Terwijl de ene helft van Nederland met ingehouden adem de verrichtingen van 'onze jongens' volgt, vraagt de andere helft zich af wat er met hun doorgaans nuchtere vrienden en vriendinnen aan de hand is. Voetbal is een sport die velen in zijn greep houdt, maar wat maakt deze sport zo fascinerend? In zijn boek ‘Voetbalgek’ gaat de Utrechtse filosoof-voetballer Jan Vorstenbosch op zoek naar het geheim van zijn passie voor dit fascinerende spel.
De Vreemde Paradox van Voetbal
In het hart van de passie voor voetbal ligt een vreemde paradox. Er moet ergens in het onbewuste een besef sluimeren van een antwoord op de vraag: Waarom houd ik eigenlijk van dit spelletje? Dit spelletje met zijn rare uitwassen - de te grote ego’s, de intimiderende doodschoppen, de hooligans, de skyboxen, de omkoopschandalen; dit spelletje met zijn sympathieke rare snuiters, zoals daar zijn Oranje-supporters uit een klein dorpje in Groningen die op een novemberavond verkleumd in hun carnavaleske uitdossing naar een oefeninterland tegen IJsland zitten te kijken, à raison van vijfenveertig euro. Dit spelletje met zijn rare entourage van drammerige journalisten die maar blijven doorzeuren over opstellingen en verzwikte enkels; van spelersvrouwen aan wie nogal smakeloze tv-series worden gewijd; van bobo’s die zich bemoeien met zaken waar ze geen verstand van hebben. Jan Vorstenbosch spreekt van een vreemde paradox, die ertoe leidt dat hij aan de ene kant weg is van voetbal, maar het ‘spelletje’ tegelijkertijd als geen ander relativeert.
Voetbal als een Persoonlijke Beleving
Voetbal kan voor iemand op verschillende manieren betekenis hebben. Het kan een passie zijn, een hobby, een manier om fit te blijven, een gelegenheid om vrienden te maken, een uitlaatklep om stress te verminderen, of zelfs een baan. Voor sommige mensen is het de droom om professioneel voetballer te worden en het veld te delen met hun idolen. Voor anderen is het de spanning en het plezier dat ze ervaren tijdens een wedstrijd, of het nu gaat om vriendschappelijke potjes in het park of om zinderende finalewedstrijden.
Vorstenbosch beschrijft een van de mooiste doelpunten uit zijn lange loopbaan als linksbuiten: "Er komt een corner van links. De bal wordt halfhoog strak voor het doel gebracht. Ik sta op het moment van nemen gewoontegetrouw en zonder veel illusies (ik hou niet zo van koppen) ergens bij de tweede paal. Maar met zo’n halfhoge bal zie ik wel een mogelijkheid, misschien zelfs een kansje. Ik ren naar voren, naar de eerste paal vanuit de cornerpositie, en de bal en mijn rechtervoet komen elkaar tegen als ik opspring; de bal raakt mijn rechterhak, wordt naar het doel afgebogen en slaat van zo’n twee meter met kracht via de onderkant van de lat in het doel." Hij noemt het een doelpunt dat ‘misschien wel een plek verdient in de onmetelijk grote map met bijzondere doelpunten, bekend en onbekend, die Koning Voetbal uit zijn 150-jarige biografie kan samenstellen’.
De Rol van de Moderne Tijd
Volgens Vorstenbosch heeft de moderniteit een aantal Fremdkörper geïntroduceerd in het klassieke idee van sport. Oorspronkelijk draaide sport om rivaliteit en competitie, maar de moderniteit heeft records en de display of human abilities toegevoegd. In het oorspronkelijke Griekse idee ging het erom hoe je het spel spannend kon maken in termen van rivaliserende deelnemers. Records speelden in die opvatting geen rol. Vorstenbosch roept de wedstrijd uit tot datgene waar alles om draait en waar alle andere verschijnselen van zijn afgeleid.
Lees ook: Rode Kaarten en Voetbalregels Uitgelegd
Een groot misverstand is volgens hem dat kampioenschappen en prijzen belangrijk zouden zijn. Hij haalt een Inter-fan aan die zei dat een negatieve speelwijze in de Champions League-finale tegen Barcelona over vijf jaar vergeten zou zijn, omdat Inter dan wel in het rijtje van winnaars zou staan. Vorstenbosch is het hier niet mee eens. Hij vraagt zich af aan welke finale je nu nog steeds terugdenkt. Bijvoorbeeld de fantastische finale in 1994 waarin AC Milan het favoriete Barcelona met 4-0 zoek speelde. Wie maalt er nou na zoveel jaar nog om een titel, dat is toch allemaal hoogst vergankelijk?
