Dit artikel duikt in de geschiedenis van het voetbal in Monster, met speciale aandacht voor de voetbalvereniging Monster (v.v. Monster) en de rol van het Van Bommel Toernooi. We belichten de vroege jaren, de successen, de uitdagingen en uiteindelijk de fusie met s.v. Polanen in 2012.
De Vroege Jaren van Voetbal in Monster
De vroege historie van de Monsterse voetbalverenigingen en de v.v. Monster, die vanaf haar oprichting op 8 oktober 1945 tot aan het eind van de jaren vijftig tot de meest toonaangevende voetbalverenigingen van het Westland behoorde.
De Opkomst van v.v. Monster
De voetbalvereniging Monster werd opgericht op 8 oktober 1945. Al snel groeide de club uit tot een van de meest toonaangevende voetbalverenigingen van het Westland.
Het zaterdagmiddagvoetbal werd steeds populairder, mede door de invoering van de 45-urige werkweek. Er ontstond meer vrije tijd en een andere vrijetijdsbesteding was in de jaren vijftig, zeker in de plattelandsgemeenten, nauwelijks voorhanden.
In het seizoen 1956/57 werd de 2e klasse voor het zaterdagmiddag-voetbal geïntroduceerd. De eerste vijf ploegen van de 3e klasse (toen het hoogste niveau van het zaterdagmiddagvoetbal) zouden worden overgeheveld naar de nieuw ingestelde 2e klasse. Alle supporters van de v.v. Monster waren van mening dat promotie voor de Geel-Zwarten makkelijk haalbaar was. Maar dat pakte helaas anders uit. Gewonnen werd er weliswaar (2-0) van Scheveningen/HS, maar verlies (2-0) werd er geleden tegen Kozakken Boys. Monster werd gedwongen om beslissingswedstrijden te spelen tegen VVGZ en Hoogvliet, maar ook die beide wedstrijden gingen verloren en v.v. Monster bleef voetballen in de 3e klasse tot aan het seizoen 1969/70.
Lees ook: Informatie over het Regio Voetbal Toernooi
Sportcomplex Polanen en de Rol van Jan van Bommel
Een bestuurlijk hoogtepunt was de oplevering van het nieuwe sportcomplex ‘Polanen’ in augustus 1968. RKSVM en v.v. Monster kregen een nieuw tehuis. Zowel de voorzitter van de v.v. Monster (Grote) Jan van Bommel als de voorzitter van R.K.S.V.M. Siem Barendse, mochten uit handen van locoburgemeester De Backer van de gemeente Monster, de sleutels van het nieuw gebouwde ‘Sportpark Polanen’ in ontvangst nemen. Beide legendarische voorzitters gingen niet alleen respectvol met elkaar om maar er ontstond ook een warme band tussen beide verenigingen.
De oprichting, in het jaar 1970, van de supportersvereniging ‘Monster ‘70’ is vermeldenswaard. Initiatiefnemers voor de oprichting waren mevrouw Pietje van Bommel, de echtgenote van voorzitter Jan van Bommel, Jaap Steenks, de vader van de oud-penningmeester Cees Steenks, Jaap Voois, de latere voorzitter, en Zeeg Brienen. Vooral laatstgenoemde heeft zich enorm ingezet voor de bloei van de ‘Supp’. Ook het vrouwenvoetbal kreeg bij de v.v. Monster de nodige aandacht.
Magere Jaren en Heropleving
Monster kende wat magere jaren, mede veroorzaakt door de uittocht van een flink aantal selectiespelers naar de ons omringende verenigingen. In voetbalseizoen 1970/71 degradeerde het 1e naar de 4e klasse van de KNVB. Het verblijf aldaar zou tot 1980 duren. De helaas te vroeg overleden trainer Dick Suiker nam het roer over van trainer Borsboom en verjongde direct het 1e team met als resultaat promotie naar de 3e klasse. Het succes werd compleet gemaakt door het winnen van de Westland-Cup door in de finale ‘De Sport’ met 2-1 te verslaan. Beide doelpunten werden gemaakt door Westlands topscoorder Nico van Zanten. Helaas duurde de opleving maar één jaar en moest de v.v. Monster het daarop volgende voetbaljaar 1980/81 het gewonnen terrein weer prijsgeven. De opvolger van Dick Suiker, Ed Klouwens moest, na drie maanden, zijn taken overdragen aan Herman van Dinten, de toenmalige jeugdtrainer van de v.v. Monster.
Succesjaren onder Herman van Dinten
Met het noemen van Herman van Dinten, een van de meest succesvolle trainers van het Westland, zijn we aangeland bij een periode die gekenmerkt wordt door een aaneenschakeling van successen. Het eerste jaar onder het bewind van Herman, was het al bijna raak. Wedstrijden tegen S.V ’35 en Die Haghe brachten nog net niet promotie teweeg. Het jaar daarop, seizoen 1983/84, mocht de v.v. Monster zich, door een thuisoverwinning op Naaldwijk (2-0 doelpunten van topscoorder Nico van Zanten) na afwezigheid van twee jaar, opnieuw 3e-klasser noemen. Nog was de koek niet op. In het seizoen 1985/ 86 werd op zaterdag 10 mei, HVO, in de stromende regen, met 4-1 verslagen (doel- puntenmakers: Ger Oosterveen, Johan Reedijk, Nico van Zanten en André Dijkhuizen). V.V. Monster was 2e-klasser en behoorde vanaf dat moment tot de subtop der zaterdagmiddagamateurs.
