De Honkbal Werper op de Heuvel: Een Cruciale Positie

Honkbal, voor buitenstaanders soms een lastig te begrijpen sport, kent een rijke historie en complexe dynamiek. De spelregels zijn niet altijd even helder als bij bijvoorbeeld voetbal. Dat maakt het honkbal niet alleen een stuk unieker, maar ook boeiender. Het doel van het spel is om meer punten te scoren dan de tegenstander. Dit doe je door een bal zo moeilijk mogelijk te slaan voor de verdedigende tegenstander.

De Basisprincipes van Honkbal

Honkbal is een veldsport, gespeeld door twee ploegen van elk negen spelers, die om beurten als slag- en veldpartij fungeren. Op de hoekpunten van het binnenveld liggen de honken: drie platte witte kussens en als (vierde) thuishonk een vijfhoekige witte rubberplaat. Iets vóór het midden van het binnenveld ligt een witte werpplaat, waar de werper (pitcher) plaatsneemt. Bij honkbal staat de pitcher op een verhoging (de heuvel).

Een wedstrijd wordt altijd gespeeld met twee teams, een aanvallend team en een verdedigend team. Een wedstrijd is verdeeld in negen innings, dit zijn perioden waarin elk van beide ploegen eenmaal slagpartij en eenmaal veldpartij is. De ploeg die na negen innings de meeste punten heeft, is winnaar. Bij gelijke stand na negen innings wordt steeds een slagbeurt voor beide ploegen verder gespeeld.

De Positie van de Werper (Pitcher)

De pitcher staat centraal in de verdediging. Hij staat op de heuvel en werpt de bal naar de slagman. De pitcher is een speler met een goede arm. Het is prettig als hij hard kan gooien. Wat veel belangrijker is dat deze speler een goede controle heeft. Om blessures te voorkomen is hier een goede techniek voor nodig en een goede basisconditie. In de wedstrijd moet een pitcher zich goed kunnen concentreren. Deze speler heeft de leiding over de verdediging. Hij geeft aan welke pitch de pitcher moet gooien. Daarnaast geeft hij aan hoe en waar de bal verwerkt moet worden als deze geslagen wordt. Andrew Stone, assistent-honkbalcoach aan de Michigan State University, merkt op dat de pitcher de wedstrijd controleert.

De Techniek en Strategie van het Pitchen

Over pitchen valt veel te vertellen. Ten eerste is het van belang om de technieken te beheersen. Verder worden basis en gevanceerde grepen uitgelegd. Blijf lang, blijf terug, blijf gesloten. De zweep in stukjes - enkel… knie… heup… romp… schouder… elleboog… Lancering - Ellebogen op dezelfde hoogte als de schouders. Aanvang - Zet schouder/arm spieren in de juiste stand vast. Draaiing - de heupen loslaten. Twee armen doen het samen - de gooiarm "zweept" naar voren en naar beneden, terwijl de vangarm naar binnen getrokken wordt. Worpen - Werk aan je fastball en change up voordat je een derde worp toevoegt. De stap is niet het begin, het is een reactie om balans en aflevering te waarborgen. Het voorste been komt neer als reactie op de beweging van het bovenlichaam. Het is beter twee of drie worpen goed te kunnen, dan allemaal een beetje. Elke pitcher zal zijn (haar?) voorkeur zelf ontwikkelen. Hou de spelsituatie en de stand in de gaten.

Lees ook: Het leven van Harry Kruyssen

Verschillende Soorten Worpen

  • FOUR SEAM FASTBALL: Vingers tezamen bovenop de lange naad, duim daaronder op de tegenoverliggende naad. Een neerwaartse polsbeweging geeft een opwaarts gerichte spin aan de voorkant van de bal. Vier naden vangen lucht, waarbij de bal zoveel mogelijk opwaartse kracht krijgt. (Een fastball is alleen goed als hij inderdaad hard lijkt.
  • CHANGE-UP: Precies zo gooien als een fastball, alleen de bal wat dieper in je hand stoppen, waardoor hij met maar 75% van de snelheid aankomt.
  • TWO SEAMER: Vingers op de naden waar deze het dichtst bij elkaar komen, duim daartegenover op een gebogen naad. Als je pols naar beneden knikt op het moment van loslaten, trekken je vingers de bal achterover.
  • FOOTBALL SLIDER: Er zijn veel sliders, bedoeld om de bal een zijdelings wegglijdend effect te geven. Het eenvoudigst te gooien is de football slider. Pak hem beet als een overhand curve, maar met de middelvinger op de lange naad.
  • KNUCKLEBALL: Kinderen proberen deze bal graag uit, maar hebben zelden voldoende vertrouwen om hem in de wedstrijd uit te proberen. (Maar goed ook, zo hebben de oudjes tenminste iets wat alleen zij kunnen.) Vingertoppen op de naden, knokkels gebogen (vandaar de naam). Bij het loslaten knikken de vingertoppen naar voren, waardoor alle draaiing (die voor stabiliteit tijdens de vlucht zorgt) uit de bal wordt gehaald.
  • FORKBALL: Vereist lange, sterke vingers. Met de vingers gevorkt buiten de smalle naden, heeft de duim de beste grip, als hij bij het loslaten naar boven gebracht wordt, tussen de vingers. De bal schiet tussen de vingers uit en het effect is afhankelijk van de ongelijke druk van de vingers op de bal.
  • SCREWBALL: Beslist niet voor jonge pitchers - te belastend voor pols en elleboog. De greep is eigenlijk alles wat de vingertoppen op de naden van de bal houdt totdat je loslaat (vier naden aanbevolen). De pols knikt niet maar draait naar binnen - duim onder. Begin met een greep over twee naden, maar schuif de vingers naarvoren over de naden naar buiten. De duim beweegt een beetje naar binnen om op de naad te blijven.
  • CUTTER: De naam is afgeleid van een paar bewegingen tijdens het loslaten. Zoals getoond, begint het als bij een football slider. Net voor het loslaten "knippen" de vingers onderlangs. Resultaat is een effect dat tegengesteld is aan dat van een screwball.
  • Waarschuwing curve-ballen: Veel coaches hebben bezwaren tegen curve-ballen voor jeugdige pitchers.