Commercie vs. Passie
Vorstenbosch heeft een bloedhekel aan de verregaande greep die de commercie op het voetbal heeft gekregen. Hij haalt de Jabulani-bal aan als voorbeeld. Op elk WK moet er om commerciële redenen een nieuwe bal komen, terwijl je elke keer weer hetzelfde gezeur hoort dat het zo’n fladderbal is. Hij stelt voor om gewoon met de beste bal te spelen die er is, en de commercie zijn gang te laten gaan met het adverteren van nieuwe ballen.
Voetbal en Filosofie: Een Lastig Huwelijk?
In zijn boek gaan voetbal en filosofie hand in hand. Een lastig huwelijk, erkent hij. Hij probeert vanuit de voetballerij kritiek te leveren op de filosofie, terwijl hij als filosoof bepaalde ontwikkelingen in de voetballerij tegen het licht houdt. Hij haalt Albert Camus aan, die stelt dat voetbal een fundamenteel kader schept waarin je als mens verantwoordelijkheid ontwikkelt voor wat je goed en fout doet.
De Ideale Vrouw en de Passie voor Voetbal
Als ware liefhebber maakt het Vorstenbosch niet veel uit of hij naar een wedstrijd op het WK zit te kijken of naar het eerste van zijn Tilburgse amateurclub. Hij vergelijkt de passie voor voetbal wel eens met de passie van mannen voor vrouwen. Alle mannen dromen van de ideale vrouw, maar ze kijken net zo lief naar al die leuke meisjes op straat. Dat heb ik ook met voetbal. Als ik in de trein zit, en ik kom langs een veld waar gevoetbald wordt, dan kijk ik zelfs om in de hoop nog net even te kunnen zien hoe de aanval afloopt, voordat het veld uit zicht verdwijnt.
Spiegelneuronen en Relativering
“Als ik naar een wedstrijd kijk, ben ik bijvoorbeeld nooit echt partijdig. Ik ben wel voor Nederland, maar ik kijk toch vooral of er op het veld iets leuks gebeurt, ik kijk vanuit mijn spiegelneuronen. Vaak zit ik tegelijkertijd een boek te lezen en denk bij een doelpunt: ik kijk wel naar de herhaling, want mijn tijd is kostbaar. Pas als het spannend wordt, als een wedstrijd ontvlamt, leg ik het boek weg en ga ik echt kijken." Het grappige is dat die houding vooral vrouwen aanspreekt die eigenlijk niet van voetbal houden.
Lees ook: Preventie van rugklachten
Betekenisgeving door Voetbal
Hij is blij dat voetbal op zijn weg is gekomen. “Mensen hebben een concrete wereld nodig om betekenis aan hun leven te geven. Als je in je jeugd geen passie voor iets hebt ontwikkeld, word je later zo iemand die na zijn pensioen zegt: ik heb eigenlijk nooit een hobby gehad. Die passie kan de filosofie zijn, maar dat is voor veel mensen wat lastig te bereiken. Voetbal is voor iedereen weggelegd. Ik ben heel blij dat mijn vader mij indertijd heeft meegenomen naar het voetbal, want zo ben ik geïntroduceerd in een wereld waarmee ik mijn leven lang voort kan.”
De Gemeenschap en het Voetbal
Natuurlijk is hij niet gelukkig met de uitwassen rond het voetbal, maar de oprechte passie van veel supporters maakt wat hem betreft veel goed. Als ik langs de Utrechtse Sterrenwijk fiets, vind ik het ontroerend om te zien hoe iedereen daar zo’n WK samen beleeft en samen kijkt. Dat hoort er ook wel bij, vind ik. Hij weet nog goed dat hij de finale van het Europees Kampioenschap in 1988 in zijn eentje heeft zitten bekijken en dat hij dat helemaal niks vond. Je ziet Van Basten dat fantastische doelpunt maken en er is niemand tegen wie je kunt roepen: Jezus, zag je dat!!!! In mijn eentje naar die wedstrijd kijken is een van de ergste dingen die mij als voetballiefhebber ooit is overkomen.”
