In de voetbalwereld, waar prestaties en tactiek centraal staan, is de selectie van een 'Elftal van de Week' een gewilde erkenning. Deze selectie, die vaak gebaseerd is op individuele prestaties en bijdragen aan het team tijdens de afgelopen wedstrijden, vereist een zorgvuldige afweging van verschillende criteria.
De Visie van Bart Benneker op Voetbalconditionele Training (VCT)
Bart Benneker, hoofdtrainer van VV Hellendoorn, past het zesweekse periodiseringsmodel van Raymond Verheijen toe, rekening houdend met praktische problemen bij de uitvoering ervan. Hij legt uit hoe hij dit model in de praktijk brengt en hoe hij bepaalde knelpunten oplost.
Benneker stelt vooraf criteria op waaraan een voetbalconditionele training (VCT) moet voldoen, bestaande uit zes afwegingen.
- Wedstrijd vs. Training: De wedstrijd is leidend. Het programma en de invulling van de training moeten afgestemd zijn op het wedstrijdprogramma.
- Team vs. Individu: De focus ligt op het individu.
- Objectieve vs. Subjectieve Belastingmeting: De belasting wordt subjectief gemeten. Spelers vullen voor en na elke training een korte enquête in over hun herstel en de intensiteit van de training op basis van de RPE-schaal (Rate of Perceived Exertion). Op basis van deze gegevens kan het programma van individuele spelers worden aangepast.
- Conditionele vs. Voetbalontwikkeling: Voetbal staat centraal. Door de accenten steeds enigszins te verleggen, zorg je ervoor dat de partijen aansluiten bij de ontwikkeling van je speelwijze. Bij VCT kom je vaak in dezelfde partijvormen terecht.
- Omvang vs. Intensiteit: De nadruk ligt op intensiteit. De training duurt anderhalf uur, of een uur en drie kwartier, maar wordt niet verlengd. In die anderhalf uur wil ik meer doen dan de vorige keer, maar ik ga niet langer trainen.
- Atletisch Vermogen vs. Voetbaltraining: Het atletisch vermogen wordt afgestemd op de voetbaltraining. Oefeningen van de medische staf, zoals nordic hamstring curls, moeten in een logische relatie staan tot de ontwikkeling van die specifieke speler, zodat hij beter in staat is voetbalhandelingen uit te voeren en blessures voorkomt.
Het Zesweekse Periodiseringsmodel van Verheijen
Het model van Verheijen is als volgt opgebouwd:
- Week 1+2: EVV (Explosiviteitsvoorbereidende Vormen) en grote partijen (8:8-11:11)
- Week 3+4: Voetbalsprints met weinig rust en middelgrote partijen (5:5-7:7)
- Week 5+6: Voetbalsprints met veel rust en kleine partijen (3:3-4:4)
In de voorbereiding kiest Benneker voor een drieweekse cyclus (week 1, 3 en 5 van het model). Door alle oefenwedstrijden ontstaan er veel neutrale weken, waardoor hij pas in week 13 voor het eerst kleine partijen (3:3/4:4) kan doen. Dat vind ik te laat. Door in het begin voor een drieweekse cyclus te kiezen zorg je ervoor dat je alle weken in ieder geval een keer hebt gedaan. Voor komend seizoen heb ik bijvoorbeeld de keuze gemaakt om met deze drieweekse cyclus te starten, in die eerste drie weken spelen wij dan nog geen oefenwedstrijden. In deze weken doe je voornamelijk de nulmetingen, maar de spelers hebben wel alle afmetingen een keer voorbij zien komen voor de competitie begint.’
Lees ook: Wat maakt een voetbalelftal het beste ooit?
