Volleybalopstellingen voor 4 Spelers: Systemen, Rotaties en Specialisaties

Volleybal is een dynamische sport waarbij de posities van de spelers en de spelregels cruciaal zijn voor een succesvolle wedstrijd. Dit artikel behandelt de verschillende opstellingen die mogelijk zijn met 4 spelers, de rotatiesystemen en de specialisaties die van toepassing kunnen zijn.

Basisprincipes van Volleybalposities

In het volleybal kan de term "positie" twee verschillende dingen betekenen: de plek waar je in het veld staat en de rol die je als speler vervult.

Veldposities

Het volleybalveld is opgedeeld in zes vakken, genummerd van 1 tot en met 6. Deze vakken zijn onderverdeeld in twee ‘grote’ vakken: het voorveld en het achterveld. De posities 1, 5 en 6 bevinden zich in het achterveld, terwijl de posities 2, 3 en 4 in het voorveld zijn. Naast de nummers hebben de posities ook eigen benamingen, afhankelijk van de rol die de speler op die positie vervult.

Spelersposities

Naast de veldposities worden aan spelers ook specifieke posities toegewezen, die elk hun eigen taken en verantwoordelijkheden hebben. De belangrijkste spelersposities zijn:

  • Spelverdeler (Sv): Zoals de naam al aangeeft, is de spelverdeler verantwoordelijk voor het verdelen van het spel. Hij of zij speelt (bijna altijd) de tweede bal in een aanvalsopzet, vaak door middel van een set-up. De spelverdeler staat altijd diagonaal ten opzichte van de diagonaalspeler.
  • Passer/loper (Pl) / Aanvaller (A): Ook wel buitenaanvaller of hoekspeler genoemd. De voornaamste taak van de passer/loper is het passen en aanvallen. Deze speler speelt vaak de eerste en/of de derde bal in een aanvalsopzet.
  • Middenaanvaller (M) / Midblokkeerder: Ook wel hoofdblokkeerder genoemd. De middenaanvaller valt altijd in het midden van het net aan en krijgt vaak de derde bal aangespeeld. Een andere belangrijke taak voor deze spelers is het blokkeren.
  • Libero (L): De libero is de speler met ‘het andere shirtje’. Deze speler mag alleen in de achterste drie posities van het volleybalveld komen (en dus niet aan het net). De voornaamste taak van de libero is de passing en de verdediging. Libero’s zijn vaak de beste passende en verdedigende spelers van een team en komen erin voor spelers die minder goed kunnen passen of verdedigen.
  • Diagonaal (D): De diagonaalspeler is over het algemeen de "puinruimer" en puntenmachine van een ploeg. Veel aanvallen worden over deze speler uitgespeeld. Vaak is dit de sterke aanvaller van het team, die minder goed kan passen en verdedigen. De term ‘Diagonaal’ is gebaseerd op zijn of haar positie in het veld. De diagonaalspeler staat altijd in de diagonaal t.o.v. van de spelverdeler.

Opstellingen met 4 Spelers

In de CMV (Cool Moves Volley) wordt met 4 spelers gespeeld, meestal in een ruit. Dit is een basisformatie die jonge spelers helpt de basisbeginselen van het volleybal te leren.

Lees ook: Volleybal: Alles over winnen

Ruit-systeem in CMV

Bij het aanleren kan evt. Gekozen worden om te beginnen met de spelverdeler op midvoor (#3). Dit komt ietwat overeen met het ruit-systeem wat in de CMV wordt aangeleerd.

Doorschuiven naar complexere systemen

  • B-jeugd (2e jaars, dus ca 15 jaar) aanleren 3-3 systeem. Dus nog steeds geen specialisatie, behalve misschien als je mogelijk een echt talent hebt, bv een toekomstige spelverdeler.
  • A-jeugd (1e jaars, dus ca 16 jaar) aanleren 2-4 systeem en eventueel beginnen met specialisatie, i.i.g.

Natuurlijk kunnen deze stappen - afhankelijk van het niveau van het team - eerder of later genomen worden, maar m.i. niet te snel.

Het 3-3 Systeem

Bij het 3-3 systeem speel je met 3 spelverdelers in een driehoek. Je kunt dan iedere keer een spelverdeler 2 rotaties DE spelverdeler laten zijn. Meestal R2 en R1, waarna - bij het weer doordraaien - de volgende speler op rechts-voor spelverdeler wordt en daarna rechts-achter enz. Er kan evt. ook gekozen worden om DE spelverdeler vanaf positie 1 en positie 6 te laten spelen.