Het Gebruik van Videobeelden
Het grootste probleem met de invoering van elektronische hulpmiddelen is dat de sport er minder leuk en interessant van wordt. Het voetbal draait niet alleen om rechtvaardigheid maar ook om een vlot verloop, om toeval, kunde, verdienste, inzet, moed, het vermogen je niet kleinzielig op te stellen. Het voetbal draait om de toetsing van je morele en esthetische gevoelens, ook in situaties waar die op de proef worden gesteld. Over dit alles kan bovendien, ter verfijning van ons beoordelingsvermogen, na afloop in de derde helft nog nagepraat worden, eventueel met de videobeelden erbij. Met de invoering van meer technologie worden veel van de cruciale aanleidingen voor zulke gesprekken weggenomen. Dat is een verlies voor de sport en haar maatschappelijke betekenis.
De Rol van Supporters
Supporters vormen een essentieel en kleurrijk onderdeel van de sportwereld. Hun passie, hun creatieve uitdossingen en onvoorwaardelijke steun zijn kenmerkend voor elke wedstrijd en in elke sport. Sommige van de meest memorabele momenten in de sportgeschiedenis worden gekenmerkt door de reacties van fans. Bovendien biedt supporteren niet enkel voordelen voor de club, maar ook voor de fans zelf. Supporters halen enorm veel voldoening uit hun betrokkenheid bij de sport. Voor veel fans is het volgen van hun favoriete club of een wedstrijd kijken in de beste competitie ter wereld een passie die zorgt voor immense vreugde en opwinding. Hun team toeschreeuwen, het delen van de overwinningen en het troosten na nederlagen creëert een gevoel van gemeenschap en verbondenheid. Elk team heeft zijn eigen set kleuren, liederen en tradities. Deze symbolen vertegenwoordigen meer dan alleen het team zelf; ze vertegenwoordigen de geschiedenis en het erfgoed van de club. Wanneer fans deze iconen dragen, zingen of vieren, voelen ze verbondenheid met hun club en met elkaar. Deze samenhorigheid leidt op zijn beurt tot het creëren van om nieuwe vriendschappen en sociale contacten. Supporteren brengt mensen samen. Of het nu gaat om het bijwonen van wedstrijden in het stadion, het kijken naar wedstrijden in een café of het deelnemen aan online discussies, sportfans hebben talloze mogelijkheden om in contact te komen met gelijkgestemde supporters. Tot slot kan het volgen van sportwedstrijden ook een positieve invloed hebben op de gezondheid en het welzijn van de fans. Het kijken naar wedstrijden kan stress verminderen, endorfines vrijmaken en een gevoel van geluk en opwinding creëren.
Het Spel dat Verenigt
Het is een uniek woord dat zoveel betekenissen heeft, zoveel gevoelens oproept en tegelijkertijd zo'n universele taal spreekt: voetbal. Van de sfeervolle straatpotjes in Brazilië tot de georganiseerde amateurwedstrijden in Nederland, het wordt over de hele wereld gespeeld en gewaardeerd. Het gaat verder dan een spel of sport; het verbindt mensen, creëert gemeenschappen en inspireert miljoenen.
Lees ook: Homoseksualiteit en korfbal
Amateurvoetbal en Profvoetbal
Miljoenen mensen in Nederland voetballen buiten de professionele competities. De meesten doen het gewoon voor de lol. Toch dromen veel van hen ervan om een profcontract bij een profclub te krijgen, en voor sommigen is die droom zelfs haalbaar. Maar van de jongeren die spelers in de grote competities of hun favoriete clubs bewonderen, wordt slechts een kleine minderheid zelf profvoetballer.
Hoe word je profvoetballer?
De veiligste manier om profvoetballer te worden is door voor een club te spelen of naar een voetbalschool te gaan en daar ontdekt te worden. Scouts lopen niet meer door de lokale parken of staan op schoolpleinen rond, op zoek naar een kind met uitzonderlijk talent. Ze weten dat voetbalscholen en gevestigde clubs in de lagere competities de meest efficiënte manier zijn om goede spelers te vinden. Deze teams fungeren als een filter op het laagste niveau voor spelers met goede vaardigheden. Het belangrijkste is dat je idealiter op jonge leeftijd begint als je overweegt om profvoetballer te worden. Gezien het hoge concurrentieniveau in deze sport is het verstandig om je professionele ontwikkeling in je tienerjaren te beginnen. Hoewel er eigenlijk geen vast moment is waarop het te laat is om op het hoogste niveau te spelen: als je de midden twintig bent gepasseerd, heb je simpelweg niet veel tijd meer voordat je spel vertraagt. De kans om prof te worden is klein, maar niets is onmogelijk. Met talent, toewijding en hard werken kun je het bereiken. En uiteindelijk heb je ook gewoon een flinke dosis geluk nodig om je droom waar te maken!