Andere Verdedigende Posities

Naast de pitcher zijn er nog acht andere spelers in het veld, elk met hun eigen specifieke taken:

  • Catcher (Achtervanger): De catcher zit achter de thuisplaat en vangt de ballen die de pitcher gooit. Hij geeft signalen aan de pitcher en coördineert de verdediging. Het is handig als dit een sterke speler is met een sterke arm. De catcher draagt beschermende materialen zoals een helm, masker, bodyprotector en beenkappen om zich te beschermen tegen de harde ballen. Hij laat de pitcher zijn beste bal gooien en zet het binnenveld op de juiste plaats.
  • Eerste Honkman (First Baseman): De verdedigers moeten zorgen dat er geen mensen op het honk komen. De meeste uitjes, of nullen, worden gemaakt op het eerste honk door ballen die aangegooid worden door andere veldspelers. De eerste-honkman moet dan ook als geen ander alle ballen pakken die hij aangegooid krijgt. Het is handig als deze speler een groot veldbereik heeft, oftewel snel en goed ballen kan pakken die geslagen worden. Hij moet snel- en goed voetenwerk hebben. Voor deze positie heb je niet echt een sterke arm nodig, omdat je de meeste ballen naar het eerste honk gooit, vlakbij dus.
  • Tweede Honkman (Second Baseman): De tweede honkman heeft wel een goede fieldtechniek nodig.
  • Derde Honkman (Third Baseman): De derde honkman mag niet bang zijn en moet hard geslagen ballen kunnen verwerken. Safe zijn in het fielden is dus een pré. Ook is het handig als deze speler een sterke arm heeft.
  • Korte Stop (Shortstop): De korte stop moet een groot veldbereik hebben, hij heeft het grootste deel van het infield te verdedigen en ook de plek waar de meeste ballen komen. De korte stop heeft snel en goed voetenwerk nodig, samen met een goede fieldtechniek. De korte stop geeft leiding aan de rest van de infielders en ondersteunt de catcher.
  • Buitenvelders (Outfielders): Dit moet een snelle speler zijn. Niet alleen omdat hij een groot deel van het outfield moet dekken, hij moet er ook zijn als de infielders een bal door laten schieten. Een sterke arm is voor deze positie erg handig. Deze speler geeft leiding aan de rest van de outfielders en ondersteunt de catcher.
    • Rechtsvelder (Right Fielder): Op deze positie moet een speler staan met een van de sterkste armen van het team. De rechtsvelder heeft in de ogen van sommigen een ondankbare positie. Er komen niet veel ballen en als ze komen zijn het vaak korte harde ballen of ballen die met veel effect zijn geslagen. Moeilijke ballen dus.

De Aanvallende Partij en het Scoren van Punten

Het team aan slag is de aanvallende partij. Dat team kan punten scoren, terwijl het team in het veld moet proberen dat te verhinderen. Meestal zal de slagman proberen de bal zover mogelijk het veld in te slaan. Het mooiste is natuurlijk om de bal zo ver weg te slaan dat hij buiten het veld terechtkomt. De slagman kan dan ongehinderd een rondje lopen over het eerste, tweede, derde honk en tenslotte via de thuisplaat een punt scoren. Dat wordt dan een homerun genoemd. Wordt de bal wel hoog en ver, maar niet over het hek geslagen dan is de kans groot dat de bal wordt gevangen. Bij een vangbal is de slagman uit.

Manieren om 'Uit' te Gaan

De pitcher werpt de bal die de slagman moet proberen weg te slaan. Als de bal door de slagzone gegooid wordt, geldt het als een slagbal, dus een bal die geslagen kan worden. Als de pitcher drie slagballen gooit en de slagman heeft geen kans gezien de bal het veld in te slaan dan is hij uit. Gooit de pitcher vier wijdballen dan heeft de slagman een vrije loop. Meestal gooit de pitcher niet drie slagballen of vier wijdballen achter elkaar. Wordt een bal wel geraakt door de slagman maar is het een foutslag dan mag hij blijven staan om het nogmaals te proberen. Een foutslag is een slagbal die buiten de lijnen komt.