Week 1 en 2: Focus op Grote Partijen en Hoog Drukzetten
In week 1 en 2 werkt Benneker met een weekdoelstelling, waarbij de VCT-vormen binnen deze doelstelling vallen. Voorafgaand aan deze VCT-vormen doet hij een oefen-leerfase in dezelfde formaties. Tijdens die fase zet hij de tegenstander neer. Op dat moment heb ik immers nog de mogelijkheid om situaties stop te zetten. Ik ga alle spelers kort langs en vertel ze waar ze staan en wat ik wil dat ze gaan doen: ‘Jij begint als 3 en ik wil dat je door de as opbouwt.’ Zo’n oefen-leerfase kan zo lang duren als je zelf wilt. Binnen de KNVB wordt vaak uitgegaan van 20-25 minuten, maar als ik het binnen tien minuten heb staan, kan ik meteen door. Zeker wanneer je verder in het seizoen komt, is dit belangrijk. Stel dat je bij stap 10 aankomt en drie keer veertien minuten gaat spelen. Als je dan van tevoren nog 25 minuten oefen-leerfase gaat doen, ben je bijna de volledige training kwijt en heb je geen tijd meer voor andere dingen.
Staat de tegenstander, dan neemt mijn assistent de coaching van dat team over. De tegenpartij is verder vrij in welke keuzes ze maken, mits ze binnen de neergezette formatie en speelwijze blijven. Het te coachen team moet ervoor zorgen dat ze op zo’n manier verdedigen dat de situatie die we voor de training met beelden of op het bord hebben laten zien daadwerkelijk gebeurt op het veld.
In week 1 en 2 wordt meestal gekozen voor 9:9 tot 11:11, waarbij in ieder geval de volledige lengte van het veld wordt gebruikt. Binnen deze vormen wordt gewerkt met een rood kader, waar de hoofdrolspelers voor die vorm staan. In deze vorm willen wij hoog drukzetten vanuit een 1:3:5:2 formatie. De buitenspelers kiezen positie tussen de centrale verdediger en de back. Het doel is om de bal naar de as te dwingen en deze uiteindelijk te veroveren bij de 6 van de tegenstander. Tijdens deze training ga ik in principe alleen iets zeggen over de spelers in dit vierkant. Hoe moet die 11 aanlopen, wanneer moet 10 door en wat gaat onze 5 doen? De kunst is om op dat moment de rest even te laten gaan. Je moet veel zeggen over weinig, in plaats van weinig zeggen over veel.
De week erna doen we grotendeels dezelfde vorm, maar dan verplaats ik het rode vierkant verder naar achter. De 11 en de 5 geven nog steeds op dezelfde manier druk, maar ik ga me nu focussen op wat die 4 en die 3 op dat moment doen.
Bij beide vormen is op dit moment een kant eraf gehaald. In de weken die erop volgen zal ik er dan meestal voor kiezen om hetzelfde concept nog een keer te trainen, maar dan over de andere kant. Ik ben er zelf geen voorstander van om in de VCT te kiezen voor schuine lijnen. Je zou er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om in trainingsvorm 2 het veld af te laten lopen vanaf de middenlijn richting het vijfmetergebied. Er staat immers geen centrale verdediger aan die kant. Ik kies daar niet voor, omdat het naar mijn idee niet wedstrijdecht is. Wanneer rood de bal wint, worden zij namelijk ineens beperkt in hun opties door de schuine lijn. In een oefen-leerfase zou ik daar wellicht wel voor kiezen, maar niet in een VCT-vorm. Dit gaat namelijk ten koste van de wedstrijdechtheid en daarmee van de conditionele handelingen.
Lees ook: Rode Kaarten en Voetbalregels Uitgelegd
Bij de grote partijvormen zit een rust van twee minuten tussen de herhalingen in. Tijdens deze rust mogen de spelers beslist niet gaan drinken. Je staat dan namelijk nooit op tijd klaar om na twee minuten weer verder te gaan. Stel dat we beginnen met twee keer twaalf minuten, dan is het na twaalf minuten echt stoppen en blijven staan in positie. Het is immers het enige moment dat ik als trainer heb om iets situatief en met een voorbeeld met bal aan te geven. Aangezien je alleen een korte rust hebt is het belangrijk dat je tijdens de training goed observeert en er één situatie uithaalt die je wilt bespreken in de rust. Het is dus ook niet zo dat de situatie zoals hij staat op het moment dat we gaan rusten het moment is dat ik bespreek. Ik bouw de situatie van enkele minuten daarvoor na, omdat dat de situatie is die ik wil bespreken.
