Commentaar Geschiedenis Waterpolo Nederland

Waterpolo, een teamsport die zwemmend wordt uitgeoefend, vindt zijn oorsprong in het midden van de 19e eeuw. Het spel, dat je het beste kunt vergelijken met handbal maar dan in het water, werd oorspronkelijk ontwikkeld als een vorm van rugby in het water, gespeeld in rivieren en meren in Engeland en Schotland. Het doel is om een bal zo vaak mogelijk in het doel van de tegenpartij te werpen. Elke geslaagde poging levert één doelpunt op.

De Oorsprong en Vroege Ontwikkeling van Waterpolo

De naam "waterpolo" is afgeleid van het Engelse woord "pulu", wat 'bal' betekent in het Balti, wat wijst op de oorspronkelijke bal die in het spel werd gebruikt. In 1840 is de naam waterpolo ontstaan. Oorspronkelijk zaten mensen op vaten en probeerden met peddels de bal in het doel te krijgen.

De Engelse sportjournalist en oud-waterpolospeler Kelvin Juba noemt een zekere William Wilson, in 1844 uit Schotse ouders geboren, als de uitvinder van het 'handbal in water'. Hem zou in 1876 door zijn zwemvereniging Aberdeen zijn gevraagd regels voor een balspel te water te ontwerpen. In 1877 zou de eerste officiële waterpolowedstrijd zijn gespeeld tijdens het Bon Accord Swimming Festival in de Schotse rivier de Dee. Het is niet bekend of Wilson het spel verder heeft ontwikkeld.

In 1870 werden de eerste officiële regels van waterpolo opgesteld door de London Swimming Association. Deze vroege versie van het spel was ruwer en meer vergelijkbaar met rugby dan het moderne waterpolo. Met de tijd evolueerde het spel, en de regels werden aangepast om sneller en minder gewelddadig te zijn.

In 1885 werd waterpolo officieel erkend door de Engelse Amateur Swimming Association en werden waterpolocaps ter onderscheiding van de spelers ingevoerd. In 1887 werden voor de eerste maal echte doelen gebruikt. In 1888 werd in Engeland een waterpolocommissie opgericht en het eerste nationale kampioenschap gespeeld. In datzelfde jaar werden regels vastgelegd en werd het spel vanuit Engeland naar de Verenigde Staten (Boston) geëxporteerd.

Lees ook: Hockeyverslaggeving bij Ziggo

Verspreiding over Europa

Het waterpolo won snel aan populariteit; in 1894 begon men er in Duitsland en Oostenrijk mee, in 1895 in Frankrijk, in 1897 in Hongarije en 1900 in Italië. Aan het einde van de 19e eeuw domineerden Engeland en de Verenigde Staten nog, maar België, Zweden en Nederland namen het spel over en verbeterden het spelpeil geleidelijk.

In Nederland zijn de eerste gegevens over waterpolowedstrijden opgetekend in het jaar 1889, toen in Leiden een balspel te water werd gespeeld.

Waterpolo op de Olympische Spelen

Waterpolo werd geïntroduceerd als een demonstratiesport tijdens de Olympische Spelen van 1900 in Parijs. Het was een van de eerste teamsporten in de Olympische geschiedenis en het eerste teamsportevenement voor mannen. Engeland werd kampioen, België behaalde zilver en Frankrijk het brons. Waterpolo is ook de langst bestaande teamsport.

De Koninklijke Nederlandse Zwembond (KNZB)

In Nederland waren al in 1846 activiteiten op zwemgebied. Zo werd in Amsterdam de eerste openbare zwemgelegenheid geopend. In Den Haag gebeurde dat in 1883. Overigens was de zwembond niet de eerste overkoepelende organisatie die zich bezig hield met activiteiten in en op het water. De roei- en zeilverenigingen richtten al rond 1850 een overkoepelende organisatie op maar deze kregen pas op het eind van de 19e eeuw levensvatbaarheid.

In 1888 nam de Amsterdamse Zwemclub het initiatief tot het oprichten van een zwembond met als doelstelling "de beoefening van de zwemkunst in Nederland algemeen te maken". De toen bestaande verenigingen in Nederland sloten zich bij het overkoepelende orgaan, de N.Z.B., aan. Ontwikkeling op sport- en kunstgebied droegen bij tot het verder groeien van de zwembond. Op sportgebied was dit de popularisering van het waterpolospel en op het gebied van het zwemmen de verandering van techniek in de zwemslagen. De activiteiten van de propagandacommissie en de commissie zwemonderwijs, leverden eveneens een belangrijke bijdrage. Zo introduceerde de commissie zwemonderwijs in 1892/93 om de kwaliteit van de oefenmeesters te verhogen, het diploma "Zwemmeester le klasse" en had de propaganda commissie tot taak de Nederlanders te motiveren om te gaan zwemmen.

