Een wirwar van doorgetrokken strepen, onderbroken strepen, lange, korte, witte, gele of blauwe strepen. Het kan verwarrend zijn, maar wegmarkeringen vertellen je veel over wat je wel en niet mag doen in het verkeer. En met de juiste uitleg, zijn deze strepen helemaal niet zo ingewikkeld. Dit artikel biedt een uitgebreid overzicht van de betekenis van wegmarkeringen en de essentiële spelregels in verschillende sporten, met name voetbal en tennis.
Wegmarkeringen: De Taal van de Weg
Wegmarkeringen, ook wel belijning genoemd, zijn meer dan alleen aanduidingen van rijstroken. Ze geven cruciale informatie over de regels die gelden op de weg, zoals inhaalverboden, snelheidslimieten en parkeerregels. Het is essentieel om deze markeringen te begrijpen voor een veilige en vlotte verkeersdeelname.
De Algemene Regels
- Borden gaan boven strepen: Houd in gedachten dat verkeersborden altijd voorrang hebben op wegmarkeringen. Een bord met een snelheidslimiet van 50 km/u overtreft bijvoorbeeld een streep die suggereert dat 80 km/u is toegestaan.
- Geheugensteun: Strepen dienen als een handige geheugensteun, omdat ze consistent aanwezig zijn, terwijl borden minder frequent geplaatst worden.
Soorten Wegmarkeringen
- Onderbroken streep: Deze witte lijnen in het midden van de weg geven aan dat inhalen is toegestaan.
- Doorgetrokken streep: Deze streep betekent dat je op je eigen weghelft moet blijven en niet mag inhalen.
- Dubbele streep (doorgetrokken of onderbroken): De streep aan jouw kant van de weg is van toepassing op jou, en die aan de andere kant op je tegenligger. Een onderbroken streep aan jouw kant en een doorgetrokken streep aan de andere kant betekent dat jij de streep mag overschrijden, maar je tegenligger niet.
- Strepen bij parkeren: Deze strepen geven aan waar je mag parkeren en of je een parkeerkaart nodig hebt.
- Gele doorgetrokken streep: Parkeren en stilstaan verboden.
- Gele onderbroken streep: Stilstaan toegestaan, parkeren verboden.
- Blauwe streep: Parkeren toegestaan met een parkeerkaart.
Nieuwe Groene Strepen
Enkele jaren geleden zijn er nieuwe strepen geïntroduceerd, vooral in buitengebieden.
- Dubbele middenstreep met groen: Geeft aan dat je 100 km/u mag rijden. Een doorgetrokken streep betekent een inhaalverbod, terwijl een onderbroken witte lijn inhalen toestaat (tenzij anders aangegeven door een bord). Het groen suggereert ruimte en veiligheid.
- Dubbele middenstreep zonder groen: Hier mag je 80 km/u rijden (tenzij een bord anders aangeeft). Ook hier geldt: onderbroken = inhalen, doorgetrokken = niet inhalen.
- Een doorgetrokken witte streep aan de zijkanten van de weg betekent dat je geen verkeer van rechts en links hoeft te verwachten.
- Onderbroken witte strepen aan de zijkant van de weg waarschuwen voor mogelijk verkeer van links of rechts.
- Geen middenstreep, maar strepen langs de zijkant: Je deelt de weg nog steeds met tegenliggers, dus wees voorzichtig. De maximumsnelheid is 80 km/u, tenzij een bord 60 km/u aangeeft.
Strepen bij Wegwerkzaamheden
Gele lijnen worden gebruikt als tijdelijke markeringen bij wegwerkzaamheden. Je moet deze gele lijnen volgen, omdat ze voorrang hebben op witte lijnen.
Voetbal: Spelregels voor een Sportief Verloop
Voetbal is een teamsport waarbij twee teams proberen meer doelpunten te scoren dan de tegenstander. Om het spel eerlijk en sportief te laten verlopen, zijn er duidelijke spelregels.
Lees ook: Europa League Play-offs: Utrecht - Zenit
Het Voetbalveld
- Afmetingen: Een voetbalveld is rechthoekig en bestaat uit gras of kunstgras. In Nederland is een voetbalveld minimaal 100 meter lang en 64 meter breed, en maximaal 105 meter lang en 69 meter breed. Jeugdspelers in de F- of E-categorie spelen op een half speelveld.
- Lijnen: De lijnen rondom het veld geven de afmetingen aan. De lange lijnen zijn de zijlijnen, de korte lijnen de doellijnen. Een middenlijn verdeelt het veld in twee helften.
De Bal
- Eisen: De bal is essentieel voor het spel. Pupillenvoetballers spelen vaak met een kleinere bal.