Gaat de bal uit aan de kant waar het veld is afgesneden, dan laat ik de bal inspelen op de plek waar de doelstelling begint. Aangezien de afgesneden kant een onnatuurlijke kant is, verander ik daar de spelregels. Aan de andere kant zijn het de normale spelregels, dus met een inworp. Wel zorgen we ervoor dat er voldoende ballen liggen om direct door te spelen. Corners laat ik meestal niet nemen. Het duurt vaak al een minuut voordat er iemand bij de bal is en dan gaan de spelers rust pakken bij de corner. Dat is niet de bedoeling. Vandaar dat ik die meestal bij de keeper laat nemen.
Bij de explosiviteitsvoorbereidende vormen (EVV) moeten de spelers een stuk joggen op een bepaalde snelheid en dan rust houden. Die rustmomenten zijn vrij lang. Ik kies er daarom voor om de spelers tijdens de rustmomenten een oefening te laten doen die in het teken staat van onze speelwijze, bijvoorbeeld een rondo of een positiespel.
Een principe bij ons is dat wij de bal naar de as willen dwingen. Ik deel mijn team in tweeën en zet twee veldjes uit. Bij die veldjes staan drie pionnen met een bal erop in het midden. De bedoeling is dat de verdedigers de aanvallers dwingen om die ballen eraf te schieten. Wij willen de bal immers door de as hebben. Nadat de rust voorbij is moeten de spelers naar het andere vak toe en daar weer verdergaan.
Tijdens het seizoen horen bij week 1 en 2 de EVV van 8 x 40 meter op tachtig procent met veertig seconden rust en 9 x 30 meter op negentig procent met dertig seconden rust. Bij veertig seconden rust kun je nog prima zo’n vorm doen in het rustmoment. Bij dertig seconden wordt dat lastiger. Je moet tien seconden voor tijd de spelers namelijk weer klaar laten staan. Tijdens het rustmoment laat ik ze dan even met een bal pielen, maar we doen geen oefeningen meer tussendoor.’
Lees ook: Een diepgaande blik op de prestaties van het Moldavisch voetbalelftal door de jaren heen.
Knelpunten en Oplossingen
Benneker identificeert enkele knelpunten en biedt praktische oplossingen:
- Geen heel veld beschikbaar of te weinig spelers: Als je de aantallen hebt maar je hebt geen heel veld beschikbaar, dan ga je de conditionele prikkel niet op een half veld redden. Tenminste, niet in een partijvorm. Bij de VCT-vormen heb je de bijbehorende intervalloopjes. Je zou met behulp van de afstanden uit die intervallopen een afwerkvorm of pass- en trapvorm uit kunnen zetten. Op die manier behalen de spelers toch de prikkel. Je moet er dan wel voor zorgen dat je voldoende variatie in de vormen brengt. Twee keer twaalf minuten een sjabloonvorm doen is heel lang. Dit is dus meer een noodoplossing. Daarnaast kan dit een oplossing zijn voor jeugdteams. Die hebben vaak een half veld, maar die hebben meestal ook niet genoeg spelers voor de grote partijen. Dan kan het een optie zijn om de prikkel te halen met behulp van de intervallopen en dat te verwerken in bijvoorbeeld een afwerkvorm.’
- Je hebt te veel spelers: Wanneer ik te veel spelers heb, gebruik ik ook de intervalvormen. Stel dat ik drie spelers te veel heb, dan laat ik hen aan de zijkant van het veld de intervalvormen doen. Communicatie is hierin erg belangrijk. Spelers willen voetballen, dus als je een oneven aantal hebt roepen zij al snel dat het ook wel met een neutrale speler kan. Als trainer is het dan belangrijk om goed uit te leggen dat dat funest is voor de tactische principes. De speler die de loopjes moet doen, is altijd een speler die die week geen hoofdrolspeler is. Daarnaast wisselt hij tussen de blokjes met een speler uit het veld. Op die manier komt iedereen wel een keer aan bod in het seizoen. Doe je dat met alleen het loopwerk, dan raken de spelers snel gedemotiveerd. Ze zitten immers niet op atletiek. De kunst is dus om een vorm voor hen te maken waarin ze aan het voetballen zijn, maar ook die prikkel krijgen. Je kunt dit doen door bijvoorbeeld een doel met een derde keeper daar neer te zetten, of door er fungames aan toe te voegen. Dit kan bijvoorbeeld door kleine doeltjes neer te zetten waar ze de bal van verschillende afstanden in kunnen schieten. Dan creëer je meteen een wedstrijdelement.’
