Softbal is een dynamische sport die wereldwijd door miljoenen mensen wordt beoefend. Het is een teamsport die elementen van strategie, behendigheid en teamwork combineert. Om softbal volledig te begrijpen, is het belangrijk om de basisregels, de rollen van de spelers en de signalen van de scheidsrechter te kennen.
Geschiedenis en Populariteit van Softbal
Softbal is nauw verwant aan honkbal en deelt een gemeenschappelijke oorsprong in de slag- en loopspelen van de middeleeuwen. Een van de bekendste voorlopers van softbal is het oud-Engelse spel Rounders. In de 19e eeuw emigreerden veel Europeanen naar Amerika en namen hun sporten en spelletjes mee, waaronder slag- en loopspelen. Deze spelen evolueerden uiteindelijk tot honkbal, dat in 1839 werd bedacht door de Amerikaan Abner Doubleday.
Aan het begin van de 20e eeuw ontstond softbal als een variant op honkbal. Tijdens de Tweede Wereldoorlog namen Amerikaanse en Canadese militairen de sport mee naar Europa. In Nederland werd de eerste honkbalbond al in 1912 opgericht door J.C.G. Grasé, die het spel in Amerika had leren kennen. Jules Kammeijer ontwikkelde in Nederland een vergelijkbare sport als softbal, maar zag later dat Canadezen al softbal speelden.
Softbal wordt vaak gezien als een sport voor meisjes en vrouwen, maar het wordt ook door mannen gespeeld. Het is een van de veiligste veldsporten en staat bekend om de teamgeest en competitiviteit. Softbal is zelfs een Olympische sport geweest, waarbij damesteams streden om de gouden medaille. In Nederland is de hoogste softbalcompetitie de "Softbal Golden League".
Het Softbalveld en Uitrusting
Een softbalveld bestaat uit een vierkant met ruimte eromheen. Op de hoekpunten van het vierkant liggen de honken: drie platte witte kussens en een vijfhoekige witte rubberplaat als thuisplaat. De afstand tussen de honken is 18,30 meter. De lijnen van de thuisplaat naar het eerste en derde honk vormen de begrenzing van het speelveld. Het buitenveld wordt begrensd door een hek, dat op ongeveer 70 meter afstand van de thuisplaat staat.
Lees ook: Tsjechisch Vierkant Basketbal: Meer informatie
De basisuitrusting voor softbal omvat:
- Softbalknuppel: Een houten of aluminium knuppel om de bal mee te slaan.
- Softbal: Een grotere en zwaardere bal dan bij honkbal, met een omtrek van ongeveer 30,5 cm en een gewicht tussen 178 en 198 gram.
- Slaghelm: Een helm om het hoofd te beschermen tijdens het slaan.
- Softbalhandschoen: Een leren handschoen om de bal mee te vangen.
- Beschermende kleding voor de achtervanger: Een helm met masker en keelbeschermer, bodyprotector, legguards (beenkappen) en een tok.
Spelers en Hun Posities
Een softbalteam bestaat uit negen spelers in het veld, elk met een specifieke positie en verantwoordelijkheden:
- Pitcher (Werper): De pitcher staat in het midden van het veld en werpt de bal naar de slagman. Bij fast-pitch softbal werpt de pitcher de bal onderhands met een hoge snelheid en een ronddraaiende armbeweging. De pitcher moet ook grondballen en pop-ups fielden in het binnenveld.
- Catcher (Achtervanger): De catcher zit gehurkt achter de thuisplaat en vangt de ballen die de pitcher werpt. De catcher geeft ook tekens aan de pitcher over wat voor bal deze moet gooien en waarnaartoe. Goede catchers kunnen "strikes stelen" door de bal op een bepaalde manier te vangen.
- Eerste Honk: De eerste honkspeler staat bij het eerste honk en vangt worpen van de andere binnenvelders. Ze dragen vaak een grotere handschoen om ballen te kunnen vangen die hoog of wijd worden gegooid. Het is voldoende voor de eerste honkman om de slagman uit te branden door het honk met de bal in bezit aan te raken voordat de loper het honk raakt.
- Tweede Honk: De tweede honkspeler staat rechts van de eerste honkspeler, tussen het eerste en tweede honk. Deze spelers moeten veelzijdig zijn en hebben een belangrijke rol bij het maken van dubbelspelen. Ze communiceren ook met de korte stop over waar spelers zich moeten opstellen in het veld.
