De afgelopen tijd is er een levendige discussie ontstaan over talentontwikkeling in de hockeywereld, mede door de vele reacties op artikelen en onderzoeken die op hockey.nl zijn verschenen. Deze discussie raakt aan verschillende aspecten, van de motorische vaardigheden van kinderen tot de intensiteit van de sport en de neuropsychologische ontwikkeling van jonge hockeyers.
De Afname van Motorische Vaardigheden bij Kinderen
Een zorgwekkende trend is de afname van motorische vaardigheden bij de huidige generatie kinderen. Uit een onderzoek uit 2011 onder basisschoolkinderen bleek dat hun coördinatie scores lager liggen dan die van kinderen uit 1974. Dit bevestigt de vermoedens dat kinderen minder buiten spelen, meer tijd doorbrengen achter spelcomputers en minder bewegen. Dit gebrek aan beweging heeft een negatieve invloed op hun motorische ontwikkeling, wat essentieel is voor het aanleren van sportvaardigheden.
De Voordelen van Multisportiviteit in de Jeugd
Verschillende onderzoeken tonen aan dat een brede motorische ontwikkeling in de jeugd, door het beoefenen van meerdere sporten, een positieve invloed heeft op de latere sportcarrière. Amerikaanse olympiërs beoefenden gemiddeld 2,6 tot 3,5 sporten tot hun veertiende. Daarna werd dit 2,6 tot 2,8 sporten. Een enquête van de hockeybond onder (oud)-internationals bevestigt dit beeld: van de 70 hockeysters had 65 minimaal één andere sport beoefend, bij de mannen was dit 62 van de 67.
Een onderzoek van Arne Güllich naar de achtergrond van de Duitse hockeyers die in 2012 olympisch goud wonnen, laat zien dat slechts vier hockeyers van de selectie alleen hadden gehockeyd. De rest had ervaring met minimaal twee of drie andere sporten in hun jeugd. De algemene conclusie van dit onderzoek is dat de olympische kampioenen op jonge leeftijd met sport begonnen. Het onderzoek is echter beperkt in omvang.
Effectiever trainen komt door een onderzoek van Fransen e.a. in Gent vooral door de kwaliteit van de training te verhogen door een grote variatie aan sporten en bewegingsvormen te doen. Hetzelfde hoge niveau van coördinatie kan beter bereikt worden door een combinatie van minder trainingsuren in verschillende sporten dan meer trainingsuren binnen een sport.
Lees ook: Vooruitblik op de toekomst van de Leeuwinnen
Modellen voor Talentontwikkeling
Er zijn verschillende modellen ontwikkeld om talentontwikkeling te structureren. Jean Côté onderscheidt een probeerfase (6-12 jaar), een specialisatiefase (13-15 jaar) en een investeringsfase (16+). In de probeerfase moet spelen de boventoon voeren, omdat hiermee de meeste vaardigheden worden ontwikkeld. Het LTAD-model van Balyi, Way & Higgs wordt gebruikt door sportbonden in meer dan vijftig landen. Het Athletic Skills Model (ASM) gaat uit van een brede motorische ontwikkeling met verschillende sporten, waarna specialisatie volgt. Een belangrijk aspect van het ASM is een donorsport, die de atleet ondersteunt om goed te worden in de eigen hoofdsport. De motorische brede ontwikkeling volgens ASM moet niet alleen zorgen voor toptalenten, die door dit grote scala aan fundamentele bewegingsvaardigheden daadwerkelijk beter zijn geworden in hun doelsport. Bovenstaande onderzoeken staan ook in de gepubliceerde lectorale rede van professor Geert Savelsbergh, een van de aanhangers van het Athletic Skills Model.
De Intensiteit van Hockey en het Voorkomen van Blessures
Hockey is een intensieve sport waarbij veel calorieën worden verbrand. Een gemiddelde volwassene verbrandt ongeveer 500 calorieën per uur. Dit is vergelijkbaar met hardlopen, squash en racefietsen. Een hockeyer rent gemiddeld bijna 10 kilometer per wedstrijd. Getrainde hockeyers kunnen snelheden van boven de 20 kilometer per uur halen.
Door de intensiteit van de sport is het belangrijk om blessures te voorkomen. Mensen die net beginnen met hockey moeten niet te hard van stapel lopen en zorgen voor een juiste techniek. Vooral langere mensen kunnen sneller problemen ondervinden omdat ze relatief vaak gebukt aan het sporten zijn. Ook de juiste stickmaat is van belang.
Daarnaast is het belangrijk om goede hockeyschoenen en hockeysokken te dragen om de gewrichten te beschermen tegen schokken en zware belasting. Hockeykleding en hockeyaccessoires zijn gemaakt van sneldrogende grondstoffen om de kans op uitglijden te minimaliseren.