Lees ook: Wie zijn de Ziggo Sport Rugby Commentatoren?

De eerste wereldoorlog (1914-1918) leidde ertoe, dat onder invloed van vluchtelingen (Belgen en Britten), het waterpolo zeer sterk tot ontwikkeling kwam, met als gevolg dat het aantal verenigingen sterk toenam. Er ontstonden plaatselijke en gewestelijke zwembonden, die na de reorganisatie van 1929 omgevormd werden tot "kringen" met zelfstandige bevoegdheden.

In 1929 vond de eerste belangrijke reorganisatie plaats. De aanleiding voor deze eerste reorganisatie waren diepgaande meningsverschillen. Deze betroffen in het bestuur bestaande tegengestelde meningen ten aanzien van de taakvervulling van de bond: Behoorde de zwembond uitsluitend een sportbond te zijn of een bond die ervoor stond om de zwemkunst in Nederland algemeen te maken? Was de organisatie vóór 1929 vooral centralistisch opgezet, na de reorganisatie werd de nadruk van de struktuur vooral gelegd op decentralisatie. De zwembond kreeg als overkoepelend orgaan de belangrijke taken, zoals de organisatie van het zwemonderwijs en de propaganda hiervan. De verenigingen kregen nu als voornaamste taak het organiseren van wedstrijden en de kringen het maken van propaganda en het medewerken aan het oprichten van zwemgelegenheden en nieuwe verenigingen. De hoofdleiding van de N.Z.B. lag bij het Bondsbestuur, bijgestaan door commissies met overkoepelende, controlerende bevoegdheden.

Op 13 november 1933, kreeg de bond het predikaat "Koninklijk" toegekend. In juni 1935 kwam de aansluiting met de Nederlands-Indische Zwembond tot stand. Een fusie, waarbij de N.I.Z.B. na de tweede wereldoorlog een grote bloei kende door de aanwezigheid van Nederlandse militairen in Indië. In 1949 werd de N.I.Z.B. na de onafhankelijkheid van Indië opgeheven.

Zoals in de jaren twintig het idee van "Iedere Nederlander een zwemmer" werd geïntroduceerd, werd tijdens de viering van het 50-jarig jubileum de start gegeven aan de campagne ter bevordering van het "schoolzwemmen". De aktiviteiten van de "Sportbonden" en de opkomst van binnenbaden voorzien van chloorwater waren factoren die zowel het schoolzwemmen als de wedstrijdsport bevorderden. De groei van de zwembond eind jaren dertig was vooral te danken aan een nieuwe ontwikkeling in de zwemsport, het schoonspringen en de successen op sportgebied tijdens de Olympiade van Berlijn.

Zo waren er in die tijd drie bonden die zich bezighielden met zwemaangelegenheden: de Nederland Bond tot het Redden van Drenkelingen (N.B.R.D.), de Arbeiderssportbond en de Zwembond door de Secretaris-Generaal van het Departement van Opvoeding gedwongen besprekingen te voeren om één organisatie te gaan vormen. Het resultaat was, dat de N.B.R.D. en de KNZB fuseerden tot één Nederlandse Zwem- en Reddingsbond. De Arbeiderssportbond werd toen opgeheven. Na de bevrijding werd deze fusie ontbonden en konden de KNZB en de N.B.R.D. weer zelfstandig bestaan. Toch werden na de oorlog pogingen ondernomen om tot samenwerking te komen. Aangezien beide organisaties verschillende belangen behartigden, is deze samenwerking mislukt.

Lees ook: Waterpolo voor studenten in Maastricht

Na de oorlog werd de zwembond professioneler door de ingebruikname van het bondsbureau in 1940, waardoor administratieve ondersteuning kon worden verleend door betaalde krachten. Europa na de oorlog kenschetste zich door een streven naar samenwerking op politiek, sociaal en cultureel niveau. De culturele ontwikkeling manifesteerde zich voor de zwembond door zich aan te sluiten bij de Europese Zwembond waardoor deelname aan vele evenementen mogelijk werd. Tijdens de reorganisatie van 1954 werden onder andere de bondsraad en districtsraden ingesteld. In 1955 kreeg de zwembond voor het eerst overheidssubsidie met als voordeel dat nog meer activiteiten gerealiseerd zouden kunnen gaan worden maar met als nadeel controlerende bevoegdheden door de overheid op het functioneren van de organisatie.