- Korte Stop: De korte stop staat tussen het tweede en derde honk en moet allerlei soorten ballen fielden in een groot gebied. Ze moeten snel kunnen reageren en goed kunnen communiceren met de andere spelers in het veld. Samen met de catcher bepalen ze waar iedereen moet staan en waar de bal heen moet.
- Derde Honk: De derde honkspeler staat bij het derde honk. Ze moeten snel kunnen reageren op hard geslagen ballen en stootslagen. Ze moeten ook klaarstaan om ballen te fielden die zachtjes naar het derde honk worden geslagen. Als er een honkloper zijn honk heeft bereikt moet hij deze zo lang mogelijk bij zijn honk houden. Bij een stootslag zal de derde honkman inlopen op deze bal, de korte stop neemt dan het derde honk over.
- Middenvelder: De middenvelder is een van de drie spelers in het buitenveld. Ze hebben als taak het vangen van hoge ballen, het fielden van grondballen en het gooien van ballen naar binnenvelders. Ze hebben het beste bereik en atletisch vermogen in het buitenveld en fungeren vaak als de aanvoerder van het buitenveld.
- Rechtsvelder: De rechtsvelder speelt aan de rechterkant van het buitenveld, tussen het tweede en eerste honk. Net als bij honkbal zie je bij softbal meer defensieve verschuivingen waarbij spelers uitwijken naar een andere plaats dan hun normale positie om de voorkeursslagen van een slagspeler te benutten.
- Linksvelder: De linksvelder verdedigt het buitenveldgebied vanaf het tweede honk tot de linkerfoutlijn. De linksvelder moet de bal naar de thuisplaat kunnen gooien en goed kunnen reageren op de lastige ballen die naar dat deel van het buitenveld worden gegooid.
Spelregels en Spelverloop
Een softbalwedstrijd is verdeeld in innings. Elke ploeg heeft bij een slagbeurt de kans punten te verzamelen door zoveel mogelijk mensen veilig over de honken heen te krijgen tot terugkeer bij de thuisplaat. Het lopen van spelers mag enkel na een goed geslagen bal die niet direct uit de lucht wordt gevangen. Als een speler niet op tijd veilig op één van de honken of de thuisplaat uitkomt, kan hij uitgemaakt worden door de verdedigers. Bij het vangen van een softbal uit de lucht vanaf de slag wordt er ook een uit gemaakt en moeten alle spelers die al op de honken stonden op tijd terugkeren naar het oorspronkelijke honk. Als een ploeg drie 'uits' heeft gekregen wisselt de beurt naar de tegenpartij. Een softbal wedstrijd wordt in pricipe gespeeld over 7 innings.
Het slaan van de bal en het aangooien (pitchen) zijn belangrijkste onderdelen bij het spelen van softbal. In tegenstelling tot honkbal mag er bij softbal niet bovenhands aangeworpen worden, maar alleen maar onderhands. Bij een slagbeurt krijgt je drie pogingen om de bal te slaan, mits het aangooien van de bal op de juiste manier, binnen de slagzone, wordt gedaan. Als bij het aangooien de softbal buiten de slagzone wordt gegooid, dan is dit een foutbal. Bij het slaan is het de bedoeling om de softbal in het veld te spelen zonder dat deze gevangen wordt. Na het slaan is het de bedoeleing om zo snel mogelijk via de drie honken weer terug te rennen naar de thuisplaat. Als de bal na je slag weer terug wordt gegooid kun je op éém van de honken veilig blijven staan en bij een volgede slagbeurt verder rennen. Als je de softbal dusdanig wegslaat dat je in één keer helemaal terug kunt rennen naar de thuisplaat dan heet dit een homerun. Een sotbalteam blijft aan slag zolang niet alle drie de uits zijn gemaakt door de tegenstander. Als deze drie uits wel zijn gemaakt dan wisselen de teams.
De pitcher moet de bal over de thuisplaat werpen, op een variërende hoogte, afhankelijk van de stand van de knieën en de borst van de slagman. Deze denkbeeldige rechthoek noemt men de slagzone. Een bal is slag als de bal met een gedeelte over de thuiplaat gaat en de bal op het moment van passeren van de thuisplaat zich tussen knie en schouderhoogte bevindt. Indien de bal niet aan deze eisen voldoet is de bal wijd, maar als de slagman op een dergelijke bal slaat wordt er een slag gerekend.
Lees ook: Tips voor Onderhands Gooien Basketbal
Als de slagman door de pitcher raak gegooid wordt krijgt deze ook een vrije loop. Bij vier wijd krijgt de slagman een vrije loop naar het eerste honk.