Hieronder een overzicht waarbij de spelverdelers in een driehoek ten opzichte van elkaar staan. Stel we spreken af dat we spelen met de spelverdeler op de posities 2 en 1. Dan beginnen we in de beginopstelling met de 3 spelverdelers op de posities 4, 2 en 6. Bij aanvang is DE spelverdeler de speler die op positie 2 staat. de andere spelverdelers spelen op dat moment de functie waar ze op dat moment staan. Na het doordraaien komt DE spelverdeler - die op positie 2 stond - op positie 1 te staan, maar blijft DE spelverdeler. Als er vervolgens weer doorgedraaid moet worden komt de spelverdeler die op mid-voor stond, op rechts-voor (#2) te staan en wordt op dat moment DE spelverdeler. De spelverdeler die op positie 1 stond draait door naar positie 6 en wordt een “gewone” speler die dus op mid-achter (Ma) staat. Na weer doordraaien blijft de spelverdeler van rechts-voor (#2) DE spelverdeler, maar nu dus op positie 1.

Er kan ook gekozen worden om DE spelverdeler op de posities 1 en 6 al spelverdeler te laten spelen. De twee spelverdelers staan diagonaal ten opzichte van elkaar, d.w.z. In principe is de spelverdeler die achter staat - dus op positie 1, 6 of 5 - DE spelverdeler en is de andere spelverdeler voorspeler. Er kan ook voor gekozen worden om DE spelverdeler op de posities 2, 1 en 6 te laten spelen en niet op posities 1, 6 en 5, omdat het spelen met een spelverdeler vanaf positie 5 een wat moeilijker uit te voeren rotatie is.

Lees ook: Alles over zand sokken en volleybal

Het 2-4 Systeem

Bij het 2-4 systeem speel je met 2 vaste spelverdelers. Meestal wordt gekozen om te spelen met de spelverdeler die op dat moment achterspeler is. De andere is dan vaak DIAgonaal. Dus de spelverdeler speelt op de posities 1, 6 en 5, waarna de andere spelverdeler daarna op dezelfde posities spelverdeler is en de eerste spelverdeler dus 3x diagonaal. Je kunt er ook voor kiezen om het spel te laten verdelen vanaf de posities 2, 1 en 6. Dit omdat het spelverdelen vanaf positie 5 vaak als moeilijk/lastig wordt ervaren.

Er kan ook gekozen worden voor een 2-4 systeem waarbij de voorste spelverdeler DE spelverdeler is, er verder (nog) niet gewerkt wordt met specialisatie van de andere spelers, en er met 4 passers (in een “kommetje”) gepasst wordt. Dit systeem wordt meestal in het begin gebruikt om met een vaste spelverdeler te gaan werken. Dus na het 6-6 systeem kan dit systeem gebruikt worden om met vaste spelverdelers te gaan werken.

Hieronder eerst een overzicht waarbij gekozen is voor een 2-4 systeem waarbij gekozen kan worden uit de posities 2, 1, 6 en 5 voor de spelverdeler en er verder gekozen is om te werken met specialisatie van de andere spelers en om te passen met 3 passers.

Rotatiesystemen

Rotaties (R) geven aan waar in een bepaalde opstelling de spelverdeler staat. Dus R1 betekent dat de spelverdeler op #1 staat en R2 betekent dus dat de spelverdeler op dat moment op #2 (Rv) staat.

Bij het 6-6 systeem speel je de functie waar je op dat moment staat. B.v. als je mid-voor staat dan speel je MID op het midden (positie 3), sta je b.v. links-voor, dan speel je buiten-aanvaller op positie 4, enz.

Lees ook: Alles over Vrije Ruimte Volleybal

Specialisaties

In het 1-5 systeem speel je met 1 (vaste) spelverdeler. In dit systeem wordt meestal ook met specialisaties gewerkt, dus vaste aanvallers (passer/lopers), mid’s, diagonaal en libero gespeeld. Staat een speler b.v. linksvoor dan is hij buitenaanvaller op #4. Staat diezelfde speler na het doordraaien op mid, dan is deze speler mid-speler op #3. Eventueel kan gekozen worden om te beginnen met de spelverdeler op midvoor (#3). Ik adviseer echter om bij 6-6 direct te beginnen met de spelverdeler op rechts-voor, maar deze een beetje naar binnen, dus naar #2/3 te schuiven. Nadat het spelverdelen op #2 door iedereen beheerst wordt kan begonnen worden met het aanleren van het spelverdelen vanaf #1.

