Waterpolo Regels: Een Complete Gids

Waterpolo is een dynamische en veeleisende sport die zowel fysieke kracht als strategisch denken vereist. Om het spel eerlijk en vlot te laten verlopen, zijn er specifieke regels en richtlijnen. Dit artikel biedt een uitgebreid overzicht van de waterpoloregels, inclusief recente aanpassingen en de regels voor jeugdwedstrijden.

Recente Aanpassingen in Waterpolo Regels

De waterpoloregels worden voortdurend geëvalueerd en aangepast om het spel te verbeteren. Hieronder staan enkele recente wijzigingen die van kracht zijn:

  • Uitsluiting met Vervanging (UMV): Spelers die een UMV of UMV/4 straf krijgen (bijvoorbeeld voor het beledigen van een scheidsrechter of het maken van een zeer zware overtreding), moeten de zwemzaal verlaten en mogen niet meer deelnemen aan het spel. Dit geldt niet voor spelers die drie persoonlijke fouten (P's) hebben gekregen.
  • Hervatten na Doelpunt: Nadat er een doelpunt is gescoord, zal de scheidsrechter het spel pas hervatten nadat alle vervangingen hebben plaatsgevonden. De scheidsrechters zorgen ervoor dat het juiste aantal spelers in het water ligt voordat het spel wordt hervat.
  • Foutief Begin: Wanneer de wedstrijd begint met spelers die geen recht van spelen hebben (bijvoorbeeld iemand met 3 P’s), moet de wedstrijd opnieuw worden gestart en moet de tijd worden teruggezet.
  • Vrije Worp: Het is niet nodig te fluiten voor een gewone fout en een vrije worp te geven aan iemand van de balbezittende ploeg.
  • Neutrale Inworp: Bij een neutrale inworp gooit de scheidsrechter de bal in de lucht ongeveer op dezelfde positie waar de bal zich bevond op het moment van de onderbreking.
  • Consistentie: Het is erg belangrijk dat de scheidsrechters de regels juist en consequent toepassen gedurende de gehele wedstrijd. Voor een zware fout moet altijd worden gefloten, ongeacht of het de aanvallende of de verdedigende situatie betreft.
  • Technische Fouten: Beide scheidsrechters zijn verantwoordelijk voor technische fouten. Het is niet belangrijk welke scheidsrechter de fout maakt, want de andere heeft altijd de mogelijkheid deze te corrigeren.
  • Strafworp: De speler moet de strafworp van de 5-meterlijn nemen. Hij moet zich op de 5-meterlijn opstellen en de strafworp moet worden genomen op het fluitsignaal van de scheidsrechter. De speler mag zich niet binnen de 5-meterlijn begeven voordat de bal de hand van de speler heeft verlaten.
  • Rustperiode: De rustperiode van vijf minuten tussen de tweede en derde periode geldt uitsluitend voor wedstrijden waarin acht minuten per periode wordt gespeeld.

Jeugdwaterpolo: Nieuwe Structuur voor 2024-2026

De afgelopen jaren is er intensief gewerkt aan het vernieuwen van de spelvormen en spelregels binnen het jeugdwaterpolo. Met ingang van seizoen 2024-2025 is er een nieuwe structuur geïntroduceerd waarin plezier, ontwikkeling en laagdrempeligheid voorop staan. Het doel is om meer kinderen langer aan de zwemsport te verbinden en de dalende trend van het aantal (jeugd)leden positief om te buigen.

Seizoen 2024-2025 is via enquêtes, observaties en gesprekken met verenigingen, coaches en kinderen zorgvuldig geëvalueerd. Deze evaluatie is meegenomen in de totstandkoming van het wedstrijdformat jeugd voor seizoen 2025-2026.

Minipolo

Minipolo is bedoeld voor kinderen die nog geen of weinig ervaring hebben met waterpolo. Bij minipolo draait het om plezier en laagdrempelig kennismaken met de waterpolosport. Diverse verenigingen in het land organiseren minipolotoernooien. Het wedstrijdformat voor waterpolo jeugd staat in lijn met de KNZB Jeugdsportvisie en de richtlijnen jeugdsport. Het doel is dat jeugd (vanuit de eigen motivatie) zich met plezier kan ontwikkelen door sport en bewegen. Niet alleen vandaag, maar ook morgen en overmorgen.

