Zaalhockey is een dynamische en technische variant van hockey die binnenshuis wordt gespeeld. Het is een aantrekkelijke optie voor hockeyers die ook in de wintermaanden actief willen blijven. Zaalhockey staat bekend om zijn snelle spel, technische vaardigheden en tactische diepgang. Dit artikel geeft een gedetailleerd overzicht van het aantal spelers in een zaalhockeyteam en andere belangrijke aspecten van deze sport.
Inleiding tot zaalhockey
Zaalhockey biedt een leerzame en leuke ervaring voor hockeyers van alle niveaus. Het spel is sneller en vereist een ander type stick en aangepaste spelregels. Hoewel deelname niet verplicht is, wordt van de meeste teams in de categorieën E t/m A verwacht dat ze deelnemen aan zaalhockey. Zaalhockey is voor iedereen die graag in de winterperiode wil hockeyen. Je hoeft niet per se veldhockey te spelen om te mogen zaalhockeyen.
Verschillen met veldhockey
Zaalhockey verschilt op een aantal belangrijke punten van veldhockey:
- Aantal spelers: 6 spelers (5 veldspelers en 1 keeper) in plaats van 11.
- Veld: Een kleiner veld met balken langs de zijlijnen.
- Stick: Een plattere en lichtere zaalstick.
- Spelregels: Aangepaste regels voor een sneller spel.
Samenstelling van een zaalhockeyteam
Een zaalhockeyteam bestaat uit 12 spelers, waarvan er maximaal 6 tegelijkertijd in het veld staan. Dit omvat 5 veldspelers en 1 keeper. Het beperkte aantal spelers op het veld maakt het spel intensiever en tactischer.
Het belang van wisselen
Zaalhockey is een intensieve sport, waarbij hoogfrequent gewisseld wordt. Omdat zaalhockey zo intensief is, is het cruciaal om regelmatig te wisselen om de intensiteit hoog te houden. Veel teams maken gebruik van de zogeheten "teamwissel", waarbij het gehele team wordt gewisseld voor 5 spelers die op de bank zitten. Wissels moeten echter correct worden uitgevoerd; spelers moeten volledig uit het veld zijn voordat een andere speler het veld betreedt, anders kan dit een strafcorner opleveren.
Lees ook: Wisselbeleid in het voetbal
Tactische overwegingen bij een 6-speler indeling
De beperkte ruimte en het kleine aantal spelers vereisen specifieke tactische overwegingen. Het kleine veld vereist snelle en precieze passing om de bal in bezit te houden en kansen te creëren. Continue beweging zonder bal is essentieel om ruimtes te creëren en passinglijnen te openen. Er moet direct druk worden gezet op de bal bij balverlies om snel balbezit terug te winnen. De zijbalken kunnen strategisch gebruikt worden om de bal langs de tegenstander te spelen of om jezelf ruimte te geven.
Mogelijke opstellingen
Er zijn verschillende opstellingen mogelijk in zaalhockey met 6 spelers. De meest voorkomende zijn:
- 1-2-2: Eén verdediger, twee middenvelders en twee aanvallers.
- 2-1-2: Twee verdedigers, één middenvelder en twee aanvallers.
- 1-3-1: Eén verdediger, drie middenvelders en één aanvaller.
De keuze voor een bepaalde opstelling hangt af van de sterke en zwakke punten van het team, de speelstijl en de tegenstander.
Taken per positie
- Keeper: De keeper is cruciaal in zaalhockey vanwege de korte afstand tot het doel. Goede reflexen, positionering en communicatie zijn essentieel.
- Verdedigers: Verdedigers moeten sterk zijn in de één-tegen-één verdediging, het onderscheppen van passes en het opzetten van de aanval.
- Middenvelders: Middenvelders zijn de verbindingsspelers tussen de verdediging en de aanval. Ze moeten een goed overzicht hebben, accurate passes geven en verdedigend hun taken uitvoeren.
- Aanvallers: Aanvallers moeten snel, behendig en doelgericht zijn. Ze moeten kansen creëren en benutten.
Specifieke tactieken
- Overlapping: Middenvelders en aanvallers kunnen overlappende runs maken om verdedigers uit positie te lokken en passinglijnen te creëren.
- Blokkade zetten: Spelers zonder bal kunnen blokkades zetten voor hun teamgenoten om hen ruimte te geven om te dribbelen of te schieten.
- Snel uitverdedigen: Na balwinst moet de bal snel uit de verdediging gespeeld worden om een snelle aanval op te zetten.
- Hoge druk zetten: Bij balverlies direct druk zetten op de bal om de tegenstander te dwingen tot een fout of om de bal snel terug te winnen.
- Corners: Strafcorners zijn een belangrijke kans om te scoren in zaalhockey. Het is belangrijk om een goede cornerroutine te hebben met duidelijke afspraken over de taken van elke speler.
De rol van de coach en teambegeleiding
In beginsel begeleidt de veldcoach/manager van de breedteteams ook het team in de zaal. Wanneer een veldcoach/manager dat niet kan of wil, is het de bedoeling dat deze zelf binnen de oudergroep één of meerdere begeleiders regelt. De begeleiding van een zaalteam regelt en communiceert zelf alle taken: rijdiensten voor ouders, regelen van scheidsrechters en het regelen van invallers.
