Voor (beginnende) volleybaltrainers is het cruciaal om de basis van het volleybalspel te begrijpen. Dit artikel biedt essentiële informatie over volleybalposities, tactieken en technieken, met een focus op de 6 tegen 6 opstelling. We bespreken de verschillende posities binnen het volleybal, hun specialismen en hoe ze samenwerken om een effectief team te vormen.
Basisprincipes van de 6 tegen 6 Opstelling
In een 6 tegen 6 volleybalwedstrijd staan er zes spelers in het veld. Na iedere servicewissel draaien de spelers door van plek. Dit roept de vraag op: zijn er wel vaste posities in het volleybal? Het antwoord is genuanceerd. Er zijn wel degelijk uitgangsposities, maar de spelers mogen zich na de service vrij door het veld verplaatsen, met de restrictie dat achterspelers niet mogen aanvallen vanaf ‘binnen’ de driemeterlijn.
Uitgangsposities en Benamingen
Er zijn zes verschillende uitgangsposities, namelijk:
- Rechtsachter (positie 1)
- Rechtsvoor (positie 2)
- Midvoor (positie 3)
- Linksvoor (positie 4)
- Linksachter (positie 5)
- Midachter (positie 6)
De posities 2, 3 en 4 bevinden zich voor de driemeterlijn en dus ‘aan het net’ of in het ‘voorveld’. De posities 1, 5 en 6 bevinden zich achter de driemeterlijn en dus in het ‘achterveld’.
De Crux: Bewegingsvrijheid na de Service
Het is belangrijk te onthouden dat spelers alleen op die specifieke plek hoeven te staan op het moment dat er geserveerd wordt. Daarna mag iedereen zich vrij door het veld verplaatsen. Dat betekent dat de linksachter prima naar rechtsachter mag verplaatsen en andersom.
Lees ook: Opstellingen voor 3x3 Volleybal
Specialismen binnen het Volleybal
Iedere speler heeft zijn of haar eigen kenmerken. De ene speler is langer dan de ander, de ander is weer sneller of behendiger dan de een. Sommige spelers kunnen zeer goed aanvallen en andere zijn beter in verdedigen of bovenhands spelen. Waar ‘in den beginne’ iedere speler binnen het volleybal nog iedere positie innam, is er in de loop der jaren steeds meer gespecialiseerd.
De Spelverdeler (Sv)
De spelverdeler is de speler die vrijwel altijd de tweede aanraking verricht. Hij krijgt de bal vanuit de verdediging (meestal onderarms) aangespeeld en speelt de bal (meestal bovenhands) naar één van de aanvallers. Op deze manier ‘verdeelt’ hij dus het spel.
- Positie: Na de service is het gebruikelijk dat de spelverdeler zich opstelt aan de rechterkant van het veld (rechtsachter of rechtsvoor). Is hij links- of midvoor op het moment dat er geserveerd wordt, dan verplaatst hij na de service naar rechtsvoor.
De Diagonaal (D)
De diagonaal (of soms: hoofdaanvaller) is vaak een van de beste aanvallers van het team.
- Positie: De diagonaal staat altijd tegenovergesteld aan de spelverdeler in het veld, vandaar de naam. Wanneer de spelverdeler rechtsachter staat, is de diagonaal dus linksvoor. Staat de spelverdeler midvoor, dan is de diagonaal midachter. Na de service verplaatst de diagonaal zich, net als de spelverdeler, naar de rechterkant van het veld.
Passer/Lopers (Pl)
De passer/lopers (ook wel buitenaanvallers of hoekspelers genoemd) zijn over het algemeen veelzijdige spelers. Deze spelers moeten goed kunnen verdedigen, passen (ontvangen van de service), aanvallen én blokkeren. Er staan twee passer/lopers in het veld, tegenover elkaar. De ene begint vaak op rechtsvoor, de andere op linksachter.
