting in aanhoudende protesten rondom het standbeeld, waarbij demonstranten oproepen tot verwijdering en herplaatsing in een educatieve context.
Een Standbeeld met een Beladen Geschiedenis
Het bronzen beeld van Jan Pieterszoon Coen, vervaardigd door de beeldhouwer Ferdinand Leenhoff, werd in mei 1893 onthuld op de Roode Steen in Hoorn. Het initiatief kwam van de toenmalige burgemeester, die het standbeeld zag als een symbool van de glorieuze geschiedenis van de stad. De onthulling werd groots gevierd en de Nieuwe Rotterdamsche Courant prees Hoorn voor het plaatsen van "een teken rijker weer geworden van haar groot verleden".
Echter, niet iedereen deelde deze mening. Al voor de onthulling klonk er kritiek op de daden van Coen in Nederlands-Indië. De democratische krant Recht voor Allen vroeg aandacht voor de "gruweldaden" die Coen had begaan. Ook historicus J.A. van der Chijs stelde in 1886 dat er bloed aan zijn naam kleefde en dat één standbeeld in Batavia wel genoeg was.
Protesten en Verzet
De kritiek verstomde niet. In 1929 schreef de NRC over de moordpartij in Banda als "de spreekwoordelijke bloedrode bladzijde in onze koloniale geschiedenis". Desondanks bleef de gemeente Hoorn het standbeeld promoten, bijvoorbeeld op ansichtkaarten.
In de loop der jaren is het standbeeld meermaals beklad met rode verf, als symbool voor het bloed dat aan Coens handen kleeft. In 1987, tijdens de herdenking van zijn 400ste geboortedag, waren er grootschalige protesten. Een groep Molukkers verspreidde pamfletten waarin ze aandacht vroegen voor de moordpartijen onder de Indische en Molukse bevolking. De Molukse kunstenaar Willy Nanlohy bedekte zijn beelden met zwarte kleden als teken van rouw en overhandigde prins Claus een bundel met de wandaden van Coen.
Lees ook: Analyse van de mannelijke rugbysporter
In 2011 lanceerde journalist Eric van de Beek een burgerinitiatief om het standbeeld te laten verwijderen. Hij stelde dat Coen onder historici bekend stond als een "foute Nederlander" en wist het onderwerp op de politieke agenda te krijgen.
In juni 2020 escaleerden de protesten, met demonstraties voor en tegen het standbeeld. De politie deelde later beelden van zeven verdachten die betrokken waren bij de rellen.
De Bredere Context: Beeldenstorm en Sportverdwazing
De discussie rond het Coen-standbeeld staat niet op zichzelf. Wereldwijd worden standbeelden van controversiële historische figuren onder de loep genomen en soms verwijderd. Dit fenomeen, vaak aangeduid als "beeldenstorm", roept vragen op over hoe we omgaan met ons verleden en welke figuren we willen eren.
In Nederland is er ook een interessante parallel te trekken met de "sportverdwazing" uit de vorige eeuw. Tot diep in de jaren tachtig werd sport vaak gezien als een onbelangrijke afleiding. Het idee om standbeelden voor sporters op te richten, werd afgedaan als "verafgoding". Anno nu is dat beeld compleet veranderd en wemelt het van de standbeelden voor sporters, als eerbetoon voor hun prestaties.
Hockey: Van Werkverschaffing tot Wereldkampioenschap
Hoewel de protesten rond het Coen-standbeeld centraal staan, is er ook een link met de hockeywereld. Het Wagener Stadion in het Amsterdamse Bos, een van de speellocaties van het WK hockey voor vrouwen, heeft een interessante geschiedenis.
Lees ook: Eddy Pieters Graafland: Carrièreoverzicht
In de jaren dertig, tijdens de economische crisis, werden in Nederland veel sportterreinen aangelegd als werkverschaffingsprojecten. Voor hockeyclub Amsterdam was het nieuwe stadion een redding nadat de club was verbannen uit het Olympisch Stadion. De aanleg van het stadion kostte destijds 342.000 gulden, wat in onze tijd ongeveer 3,2 miljoen euro zou zijn. Het communistische gemeenteraadslid Leen Seegers protesteerde destijds tegen de aanleg van hockeyvelden in het kader van werkverschaffing.
In 1938 werd het stadion geopend met een vierlandentoernooi, waarbij Nederland en Duitsland de droomfinale speelden. De wedstrijd eindigde echter in ruzie omdat er geen regels waren voor een gelijkspel. Al in datzelfde jaar werd voorgesteld om het stadion te vernoemen naar Joop Wagener, vanwege zijn grote verdiensten voor de Amsterdamse hockeywereld.
Lees ook: Een diepgaande blik op de historische prestaties van het Duitse Dames Hockeyteam.