Als scheidsrechter in het softbal kom je regelmatig complexe situaties tegen die tot discussie leiden. Dit artikel biedt helderheid over een aantal van deze situaties, van binnenhoog tot hinderen en de slagzone, en geeft inzicht in de regels die van toepassing zijn.
Binnenhoog (Infield Fly Rule)
Wanneer een "binnenhoog" wordt afgeroepen, is de slagman uit. Maar wat gebeurt er als een binnenvelder de bal opzettelijk laat vallen nadat binnenhoog is afgekondigd? In dat geval blijft de bal in het spel. De binnenhoogregel is bedoeld om te voorkomen dat de verdediging misbruik maakt van een makkelijke vangbal met lopers op de honken.
Hinderen
Hinderen door de slagpartij treedt op wanneer een veldspeler die de bal probeert te spelen, wordt gehinderd door de tegenpartij. Dit kan gebeuren wanneer een honkloper opzettelijk in aanraking komt met een geslagen bal, of een velder hindert bij het spelen van een geslagen bal met de kennelijke bedoeling om een dubbelspel te verhinderen. In dit geval moet de scheidsrechter de loper uitgeven wegens hinderen en tevens de slagman/honkloper uitgeven wegens de overtreding door zijn teamgenoot.
Het is ook hinderen als een goed geslagen bal de slagman of een honkloper op goed gebied raakt voordat een veldspeler de bal kan spelen. Echter, als een goed geslagen bal door een binnenvelder wordt gemist en vlak achter hem een loper raakt, of de loper raakt nadat de bal door een velder van richting is veranderd, dan wordt de loper niet uitgegeven wegens het geraakt worden door een geslagen bal. De scheidsrechter moet ervan overtuigd zijn dat de bal door de binnenvelder werd gemist en dat geen andere binnenvelder nog de kans had om de bal te spelen. Als de scheidsrechter van mening is dat de loper opzettelijk tegen een geslagen bal schopt die door een binnenvelder is gemist, dan wordt de loper uitgegeven wegens hinderen. Een speler die onderweg is naar de velder en zo dicht bij hem staat dat hij niet meer weg kan om de bal te vangen, mag worden beschouwd als "proberen de bal te spelen”. Het is aan de scheidsrechter om te bepalen of een velder tracht de bal te spelen of niet.
Schijn (Balk)
Schijn is een onreglementaire handeling van de werper terwijl de honken bezet zijn. Het doel van de schijnregel is om te voorkomen dat de werper opzettelijk de honkloper misleidt. Een voorbeeld van schijn is wanneer de werper, met lopers op eerste en derde honk, naar het derde honk stapt en niet gooit, alleen maar om de loper te dwingen terug te gaan naar het derde honk; vervolgens ziet dat de loper op het eerste honk op weg gaat naar het tweede honk, zich omdraait en in de richting van het eerste honk stapt en gooit.
Lees ook: De complete gids voor softbalregels
De steunvoet van de werper moet in contact blijven met de werpplaat, terwijl de andere voet op de grond moet zijn vóór de werpplaat. De werper moet de bal in beide handen voor zijn lichaam houden en tot een afzonderlijke, volledige en duidelijk zichtbare stop komen voordat hij de bal werpt. Een verandering in de richting van handen of armen wordt niet beschouwd als een volledige stop. Vanuit deze vaste stand mag hij de bal naar de slagman werpen, naar een honk gooien of achterwaarts met zijn steunvoet van de werpplaat stappen. Voordat hij de vaste stand aanneemt mag de werper desgewenst een normale voorbeweging maken, zoals die welke de “stretch” wordt genoemd. Maar indien hij dit doet, moet hij de vaste stand aannemen voordat hij de bal naar de slagman werpt.
Afstanden, Knuppels, Ballen en Afwijkende Regels
Bepalingen over afstanden, knuppels, ballen en afwijkende regels zijn deels te vinden in de spelregels en deels in het reglement van wedstrijden, die te vinden zijn op de website van de Koninklijke Nederlandse Baseball en Softball Bond (KNBSB). Een buitenveldhek staat idealiter op 98-122 meter. Als het hek echter op minimaal 75 meter staat en de bal erover gaat, is er sprake van een homerun. Bij heren is de afstand tot het buitenveldhek vaak 76,20 meter, bij dames 67,06 meter.
De Slagzone
De slagzone is een van de meest omstreden onderwerpen tijdens een wedstrijd. Er zijn in feite vier "slagzones":
- De slagzone zoals beschreven in de spelregels.
- De slagzone zoals beoordeeld door de slagman.
- De slagzone zoals beoordeeld door de pitcher en/of de veldpartij.
- De slagzone zoals beoordeeld door de umpire.