- Je hebt geen assistent-trainer: Als je geen assistent-trainer hebt, zul je zelf meer tijd aan de niet te coachen ploeg moeten besteden. Aan de oefening en uitvoering verandert niet zoveel. Het gevolg is alleen dat de kwaliteit minder wordt. Je kunt dan het hele eerste blokje kwijt zijn aan het neerzetten van de tegenstander. Toch is dat noodzakelijk. Doe je dat niet, dan ga je een andere situatie trainen en kom je niet in de doelstelling.’
- Je hebt maar één keeper: Een optie is om in het grote doel twee kleine doeltjes neer te zetten. Je kunt dan de zestienmeter doortrekken in de breedte en als regel instellen dat er pas van achter die lijn gescoord mag worden. Daarnaast kun je bijvoorbeeld zeggen dat direct uit een pass gescoord moet worden. Op die manier zorg je ervoor dat spelers niet vanaf de middenlijn gaan proberen in een van de kleine doeltjes te schieten. Je kunt de doeltjes ook zo neerzetten dat ze bijdragen aan je doelstelling. In trainingsvorm 2 wil ik niet dat de tegenstander de bal langs de lijn speelt. Ik zou dan een klein doeltje bij de cornervlag neer kunnen zetten. Speelt de tegenstander dan de bal in de ruimte achter de back, dan kunnen ze gelijk scoren. Het doeltje biedt daardoor weer een extra noodzaak om de bal naar de as te dwingen.’
Week 3 en 4: Middelgrote Partijen en Vereenvoudiging
Bij de middelgrote partijen 7:7/5:5 kiest Benneker er ook voor om voorafgaand aan de VCT een oefen-leerfase te doen. Daarin begin ik groot, bijvoorbeeld 9:9. Vervolgens maak ik het veld kleiner en haal ik enkele spelers weg. Net zoals bij de grote partijen zet ik eerst de tegenstander neer. Staan die, dan neemt mijn assistent-trainer hun coaching over. Belangrijk is dat de spelers zich realiseren dat de VCT-vorm een verlengde is van de oefen-leerfase. Daar kun je ze ook over bevragen: ‘Mannen, wat is er veranderd?’ Spelers zien dan zelf dat er twee spelers af zijn gegaan, maar dat er verder niets veranderd is.
Algemene criteria voor het voetbalelftal van de week
Naast de visie van Bart Benneker zijn er algemene criteria die vaak worden gebruikt bij het samenstellen van een voetbalelftal van de week:
- Statistieken: Doelpunten, assists, gewonnen duels, succesvolle passes, reddingen (voor keepers) en andere relevante statistieken spelen een belangrijke rol.
- Impact op het spel: Spelers die een significante invloed hebben gehad op het verloop van de wedstrijd, bijvoorbeeld door een cruciale tackle, een beslissende pass of het creëren van kansen, worden vaak geselecteerd.
- Positiespel: De selectie houdt rekening met de verschillende posities in het veld, zodat het elftal een evenwichtige samenstelling heeft.
- Team prestatie: Spelers van teams die gewonnen hebben, hebben over het algemeen een grotere kans om geselecteerd te worden, omdat hun individuele prestaties hebben bijgedragen aan het succes van het team.
- Consistentie: Spelers die over een langere periode consistent goede prestaties leveren, worden vaak beloond met een plek in het elftal van de week.
- Fair play: Sportief gedrag en het vermijden van onnodige overtredingen kunnen ook een rol spelen bij de selectie.
- Waardering door rapporteurs: De prijs wordt toegekend op basis van rapportcijfers die rapporteurs van De Telegraaf en Voetbal International elke week geven aan spelers. Spelers moeten minimaal een bepaald aantal wedstrijd spelen. Voorheen was dat minimaal twee derde van het aantal gespeelde wedstrijden diende een speler een rapportcijfer te hebben ontvangen, later werd dat gewijzigd, dat van een speler zijn vier slechtste punten komen te vervallen.
tags: #voetbalelftal #van #de #week #criteria