Waterpolo is een spannende teamsport die je zwemmend speelt. Het combineert zwemmen, balvaardigheid en tactisch denken. Twee teams van elk zeven spelers proberen de bal in het doel van de tegenstander te gooien. Waterpolo vereist veel energie en uithoudingsvermogen. Het is een dynamische en boeiende sport die een unieke combinatie biedt van zwemvaardigheden, balvaardigheid en teamstrategie. De sport vereist zowel fysieke kracht als intelligentie, waarbij spelers constant in beweging zijn om te scoren of te verdedigen. De interactie tussen teamgenoten en de snelheid van het spel zorgen voor een energieke en boeiende ervaring. Bovendien helpt waterpolo bij het opbouwen van een uitstekende conditie en teamgeest.
Wat is waterpolo precies?
Waterpolo is een teamsport die in het water wordt gespeeld. Het beste waterpoloteam van Nederland traint vaak zes dagen per week. Bij waterpolo moet je niet alleen goed kunnen zwemmen, gooien en vangen, maar je moet ook tegen een stootje kunnen.
Waarom waterpolo leuk is
Er zijn veel redenen waarom waterpolo een fantastische sport is:
- Teamsport: Je speelt samen met je teamgenoten. Je leert samenwerken en elkaar helpen om te winnen.
- Uitdaging: Waterpolo is een uitdagende sport. Je moet goed kunnen zwemmen, de bal goed kunnen gooien en vangen, en snel kunnen denken.
- Conditie: Waterpolo is een goede manier om je conditie te verbeteren. Je bent constant in beweging en gebruikt al je spieren.
- Spanning: Waterpolowedstrijden zijn spannend en vol actie. Je weet nooit wie er gaat winnen!
Onderdelen van waterpolo
Waterpolo is meer dan alleen zwemmen en een bal gooien. Hier zijn enkele belangrijke aspecten:
- Zwemvaardigheden: Goed en snel kunnen zwemmen is essentieel. Spelers moeten de crawl, rugcrawl en andere slagen beheersen om zich snel door het water te kunnen bewegen.
- Balbehandeling: Nauwkeurig passen en krachtig schieten zijn cruciaal. Spelers moeten de bal met één hand kunnen vangen en gooien terwijl ze zwemmen.
- Teamstrategie: Waterpolo is een tactisch spel. Teams moeten samenwerken, posities innemen en patronen spelen om de verdediging van de tegenstander te slim af te zijn.
- Fysieke Conditie: Omdat spelers constant in beweging zijn, is een goede conditie essentieel. Kracht, snelheid en uithoudingsvermogen zijn belangrijke eigenschappen.
Waterpolo voor kinderen: Minipolo
Voor kinderen van 6 tot 11 jaar is er minipolo, een leuke en speelse manier om kennis te maken met waterpolo. Het belangrijkste is dat de kinderen plezier hebben en de basisvaardigheden van het spel leren.
Lees ook: Leer over waterpolo
Het Jeugdplan van de KNZB
De KNZB (Koninklijke Nederlandse Zwembond) heeft een speciaal jeugdplan ontwikkeld om waterpolo toegankelijker te maken voor kinderen. De jongste spelers worden ingedeeld in drie leeftijdscategorieën, zodat ze met kinderen van hun eigen leeftijd kunnen spelen en leren. Het jeugdplan richt zich op het spelplezier en de ontwikkeling van de basisvaardigheden.
Wat heb je nodig voor waterpolo?
- Zwemkleding: Een goede zwembroek of badpak is belangrijk.
- Badmuts: Een badmuts beschermt je haar en zorgt ervoor dat je beter zichtbaar bent in het water.
- Waterpolobal: Een speciale waterpolobal die goed vast te houden is.
- Enthousiasme: Het belangrijkste is dat je enthousiast bent en zin hebt om te spelen!
Waar kun je waterpolo spelen?
Er zijn veel waterpoloverenigingen in Nederland waar je kunt spelen. Bijvoorbeeld bij Waterpolo Residentie in Den Haag, waar teams zijn voor alle leeftijdsklassen. Je kunt ook op school of in het zwembad vragen of er waterpololessen worden gegeven.
Interessante weetjes over zwemmen
- Wist je dat er in een gemiddeld zwembad zo’n 75 liter plas zit? Gelukkig zit er ook chloor in om het water schoon te houden.
- Er zijn in Nederland zo'n 700 plekken waar je officieel mag zwemmen in de natuur. Deze plekken worden regelmatig gecontroleerd om te zorgen dat het water veilig is.
- Maarten van der Weijden de Elfstedentocht zwom, meer dan 200 kilometer!
Tekens van de scheidsrechter
De scheidsrechters gebruiken verschillende tekens om aan te geven wat er tijdens de wedstrijd gebeurt. Hieronder een overzicht van de meest voorkomende tekens:
- Fig. C: Teken om de uitsluiting van een speler aan te geven, door naar de speler te wijzen en vervolgens de arm te bewegen in de richting van de speelveldbegrenzing, onmiddellijk gevolgd door het aangeven van het mutsnummer van de uitgesloten speler zodanig dat dit zichtbaar is voor zowel de spelers in het speelveld als voor de jurytafel.
- Fig. D: Teken voor het gelijktijdig uitsluiten van twee spelers. De scheidsrechter zal met beide handen naar de twee spelers wijzen, en aangegeven overeenkomstig Figuur C dat ze uitgesloten zijn en vervolgens de mutsnummers aangeven overeenkomstig Figuur C.
- Fig. E: Teken voor een neutrale inworp. De scheidsrechter wijst met zijn handen met beide duimen naar boven gericht de plaats aan waar de neutrale inworp is toegekend en vraagt om de bal.