Zaalhockey uitrusting
Vanwege mogelijke schade aan de vloer en het gebruik van andere hockeytechnieken wordt in de zaal een andere uitrusting gebruikt. In ieder geval geldt dat alles goed schoon moet zijn, voordat je de zaal in gaat. Naast tenue, een bitje en scheenbeschermers is het volgende van toepassing:
Lees ook: Dispensatieregels in het Voetbal
- Zaalstick: De zaalstick heeft een andere vorm en is platter en lichter dan de veldstick.
- Handschoen: Het gebruik van de zaalhandschoen is verplicht.
- Bidons: In de zaal mag geen drank of etenswaar worden meegenomen. Alleen de afsluitbare bidon is toegestaan.
- Ballen: De materiaalcommissie stelt speciale zaalballen beschikbaar.
- Zaalschoenen: De schoenen dienen geschikt te zijn voor zaalsport en mogen niet buiten worden gebruikt. De schoenen hebben een lichte zool, niet zwart ivm streepvorming.
- Aangepaste keeperuitrusting: De keeperuitrusting moet helemaal schoon zijn en voorzien van zaalhoezen, om over de vloer te kunnen sliden en zaalriempjes. Gebruik van riempjes met metalen of hard plastic gespen is niet toegestaan. Ook niet als deze zijn afgetaped.
Training en ontwikkeling
Spelgericht trainen
In eerdere Hockeyvisies is aandacht besteed aan de visie op Spel & Spelontwikkeling (S&SO) van de KNHB. In deze visie staan drie onderdelen centraal: Spelgericht trainen, Motorisch leren en Motivatie & Feedback. De handelingstheoretische benadering baseert zich op de wisselwerking tussen een individu en zijn omgeving. Het menselijk bewegen en dus ook het spelen, is een wijze van zinvol betrokken zijn op de wereld om ons heen. Van daaruit ontstaat een relationeel bewegingsconcept waarin het spelend leren hockeyen centraal staat.
Train-the-game principe
Over het algemeen is het aan te raden om bij de jongere leeftijdscategorieën in verhouding meer aandacht te geven aan de technische ontwikkeling van de spelers/speelsters, naast het trainen volgens het ‘Train-the-Game’-principe. In plaats van technieken gebruiken we vaardigheden. Hiermee wordt bedoeld dat iedereen in een individuele vorm korfbalacties leert uitvoeren, die effectiever blijken in een wedstrijdsituatie. Het leren van korfbalvaardigheden in een variabele leersituatie, waarbij de wedstrijdomstandigheden zijn nagebootst, biedt de speler de mogelijkheid om zijn vaardigheden flexibel aan te passen aan die wedstrijdomstandigheden.
Het schema doelspel hockey (SDH)
Het hockeyspel is te vereenvoudigen tot balbezit (BB), niet-balbezit (NBB) en omschakelen (OS: BV= balverlies en BW= balwinst). Tevens is er altijd sprake van een doel en een richting. Het doel van het hockeyspel is het maken en voorkomen van een doelpunt. Het Schema Doelspel Hockey is verdeeld in vier zones. In zone 1 staat de goal die je met jouw team verdedigt. In zone 4 staat de goal waarin je met jouw team wilt scoren. Dit betekent dat je in balbezit uitverdedigt/opbouwt in zone 1.
Trainingsvormen
In het model wordt onderscheid gemaakt tussen 1) een wedstrijdvorm, 2) een spelvorm en 3) een oefenvorm. In een wedstrijdvorm worden vaardigheden toegepast in de zone waarin de speluitdaging zich afspeelt. Je kopieert als het ware het eerder genomen ‘screenshot’ één op één naar het trainingsveld. In een wedstrijdvorm is altijd sprake van balbezit, niet-balbezit en omschakelen. Het doel is om de speluitdaging op te lossen, in de richting zoals dat in de wedstrijd ook gebeurt. Een eenvoudiger trainingsvorm is een spelvorm. Daarbij is ook altijd sprake van balbezit, niet-balbezit, omschakelen, een doel en een richting. Een spelvorm verschilt echter van een wedstrijdvorm omdat het niet (per se) in de zone getraind wordt waar de speluitdaging zich afspeelt. Tot slot wordt in het model een oefenvorm weergegeven. Deze trainingsvorm is zeer geschikt voor het aanleren en verbeteren van vaardigheden. Tijdens een oefenvorm hoeft er niet altijd sprake te zijn van balbezit, niet-balbezit, omschakelen, een doel en een richting.