Verdedigingssystemen

Er zijn verschillende verdedigingssystemen binnen het volleybal. Welke systeem je hanteert hangt af van hoe je wilt spelen, wat voor soort spelers je tot je beschikking hebt en de keuze voor je blokkering systeem speelt een ontzettend belangrijke rol. Ook is het belangrijk om het team waar je tegen speelt te analyseren. Maar voordat we inzoomen op de type systemen, leggen we eerst de nummers in het systeem uit. Ieder type verdedigingssysteem wordt namelijk aangeduid met nummers. Bijvoorbeeld: 3-2-1 systeem. Het eerste cijfer (3) geeft het aantal spelers aan dat een blokkerende taak heeft. Het tweede getal (2) geeft het aantal spelers aan dat verantwoordelijk is voor de ballen kort achter de blokkering. Bij het 2-0-4 systeem heb je dus 2 spelers met een blokkerende taak.

3-2-1 Systeem

Het 3-2-1 systeem kun je op verschillende manieren hanteren. Je hebt dus eigenlijk 3 sub-varianten van dit systeem. In dit verdedigingssysteem speel je met de midachter centraal in het veld. Deze speler is verantwoordelijk voor de blokdekking (het gebied kort achter de blokkering). Het voordeel van dit systeem is dat de meeste spelers al direct goed staan vanuit hun startpositie. Nadeel van dit systeem is dat er een groot gat midden achter in het veld ontstaat en er verwarring kan ontstaan wie die ballen moet pakken. Binnen het 3-2-1 systeem kun je er voor kiezen om de blokkering diagonaal dicht te zetten. Vandaar de naam 321-diagonaal. Binnen dit systeem moet er flink geroteerd worden. Er wordt namelijk geroteerd afhankelijk van waar er aan gevallen wordt zoals je ziet in onderstaande afbeelding. De vrije netspeler is daarbij verantwoordelijk voor de korte ballen achter de blokkering. Daarnaast is er ook nog de 3-2-1 rechtdoor variant waarbij de blokkering rechtdoor wordt dichtgezet. De rechtsachter schuift hierbij naar voren en is verantwoordelijk voor de ballen kort achter de blokkering. Heb je op positie 1 een mindere verdediger of wil je jouw spelverdeler niet opofferen voor de verdediging? Dan is dit een ideaal systeem.

2-1-3 Systeem

Je kunt ook het 2-1-3 systeem hanteren. In dit systeem is er een belangrijke rol weggelegd voor de vrije netspeler. Deze speler schuift bij de aanval van de tegenstander over de buitenkant kort achter de blokkering. Dit systeem kun je hanteren als je er voor kiest om je middenblokkeerder te helpen. Je laat de speler op links voor mee blokkeren op het midden. Als de bal naar de buitenaanvaller gaat, schuift de vrije netspeler achter de blokkering.

2-0-4 Systeem

Dan bestaat er ook nog het 2-0-4 systeem. Dit wordt ook wel het 3-2-1 systeem zonder rotatie genoemd. Dit type systeem hanteer je als de tegenstander vele harde aanvallen speelt en maar weinig tactische ballen. Dit systeem wordt vaak ook op hoog niveau toegepast. Bijvoorbeeld op de snoeiharde smashes van Nimir Abdel-Aziz. Binnen dit systeem schuift de linksvoor / positie 4 speler naar achteren toe om de verdediging te versterken.

2-2-2 Systeem (Box Verdediging)

Binnen het 2-2-2 systeem (ook wel Box verdediging genoemd), heb je 2 blokkeerders, 2 verdedigers voor de korte bal en 2 verdedigers voor de diepe bal. De 4 verdedigers staan hierbij altijd in een vierkant (box). Als je vrije netverdediger niet de tijd heeft om te verplaatsen naar de 3-meterlijn bij de zijlijn, kun je dit type systeem hanteren. Vaak wordt het gebruikt als je kiest voor een gecentreerde blokopstelling. Daarnaast kun je ook nog kiezen voor lijnverdediging. Dit is een type systeem dat vaak gehanteerd wordt bij de jeugd. Hierbij verdedigt iedere speler zijn eigen “straatje”.