Lees ook: Waterpolo voor studenten in Maastricht

Het Speelveld

Het waterpoloveld heeft verschillende belangrijke lijnen en zones:

  • Doellijn: De beide doelen bevinden zich midden op de achterlijnen van het veld. De doellijn bevindt zich aan de voorkant van het doel, ter hoogte van de doelpalen. Als de bal deze lijn volledig heeft gepasseerd, tussen de doelpalen in, is het een doelpunt.
  • 2-Meterlijn: De 2-meterlijn bevindt zich precies 2 meter voor de doellijn en wordt aangegeven met rode pionnen. Tijdens een aanval mag een aanvallende speler zich niet binnen de 2 meter begeven zonder bal. De aanvallende speler mag alleen binnen de 2 meter komen als hij de bal al in zijn bezit heeft en wil gaan scoren.
  • 5-Meterlijn: De 5-meterlijn bevindt zich precies 5 meter voor de doellijn en wordt aangegeven met gele pionnen. Deze lijn is belangrijk voor het aangeven van het verschil in straffen binnen en buiten de 5 meter. Een vrije bal die binnen de 5 meter wordt gegeven, mag niet in één keer op doel worden geschoten; de bal moet eerst via een medespeler. Een vrije bal die buiten de 5 meter wordt gegeven, mag direct op doel worden geschoten, mits de speler in één keer schiet en niet eerst gaat dreigen met de bal.
  • Middellijn: De middellijn bevindt zich precies in het midden van het speelveld en wordt aangegeven met de witte pionnen.

Uitrusting en Teams

  • De Bal: Waterpolo wordt beoefend met een speciale bal. De bal die gebruikt wordt door herenteams (nr. 5) is ongeveer even groot als een voetbal en heeft een gewicht van 400 à 450 gram. De bal die gebruikt wordt bij damesteams is iets kleiner en iets lichter (nr. Een belangrijk kenmerk van een waterpolobal is dat hij veel grip heeft, zodat je hem ondanks zijn grootte toch met één hand kunt vasthouden. De bal mag door veldspelers maar met één hand tegelijk worden aangeraakt. Keepers mogen de bal met twee handen aanraken binnen de 5 meterzone. Verder mogen spelers die de bal vasthouden onder water worden geduwd, maar de bal zelf mag niet onder water komen, als een speler wordt aangevallen. De bal met twee handen tegelijk aanraken of de bal onder water duwen als je wordt aangevallen, wordt bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij.
  • Teams: Een team bestaat uit zes veldspelers en een keeper. De spelers dragen een cap: Wit voor het thuisspelende team en blauw voor het uitspelende team. Beide keepers hebben een rode cap.

Spelverloop

  • Speeltijd: Een waterpolowedstrijd is verdeeld in vier periodes, die, afhankelijk van de leeftijd van de spelers, het competitieniveau en het land, 3 tot 8 zuivere minuten duren. Dit betekent dat de tijdmeting wordt stilgelegd tussen het begaan van een overtreding (op het fluitsignaal van de scheidsrechter) en het nemen van de daaropvolgende vrije worp. Bij De Woelwaters spelen alle teams 4x 5 minuten. Na 2 periodes wisselen de teams van speelhelft.
  • Scheidsrechters: Een of twee scheidsrechters leiden de wedstrijd.
  • 30-Seconden Regel: Tijdens competitiewedstrijden van B-teams en seniorenteams wordt gebruikgemaakt van de 30-seconden regel. Dit houdt in dat er binnen 30 seconden een schot op het doel moet zijn geweest. Zo niet, dan gaat de bal naar de tegenpartij. De tijd wordt door een van de W-officials (jurytafel) bijgehouden. Als na een schot op het doel de bal weer in het bezit komt van dezelfde (aanvallende) partij komt, wordt de klok weer op 30 seconden gezet. Meestal hangt de 30 seconden klok aan beide zijden van het bad en loopt van 30 terug naar 0. Er zijn een aantal gebeurtenissen waarbij de 30-seconden klok opnieuw wordt ingesteld.