- Wat als de bal stukgaat?: Als de bal stukgaat, laat de scheidsrechter een nieuwe bal vallen op de plek waar de oude bal stukging (niet in het doelgebied).
Spelers en Wissels
- Aantal spelers: Elk team bestaat uit maximaal elf spelers, waarvan één keeper. Een wedstrijd kan starten als elk team minstens zeven spelers heeft. F- en E-teams bestaan uit maximaal zeven spelers.
- Wisselspeelsters: Het competitiereglement bepaalt het aantal toegestane wisselspeelsters (maximaal zeven). De wisselspeelster betreedt het veld bij de middenlijn.
Uitrusting
- Sieraden: Spelers mogen geen gevaarlijke sieraden dragen.
- Onderkleding: Onder het shirt mag onderkleding worden gedragen in dezelfde hoofdkleur als de korte broek en niet verder dan de knie. De keeper mag een trainingsbroek dragen.
- Scheenbeschermers: Scheenbeschermers moeten volledig bedekt zijn met kousen.
De Scheidsrechter
- Taken: De scheidsrechter leidt de wedstrijd en is verantwoordelijk voor het toepassen van de spelregels. Ze werkt samen met de assistent-scheidsrechters.
- Beslissingen: De beslissingen van de scheidsrechter zijn bindend. De scheidsrechter mag terugkomen op een beslissing zolang het spel nog niet is hervat.
- Voordeelregel: De scheidsrechter kan de voordeelregel toepassen bij een overtreding, waardoor het team met balbezit kan doorspelen. De speler die de overtreding maakte, kan achteraf een waarschuwing krijgen.
- Staken: De scheidsrechter kan besluiten een wedstrijd te staken.
Assistent-Scheidsrechters
- Taken: De assistent-scheidsrechters adviseren de scheidsrechter om ervoor te zorgen dat de wedstrijd volgens de spelregels verloopt.
Verloop van de Wedstrijd
- Duur: Een voetbalwedstrijd duurt 90 minuten, bestaande uit twee helften van 45 minuten (seniorenvoetbal en A-junioren).
- Rust: Na de eerste helft is er een rustperiode van maximaal 15 minuten.
- Aftrap: Een aftrap start de wedstrijd of hervat het spel na een doelpunt. Een toss bepaalt welk team de eerste aftrap mag nemen. Na een doelpunt neemt het team dat het doelpunt tegen kreeg de aftrap.
- Strafschop: Een strafschop is een directe vrije schop vanaf de strafschopstip. De strafschopnemer moet duidelijk herkenbaar zijn. De keeper mag zich op de doellijn verplaatsen, maar niet van de lijn afgaan totdat de bal is getrapt.
- Buitenspel: Bij het bepalen van buitenspelpositie kijkt de scheidsrechter of het hoofd, lichaam of de voeten van de speler dichter bij de doellijn staan dan de bal en de voorlaatste tegenstander.
- Doelschop: Een doelschop wordt toegekend wanneer de bal over de doellijn gaat na te zijn aangeraakt door een speler van het aanvallende team.
Spelhervattingen
- Vrije schoppen: Er zijn directe en indirecte vrije schoppen. Een directe vrije schop mag rechtstreeks in het doel worden getrapt, terwijl een indirecte vrije schop eerst door een andere speler moet worden geraakt.
- Inworp: Een inworp wordt toegekend wanneer de bal over de zijlijn gaat.
Straffen
- Indirecte vrije schop: De lichtste straf.
- Directe vrije schop: Een zwaardere straf.
- Strafschop: Toegekend als een speler een overtreding begaat in zijn eigen strafschopgebied.
- Disciplinaire straf: Een waarschuwing (gele kaart) of een verwijdering (rode kaart) voor ernstige overtredingen.
Tennis: Regels en Etiquette voor een Fair Spel
Tennis is een sport die naast regels ook een sterke nadruk legt op etiquette en sportiviteit.
Algemene Gedragsregels
- Correct gedrag: Draag schone tenniskleding.
- Verboden gedragingen:
- Tijdrekken (maximaal 20 seconden tussen punten, 90 seconden bij wissel).
- Vloeken, schelden en obscene gebaren.
- Gooien met je racket.
- Opzettelijk vernielen van de baan of materialen.
- Wegtrappen, gooien of slaan van de bal.
- Bedreigen, aanraken, molesteren of bespugen van mensen.
- Onsoportief gedrag.
Etiquette
- Verantwoordelijkheid: Jij bent verantwoordelijk voor de beslissingen aan jouw kant van het net, de tegenstander aan zijn kant.
- Aankondiging: Roep onmiddellijk 'uit' of 'fout' als de bal buiten de lijn landt.