Middenaanvallers/Hoofdblokkeerders (M)
De ‘middens’ zijn doorgaans de beste blokkeerders, daarom worden ze ook wel hoofdblokkeerders genoemd. Zij hebben de taak om zowel de middenaanvaller van de tegenstander te blokkeren, alsook aan te sluiten aan de twee buitenkanten. Na de service verplaatsen deze twee spelers naar het midden van het veld (midvoor en midachter).
Lees ook: Volleybal: Alles over winnen
De Libero (L)
De libero heeft een heel bijzondere rol. Deze speler mag onbeperkt voor iedere speler ingebracht worden zonder dat dit als wissel geldt. Maar let op: wel alleen maar in het achterveld! Daarom is de libero vaak de beste verdediger van het team. Het komt het vaakst voor dat de libero in het veld komt voor de middenblokkeerders, omdat dat meestal de mindere verdedigers zijn. Dit is echter niet verplicht. Een libero mag net zo goed voor een diagonaal, passer/loper of spelverdeler in het veld komen.
Systemen en Functies: Een Duidelijke Afbakening
Binnen het volleyballen worden bepaalde systemen en functies gebruikt om tot een zo goed mogelijk resultaat te komen. Echter er is ook veel onduidelijkheid over deze items. Allereerst dient duidelijk te zijn wat een systeem en wat een functie is. In een systeem staat een speler met een bepaalde functie op een bepaalde plaats.
Voorbeelden van Systemen
- 2-4 Systeem: In het 2-4 systeem speel je met 2 (vaste) spelverdelers. De andere spelers kunnen dan een specialisatie hebben maar dat hoeft (nog) niet.
- 1-5 Systeem: In het 1-5 systeem speel je met 1 vaste spelverdeler. In dit systeem wordt meestal ook met specialisaties gewerkt, dus vaste aanvallers (passer/lopers), mid’s, diagonaal en libero gespeeld.
Verdedigingssystemen: De Basis voor Succes
De aanval is de beste verdediging, hoor je wel eens als het over voetbal gaat. Om die bal ook daadwerkelijk van de grond te houden, moeten we goed verdedigen. Daarvoor is het handig om een duidelijk verdedigingssysteem te hanteren. Net zoals bij zoveel andere beslissingen in het volleybal (en in het hele leven, eigenlijk) geldt voor de opstelling van de veldverdediging dat die van verschillende dingen afhankelijk is.
Factoren die de Veldverdediging Beïnvloeden
- Eigen Spelersgroep: Als eerste is het belangrijk om jouw eigen spelersgroep te kennen.
- Aanvalsmogelijkheden van de Tegenstander: Ten tweede kun je de verdediging natuurlijk afstemmen op de aanvalsmogelijkheden van de tegenstander. Wanneer de passer-loper van je tegenstander heel gemakkelijk diagonaal langs het blok slaat, dan kun je daar rekening mee houden in je veldverdediging. Heeft hun diagonaal de neiging om veel te prikken of te shotten?
- Blokafspraken: Tot slot is de veldverdediging natuurlijk erg afhankelijk van jullie eigen gemaakte blokafspraken. Als de blokkering goed rechtdoor dicht zit, hoeven daar niet twee man in het achterveld te verdedigen.
Voorbeelden van Veldverdedigingssystemen
- Systeem met Middenachter als Blokdekking: In dit systeem is de middenachter verantwoordelijk voor de blokdekking. Hij schuift met de aanval mee en gaat aan de binnenkant van het blok juist buiten de 3-meterlijn zitten. Je ziet dat de spelers niet zo veel hoeven te verplaatsen.