Zoals gezegd is hangt het dus van verschillende factoren af welk type verdedigingssysteem je hanteert. Welke spelers heb je tot je beschikking? Welk systeem zijn ze al eigen? En welke tegenstander tref je? Heb je een tegenstander die veel hard aanvalt, dan kan het 2-0-4-systeem een goede keuze zijn. Heb je een tegenstander die veel diagonaal aanvalt, en dat afwisselt met het spelen van een tactische bal? Dan kan je beter kiezen voor het 3-2-1-diagonaal systeem. Wel is het belangrijk om deze systemen goed te trainen met je spelers zodat weten hoe ze zich moeten bewegen door het veld en welke plek ze moeten aannemen. Daarnaast is moet je je verdedigingssysteem afstemmen op je blokkeringssyteem.

Factoren die de Veldverdediging beïnvloeden

Net zoals bij zoveel andere beslissingen in het volleybal (en in het hele leven, eigenlijk) geldt voor de opstelling van de veldverdediging dat die van verschillende dingen afhankelijk is. Als eerste is het belangrijk om jouw eigen spelersgroep te kennen. Ten tweede kun je de verdediging natuurlijk afstemmen op de aanvalsmogelijkheden van de tegenstander. Wanneer de passer-loper van je tegenstander heel gemakkelijk diagonaal langs het blok slaat, dan kun je daar rekening mee houden in je veldverdediging. Heeft hun diagonaal de neiging om veel te prikken of te shotten? Tot slot is de veldverdediging natuurlijk erg afhankelijk van jullie eigen gemaakte blokafspraken. Als de blokkering goed rechtdoor dicht zit, hoeven daar niet twee man in het achterveld te verdedigen.

3-2-1 Systeem in Detail

In dit systeem is de middenachter verantwoordelijk voor de blokdekking. Hij schuift met de aanval mee en gaat aan de binnenkant van het blok juist buiten de 3-meterlijn zitten. Je ziet dat de spelers niet zo veel hoeven te verplaatsen. In het 3-2-1-systeem zijn er twee achterspelers verantwoordelijk voor de tips achter het blok, namelijk de spelers op positie 1 en positie 5. Dit wordt ook wel rotatieverdediging genoemd, omdat alle verdedigende spelers bij een aanval over links naar rechts draaien en andersom. Een nadeel van dit systeem is de grote verplaatsing die verdediger 6 moet maken. Een voordeel is dat de aanval van de middenman van de tegenstander beter te verdedigen is dan bij een 3-1-2-systeem.

Je kunt als trainer ook de afspraak maken om met de blokkering de lijn dicht te zetten. In dat geval is het voor verdediger 6 niet noodzakelijk om op de lijn te verdedigen, de blokkering schermt immers deze aanvalsrichting af. De verdediger 6 blijft in het midden of gaat iets richting positie 5. Alle verdedigers behalve speler 6 roteren dezelfde kant op. Dit 3-2-1-systeem is handig als de speler op positie 1 een zwakke(re) verdediger is. In dit systeem schuift de voorspeler die niet blokkeert (vrije netverdediger) achter de blokkering. Vooral wanneer speler 4 de middenblokkering ondersteunt is dit systeem eenvoudig. Ook staat de spelverdeler (vaak één van de betere verdedigers) meestal op positie 1 en kan die dus nu zijn steentje aan de verdediging bijdragen. Een nadeel van dit systeem is dat speler 4 na de verdediging een grote afstand moet afleggen om weer op zijn eigen positie aan te vallen. Een ander nadeel komt voor wanneer de spelverdeler voorspeler is en er bij de tegenstander op positie 2 wordt aangevallen.

In het geval dat de tegenstander bijna geen tipballen over het blok speelt, is het misschien wel verstandig om geen enkele verdediger als blokdekker te laten fungeren. We hebben dan vier diepe verdedigers. De verdedigers op positie 1 en 4 zijn nu verantwoordelijk voor de eventuele tips (1 voor de tips achter het blok, 4 voor tips in het centrum).

tags: #volleybal #opstelling #4 #spelers