In de jaren zestig kwam in de samenleving de mechanisatie en automatisering op gang. Een ontwikkeling waarin de toename van de vrije tijd en stijging van de werkloosheid de belangrijkste problemen zouden gaan worden. Tijdens de reorganisatie van 1968 kwam de recreatieve-elementaire zwemsektor tot stand. Een nieuwe tak van het zwemmen in Nederland waarin rekening kon worden gehouden met de toekomst.

Voorzitters en Secretarissen van de KNZB

Enkele van de voorzitters van de KNZB door de jaren heen:

  • D.Vrijdag, 1888-1897
  • P.J.Appel, 1897-1900
  • W.E.Bredius W.Ezn. 1900-1929
  • C.F.Kellenbach, 1929-1935
  • J.de Vries, 1935-1968
  • Mr.J.W.v.d.Krol, 1968-

Enkele van de secretarissen van de KNZB door de jaren heen:

  • W.Westerman, 1888-1892
  • W.E.Bredius W.Ezn., 1892-1900
  • L.Bouman, 1900-1920
  • K.H.v.Schagen, 1920-1923
  • G.J.J.v.d.Stadt, 1923-1924
  • C.Minnes Jr., 1924-1929
  • A.W.Sabel, Tzn., 1929-1934
  • C.Altink, 1934-1947
  • Mevrouw F.L.A.Suttorp-van de Berg, 1947-1957
  • S.Bolman, 1957-1962
  • K.Athoni, 1962-

Het Archief van de KNZB

Aangezien de zwembond een sportorganisatie is, die bestaat door de inzet van amateurs, heeft dit invloed gehad op de lotgevallen van het archief. In het begin van het bestaan van de zwembond werden de papieren bewaard door de secretaris, die op zijn beurt het archief bij opvolging overdroeg. In 1928 moest het bestuur constateren, dat het archief in de loop der jaren in ongerede was geraakt. Op verzoek van het bestuur werden de papieren door een oud-bondsadministrateur opnieuw geordend. Belangrijke stukken werden toen niet aangetroffen zoals notulen van bestuursvergaderingen tot 1926 en diverse jaarverslagen. Na de ordening kwam het archief in 1931 weer ter sprake waarbij geconstateerd werd, dat nog steeds veel in het archief ontbrak. Sedertdien is men gegevens gaan verzamelen van oud-functionarissen en verenigingen. Door de ontwikkelingen in de zwembond in de jaren dertig, waardoor het ledental groeide, werd ook het archief omvangrijker. In 1940 werd het bondsbureau in gebruik genomen, waardoor het archief een vaste standplaats kreeg. Tijdens de laatste verhuizing van het bondsbureau werden hoogstwaarschijnlijk veel archiefstukken ten onrechte vernietigd.

Het archief van de Koninklijke Nederlandse Zwembond (1888-1973) bevat onder meer notulen, jaarboekjes, stukken in verband met de oprichting van de bond, sport- en wedstrijdreglementen voor zwemmen, waterpolo, schoonspringen en kunstzwemmen, affiches van zwemwedstrijden, verslagen van internationale wedstrijden en deelname aan de Olympische Spelen, overzichten van records en uitspraken inzake wedstrijdgeschillen, maar ook rapporten over de instelling van het schoolzwemmen en richtlijnen voor zweminstructeurs.

Internationale Toernooien en Olympische Successen

Het waterpolo kent vele internationale toernooien, waaronder het Wereldkampioenschap, het Europees kampioenschap en de FINA World League (allen met nationale teams). Sinds 1900 is waterpolo een Olympische sport voor de mannen.

Met brons op de Olympische Spelen van 1948 begint een periode waarin de Nederlandse herenwaterpoloërs tot de absolute wereldtop behoren. De populariteit van waterpolo neemt een hoge vlucht en jarenlang is het nationale zevental vrijwel onverslaanbaar. Helaas lukt het ze door omstandigheden niet om hun favorietenrol op de Olympische Spelen van 1952 om te zetten in goud.

Na de Tweede Wereldoorlog zit het Nederlandse waterpolo al snel in de lift. Het eerste succes dat onder leiding van bondscoach Frans Kuijper en teamleider Ben Planjer wordt behaald, is een derde plaats op de Olympische Spelen van 1948. Deze presentatie wordt slecht éénmaal in de geschiedenis herhaalt: In 1976 worden de waterpolomannen derde tijdens de Olympische Spelen in Montreal. Vanwege deze prestatie is het waterpoloteam in 1976 uitgeroepen tot Nederlandse Sportploeg van het jaar 1976. Aan de basis van dat succes staat de afgelopen week overleden bondscoach Ivo Trumbic.