- 3-2-1 Systeem (Rotatieverdediging): In het 3-2-1-systeem zijn er twee achterspelers verantwoordelijk voor de tips achter het blok, namelijk de spelers op positie 1 en positie 5. Dit wordt ook wel rotatieverdediging genoemd, omdat alle verdedigende spelers bij een aanval over links naar rechts draaien en andersom. Een nadeel van dit systeem is de grote verplaatsing die verdediger 6 moet maken. Een voordeel is dat de aanval van de middenman van de tegenstander beter te verdedigen is dan bij een 3-1-2-systeem. Je kunt als trainer ook de afspraak maken om met de blokkering de lijn dicht te zetten. In dat geval is het voor verdediger 6 niet noodzakelijk om op de lijn te verdedigen, de blokkering schermt immers deze aanvalsrichting af. De verdediger 6 blijft in het midden of gaat iets richting positie 5. Alle verdedigers behalve speler 6 roteren dezelfde kant op. Dit 3-2-1-systeem is handig als de speler op positie 1 een zwakke(re) verdediger is.
- Systeem met Vrije Netverdediger: In dit systeem schuift de voorspeler die niet blokkeert (vrije netverdediger) achter de blokkering. Vooral wanneer speler 4 de middenblokkering ondersteunt is dit systeem eenvoudig. Ook staat de spelverdeler (vaak één van de betere verdedigers) meestal op positie 1 en kan die dus nu zijn steentje aan de verdediging bijdragen. Een nadeel van dit systeem is dat speler 4 na de verdediging een grote afstand moet afleggen om weer op zijn eigen positie aan te vallen. Een ander nadeel komt voor wanneer de spelverdeler voorspeler is en er bij de tegenstander op positie 2 wordt aangevallen.
- Systeem zonder Blokdekking met Vier Diepe Verdedigers: In het geval dat de tegenstander bijna geen tipballen over het blok speelt, is het misschien wel verstandig om geen enkele verdediger als blokdekker te laten fungeren. We hebben dan vier diepe verdedigers. De verdedigers op positie 1 en 4 zijn nu verantwoordelijk voor de eventuele tips (1 voor de tips achter het blok, 4 voor tips in het centrum).
Zoals gezegd zijn er nog veel meer mogelijke opstellingen. Bovendien kan het voorkomen dat er geen 2-blok aan de buitenkant kan worden geformeerd, bijvoorbeeld als de middenblokkeerder volledig voor de tempo-aanval op midden gaat, of door zijn middenaanvaller naar de verkeerde kant wordt gedwongen.
Volleybal Posities: Benamingen en Betekenis
Vooraf is het belangrijk om te weten dat er met posities in het volleybal twee verschillende dingen bedoeld kunnen worden. Als iemand spreekt over posities kan hij of zij het hebben over de positie waar je in het veld staat. Het volleybalveld is op te delen in 6 vakken en deze zijn genummerd van 1 t/m 6. Met een positie kan ook worden bedoeld welke positie je als speler vervuld. Dus op welke positie speel je?
Lees ook: Alles over zand sokken en volleybal
Posities in het Veld
Het volleybalveld is opgedeeld in vakken, dit worden posities genoemd. Allereerst zijn er 2 ‘grote’ vakken in een volleybalveld. Het volleybalveld wordt daarnaast opgedeeld in 6 vlakken. De posities 1, 5 en 6 zijn dus de posities in het achterveld. Naast nummers hebben de posities ook een eigen term.
Spelersposities en Hun Taken
Naast dat je benamingen hebt voor de plekken hebt in het veld zoals hieroven uitgelegd, krijgen spelers een positie toegewezen. Deze posities hebben verschillende namen.
- Spelverdeler (Sv): Zoals de naam al zegt: deze speler verdeelt het spel. De spelverdeler speelt (nagenoeg altijd) de tweede bal in een aanvalsopzet. Dit kan door middel van een set-up.
- Passer/Loper (Pl): De passer/loper, ook wel buitenaanvaller of hoekspeler genoemd heeft als voornaamste taak om te passen en te aanvallen. Veelal speelt deze speler de eerste en/of de derde bal in een aanvalsopzet.