Een consequente slagzone is cruciaal. Het is belangrijker dat de slagzone consistent is dan dat deze perfect overeenkomt met de spelregels. Een stabiele slagzone maakt het voor pitchers mogelijk om de 'randjes op te zoeken' en voor slagmensen om ballen goed te beoordelen. Sommige umpires brengen de slagzone omlaag, maar een bal is 'slag' als enig deel van de bal door enig deel van de slagzone gaat, ongeacht of er een swing wordt gemaakt. De hoogte van de slagzone wordt bepaald aan de natuurlijke houding van de slagman tijdens de pitch.
Goed Geslagen Bal versus Fout Geslagen Bal
Bij een foutbal is het spel dood, tenzij deze wordt gevangen. De foutlijn behoort tot goed gebied. De honken behoren tot goed gebied. Thuisplaat, eerste en derde honk behoren in hun geheel tot goed gebied. Daarom moet de foutlijn, de ‘goedlijn’, langs de buitenkant van die honken lopen (met uitzondering van het dubbelhonk bij softbal). Of een bal goed of fout is terwijl deze wordt gespeeld, dient te worden beoordeeld naar de positie van de bal en niet van de speler die de bal speelt. Als een linksvelder bijvoorbeeld een ver geslagen bal probeert te vangen nabij de foutlijn en de bal zich op het moment van spelen loodrecht boven foutgebied bevond, dan is het een foutbal. Een geslagen bal die, terwijl de slagman zich in het slagperk bevindt, de slagman raakt of de knuppel voor de tweede keer raakt, is een foutbal. Een slagman-honkloper die opzettelijk een geslagen bal in fout gebied probeert van richting te veranderen, is uit. Een bal die voor het eerste of derde honk op fout gebied landt en doorrolt, kan pas als foutbal worden afgeroepen als deze tot stilstand is gekomen op fout gebied of is aangeraakt door een velder of een voorwerp behorend tot het niet bespeelbare gebied. Een goede slag wordt niet geroepen.
Lees ook: Complete Hockey Gids
Slag en Wijd
De slagzone is van belang bij het beoordelen van slag en wijd. Als de slagman wel naar de bal slaat, dan is het een slag. De spelregels geven geen houvast over wanneer slaan daadwerkelijk slaan is, het is dus een beoordeling die de umpire moet doen. Bij een fouttip is de bal niet 'dood' en gaat het spel door. Bij een foutslag is het spel 'dood' en mogen honklopers niet opschuiven. Alleen bij slag drie in de 'count' is de slagman uit vanwege de gevangen bal. Bij een slag roept de umpire zeer gedecideerd en luid: “Strike!!”. Het afroepen van de ‘count’ gaat altijd in de volgorde: aantal wijd en daarna aantal slag, dus “two balls, one strike”. Daarbij geeft de umpire het aantal wijd aan door het opsteken van vingers van zijn linkerhand en het aantal slag door het opsteken van vingers van zijn rechterhand.
Vangbal
Een vangbal wordt gemaakt door de veldpartij door het vangen van een bal in vlucht. Een bal in vlucht is een bal die, geslagen, geworpen of gegooid, zonder iets of iemand te raken, door het luchtruim vliegt. Als de bal eerst een speler van de slagpartij, een toeschouwer, een coach, een hek of een boomtak heeft geraakt, dan kan het nooit meer een vangbal worden. Als een andere velder (bijvoorbeeld de pitcher) de bal eerst aanraakt en deze vervolgens in vlucht blijft en wordt gevangen, dan is het een vangbal. In dit geval mogen honklopers gaan lopen na de eerste aanraking van de bal door een veldspeler. Vangen dient te geschieden met de blote hand en/of met de handschoen. Het gebruiken van enig deel van het tenue is verboden. De bal dient stevig te worden vastgehouden om controle over de bal aan te tonen. Zonder controle is er geen sprake van een vangbal, tenzij de bal, voordat hij de grond raakt, alsnog wordt gevangen. Om een bal te vangen mag een velder over een hek leunen of er zelfs op klimmen. Als een speler door te leunen de bal vangt, maar vervolgens over het hek valt en nog steeds de bal controleert, dan is het een vangbal. Het is wel een vang als een velder de bal in zijn handschoen heeft en deze vanuit de handschoen met een flip, dus zonder met de gooihand aangeraakt te hebben, aan een andere velder doorspeelt.
Homerun
De term homerun is eigenlijk het toekennen van 4 honken door de umpire. De umpire geeft dit aan door met zijn rechterwijsvinger een cirkel (tegen de wijzers van de klok in) boven zijn hoofd te maken. In het honkbal kan dat alleen als de geslagen bal direct over het buitenveldhek vliegt. Het is ook een homerun als de bal via een velder over het hek gaat, mits dat op goed gebied gebeurt. Gaat de bal op deze wijze op fout gebied over het hek, dan is het een 2-honkslag. Als een bal boven het hek de foutpaal raakt en terugstuitert, dan is het ook een homerun. Stuitert een bal echter terug van het hek, raakt een velder en stuitert daardoor alsnog over het hek, dan is het geen homerun. In dit geval is de bal dood en is het een 2-honkslag.