- Twijfel: Geef bij twijfel je tegenstander het voordeel. Speel door als je niet zeker bent dat de bal uit is.
- Correctie: Als je een bal uit geeft en je bedenkt je, wordt het punt overgespeeld, tenzij de bal voor jou onbereikbaar was.
- Afdruk: Je mag alleen de balafdruk van de laatste slag controleren en je tegenstander vragen de afdruk aan te wijzen.
De Tennisbaan
- Afmetingen: Het speelveld is rechthoekig en 23,77 meter lang. De breedte is 8,23 meter voor enkelspel en 10,97 meter voor dubbelspel.
- Lijnen: De afmetingen zijn inclusief de lijnen.
- Reclame: Reclame op het net mag alleen aan de zijkant of onderaan, en niet als het hindert. Reclame is toegestaan achter en aan de zijkanten van de baan en op de baan buiten de lijnen, zolang het niet hindert.
- Vaste hindernissen: Vaste hindernissen zijn obstakels rond en boven de baan, zoals netpalen, de scheidsrechtersstoel, het scorebord en de tribune. Als jouw bal een vaste hindernis raakt na de stuit aan de andere kant, win je het punt. Als dat gebeurt voor de stuit, verlies je het punt.
Materialen
- Ballen: De ballen moeten geel of wit zijn. Het aantal ballen waarmee wordt gespeeld (2, 3, 4 of 6) wordt vooraf bepaald.
- Racket:
- Mag niet langer zijn dan 73,7 cm en niet breder dan 31,75 cm.
- Het slagoppervlak mag niet langer zijn dan 39,4 cm en niet breder dan 29,2 cm.
- Voorwerpen of uitsteeksels aan het racket mogen alleen slijtage of trilling tegengaan.
- Een demper mag alleen buiten het patroon van gekruiste snaren worden geplaatst.
- Gebruik niet meer dan twee typen snaren voor een bespanning.
- Het patroon van de snaren moet zoveel mogelijk gelijk zijn.
Puntentelling
- Game: In de game noem je altijd de punten van de serveerder eerst. Bij 40-40 zeg je 40-gelijk of deuce. Het volgende punt levert voordeel op. Win je daarna het punt, dan win je de game.
- Set: In de set tel je met 1, 2, 3, etc. De eerste die 6 games heeft, wint de set, maar je moet met 2 games verschil winnen. Bij 6-6 speel je een tiebreak.
- Tiebreak:
- Je speelt een tiebreak als het 6-6 staat in de set.
- In de tiebreak tel je gewoon met 1, 2, 3, etc. De eerste die 7 punten heeft, wint de tiebreak, met een verschil van minimaal 2 punten.
- Je begint met één servicebeurt, daarna heeft je tegenstander twee servicebeurten.
Variaties in Puntentelling
- Beslissend punt: Het punt bij 40-gelijk is beslissend.
- Voordeelset: Je wint de set als je als eerste 6 games hebt, met 2 games verschil.
- Korte set: Je wint de set als je als eerste 4 games hebt, met 2 games verschil. Bij 4-4 speel je een tiebreak.
- Beslissende wedstrijdtiebreak: Bij 1-1 in sets speel je een tiebreak in plaats van een derde set. Er bestaat ook een beslissende wedstrijdtiebreak van 10 punten.
Service
- Toss: Een toss bepaalt wie begint met serveren of ontvangen. Je tegenstander kiest de kant waar hij wil beginnen.
- Volgorde: In de dubbel serveer je om de beurt.
- Positie: Als ontvanger mag je overal staan, ook buiten de lijnen.
- Gereedheid: Je serveert pas als de ontvanger klaarstaat.
- Voetfout: Je mag niet lopen, de achterlijn raken of buiten de zijlijnen stappen tijdens de servicebeweging.
- Foute service: Een service is fout als je voetfout maakt, de bal mist, de bal een vaste hindernis raakt, de bal jou raakt of de bal twee keer stuit op jouw speelhelft.
- Let: Een let betekent dat het punt opnieuw wordt gespeeld. Dit gebeurt als de servicebal de netband raakt en in is, als je tegenstander nog niet klaar stond of als je tijdens de rally gehinderd wordt.
Tijdens de Rally
- Over het net reiken: Als een bal over het net komt en weer terugdraait of -waait, mag je over het net reiken en de bal terugslaan.
- Racket over het net: Je racket mag over het net komen nadat je een bal hebt geslagen.
- Fouten: Je verliest het punt als je een eerste en tweede service fout slaat, de bal twee keer laat stuiten, de bal bij het terugslaan eerst stuit op je eigen speelhelft, jouw geslagen bal voor de stuit een vaste hindernis raakt, je de bal opzettelijk 'draagt' of het net raakt.