- Middenaanvaller (M): De middenaanvaller, ook wel midblokkeerder of hoofdblokkeerder genoemd valt altijd in het midden van het net aan. Hij of zij krijgt vaak dus de derde bal aangespeeld Vandaar de benaming middenaanvaller. Een andere belangrijke taak voor deze spelers is de blokkering, daarom wordt de middenaanvaller ook wel midblokkeerder of hoofdblokkeerder genoemd.
- Libero (L): De libero is de speler in het veld met ‘het andere shirtje’. Deze speler mag alleen in de achterste drie posities van het volleybalveld komen (en dus niet aan het net). De voornaamste taak van de libero is de passing en de verdediging. De libero’s zijn vaak de beste passende en verdedigende spelers van een team en komen erin voor spelers die minder goed kunnen passen of verdedigen.
- Diagonaalspeler (D): De diagonaalspeler is over het algemeen de “puinruimer” en puntenmachine van een ploeg. Veel aanvallen worden over deze speler uitgespeeld. Vaak is dit de sterke aanvaller van het team, die minder goed kan passen en verdedigen. De term ‘Diagonaal’ is gebaseerd op zijn of haar positie in het veld. De diagonaalspeler staat altijd in de diagonaal t.o.v. van de spelverdeler.
Notaties en Afkortingen
- Posities (#): zijn de plaatsen waar de spelers staan. B.v. We kennen de volgende posities.
- Rotaties (R): Hiermee wordt aangegeven waar in een bepaalde opstelling de spelverdeler staat. Dus R1 betekent dat de spelverdeler op #1 staat en R2 betekent dus dat de spelverdeler op dat moment op #2 (Rv) staat.
- Spelverdeler (Sv), Diagonaal (D), Aanvaller (A) of ook wel passer-loper (Pl) genoemd, mid-blokkeerder (M), ook wel hoofdblok of mid-aanvaller genoemd en libero (L).
Opbouw van Systemen in de Jeugd
- CMV: In de CMV wordt met 4 spelers gespeeld, meestal in een ruit.
- B-jeugd (2e jaars, ca 15 jaar): Aanleren 3-3 systeem. Dus nog steeds geen specialisatie, behalve misschien als je mogelijk een echt talent hebt, bv een toekomstige spelverdeler.
- A-jeugd (1e jaars, ca 16 jaar): Aanleren 2-4 systeem en eventueel beginnen met specialisatie.
Natuurlijk kunnen deze stappen - afhankelijk van het niveau van het team - eerder of later genomen worden, maar m.i. niet te snel.
6-6 Systeem
Bij het 6-6 systeem speel je de functie waar je op dat moment staat. B.v. als je mid-voor staat dan speel je MID op het midden (positie 3), sta je b.v. links-voor, dan speel je buiten-aanvaller op positie 4, enz.
3-3 Systeem
Bij het 3-3 systeem speel je met 3 spelverdelers in een driehoek. Je kunt dan iedere keer een spelverdeler 2 rotaties DE spelverdeler laten zijn. Meestal R2 en R1, waarna - bij het weer doordraaien - de volgende speler op rechts-voor spelverdeler wordt en daarna rechts-achter enz. Er kan evt. ook gekozen worden om DE spelverdeler vanaf positie 1 en positie 6 te laten spelen.
2-4 Systeem
Bij het 2-4 systeem speel je met 2 vaste spelverdelers. Meestal wordt gekozen om te spelen met de spelverdeler die op dat moment achterspeler is. De andere is dan vaak DIAgonaal. Dus de spelverdeler speelt op de posities 1, 6 en 5, waarna de andere spelverdeler daarna op dezelfde posities spelverdeler is en de eerste spelverdeler dus 3x diagonaal. Je kunt er ook voor kiezen om het spel te laten verdelen vanaf de posities 2, 1 en 6. Dit omdat het spelverdelen vanaf positie 5 vaak als moeilijk/lastig wordt ervaren.
