Italiaans Voetbalwoord: Calcio en de Rijke Taalinvloed uit Italië

Italië en Nederland hebben door de eeuwen heen een sterke band gehad, niet alleen op het gebied van handel en cultuur, maar ook op het vlak van taal. Ongeveer 360 Italiaanse woorden hebben hun weg gevonden naar de Nederlandse taal, een bewijs van de invloed die Italië heeft gehad. Deze woorden betreffen voornamelijk gebieden als muziek, de Italiaanse keuken, misdaad en de financiële wereld. De uitwisseling van woorden is voornamelijk tot stand gekomen door handelscontacten en migratie. Italiaanse muziek, gerechten en termen uit de bankenwereld waren gewilde exportproducten.

Historische Migratie en Handelscontacten

Al in de dertiende eeuw vestigden Italiaanse immigranten zich in Delft. Rond 1280 was er een Lombardische bankier actief in de stad, wiens bank tot in de vijftiende eeuw zaken deed. In de zeventiende eeuw ontvluchtten Italianen Noord-Italië vanwege slechte landbouwopbrengsten en zochten hun heil in de Republiek. De bekende Italiaanse ijsverkopers kwamen in de tweede helft van de negentiende eeuw naar Nederland, en rond 1900 vestigden de eerste Italiaanse terrazzowerkers zich in Den Haag. Kort daarna volgden mijnwerkers die naar Limburg trokken. Na de Tweede Wereldoorlog, tussen 1949 en 1975, kwam een grote stroom van tienduizenden Italianen naar Nederland.

Italiaanse Leenwoorden in het Nederlands

De Italiaanse invloed op de Nederlandse taal is divers en omvat verschillende domeinen. Hieronder volgt een overzicht van enkele bekende Italiaanse leenwoorden en hun betekenis:

  • Bandiet: Afgeleid van het Italiaanse bandire, wat ‘verbannen’ betekent. Het woord is via het Frans in het Nederlands terechtgekomen en betekent ‘boef’.
  • Piano: Een muziekinstrument, oorspronkelijk pianoforte genoemd.
  • Spaghetti: Pasta in de vorm van dunne slierten.
  • Confetti: Bonte papiersnippers. Tijdens carnaval gooiden mensen in Italië, Spanje en Frankrijk kleine kalkkogeltjes, confetti genoemd, in het rond.
  • Blanco: Leeg, oningevuld, onbeschreven.
  • Prima donna: Letterlijk ‘eerste dame’, de belangrijkste zangeres in de opera.
  • Bankroet: Faillissement, afkomstig van banca rotta, wat ‘gebroken bank’ betekent. Tijdens een faillissement werd de tafel van de geldwisselaar (de bank) stukgeslagen om aan te geven dat de geldhandel was beëindigd.
  • Netto, bruto, saldo, kapitaal, debet, incasso: Termen uit het Italiaanse handelsjargon.
  • Borza: Italiaans voor beurs, ontleend aan het Vlaams-Nederlandse beurs.
  • Broccoli: Koolsoort, afkomstig van het Italiaanse broccoli, de meervoudsvorm van broccolo ‘jonge scheut’.
  • Tifosi: Publiek, ingeburgerd in de Nederlandse voetbaltaal voor de fans van een spektakel, specifiek voetbal.
  • A capella: Zang zonder instrumentale begeleiding, van Italiaans a cappella, wat letterlijk ‘op de kapelmanier’ of ‘in kerkstijl’ betekent. Vroeger zong men in de kerk zonder instrumenten.
  • Machiavellisme: Een stijl van regeren waarbij de vorst gewetenloos en sluw regeert.
  • Replica: Kopie, duplicaat, namaakobject, van Latijn replicare (herhalen). Het woord kwam rond 1847 in de Nederlandse taal voor in de betekenis van ‘herhaling van een muziekstuk’.
  • Getto: Afgesloten stadswijk, ontleend aan het Italiaanse getto ‘slak’. De term is vermoedelijk afgeleid van het stratenblok Getto Nuovo in Venetië, waar Joden in de Middeleeuwen gescheiden werden van christenen. Een andere verklaring is dat getto is afgeleid van het Italiaanse werkwoord gettare (metaal gieten).
  • Subiet: Onmiddellijk, meteen, direct, ineens.
  • Maffia: Misdadige organisatie, term afkomstig uit het Italiaans.
  • Pasta: Italiaans deegwaar.
  • Fiasco: Mislukking. Mogelijk afgeleid van de Franse uitdrukking faire fiasco (‘een mislukking ondergaan’), ontstaan in de Parijse theaterwereld. Een andere verklaring is de betekenis van fiasco als middeleeuwse wijnfles die brak tijdens een mislukte act van een clown.
  • Pico bello: Uitstekend, piekfijn in orde.
  • Sopraan: Hoogste vrouwenstem, van Italiaans soprano (‘hoge stem’).
  • Casanova: Vrouwenversierder, vernoemd naar de Italiaanse vrouwenverleider Giacomo Girolamo Casanova (1725-1798).
  • Diva: Beroemde zangeres of actrice, van Italiaans diva, een begrip dat in de negentiende eeuw gebruikt werd voor excellerende zangeressen.
  • Terracotta: Ongeglazuurd aardewerk.
  • Basta: Genoeg!

Calcio: Meer dan alleen Voetbal

In Italië is voetbal, of calcio in het Italiaans, meer dan alleen een sport. Het is een passie, een cultuur en een manier van leven. Het woord calcio zelf is afgeleid van Calcio Fiorentino, een historisch voetbalspel uit Florence dat al vijf eeuwen wordt gespeeld. Dit oervoetbal, een mix van rugby en voetbal, staat aan de basis van de term calcio als aanduiding voor voetbal in het Italiaans.