De Neuropsychologische Ontwikkeling van Jonge Hockeyers
Talent wordt niet alleen bepaald door lichamelijke ontwikkeling, maar ook door psychologie, vaardigheden in waarnemen, handelen en bewegen, en sociale en culturele factoren. De rijping van de hersenen staat centraal in de ontplooiing van het hockeytalent. De omgeving bepaalt hoe efficiënt de hersenen kunnen rijpen. Trainer, coach, ouder en sociale omgeving scheppen de voorwaarden.
Lees ook: Voetbalnieuws krant: Ontwikkelingen en Hoogtepunten
Binnen teamsporten zoals hockey zijn complexe neuropsychologische functies nodig, zoals waarnemen, geheugen, snel schakelen, overzicht, inzicht en organiserend vermogen. Ook frustratietolerantie en sociaal gedrag zijn belangrijk, evenals goede communicatie met trainer, coach, scheidsrechter en medespelers.
De teamsporter moet binnenkomende informatie snel en efficiënt kunnen verwerken en heeft een goed ruimtelijk inzicht. Zintuigelijke prikkels worden gefilterd en de belangrijkste worden als een ervaring in het lange termijn geheugen opgeslagen. Beslissingen worden in een fractie van een seconde genomen.
Al vroeg in de kindertijd beginnen de zogenaamde uitvoerende controlefuncties zich te ontwikkelen: de ‘executieve functies’. Vooral in de tienertijd worden de executieve functies extra belangrijk, zoals het formuleren van doelen en intenties, het plannen en het stellen van prioriteiten, het kiezen, beslissen en het overzien van de consequenties daarvan, impulsbeheersing, zelfevaluatie en zelfregulatie. Specialisten schatten in dat de ontwikkeling van al deze executieve functies pas ver na het twintigste jaar is voltooid.
De omgeving en de trainer kunnen hierin een belangrijke rol spelen door het geven van steun, sturing en inspiratie. Ze kunnen zorgen dat risico-jongeren of speelse en ongeconcentreerde jonge sporters een duw in de goede richting krijgen. Executieve functies worden ontwikkeld onder andere door feedback van de trainer en de coach.
Een hockeytalent kan snel verbanden leggen en heeft een groot lerend vermogen. Hij is nieuwsgierig en ondernemend, stelt vragen en zoekt nieuwe uitdagingen en oplossingen. Hij staat open voor veel dingen die de omgeving te bieden heeft en voor de aanwijzingen van de trainer/coach. Door informatie gedoseerd aan te bieden kan deze het talent stimuleren.
Lees ook: Complete Gids Voetbal Groothandel
Om een bal te spelen met de stick moeten ogen, armen, handen, benen en voeten intensief samenwerken. En behalve de benen zijn er tientallen spiergroepen in de romp en het hele lichaam nodig om de bal goed te raken. Het lichaam moet immers?in balans zijn; het evenwichtsorgaan moet aan het brein laten weten waar het hoofd zich bevindt in relatie tot de romp. Daarnaast moet de jonge sporter afstanden goed kunnen schatten, evenals de snelheid en de richting waarin de bal beweegt. Hij moet tegelijkertijd uit zijn ooghoeken kunnen waarnemen waar zijn medespelers en tegenspelers zijn en hoe zij zich aan het verplaatsen zijn. Ook moet hij anticiperen op wat er gebeurt als de tegenstander de bal niet goed onder controle krijgt. Hierbij wordt de informatie op topsnelheid door het brein verwerkt en vergeleken met eerder erin opgeslagen informatie.
De trainer/coach moet kijken naar het geheel. Naar neuropsychologische vaardigheden, handelen, bewegen, psychologie en beleving. ‘Hoe ontwikkelt de motorische coördinatie zich en hoe verandert de vaardigheid in het aannemen van de bal en het lopen met de bal aan de stick? Welk potentieel zit er in de jonge sporter, welke interesses heeft hij en hoe ontwikkelt zich dat? Welke vorm van sturing werkt het beste bij dit talentje? Kijk naar de concentratie en het vermogen om impulsen te onderdrukken, om zich te concentreren. Wordt de jeugdige speler afgeleid door zaken die niets met de sport te maken hebben? Is hij bezig met de toeschouwers, of met dingen die niet met de wedstrijd te maken hebben? Belangrijk is dat een jonge hockeyer die nu wordt afgeleid door andere zaken dan de bal of de spelers op het veld, een jaar later zeer geconcentreerd kan zijn. Probeer daarom met de jeugdspeler te communiceren over de zaken waardoor hij wordt afgeleid. Maak hem erop attent en oefen in het richten en volhouden van de aandacht. Als coach hoef je geen psycholoog te worden, maar het is wel essentieel om inzicht te hebben in gedrag, in motorische én neuropsychologische factoren en hoe hier gebruik van te maken.