1-5 Systeem
In het 1-5 systeem speel je met 1 (vaste) spelverdeler. Staat een speler b.v. linksvoor dan is hij buitenaanvaller op #4. Staat diezelfde speler na het doordraaien op mid, dan is deze speler mid-speler op #3. Eventueel kan gekozen worden om te beginnen met de spelverdeler op midvoor (#3). Dit komt ietwat overeen met het ruit-systeem wat in de CMV wordt aangeleerd. Ik adviseer echter om bij 6-6 direct te beginnen met de spelverdeler op rechts-voor, maar deze een beetje naar binnen, dus naar #2/3 te schuiven. Nadat het spelverdelen op #2 door iedereen beheerst wordt kan begonnen worden met het aanleren van het spelverdelen vanaf #1.
Spelverdeler Posities in Detail
Hieronder een overzicht waarbij de spelverdeler op een (vaste) positie staat. Echter alle 6 de posities worden getoond. Deze spelverdelers staan in een driehoek ten opzichte van elkaar.
Stel we spreken af dat we spelen met de spelverdeler op de posities 2 en 1. Dan beginnen we in de beginopstelling met de 3 spelverdelers op de posities 4, 2 en 6. Bij aanvang is DE spelverdeler de speler die op positie 2 staat. de andere spelverdelers spelen op dat moment de functie waar ze op dat moment staan. Na het doordraaien komt DE spelverdeler - die op positie 2 stond - op positie 1 te staan, maar blijft DE spelverdeler. Als er vervolgens weer doorgedraaid moet worden komt de spelverdeler die op mid-voor stond, op rechts-voor (#2) te staan en wordt op dat moment DE spelverdeler. De spelverdeler die op positie 1 stond draait door naar positie 6 en wordt een “gewone” speler die dus op mid-achter (Ma) staat. Na weer doordraaien blijft de spelverdeler van rechts-voor (#2) DE spelverdeler, maar nu dus op positie 1.
Er kan ook gekozen worden om DE spelverdeler op de posities 1 en 6 al spelverdeler te laten spelen. De twee spelverdelers staan diagonaal ten opzichte van elkaar, d.w.z. In principe is de spelverdeler die achter staat - dus op positie 1, 6 of 5 - DE spelverdeler en is de andere spelverdeler voorspeler.
Er kan ook voor gekozen worden om DE spelverdeler op de posities 2, 1 en 6 te laten spelen en niet op posities 1, 6 en 5, omdat het spelen met een spelverdeler vanaf positie 5 een wat moeilijker uit te voeren rotatie is.
Er kan ook gekozen worden voor een 2-4 systeem waarbij de voorste spelverdeler DE spelverdeler is, er verder (nog) niet gewerkt wordt met specialisatie van de andere spelers, en er met 4 passers (in een “kommetje”) gepasst wordt. Dit systeem wordt meestal in het begin gebruikt om met een vaste spelverdeler te gaan werken. Dus na het 6-6 systeem kan dit systeem gebruikt worden om met vaste spelverdelers te gaan werken.
Hieronder eerst een overzicht waarbij gekozen is voor een 2-4 systeem waarbij gekozen kan worden uit de posities 2, 1, 6 en 5 voor de spelverdeler en er verder gekozen is om te werken met specialisatie van de andere spelers en om te passen met 3 passers.
Bij het 1 - 5 systeem wordt met één spelverdeler gespeeld. De spelverdeler komt dus achtereenvolgens op elke positie te staan. Bij het 1 - 5 systeem kan, als de spelverdeler achter-speler is, met 3 aanvallers bij het net gewerkt worden en kan de pipe (aanval achter de 3-meter-lijn) door de mid-achter gespeeld worden. M.a.w. Soms wordt er een “dubbele wissel” op het moment dat spelverdeler voorspeler wordt (doordraait van #5 naar #4). In dat geval vinden er 2 wissels plaats.