Overtredingen en Strafmaatregelen

  • Neutrale Inworp: Wanneer een scheidsrechter een overtreding ziet maar niet goed weet wie de overtreding begaat of wanneer twee spelers tegelijkertijd een overtreding begaan, zal de scheidsrechter een neutrale inworp geven. Dit geeft hij aan door zijn duimen in de lucht te steken. Bij een neutrale inworp gaan twee spelers naast elkaar voor de scheidsrechter liggen. De scheidsrechter gooit vervolgens de bal op het water voor de spelers.
  • Hoekworp: Wanneer de keeper de bal als laatste raakt voordat de bal over de achterlijn gaat, wordt er een hoekworp gegeven. Dit geldt niet wanneer een verdediger de bal als laatste raakt, tenzij hij of zij met opzet de bal tegen de achterkant of over de achterlijn duwt of gooit. In het laatste geval wordt er ook een hoekworp gegeven.
  • Vrije Worp: Lichte overtredingen worden bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij. Deze kan de speler gebruiken om de bal af te spelen op een van zijn medespelers of om zelf mee te gaan zwemmen. De vrije worp mag in één beweging op het doel geschoten worden als de overtreding buiten de 5-meterzone is begaan.
  • Uitsluiting (U20): Zware overtredingen worden bestraft met een U20. Bij een U20 moet de bestrafte speler naar het terugkomvak (zie afbeelding). Het terugkomvak bevindt zich altijd bij de eigen doellijn tegenover de jurytafel (waar de score en tijd worden bijgehouden). Een speler moet daar 20 seconden blijven liggen tot de tafel een vlag met de kleur van de cap omhoog houdt, tenzij in die tijd de bal in bezit komt van de eigen partij of er gescoord wordt. Wanneer de eigen partij de bal herovert mag de bestrafte speler weer de hoek verlaten op teken van de scheidsrechter. Wanneer hij nog niet in de hoek ligt als de 20 seconden voorbij is, moet hij alsnog eerst naar de hoek zwemmen. Bij het verlaten van de hoek is het verboden om af te zetten van de rand van het zwembad.
  • 5-Meterbal/Strafworp (S): Wanneer een zware overtreding binnen de 5-meterzone plaatsvindt met een kans om te scoren, kent de scheidsrechter een 5-meterbal/strafworp (S) toe.
  • Definitieve Uitsluiting: Indien een speler driemaal wordt uitgesloten voor 20 seconden (een U20), dan mag hij/zij niet meer deelnemen aan het spel.
  • Uitsluiting Met Vervanging (UMV/UMV4): Zeer zware overtredingen worden bestraft met een UMV of UMV4. Bij een UMV is de duur van de uitsluiting 20 seconden netto speeltijd, waarna een ploeggenoot de speler mag vervangen. De toevoeging 4 staat voor 4 minuten waarna een medespeler de plaats mag innemen van de bestrafte speler. De bestrafte speler zelf mag niet meer deelnemen aan het spel en moet de zwemhal of het zwemterrein verlaten. Ook plaatsnemen in het publiek is voor de uitgesloten speler niet toegestaan. Van iedere UMV of UMV4 moet een rapport worden opgemaakt, waarna een tuchtcommissie uitspraak doet over de strafmaat.