Scheidsrechter Tekens en Situaties
Als scheidsrechter krijg je tijdens een wedstrijd altijd te maken met een aantal lastige spelsituaties waar vaak discussie over ontstaat. Hieronder worden enkele belangrijke situaties en de bijbehorende tekens en regels uitgelegd:
- Binnenhoog: Wanneer binnenhoog wordt afgeroepen, is de slagman uit. Wanneer, nadat binnenhoog is afgeroepen, een binnenvelder de goed geslagen bal opzettelijk laat vallen, blijft de bal in het spel.
- Hinderen: Hinderen door de slagpartij is van kracht wanneer een veldspeler de bal probeert te spelen, maar hierbij wordt gehinderd door de tegenpartij. Het is ook hinderen door een slagman of een honkloper wanneer een honkloper opzettelijk in aanraking komt met een geslagen bal, of een velder hindert bij het spelen van een geslagen bal met de kennelijke bedoeling om een dubbelspel te verhinderen. De scheidsrechter moet de loper uitgeven wegens hinderen en moet tevens de slagman/honkloper uitgeven wegens de overtreding door zijn teamgenoot begaan. Het is ook hinderen door een slagman of een honkloper als een goed geslagen bal hem op goed gebied raakt nog voordat een veldspeler de bal kan spelen.
- Geraakt door bal: Indien een goed geslagen bal door een binnenvelder wordt gemist en vlak achter hem een loper raakt, of de loper raakt nadat de bal door een velder van richting is veranderd, moet de scheidsrechter de loper niet uitgeven wegens het geraakt worden door een geslagen bal. Bij het nemen van deze beslissing moet de scheidsrechter ervan overtuigd zijn dat de bal door de binnenvelder werd gemist en dat geen andere binnenvelder nog de kans had om de bal te spelen. Indien, naar de mening van de scheidsrechter, de loper opzettelijk tegen een geslagen bal schopt welke door een binnenvelder is gemist, moet de loper wegens hinderen worden uitgegeven.
- Poging tot spelen van de bal: Indien een speler op weg is naar de bal en zo dicht bij hem dat hij niet meer weg kan om de bal te vangen, mag hij worden beschouwd als te “proberen de bal te spelen”. Het is geheel aan het inzicht van de scheidsrechter om te bepalen of een velder tracht de bal te spelen of niet.
- Schijn: Schijn is een onreglementaire handeling van de werper terwijl de honken bezet zijn. Scheidsrechters moeten in gedachten houden dat het doel van de schijnregel is om te voorkomen dat de werper opzettelijk de honkloper misleidt. Het is schijn indien, met lopers op eerste en derde honk, de werper naar het derde honk stapt en niet gooit, alleen maar om de loper te dwingen terug te gaan naar het derde honk; dan ziet dat de loper op het eerste honk op weg gaat naar het tweede honk, zich omdraait en in de richting van het eerste honk stapt en gooit.
- Regels voor de werper: steunvoet in contact met de werpplaat. De andere voet moet op de grond zijn vóór de werpplaat. De werper moet de bal in beide handen voor zijn lichaam houden en tot een afzonderlijke, volledige en duidelijk zichtbare stop komen voordat hij de bal werpt. Een volledige stop wordt niet geacht te hebben plaatsgevonden door een verandering in de richting van handen of armen. Vanuit deze vaste stand mag hij de bal naar de slagman werpen, naar een honk gooien of achterwaarts met zijn steunvoet van de werpplaat stappen. Voordat hij de vaste stand aanneemt mag de werper desgewenst een normale voorbeweging maken, zoals die welke de âstretchâ wordt genoemd. Maar indien hij dit doet, moet hij de vaste stand aannemen voordat hij de bal naar de slagman werpt.
Strategieën en Tactieken
Naast de basisregels en posities zijn er ook verschillende strategieën en tactieken die in softbal worden gebruikt om de kans op succes te vergroten. Enkele voorbeelden zijn:
- Defensieve verschuivingen: Het verplaatsen van veldspelers naar andere posities om de voorkeursslagen van een slagman te benutten.
- Dubbelspel: Een spel waarbij twee lopers in één actie uit worden gemaakt.
- Stootslag (bunt): Een techniek waarbij een slagman de bal niet met een zwaai slaat, maar in een stilstaande positie met de knuppel boven de plaat.
- Honk stelen: Een tactiek waarbij een honkloper probeert naar het volgende honk te rennen terwijl de pitcher de bal werpt.
- Squeeze play: Een opofferingsstootslag in de richting van het eerste honk om een loper op het derde honk te laten scoren.
Lees ook: Hoe ver gooien profhonkballers?