Calcio Fiorentino is een brute sport die teruggaat tot het Romeinse balspel Harpustum. Het spel werd vroeger gespeeld door de elite en zelfs pausen deden eraan mee. Een Franse koning beschreef het als "te klein voor een echte oorlog, te wreed voor een spel". Hoewel de sport in de 17e eeuw aan populariteit verloor, blies Mussolini het in de jaren dertig nieuw leven in. Tegenwoordig zijn er minder doden, maar slaan, schoppen, kopstoten en worstelen zijn nog steeds toegestaan.

Lees ook: EK-kansen Italië

De wedstrijden zijn een volksfeest met historisch geklede fanfares en vaandelzwaaiers. Vier teams uit de oude wijken van Florence (Santa Croce, Santo Spirito, Santa Maria Novella en San Giovanni) strijden om de winst. Het team dat de meeste punten (cacce) scoort, wint een kalf van het Chianinaras-ras.

Italiaanse Voetbalcultuur: Campanilismo en Passie

De Italiaanse voetbalcultuur wordt gekenmerkt door campanilismo, de sterke lokale trots op de eigen streek of stad. Dit versterkt de gevoelens voor de plaatselijke voetbalclub, die een belangrijk uithangbord wordt. Deze sentimenten zijn vooral zichtbaar bij wedstrijden tussen clubs uit verschillende regio's, zoals Rome tegen Milaan, maar ook bij regionale wedstrijden binnen provinciegrenzen.

Supportersgeweld komt in Italië minder voor dan in bijvoorbeeld Engeland of Nederland, mede doordat er nauwelijks sprake is van drankgebruik. Het zijn van tifoso is vaak een familie-aangelegenheid, waarbij moeders vlaggen maken en dochters de spelers bewonderen.

Ook de verschillen tussen Noord- en Zuid-Italië zijn in de voetballerij goed voelbaar. Het eerste nationale kampioenschap van SS Napoli in 1986, onder leiding van Diego Maradona, veroorzaakte een enorm volksfeest in heel Zuid-Italië. Het betekende het einde van een lange periode van frustratie en discriminatie door de "Polentoni" (polenta-eters) uit het Noorden.

Serie A: De Italiaanse Topcompetitie

De Serie A is de hoogste klasse van het Italiaanse voetbal, waar 20 clubs strijden om het kampioenschap, de Scudetto. De kampioen mag het volgende seizoen met de Scudetto in de Italiaanse driekleur op het shirt pronken. Een ploeg die deze onderscheiding 10 keer wint, mag een gouden ster op het shirt dragen. Juventus, AC Milan en Inter hebben zo'n ster.

Lees ook: Alles over het Italiaanse elftal

Clubs als Juventus (Torino), AC Milan, Internazionale (Inter), AS Roma, Lazio Roma, Fiorentina (Firenze) en Palermo beheersen het Italiaanse voetbal. Vooral Juventus, AC Milan en Inter zijn wereldberoemd en hebben een rijke geschiedenis en vele prijzen gewonnen.

Het bijwonen van een derby, een wedstrijd tussen twee teams uit dezelfde stad, is een unieke ervaring. De bekendste derby is die van Milaan, de Derby della Madonnina tussen AC Milan en Inter. De passie, muziek en lawaai in het San Siro-stadion maken dit tot een onvergetelijke gebeurtenis.

Italiaanse Scheldwoorden en Expressiviteit

De Italiaanse taal staat bekend om zijn expressiviteit en het gebruik van parolacce (scheldwoorden). Hoewel het romantische beeld van la dolce vita anders doet vermoeden, is vloeken en vunzig taalgebruik in Italië vrij normaal, vooral in informele situaties. Het is belangrijk om deze woorden te herkennen, maar ze niet zomaar te herhalen, vooral niet in formele omgevingen.

Enkele voorbeelden van Italiaanse scheldwoorden zijn:

  • Vaffanculo: Een grove uitdrukking om iemand weg te sturen.
  • Prendere per il culo: Iemand in de maling nemen.
  • Che culo: Wat een mazzel!
  • Dio cane, porco cane, porco Dio, Dio mio…: Vloeken met God, varkens en honden.
  • Madonna!, porca madonna, Madonna maiala: Vloeken met de Heilige Maria.
  • Fa cacare: Dat is vies, oneerlijk, verkeerd.
  • Figura di merda: Schijtfiguur, een situatie waarin iemand een slechte indruk maakt.
  • Pezzo di merda: Stuk stront.
  • Che stronzata / Una stronzata: Onzin, bullshit.
  • Stronzo/a: Stuk stront.
  • Cazzo!: Lul, gebruikt als scheldwoord of om een zin kracht bij te zetten.
  • Sticazzi: Gebruikt om aan te geven dat iemand boos is ergens over.
  • Cazzata: Onzin.
  • Che palle! / Che coglioni!: Wat vervelend!
  • Far girare le palle: Ergens van krijgen.
  • Rompere le palle / i coglioni: Erg vervelend zijn.
  • Rompipalle / rompicoglioni: Ballenbreker.

Het is belangrijk om te onthouden dat deze uitdrukkingen vaak gebruikt worden om de taal te verlevendigen en niet per se als belediging bedoeld zijn.

Lees ook: Superga-vliegramp: het verlies van een legendarisch team

tags: #italiaans #woord #voor #voetbal #betekenis