- Fig. F: Teken om het uitsluiten van een speler met vervanging aan te geven voor, oftewel een derde overtreding (WP 25.2), wangedrag (WP 22.8), gebrek aan eerbied (WP 22.10), storen bij het nemen van een strafworp (WP 22.15) of daarmee te vergelijken overtredingen. De scheidsrechter geeft de uitsluiting aan overeenkomstig Figuur C (of indien van toepassing Figuur D) en draait vervolgens de handen om elkaar heen overeenkomstig Figuur F.
- Fig. G: Teken om het uitsluiten van een speler zonder vervanging aan te geven. De scheidsrechter geeft het teken voor de uitsluiting overeenkomstig Figuur C (of Figuur D indien van toepassing) en kruist vervolgens zijn armen op zodanige wijze dat dit zichtbaar is voor zowel de spelers in het speelveld als voor de jurytafel, ervoor zorgend dat de jurytafel het mutsnummer kan noteren.
- Fig. H: Teken voor het toekennen van een strafworp. De scheidsrechter brengt zijn arm met vier opgestoken vingers omhoog. Daarna geeft hij de jurytafel het mutsnummer door van de verdedigende speler overeenkomstig WP 23.
- Fig. I: De scheidsrechter zal een doelpunt aangeven met een fluitsignaal gevolgd door het onmiddellijk wijzen naar het midden van het speelveld.
- Fig. J: Teken om het onderduwen van een tegenstander aan te geven (WP 22.6). De scheidsrechter maakt een neergaande beweging met beide handen beginnend vanuit een horizontale positie.
- Fig. K: Teken om de zware overtreding van het trappen van een tegenstander aan te geven (WP 22.7). De scheidsrechter maakt met één voet een trappende beweging terwijl hij op de andere voet blijft staan.
- Fig. L: Teken om de zware overtreding van het naar zich toe trekken van een tegenstander aan te geven (WP 22.6). De scheidsrechter maakt een terugtrekkende beweging waarbij hij beide handen verticaal gestrekt naar zijn lichaam toe beweegt.
- Fig. M: Teken om het volledig onder water duwen van de bal aan te geven (WP 21.6). De scheidsrechter maakt een neerwaartse beweging met zijn hand, beginnend vanuit een horizontale positie.
- Fig. N: Teken om het staan op de bodem aan te geven (WP 21.5). De scheidsrechter beweegt één voet omhoog en omlaag.
- Fig. O: Teken om het onnodig tijd verspillen bij het nemen van een vrije worp, doelworp of hoekworp aan te geven (WP 21.14). De scheidsrechter beweegt zijn hand op een zichtbare manier een of twee keer op en neer, de handpalm naar boven gericht.
- Fig. P: Teken om een overtreding van de 2-meterregel aan te geven (WP 21.12). De scheidsrechter geeft het nummer twee aan, door de wijs- en de middelvingers omhoog te steken met de arm verticaal gestrekt.
- Fig. Q: Teken om tijdverspilling (WP 21.16) of het aflopen van de 35-secondenklok(WP 21.17) aan te geven. De scheidsrechter maakt met zijn hand twee of drie keer een cirkelgebaar.
- Fig. R: Teken van een grensrechter voorafgaand aan het begin van het spel en om een doelworp of hoekworp aan te geven.
- Fig. S: Teken van een grensrechter om een doelpunt aan te geven.
- Fig. T: Teken om de zware overtreding van het slaan van een tegenstander (WP 22.7) aan te geven. De scheidsrechter maakt een slaande beweging met de gesloten vuist, beginnend vanuit een horizontale positie.
- Fig. U: Teken om de zware overtreding van het vasthouden van een tegenstander (WP 22.6) aan te geven. De scheidsrechter maakt een gebaar waarbij hij de pols van de ene hand met de andere hand vasthoudt.
- Fig. V: Teken om het wegduwen of zich afzetten van een tegenstander (WP 21.10) aan te geven. De scheidsrechter maakt met zijn arm een van zijn lichaam afduwende beweging beginnend vanuit een horizontale positie.
- Fig. W: Teken om de gewone fout van het hinderen of zwemmen over een tegenstander(WP 21.9) aan te geven. De scheidsrechter maakt een kruisend gebaar waarbij de ene hand de andere horizontaal kruist.
- Fig. X: Tekens ter aanduiding van het mutsnummer van een speler, met één hand. Indien het nummer meer dan vijf bedraagt, wordt eerst de open handpalm getoond met vijf vingers, gevolgd door het aantal vingers dat samen de som vormt van het mutsnummer van de speler. Voor het nummer tien wordt een gesloten vuist getoond. Indien het nummer hoger is dan tien, dan eerst de gesloten vuist tonen en vervolgens het aanvullend aantal vingers om het juiste nummer van de speler vol te maken.
Tips voor je spreekbeurt of werkstuk
Wil je een spreekbeurt houden of een werkstuk maken over waterpolo? Dan kun je het spreekbeurtpakket van de KNZB gebruiken. Er is een pakket voor groep 5/6 en een pakket voor groep 7/8. Op de site van de KNZB (Koninklijke Nederlandse Zwem Bond) vind je twee spreekbeurtpakketten, een voor groep 5/6 en een voor groep 7/8. Hierin staan tips voor het opzetten van een spreekbeurt en een werkstuk, en informatie over o.a. synchroonzwemmen, waterpolo en wedstrijdzwemmen.
Lees ook: Ontdek de wereld van korfbal met deze informatieve spreekbeurt.
Lees ook: Alles over hockey: een spreekbeurt voor de jeugd
tags: #waterpolo #spreekbeurt #groep #7 #informatie