Duur van een Profcarrière en Salarissen
Een profcarrière duurt meestal ongeveer 10 jaar. Daarom begint de loopbaan van een voetballer idealiter al op zeer jonge leeftijd. Vanaf een bepaalde leeftijd wordt het bijna onmogelijk om een contract bij een profclub te krijgen. Lokale clubs moeten bijzonder getalenteerde spelers al vroeg in hun ontwikkeling opmerken, zodat ze speciaal kunnen worden getraind en aangepast aan een bepaalde speel- en denkwijze. In de tienerjaren rekruteren de grote clubs jonge spelers en bereiden ze hen voor op een toekomst als prof. Dit is de gebruikelijke manier om toekomstige topvoetballers voort te brengen. Clubs investeren meer in jonge profs dan in oudere spelers omdat jonge spelers een hogere marktwaarde hebben. Ze hebben immers nog een langere carrière voor zich dan oudere spelers.
Salarissen voor profvoetballers variëren enorm, van minder dan €20.000 tot meer dan €50 miljoen per jaar. Net als bij elke professionele sport zal een onbekende speler nooit zoveel verdienen als een ervaren voetballer die zijn vaardigheden jarenlang op het veld heeft bewezen. Beroemde spelers met veel fans winnen niet alleen wedstrijden, maar zorgen er ook voor dat stadionstoelen gevuld zijn, mensen merchandise kopen en de televisie aanzetten. Hoe groter de aantrekkingskracht van een speler, hoe meer inkomsten een team dankzij zijn populariteit kan genereren, en hoe meer geld ze hem kunnen betalen. Helaas worden niet alleen je vaardigheden bepaald hoe je salaris als professionele voetballer eruitziet; ook je geslacht speelt een grote rol, zoals bij bijna elke professionele sport. Vrouwelijke spelers verdienen aanzienlijk minder dan hun mannelijke collega's. Uit een enquête van 2018 bleek dat 88 procent van de professionele voetbalsters wereldwijd minder dan € 20.000,- per jaar verdiende. Deze lage salarissen hebben veel getalenteerde speelsters gedwongen om met voetbal te stoppen.
Valkuilen in Talentontwikkeling
Allereerst is het essentieel om bewust te worden van een aantal aannames die talentontwikkeling kunnen saboteren. Daarom willen we jou, maar ook onszelf herinneren aan de valkuilen waar we keer op keer intrappen Ze lijken soms simpel, maar let op: daar zit juist de crux. De kans is groot dat je je schuldig maakt zonder dat je het door hebt. High-potentials, beloften of gewoon ‘talenten’: deze benamingen verwijzen allemaal naar een groepje sporters waarvan we denken dat ze potentie hebben om de top te halen. De grote vraag is alleen hoe we het onderscheid maken tussen hen en ‘de rest’. In veel sporten gebeurt dat door te kijken naar prestaties. Presteer je bovengemiddeld? Dan heb je talent! Doe je dat niet? Dat komt omdat we geloven dat talent een vaststaand vermogen is dat je van nature al dan niet hebt. Vanuit die gedachte nemen we aan dat talent in een vroeg stadium van de sportieve ontwikkeling te herkennen is. Maar de vraag is of we met die focus daadwerkelijk alle talenten herkennen. Wij denken van niet. Talent staat veel minder vast dan we denken. Dat wordt ook onderbouwd door wetenschappelijke studies die laten zien dat prestaties op jonge leeftijd geen garantie geven voor succes op volwassen leeftijd. Met andere woorden: de jeugdtoppers van nu, worden niet per se de senioren toppers en andersom. Talent is altijd in beweging. Om te beginnen moeten we beseffen dat factoren die op jonge leeftijd belangrijk zijn om te presteren op oudere leeftijd minder relevant kunnen zijn. Daarnaast is talent een veelzijdige kwaliteit bestaande uit het samenspel van fysieke, technische, tactische en mentale factoren. De ontwikkeling van al die factoren is per individu verschillend, verloopt niet rechtlijnig en wordt beïnvloed door omgevingsfactoren (support van ouders, trainingsfaciliteiten, financiële middelen etc.). Dat betekent dat talent altijd in beweging is. Om talent adequaat te herkennen - en ontwikkelen, is het dus heel belangrijk om een inschatting te maken waarom een bepaalde prestatie op een bepaald moment tot stand komt. Je wilt beter begrijpen wat de onderliggende factoren zijn waarom iemand het zo goed doet (of niet). Iemand die veel heeft getraind en uitgegroeid is, staat er anders voor dan iemand die nog veel uren kan maken en in de groeispurt zit. Voeg daar ambitie, plezier en leervermogen aan toe en het hele plaatje kan veranderen. Natuurlijk zijn bepaalde kwaliteiten niet of minder te beïnvloeden, zoals hoe lang iemand uiteindelijk wordt. Maar laten we ons vooral richten op wat wél te verbeteren is, dat goed monitoren en daar het maximale uithalen. Helaas verwarren we prestaties in het hier en nu vaak met potentie. We vergeten verder te onderzoeken waarom iemand presteert zoals hij presteert en pinnen iemand vast op wat hij nu kan. Iemand die uitblinkt, zien we als belofte voor de toekomst. Daar gaan we blind voor. Maar iemand die het wat minder goed doet - het talent dat fluistert in plaats van schreeuwt, kan daar ook nog komen. Als we eenmaal een talentvolle sporter op de radar hebben, sturen we ze vanuit een soort tunnelvisie de meest bekende route op. Zo zien we in de praktijk steeds meer jonge sporters - soms al vanaf 8 jaar - zich volledig storten op hun sportieve ontwikkeling. Hun leven draait om 5 à 10 keer in de week hard trainen, een optimale voorbereiding op het volgende toernooi en daarnaast ook nog even het schoolwerk bijhouden. Natuurlijk moet je om ergens heel goed in te worden, heel veel trainen en prioriteiten stellen. Dat staat als een paal boven water. Maar hoewel deze talenten misschien niets liever willen dan trainen, schuilt het gevaar dat hun sociale en persoonlijke ontwikkeling achterblijft. Wij vinden dat sport óók verantwoordelijkheid draagt voor een gezonde ontwikkeling op die vlakken. De zorg zit hem dan ook niet in de vraag óf maar wanneer je alle pijlen gaat richten op een topsportcarrière. De omgeving speelt hierin een grote rol. Zeker aan het begin van de sportcarrière zijn volwassenen aan zet hoe de weg naar de top wordt ingericht. Dat maakt het ontzettend belangrijk om het beeld dat wij hebben over topsport en de weg daarnaartoe, te bevragen. Vaak wordt dat beeld gedomineerd door zo vroeg mogelijk, zoveel mogelijk trainen in één sport. We verwachten steeds eerder, sneller en meer commitment van jonge sporters, maar op basis van wat? De waarheid is dat we het antwoord niet weten. De weg naar de top is in veel sporten een grote black box. Dat betekent dat de oorzaak-gevolgverbanden verre van bekend zijn. Toch pleiten we vaak voor zeer intensieve en eenzijdige routes gebaseerd op succesverhalen uit het verleden. We zijn ervan overtuigd dat die routes, de juiste routes zijn. Ze laten immers zien dat ‘wat’ we hebben gedaan, heeft geleid tot succes. Wat we vergeten is dat met diezelfde aanpak ook heel veel sporters het uiteindelijk niet hebben gehaald. De survivalship bias is een cognitieve denkfout die zich focust op de ‘overlevers’ binnen een bepaald systeem. We staven onze conclusies op een heel klein deel van de groep die het met die aanpak heeft gered. Dat pakken we aan om te onderbouwen dat ‘wat’ we hebben gedaan, vooral heel goed is geweest. De realiteit is namelijk dat ieder sporttalent anders is. Wat voor de één heel goed werkt, werkt voor de ander totaal niet. De manier waarop trainingen, herstel en het leven rondom sport wordt ingevuld is per sporter een nieuwe puzzel. De verhalen van de laatste twee jaar benadrukken keer op keer dat die puzzel niet alleen gaat over prestaties, maar ook of iemand gelukkig is, lekker in zijn vel zit en plezier heeft in wat hij doet. Steeds vaker zien we sporters de top halen op manieren die afwijken van de status quo. Ze treden buiten de gebaande paden en zoeken hun eigen weg. Het is niet één aanpak die voor het meeste succes zorgt. Dat is niet makkelijk want de alternatieve routes worden minder ondersteund. Ze passen niet in ‘ons’ beeld over wat het zou moeten zijn en worden nauwelijks gefinancierd. Maar juist daar kunnen wij van toegevoegde waarde zijn. Als omgeving kunnen wij sporters helpen door meerdere routes naar de top aan te bieden zodat een sporter een weg kan kiezen die bij hem past. Want het is niet één aanpak die voor het meeste succes