Over dit succes uit 1948 meent de Volkskrant: “Dat was een ongedacht succes voor de polospelers, een succes dat Nederland nog nimmer heeft weten te behalen.” De krant vervolgt: “Dit resultaat is voor een groot deel te danken aan de jarenlange onvermoeide pogingen van trainer Frans Kuijper, De laatste wedstrijd in de eindronde - tegen Italië - verloren de Nederlanders met 2-4.

Trofeo Italia en Europese Kampioenschappen

Het jaar daarop neemt Nederland deel aan Trofeo Italia; het toernooi waarbij de zes sterkste landen van Europa (en tevens van de wereld) tegen elkaar strijden. Onze waterpolomannen verrassen hier vriend en vijand door het toernooi, ook wel aangeduid als het officieuze Europese kampioenschap, ongeslagen te winnen. Na afloop schrijven aanvoerder Cor Braasem en medespeler Gerrit Bijlsma het boekje Rondom de Trofeo Italia, over de belevenissen van de ploeg voor, tijdens en na het toernooi.

Met Hollandse nuchterheid relativeert Braasem de overwinning in een interview met Het Vrije Volk: “We hebben natuurlijk wel een beetje geluk gehad. Het heeft ons in het toernooi meegezeten. Door de loting in de eerste plaats. Italië, de favoriet, kregen we al in de eerste wedstrijd. En we versloegen ze door snelheid en dankzij de leiding van de Zweed Zukerman, die zich door niets van de wijs liet brengen.” Braasem vervolgt: “Ik geloof niet dat we hen in de laatste wedstrijd hadden kunnen bedwingen.

In 1950 worden de Europese kampioenschappen gehouden in Wenen. De organisatoren hebben verzuimd om de winst van de Nederlandse ploeg bij de Trofeo Italia mee te wegen in de indeling van de competitie. Ze gaan uit van resultaten bij de Olympische Spelen van 1948. Alleen de eerste wedstrijd tegen Zweden, de latere nummer twee, wordt met minimaal verschil verloren. Het statische waterpolo met de talloze spelonderbrekingen is ingeruild voor een veel dynamischer en sneller spel, dat bovendien aantrekkelijker is voor het publiek. Deze nieuwe spelwijze wordt prima opgepakt door de Nederlandse ploeg. Ondanks het moeilijke begin overklassen de mannen de andere zes deelnemers volledig. Nederland wordt al voor het einde van het toernooi voor het eerst Europees kampioen waterpolo, een prestatie die nooit meer zal worden herhaald.

De Olympische Spelen van Helsinki 1952

In het Planta-album van de Olympische Spelen 1952 schrijft Cor Braasem over de Nederlandse deelname aan het waterpolotoernooi: “Nederland is een week lang waterpologek geweest. De oorzaak van deze enorme belangstelling is het feit dat het Nederlandse team enorm onrecht is aangedaan. Een eerlijk gewonnen wedstrijd tegen Joegoslavië wordt op onjuiste gronden ongeldig verklaard en dat terwijl juist deze wedstrijd cruciaal is om later in het toernooi eremetaal te behalen. Protesten van chef de mission Karel Lotsy, Waterpoloboard member, hoofd-waterpoloscheidsrechter en KNZB-voorzitter Jan de Vries en teamleider Ben Planjer; ze zijn allemaal tevergeefs. De wedstrijd moet worden overgespeeld; Nederland trekt met 2-1 aan het kortste eind.

Wat de kroon op het werk van Frans Kuijper had moeten zijn, wordt een enorme deceptie. Nederland wordt uiteindelijk vijfde.

Hedendaagse Waterpolo in Nederland

Nederland heeft een van de grootste waterpolocompetities ter wereld, dankzij de talrijke recreatieve teams. De bondscompetitie vormt, prestatief gezien, de top van de totale opzet. In principe vormt de districtscompetitie de schakel tussen de bonds- en de kringcompetitie. In de districten I (Groningen, Friesland en Drenthe) en V (Noord-Brabant, Zeeland en Limburg) is deze opzet gewijzigd.

De dames bevinden zich nog wel in de wereldtop. Nederland plaatste zich via een sterk optreden in het olympisch kwalificatietoernooi, waarin ze Europees kampioen Rusland in de finale versloegen, voor de Olympische Spelen van 2008 in Peking.

tags: #commentaar #geschiedenis #waterpolo #nederland