Pauzes en Onderbrekingen
- Inspeeltijd: Maximaal 5 minuten.
- Medische onderbreking: Recht op één medische onderbreking van 3 minuten voor een blessure die op de baan is ontstaan.
- Toiletpauze: Alleen tijdens een setpauze.
- Onderbrekingen: Meisjes/vrouwen hebben recht op twee onderbrekingen, jongens/mannen één.
Onsportief Gedrag
- Hinderen: Als je tegenstander jou opzettelijk hindert, win jij het punt.
- Voorbeelden van hinderlijk gedrag: Schreeuwen, heen en weer springen bij het net, gekke bekken trekken, stampen op de grond, twee ballen opgooien voor de service, steeds onnodig terugslaan van duidelijk foute eerste services.
Crosscountry: Regels en Fouten
Crosscountry is een discipline binnen de paardensport waarbij paard en ruiter een parcours afleggen met verschillende natuurlijke en kunstmatige hindernissen.
Fouten op een Hindernis
- Fouten op een hindernis worden bestraft volgens een tabel.
- Een val van het paard of de ruiter leidt tot uitsluiting.
- Bij een ongehoorzaamheid mag de deelnemer de gehele hindernis of een element naar keuze overspringen.
- Bij hindernissen met alternatieven is het niet verplicht om consequent de kortste route te kiezen.
Definities
- Weigering: Het paard houdt halt voor een hindernis. Een kleine aarzeling bij waterinlopen of afsprongen wordt niet altijd als weigering bestraft.
- Uitbreken: Het paard springt de hindernis niet, maar gaat er aan de ene of andere zijde langs.
- Volte: Het paard kruist zijn oorspronkelijke spoor. Een volte wordt niet aangerekend na een weigering om afstand te nemen.
- Vallen: Een scheiding tussen paard en ruiter waarbij de ruiter moet opstijgen, of een situatie waarbij de schouder en heup van het paard gelijktijdig de grond raken.
Tijdfouten
- Tijdsoverschrijding: 0,4 strafpunt per begonnen seconde boven de optimale tijd.
- Te langzaam: Uitsluiting als de gemiddelde snelheid onder de 225 m/min (paarden) of 200 m/min (pony's) ligt.
- Te snel: Sneller rijden dan 20 seconden onder de optimale tijd geeft 0,4 strafpunt per begonnen seconde.
- Lijn naar de finish: Van de laatste hindernis tot de finish moeten paard en ruiter in een rechte lijn galopperen, anders 4 strafpunten.
Tijdopname
- De tijd wordt berekend vanaf het startsein tot het passeren van de finishlijn door het paard.
Overige Regels
- De Federatievertegenwoordiger moet doorrijden na driemaal weigeren voor dezelfde hindernis of vier weigeringen totaal (drie in klasse M en Z).
Omgaan met Specifiek Gedrag bij Jeugdspelers
Voetbal voor iedereen is een kernwaarde, maar sommige jeugdspelers hebben moeite hun plek te vinden door specifiek gedrag. Trainers kunnen deze kinderen helpen door een passende begeleiding te bieden.
Wat is Specifiek Gedrag?
Specifiek gedrag is gedrag dat niet aansluit bij de leeftijd en/of ontwikkeling van een kind. Dit kan zich uiten in stil en teruggetrokken gedrag, angst, agressie, hyperactiviteit, of de behoefte aan meer uitdaging.
Oorzaken
Oorzaken van gedrag zijn vaak een combinatie van factoren tussen het kind en zijn omgeving (vrienden, trainer, gezin, school).
Lees ook: Voetbalregels verenigingswissel
Handvatten voor Trainers
- Angst om fouten te maken: Stimuleer een ontwikkelklimaat waarbij de nadruk ligt op persoonlijke vooruitgang en inzet, in plaats van vergelijking met anderen.
- Snel afgeleid: Zorg voor een duidelijke structuur met afspraken en regels. Een afvinklijstje kan helpen om spullen mee te nemen.
- Behoefte aan structuur: Kondig veranderingen op tijd aan en vermijd dubbelzinnig taalgebruik.
- Makkelijk opgeven: Maak duidelijk wat er verwacht wordt, stel kleine overzichtelijke doelen en vier successen.
- De lat te hoog leggen: Ga in gesprek over de redenen voor de perfectionistische aanpak, relativeer en bespreek het maken van fouten.
Conclusie
Door de juiste begeleiding kunnen trainers kinderen met specifiek gedrag helpen om met plezier te voetballen en zich verder te ontwikkelen.
Lees ook: KNGU Broekjesregels Uitgelegd