zorgt. Blijf jezelf afvragen: is er ook een andere aanpak die (mogelijk beter) bij de sporter past? De laatste valkuil is misschien wel de hardnekkigste. Of we nu langs de lijn staan of kijken naar een selectie binnen een individuele sport, het zijn vaak de beste sporters die meer minuten mogen spelen of extra trainingsmogelijkheden krijgen. Pas als de situatie het toelaat (bijvoorbeeld een slechte tegenstander of een uitvaller), mogen de ‘mindere’ sporters in actie komen. We verkopen aan onszelf én de sporters, dat dit de juiste aanpak is. Als je liever vandaag dan morgen wilt winnen, zou het inderdaad een effectieve strategie zijn. Maar als je intentie is om sporters te helpen in hun ontwikkeling, sla je de plank mis. Talentontwikkeling is een proces van járen en vraagt om een langetermijnvisie. Dat betekent dat je soms op de korte termijn geen (zichtbare) resultaten haalt, maar uitstelt naar de toekomst. Dat is niet gek in een prestatiemaatschappij waar iedereen wordt afgerekend op resultaten. Afwijken van de norm is een uitdaging en al helemaal binnen een systeem waar de prestatie van de sporter, de baan van de trainer of coach bepaalt. Het systeem zit namelijk zo in elkaar dat het succes van de sporter, het succes van de coach en de bond bepaalt. Dat heeft vervolgens weer invloed op de uiteindelijke geldstroom die verdeelt wordt onder de topsportprogramma’s. Maar je voelt hem al aankomen: het succes van de sporter wordt weer beïnvloed door de coach, de bond en de beschikbare middelen van bovenaf. En zo zitten we gevangen in wederkerige afhankelijkheid. Toch moet het écht anders. We zijn zo bezig met het resultaat, dat we kinderen geen of weinig ruimte geven om te ontwikkelen. Of je nu bij het groepje ‘talenten’ hoort of het groepje ‘mindere’ sporters: we doen beiden te kort. Het zou bijvoorbeeld voor een sporter die altijd wordt opgesteld een goed leermoment kunnen zijn om een keer de wedstrijd vanaf de bank te bekijken. Toch zijn er weinig trainers die zo’n keuze durven maken. Je bent niet alleen de vreemde eend in de bijt, maar krijgt waarschijnlijk ook een stortvloed aan kritiek van ouders over je heen die vinden dat hun kind moet spelen. In de jacht op succes is weinig oog voor wat een sporter écht nodig heeft om in de toekomst verder te kunnen groeien. Omdat het alsmaar sneller en beter moet, grijpen we in zodra het mis dreigt te gaan. Dat is ergens wel logisch, want als volwassenen hebben we ervaring hoe we op een efficiënte manier iets kunnen bereiken. Het nadeel is dat we daarmee sporters de kans ontnemen om zelf te leren. Curlingouders poetsen ieder obstakel uit de weg en joystick coaches vertellen precies wat moet worden gedaan. Kortom: de kortetermijnfocus op presteren kan talentontwikkeling op de lange termijn flink dwarsbomen. Maar het gaat verder dan dat. De nadruk op resultaten leert een sporter dat je een plek verdient, zolang je presteert. Met andere woorden: het gaat niet om ‘wie’ je bent, maar om ‘wat’ je doet. Dit is het perfecte recept om de overtuiging te installeren dat liefde, erkenning en waarde worden bepaald door wat je kan. Daarmee wordt de druk om te laten zien dat je goed genoeg bent enorm, evenals de druk om niet te falen. En plezier? De prijzen zullen blijven lonken. Wat gebeurt er als we talent zien als méér dan alleen prestaties in het hier en nu? Als we sporters niet op de automatische piloot een bepaalde kant op sturen? Als we weg kunnen stappen van die focus op de korte termijn winst? Wij geloven dat er dan óók ruimte ontstaat voor het talent dat fluistert. Dat we samen met een sporter kunnen ontdekken wat er echt bij hem past en dat we kansen kunnen bieden die goed zijn voor de langetermijnontwikkeling van sporter én mens. Talent hoeft dan geen vloek te zijn waarbij je jezelf keer op keer moet bewijzen, maar is een kwaliteit die je steeds verder kunt en mag ontwikkelen op een manier die bij jou past. Wij - de mensen voor, achter en naast de sporter - kunnen kiezen op welke manier we kijken naar talentontwikkeling. Wij bepalen samen welke zaadjes we laten ontkiemen en of we het tij keren.