Algemene Spelregels

  • Spelduur: Waterpolo wordt gespeeld in vier kwarten van maximaal acht minuten en minimaal vier minuten, met een pauze van één minuut tussen alle kwarten. Bij een overtreding, doelpunt of ander doodspelmoment wordt de wedstrijdklok stil gezet totdat het spel weer wordt hervat. Zo duurt een kwart van acht minuten zuivere speeltijd in werkelijke tijd tussen de twaalf en vijftien minuten. Naast de wedstrijdklok is er ook een 30 seconden schot klok. Binnen 30 seconden moet een team op goal geschoten hebben, anders gaat de klok af en is het balbezit voor de tegenstander. Deze regel geldt vanaf de C-jeugd.
  • Speelveld: Het speelveld varieert per categorie. Zo spelen de pupillen op een klein veld van 15 meter met kleine goals. De dames en heren spelen op een groot veld van 25 meter. Dit is het volledige instructiebad in veel zwembaden. In grote zwembaden is het ook mogelijk om op een 30 meter veld te spelen. Internationaal wordt ook op een 30 meter veld gespeeld.
  • Aantal Spelers: Elk team bestaat uit zeven spelers, waaronder één doelman. Het thuisspelende team speelt altijd met de witte caps en het uitspelende team met blauwe caps. De keeper draagt een rode cap. Spelers mogen tijdens dode spelmomenten onbeperkt wisselen.
  • Scoren: Een doelpunt wordt gescoord wanneer een speler de bal in het doel van de tegenstander gooit. Het team met de meeste doelpunten aan het einde van het spel wint!
  • Overtredingen: Overtredingen bij waterpolo kunnen verschillende straffen hebben. De meest voorkomende is een vrije bal voor de tegenstander. Spelers die zwaardere overtredingen begaan, kunnen 20 seconden of langer van het spel worden uitgesloten, afhankelijk van de ernst van de overtreding. Wanneer een speler er drie keer is uitgestuurd met een persoonlijke fout krijgt hij of zij de rode vlag te zien en wordt de speler uitgesloten van het spel.
  • De Bal: De bal die bij waterpolo wordt gebruikt verschilt in grote per categorie. Zo speelt de jongste jeugd tot 11 jaar met een kleine mini-polo bal. De dames spelen met een damesbal en de heren met de grootse variant.
  • Spelregelcommissie: Vanuit de FINA worden periodiek voorstellen en nieuwe interpretaties over de geldende regels gestuurd. De SC beziet hoe we de internationale regels en richtlijnen in Nederland kunnen toepassen. Ook communiceert de SC dit richting alle officials in Nederland. De SC is dan ook de enige instantie in Nederland die uitsluitsel kan geven over de juiste regels en hoe deze worden toegepast. Hiertoe wil zij ook als de enige vraagbaak fungeren. Goed begrip van de spelregels is voor iedereen van belang.

Zwemtechnieken

Bij waterpolo zijn verschillende zwemtechnieken van groot belang:

  • Borstcrawl: De positie van de zwemmer in het water staat een grotere bewegingsvrijheid van de armen toe dan bij de rugcrawl, waarbij het stuwende gedeelte van de slag achter de ruggengraat plaatsvindt. Het voorwaarts bewegen van de armen, de zogeheten contrafase, geschiedt boven het water (zoals bij de rugcrawl en vlinderslag) hetgeen een enorme reductie van de weerstand betekent ten opzichte van de schoolslag. Verder zorgt ook het over de lengteas rollen van het lichaam voor een meer economische glijding door het water.
  • Rugcrawl: Rugslag of rugcrawl is een zwemslag die op de rug wordt gezwommen. Het onderdeel heeft als voordeel een eenvoudige ademhaling, maar als nadeel dat de zwemmer niet ziet waar hij zich bevindt. Om dat te ondervangen zijn in vrijwel elk zwembad herkenningspunten aan het plafond boven het bassin bevestigd. Omdat de doorhaal van de armen langs het lichaam plaatsheeft, bestaat de neiging te gaan slingeren en dus af te wijken van wat als de ideale lijn wordt beschouwd. Vereist is daarom een goede beenslag om deze zijwaartse afwijkingen te compenseren, meer nog dan bij bijvoorbeeld de borstcrawl. Daarnaast blijft de stuwende functie van de benen van belang. Niet de benen, maar de armen dragen grotendeels bij aan de verplaatsing en dus de snelheid in het water. Deze verplaatsing moet zo gelijkmatig mogelijk worden uitgevoerd. Evenals de borstcrawl is de rugcrawl een zogeheten continue slag. Het is ook de traagste van de vier zwemslagen. Topzwemmers overbruggen gemiddeld 1,67 meter per seconde.
  • Schoolslag: De geschiedenis van de schoolslag gaat terug naar het Stenen Tijdperk, zo bewijzen diverse gevonden afbeeldingen en tekeningen in grotten. Schoolslag is een zogeheten discontinue slag; de verplaatsing is schoksgewijs. Is de functie van de armslag bij een geoefende schoolslagzwemmer primair stuwend, bij beginnende zwemmers worden de armen vooral gebruikt om het hoofd boven water te houden. Zo wordt steun gezocht. De schoolarmslag is de enige armslag waarbij de contrafase - de fase waarin de handen en armen tegen de zwemrichting in worden bewogen - onder water plaatsheeft. De armen en handen komen tijdens de gehele slag niet boven het wateroppervlak uit, hetgeen veel weerstand tot gevolg heeft. De armslag is onder te verdelen in: uitgangshouding glijfase trekfase duwfase contrafase Juist bij de armslag zijn de individuele verschillen groot; bij de een smallere en bij de ander juist een bredere uitvoering van de stuwbaan, de lengte van de stuwbaan en/of de diepte van de trekfase. Bij de schoolslag is de 'klappende' beenbeweging verreweg de belangrijkste stuwingfactor.
  • Vlinderslag: Dit is een zwemslag die bij waterpolo vrijwel niet gebruikt / beoefend wordt. De vlinderslag is de op één na de snelste zwemslag, getuige de onderlinge tijden. De verplaatsing is minder continu dan de borstcrawl, door de gelijktijdigheid van de armbeweging. Vlinderslag is, zoals dat heet, een echte 'hoofdzaak', en dat heeft alles te maken met de bewegingen van het hoofd ten opzichte van de romp. Voor een optimale snelheid moet het lichaam in voldoende mate deze beweging volgen om de wisselende bol-hol-ligging goed aan te voelen. De timing van de hoofdbeweging op de armslag is doorslaggevend. De bij de vlinderslag gehanteerde armslag komt neer op: (1) insteken, (2) (kort) glijden, (3) trekken, (4) duwen, (5) uithalen en (6) overhalen. De functie van de beenslag is tweeledig: zowel stabiliserend als stuwend. De vlinderslagbeenbeweging is een voortdurend op en neer bewegen van beide benen, en dat gelijktijdig.
  • Watertrappen: Watertrappen is een techniek om in het water het hoofd boven water te houden, door met de benen een trappende beweging te maken.

Overige Regels en Situaties

  • 30 Seconden Regel: De aanvallende ploeg heeft tijdens het balbezit 30 seconden om een schot op het doel te lossen. Mocht er tijdens de 30 seconden wel een schot zijn gelost maar de bal blijft in eigen bezit, dan krijgt men opnieuw 30 seconden de tijd.
  • Overtredingen Onder Water: Doordat het spel in een zwembad wordt gespeeld is het moeilijk voor de scheidsrechters om te zien wanneer er een overtreding wordt gemaakt. Onder water wordt er veel geknepen, getrapt en vastgehouden. Natuurlijk worden overtredingen die gezien worden gestraft.
  • Balbezit na U20: Wanneer het eigen team binnen de 20 seconden in balbezit is gekomen mag de speler op teken van de scheidsrechter eerder de wedstrijd hervatten.
  • U20 Straf: Wanneer een speler een tegenspeler vasthoudt of de bal weggooit na het fluitsignaal wordt die bestraft met een U20. Als een U20 binnen het 5-meter gebied wordt begaan volgt een 5-meter bal.
  • Uitsluiting met Vervanging (UMV): Naast wedstrijdovertredingen en vrije worpen is er ook zoiets als een straf die “uitsluiting met vervanging” (UMV) heet. Als een speler een scheidsrechter beledigt of een zeer zware overtreding of een slaande beweging maakt volgt een UMV (uitsluiting met vervanging) of een UMV4.

Lees ook: Teams en talenten in het Nederlandse waterpolo

Lees ook: Waterpolo en zwemmen bij ZV De Ham

tags: #waterpolo #regels