(Slagman-) Honkloper is Uit
Er zijn vele manieren voor een speler om ‘uit’ te gaan. In een gedwongen situatie moet de (slagman-)honkloper opschuiven naar het volgende honk omdat het honk waarop hij recht heeft door een opvolgende (slagman-)honkloper moet worden bezet. Deze gedwongen situatie kan tijdens het spel vervallen. Met een honkloper op het eerste honk gaat de slagman-honkloper uit voordat hij het eerste honk heeft bereikt. Tevens is sprake van een gedwongen loop als de slagman(-honkloper), na een goede slag, het eerste honk moet proberen te bereiken. Bij geraakt werper of vier wijd mag hij uiteraard het eerste honk bezetten zonder uit gemaakt te kunnen worden. Honklopers die daardoor worden gedwongen op te schuiven, kunnen dit doen zonder ‘uit’ gemaakt te kunnen worden.
Een honkloper is uit als:
Lees ook: WK Cricket Spelen 2011: Een nostalgische blik
- Hij meer dan 1 meter afwijkt van zijn honkpad om tikken te ontwijken, behalve als hij daardoor vermijdt dat hij een velder hindert die een geslagen bal tracht te spelen. Met honkpad wordt bedoeld de rechte lijn tussen de honkloper en het honk waarheen hij op weg is. Het wordt bepaald op het moment dat de tikactie plaatsvindt. Als de honkloper uitwijkt om ervoor te zorgen dat een velder een geslagen bal kan spelen, dan mag hij meer dan 1 meter uitwijken.
- Hij na het raken van het eerste honk zijn honkpad verlaat omdat hij kennelijk zijn poging een volgend honk te bereiken opgeeft. Deze situatie kan plaatsvinden tussen alle honken.
- Hij opzettelijk een velder hindert die een geslagen of aangegooide bal tracht te spelen. De velder heeft altijd ‘voorrang’ op de honkloper.
- Hij wordt getikt terwijl hij niet in contact is met een honk, tenzij de bal 'dood' is. Dit geldt niet bij het eerste honk als de loper doorschiet en hij onmiddellijk naar dat honk terugkeert. Dat terugkeren mag ook vanuit ‘goed’ gebied. Het gaat er slechts om dat de honkloper geen enkele poging doet het 2e honk te bereiken.
- Een loslatend honk is geen reden een speler op tikken uit te geven. Dus een speler die in zijn sliding een honk meeneemt, kan niet uitgetikt worden.
- Hijzelf, of het honk waar hij vandaan kwam, wordt getikt voordat hij dat honk opnieuw heeft aangeraakt (‘tag up’) na een vangbal. Dit is een appèlsituatie, de umpire geeft de ‘uit’ dus alleen als een appel wordt gespeeld. Dit geldt niet bij een fouttip. De honkloper mag, bij de eerste aanraking van de te vangen bal door een velder, het honk loslaten.
- Hijzelf, of het honk waarnaar hij onderweg is wordt getikt voordat hij dat honk heeft bereikt.
- Hij wordt geraakt door een goed geslagen bal en zich op goed gebied bevindt. De bal mag geen enkele binnenvelder, de pitcher uitgezonderd, zijn gepasseerd. Is het een binnenhoogbal dan zijn zowel de slagman als de honkloper uit.
- Hij tracht thuis te komen tijdens een situatie waarbij de slagman hindert.
- Hij de velders in de war brengt door onnodig de honken in omgekeerde volgorde te gaan lopen.
- Hij de thuisplaat mist en geen poging doet daarheen terug te keren. Hierbij moet een velder, met de bal in bezit, een appèl spelen. De eerste call van de umpire is in dit geval altijd ‘safe’, ook al heeft hij waargenomen dat de plaat gemist is. De reden hiervoor is dat hij anders de veldpartij zou bevoordelen. De veldpartij moet zelf het honklopen in de gaten houden.
- Hij bij het honklopen een honk niet heeft aangeraakt.
Binnenhoog (Infield Fly) / Intentionally Dropped Ball
De binnenhoogregel geeft vaak aanleiding tot discussie, vooral omdat de bedoeling achter deze regel niet altijd wordt begrepen. Het is niet verstandig om bij minder dan twee uit en een hoge bal van het honk te gaan. Bij een vangbal moet immers terug worden gegaan naar het honk om niet uitgebrand te worden. Stel je voor dat er lopers op zowel het eerste als het tweede (en eventueel het derde) honk staan en er is geen of één uit. De slagman slaat de bal hoog de lucht in (fly ball of pop fly) en kan door een binnenvelder worden gevangen. Als deze binnenvelder de bal opzettelijk laat vallen, ontstaat er een gedwongen loop.