Iedere speler heeft een heel andere sociale of culturele achtergrond en moet daardoor ook ándere dingen leren. Zo zijn de eerdere levenservaringen van de jonge sporter en diens verwachtingen uiterst belangrijk voor zijn ontwikkeling. Daarom: als trainer/coach móet je interesse hebben in de achtergrond van je pupil, in diens cognitieve en psychosociale functioneren en in zijn eerdere levenservaringen. Zo kun je elementen herkennen in gedrag, beleving en handelen die nog nadere groei kunnen en moeten doormaken.
Vroege Specialisatie: Voor- en Nadelen
De trend om kinderen zo vroeg mogelijk te laten specialiseren in één sport, wordt vroege specialisatie genoemd. Het is gebleken dat jonge sporters die meer dan acht maanden per jaar binnen één sport trainen én daarnaast geen andere sport beoefenen, ruim een tweemaal grotere kans hebben op blessures door overbelasting dan hun leeftijdgenoten die meerdere sporten beoefenen. Vroege specialisatie leidt er waarschijnlijk ook toe dat een jonge sporter een minder divers aanbod van motorische vaardigheden tot zich kan nemen en veelal bezig is met eenzijdige, repeterende bewegingen. Daardoor rust het lichaam onvoldoende uit en mist een jonge sporter ook de motorische vaardigheden om mogelijke blessures effectief te voorkomen.
Veel trainers, ouders en ook sporters hebben het idee dat door je vroeg te specialiseren in een sport je een grotere kans hebt om succesvol te zijn in die sport. Vroege specialisatie komt vooral voor in sporten zoals turnen, zwemmen, figuurschaatsen en schoonspringen. Overbelasting is één van de voornaamste oorzaken van vroegtijdige uitval binnen deze sporten, al bieden deze sporten nog wel een relatief breed pakket van motorische vaardigheden aan. Het zich steeds vroeger willen specialiseren wordt ook steeds vaker waargenomen bij eenzijdigere sporten zoals honkbal, tennis en teamsporten als voetbal en ook hockey. Met wederom veel vroegtijdige uitval door overbelasting gerelateerde blessures.
Van de geblesseerde sporters komt 65% weer terug op het oude niveau. De overige sporters herstellen niet van de blessure of kunnen door de gevolgen van de blessure niet meer functioneren op het oude niveau. Meisjes lijken gevoeliger te zijn voor overbelasting blessures binnen teamsporten dan jongens. De oorzaak dat gespecialiseerde sporters na een blessure hun oude niveau niet meer halen of uitvallen is niet altijd fysiek. Een groot deel van de jonge sporters heeft te maken met de angst om weer een blessure op te lopen en heeft onvoldoende coping (hoe ermee om te gaan) mogelijkheden om deze angst naast zich neer te leggen.
Ook is waargenomen dat jonge sporters die zich vroeg specialiseren gemiddeld meer te maken hebben met stressverschijnselen en burn-out klachten. Een overvol wedstrijdprogramma, maar ook de druk om te presteren die de sporters zichzelf opleggen en/of ervaren, worden genoemd als de belangrijkste oorzaken bij een burn-out.
Om de gevolgen van vroeg specialiseren, dan wel vroege specialisatie sporten te beperken worden er in de literatuur enkele richtlijnen benoemd. Zo zouden jonge sporters nooit meer uren per week moeten trainen dan hun kalenderleeftijd. En het totaal aantal trainingsuren moet niet hoger zijn dan 16 uur per week. Dit met het gedachtegoed dat kinderen dan nog voldoende tijd hebben om aan andere activiteiten, zowel georganiseerd als ongeorganiseerd, deel te nemen. Hierdoor is er dus voldoende tijd om andere motorische vaardigheden op te doen, zoals bij buitenspelen.
De Visie van Geert Savelsbergh op Talentontwikkeling
Hoogleraar Geert Savelsbergh, een van de grondleggers van het Athletic Skills Model (ASM), benadrukt dat de kwaliteit van de training belangrijker is dan de kwantiteit. Hij pleit voor investeringen in trainersopleidingen, zodat trainers verschillende manieren van bewegen kunnen aanbieden. Savelsbergh ziet dat ouderwetse vaardigheden als klimmen, klauteren en zelf naar school lopen en fietsen een stuk minder gebeurt dan vroeger. Hij denkt dat er veel tijd in de auto wordt doorgebracht.
Savelsbergh is continu op zoek naar nieuwe en betere manieren om talenten op te leiden. Hij noemt het voorbeeld van hockeyclub Terrassa, die bij kinderen drie gelijke teams maakt in plaats van een eerste, tweede en derde team. Ze hopen dat er dan een grotere poule van goede hockeyers ontstaat.
tags: #wetenschappelijke #artikelen #hockey