Gedwongen Loop

Als een team aan een slagbeurt begint, staan er nog geen spelers op de honken. Bereikt de eerste slagman het eerste honk na een goede slag of omdat de pitcher vier wijd gegooid heeft, dan moet hij naar het tweede honk lopen als de tweede slagman de bal het veld in slaat. Als hij zou blijven staan dan zouden er twee spelers op het eerste honk staan en dat mag niet. In zo’n situatie heeft de honkloper dus geen keuze maar moet hij lopen en wordt er gesproken over een gedwongen loop. Als alle honken bezet zijn op het moment dat de volgende slagman aan slag is, dan is er voor alle honklopers sprake van een gedwongen loop situatie. Wordt er een homerun geslagen met drie honken bezet dan heet dat een grand-slam. De slagman die de bal het veld uit slaat geeft drie honklopers de kans om een punt te scoren.

Honkslagen

Als de bal door de slagman het veld in wordt geslagen en de slagman vervolgens één van de honken bereikt dan is dat een honkslag. Bereikt de slagman het eerste honk dan is het een één honkslag. Ziet hij kans om het tweede honk te bereiken dan is het een tweehonkslag. Komt hij direct op het derde honk, dan is dat een driehonkslag.

Lees ook: Wendy Bussum Honkbal: Jouw nieuwe team?

Slagvolgorde

Een slagvolgorde wordt altijd zeer tactisch op volgorde gezet.

  • Slagman 1; Een speler die veel op de honken komt door slaan, stoten of vier wijd.
  • Slagman 2; Een speler die een opdracht kan uitvoeren zoals stoten of hit & run. Hoeft dus geen goede slagman te zijn.
  • Slagman 3; De beste slagman met het hoogste slaggemiddelde.
  • Slagman 4; De slagman met de meeste power, ook wel homerun hitter. Heeft vaak niet echt een hoog slaggemiddelde.

Het Dubbelspel

Het dubbelspel is altijd heel spectaculair. Dat gaat bijvoorbeeld als volgt. Het eerste honk is bezet en de slagman slaat een lage bal richting korte stop. De loper op het eerste honk moet van het eerste naar het tweede honk. De korte stop pakt de geslagen bal en gooit die naar de tweede honkman. Deze tikt, met de gevangen bal in zijn hand of handschoen, met zijn voet het tweede honk aan waardoor de loper komend van het eerste honk uit is en gooit vervolgens de bal razendsnel naar de eerste honkman. Vangt die de bal terwijl hij contact heeft met het honk voordat de slagman daar aankomt dan is ook de slagman uit.

De Basisuitrusting

Het basismateriaal van een honkballer bestaat uit een bal, een handschoen en een knuppel. Bovendien worden er bij honkbal speciale schoenen gebruikt. De spelers die in een wedstrijd aan slag komen, moeten verplicht een slaghelm op doen.

De Handschoen

De handschoen is het belangrijkste onderdeel van de uitrusting. Het is ook heel persoonlijk. De handschoen vormt zich naar je hand en naar de manier waarop je hem gebruikt. De catcher gebruikt een handschoen van een duidelijk ander model dan de andere spelers. Het is een grote en veel dikkere handschoen dan de anderen. Maar ook de handschoenen van de andere spelers in het veld zijn verschillend. De outfielders gebruiken hele grote handschoenen om de hoge verre ballen goed te kunnen vangen. De buitenkant van de bal die in de honkbalsport wordt gebruikt is van leer en ongeveer even groot als een tennisbal maar wel bijna zes maal zo zwaar.

De Knuppel

Het is heel belangrijk om een knuppel te gebruiken die bij je past. De keuze van de knuppel die je het beste kan gebruiken, is afhankelijk van je lengte, je gewicht, je kracht en snelheid. Veel spelers, en dat geldt zeker voor beginners, denken dat ze beter en verder kunnen slaan met een grotere knuppel. Daarmee kunnen ze niet snel genoeg reageren op de door de pitcher geworpen bal. Het resultaat is dat ze geen bal raken of te laat zijn en daarom de bal buiten de lijnen slaan. Ze bereiken dus het tegenovergestelde van wat de bedoeling is. Een vuistregel voor beginners is om eerst die knuppel te kiezen die je nog gemakkelijk kan hanteren en vervolgens een iets lichtere knuppel te gebruiken. Als de bal niet goed op de knuppel komt, kan de knuppel breken.

Lees ook: Wat is het verschil?

Overige Beschermende Uitrusting

De catcher draagt een helm, een masker, een body protector en beenkappen (legguards). Hij moet de door de pitcher geworpen ballen vangen en dat gaat niet altijd even eenvoudig. Het gebeurt dan ook vaak dat de geworpen bal niet in zijn handschoen terechtkomt maar dat de catcher de bal tegenhoudt met zijn lichaam.

tags: #honkbal #werper #op #heuvel #positie