Impliciet leren
Het is een meer en meer gehanteerde opvatting dat bij het aanleren en verbeteren van motorische vaardigheden vaker gebruik gemaakt dient te worden van impliciet leren. Het voordeel van onbewust leren versus bewust leren is dat de spelers uit de denkstand blijven en dat, àls ze in een wedstrijd in een stresssituatie komen, niet gaan nadenken en gewoon handelen. Hoewel onbewust leren de voorkeur heeft, vergt het een expliciete deskundigheid van de trainer/coach om het leerproces te bevorderen. Dat kan middels observeren, analyseren en feedback geven. Bij het observeren is het de kunst waar te nemen vanuit de Kijkwijzer BB/NBB/OS (BW/BV), bij het analyseren is het de kunst om te zien wat en waarom het nu gebeurt en bij het geven van feedback is het de kunst om deze zo te geven dat de speler in de modus van leren en ontwikkelen komt. Dat is een andere didactische aanpak dan instructie geven.
Lees ook: Waterpolo: spelregels voor beginners
Keuzemomenten inbouwen
Het maken van keuzes door spelers is een essentieel onderdeel van het hockeyspel. Probeer daarom zoveel mogelijk keuzemomenten in te bouwen, ongeacht de trainingsvorm die je kiest. Spelers leren zo overzicht te houden en voortdurend keuzes te maken. Spelers zelf keuzes laten maken kun je stimuleren door vooral vragen te stellen aan je spelers: “Wat ging er goed?”, “Wat ging er minder goed?” en “Hoe zou je het anders/beter kunnen doen?”
Spelenderwijs training geven
In het model Training geven wordt ook gesproken over ‘spelenderwijs training geven’, vooral voor de Jongste Jeugd. Spelenderwijs training geven houdt in dat de spelers het idee hebben dat ze aan het spelen zijn, terwijl er onbewust veel geleerd wordt. Vaak gaat spelenderwijs training geven gepaard met een fantasiewereld die past bij de beleving van kinderen.
Team en wedstrijden
Op een wedstrijddag speel je met je team tegen twee andere teams in een bloktijd van 2 uur (drieluik). Per team mogen maximaal 12 spelers de zaal in (overige spelers dienen op de tribune plaats te nemen). In het veld staan 6 spelers opgesteld (1 keeper, 5 veldspelers). Zaalhockey is een intensieve sport, waarbij hoogfrequent gewisseld wordt. Tijdens de competitie speelt ieder team zo’n 12 wedstrijden verdeeld over 6 wedstrijddagen. Een wedstrijd duurt exact 30 minuten, gevolgd door 10 minuten pauze tot de volgende wedstrijd. Halverwege de wedstrijd wisselen de twee scheidsrechters van helft. Behalve binnen de Topklasse wordt tijdens de wedstrijd de klok nooit stilgezet.
Zaalleiding
Tijdens het ieder wedstrijdblok van 2 uur is de zaalleiding aanwezig. Deze zaalleiding zijn veelal twee ouders uit het team dat op de thuislocatie speelt. De coach of teammanager zal hiervoor een indeling maken. De zaalleiding zit achter de wedstrijdtafel en ziet toe op start- en eindtijden van de drie wedstrijden; beheert de wedstrijdballen en wedstrijdadministratie; houdt het scorebord bij; ondersteunt bij het invullen van het Digitaal Wedstrijd Formulier (DWF); begeleidt de opbouw / afbouw van de zaal (zaalbalken, banken, goals, matten); houdt toezicht op juist gebruik van zaal en kleedkamers (afval, schade, vernieling).
Zaalhockey regels
Zaalhockey kent andere regels dan veldhockey. Zo duurt een zaalhockeywedstrijd bijvoorbeeld maar 40 minuten, verdeeld over twee helften van 20 minuten. In de zaal mag je niet flatsen of slaan, maar wel pushen. De bal mag daarnaast ook niet hoog worden gespeeld bij zaalhockey behalve wanneer er op doel wordt geschoten. De zijlijnen bij zaalhockey zijn balken die de bal terug kaatsen. De bal kan daardoor ook alleen uit wanneer die over de achterlijn of over de balk wordt gespeeld. Een bal die uit gaat over de achterlijn zorgt voor een lange corner net als bij veldhockey. Een veelgebruikte techniek bij zaalhockey is een blok. Een blok kan je zetten wanneer je stilstaat met je stick op de grond en maximaal 3 steunpunten hebt. De spelers van de tegenpartij mogen dan niet door dit blok heenlopen of de bal er hard in spelen.
Strafcorner regels
De stafcorner wordt bij zaalhockey gegeven om één van de volgende redenen:
- Overtreding van een verdediger binnen de cirkel
- Een veldspeler speelt de bal opzettelijk over zijn/haar achterlijn
- Foute wissel
- Opzettelijke overtreding van verdediger buiten de cirkel op de eigen helft
- De bal zit vast in de kleding/uitrusting van de keeper
Bij een strafcorner in de zaal staan er maximaal 5 veldspelers aan de tegenovergestelde kant van waar de bal wordt genomen. Er kan voor gekozen worden om met 4 veldspelers de strafcorner te verdedigen. De vijfde speler moet dan in de cirkel van de tegenstander gaan staan. Er wordt bij zaalhockey alleen maar gepusht en gesleept. Het eerste schot bij de strafcorner mag daarom ook hoog op goal geschoten worden.
tags: #aantal #spelers #in #een #zaalhockeyteam