Het eerste jaar in de 2e klasse werd een groot succes voor de Polanenbewoners. Drie ploegen, waaronder v.v. Monster, streden om het kampioenschap. Promotie lonkte voor de volgelingen van Van Dinten en daarmee kwam de absolute top van het zaterdagamateurvoetbal binnen handbereik. VVGZ uit Zwijndrecht trok uiteindelijk aan het langste eind. Duno, met sterspelers Raymond Batten en Cees IJspelder in haar gelederen, werd knap tweede. De daaropvolgende jaren werd er met wisselend succes gevoetbald.
Lees ook: Informatie over het Volleybal Jeugd Toernooi in Vaassen
Wisseling van de Wacht en Degradatie
In het seizoen 1989/90 werd gestart met een nieuwe trainer. Joop Molendijk nam het trainersstokje van Herman van Dinten over. Het eerste jaar onder zijn bewind was niet bepaald succesvol. V.V. Monster moest zelfs 4x (tweemaal competitie en 2x voor promotie / degradatie) uitkomen tegen het uit Klaaswaal afkomstige SSS om niet af te dalen naar de 3e klasse. De eerste beslissingswedstrijd op zaterdagmiddag 12 mei 1990, op het terrein van v.v. Capelle, had als eindstand 2-2. Opnieuw, op 19 mei, wederom op neutraal terrein (Hermes DVS) tegen de Klaaswaalers. Sport Staalt Spieren won met 3-0. De Geel-Zwarten daalden na vier voetbalseizoenen af naar de 3e klasse.
Bekende Spelers en een Man op de Achtergrond
V.V. Monster beschikte in die periode over een flink aantal getalenteerde spelers, waaronder Jaco van der Hoeven, balvirtuoos Ger Oosterveen, Koos Klop (meester van de buitenspelval), technicus Han Verkade, kopspecialist Nico van Zanten, Harry Zeeman (misschien wel de beste verdediger die de v.v. Monster ooit heeft gehad), Johan Reedijk (zijn tomeloze inzet was een voorbeeld voor anderen), Bert v.d. Kruk, Peter en Marco v.d. Marel, Maarten Pieter Feenstra, Cees v.d. Kruk (met een linkerbeen dat thuishoorde in het betaald voetbal) en niet te vergeten doelman Maurits Voskamp, die menig strafschop wist te keren. Als er één persoon moet worden genoemd, dan is dat die van elftalleider Harry Maat. Een man op de achtergrond, maar van niet te onderschatten waarde.
Fusie met s.v. Polanen
In het jaar 2012 fuseerde v.v. Monster met s.v. Polanen. Dit betekende het einde van v.v. Monster als zelfstandige vereniging, maar het markeerde ook het begin van een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van het voetbal in Monster.
VVOR: Een Andere Rotterdamse Voetbalclub met een Rijk Verleden
Naast het verhaal van v.v. Monster, is het interessant om te kijken naar een andere voetbalclub met een rijke geschiedenis: VVOR (Voetbal Vereniging Onésimus Rotterdam). Opgericht in 1925 als onderdeel van de Christelijke Jongemannenvereniging Onésimus, heeft VVOR een bewogen verleden gekend, met hoogtepunten, dieptepunten en vele verhuizingen.
De Oprichting en de Beginjaren
De Christelijke Jongemannenvereniging Onésimus werd opgericht in 1866. Het doel van Onésimus was, om het eens oneerbiedig te zeggen: protestantse jongeren van de straat te houden. De bijeenkomsten van de vereniging waren gericht op vermaak in eigen kring. Niet alle protestantse jongeren hadden dezelfde interesses. Daarom ontstonden binnen Onésimus verschillende ‘onderverenigingen’, zoals de turnvereniging Tenaco, de schaakclub, maar ook de zondagsschool Samuel. Gevoetbald werd er ook, al voor 1925. Een ongeorganiseerd troepje christelijke jongemannen, sommige met enig talent. Een echte club wou het eerst niet worden. Grotere Kralingse verenigingen haalden de betere spelers weg. De belangstelling was niet altijd even groot. In 1925 werd het serieus. Op een mooie avond in het zaaltje aan de ’s Gravenweg waar Onésimus toen bijeenkwam. Koos Weekhout: “Ik herinner mij, als was het de dag van gisteren, hoe ik op een zaterdagavond met mijn vriend Teun de Graaf, achter het orgel, dat schuin in de zaal stond, een plekje zocht om even rustig te kunnen praten. Wij wilden weer gaan voetballen.”
Lees ook: Padelclubs en toernooien Rijswijk
Een week later was het zover. Een paar kandidaat-voetballers moesten zich terugtrekken omdat hun ouders voetbal zagen “als een zondig bedrijf”. Maar er was een nieuwe club, en die club heette VVO, Voetbal Vereniging Onésimus. Deze naam van drie letters zou de club tot de oorlog behouden. Mede-oprichter Leo de Leeuw: “Het Algemeen Bestuur van Onésimus verleende een vlotte medewerking en betaalde voor ons de huur voor een terrein aan het oude Toepad, waar later de Marinierskazerne gebouwd zou worden: O, dierbaar plekje grond, waar VVO’s wieg eens stond.” Een mooi veld was het niet. Martien van der Kleij, later: “Het Toepad, dat hobbelige, knobbelige en veel te kleine veld, met zijn eindeloze slootballen, heeft ons toch achteraf bekeken een niet te onderschatten balcontrole geleerd.”
Het eerste elftal van 1925 was een ‘zooitje’. Koos Weekhout: “Van onze elf spelers hadden enkelen een shirt, anderen een broekje. Voetbalschoenen had vrijwel niemand. Bovendien weigerden enige spelers om zich geheel te verkleden, hielden hun overhemd aan en trokken hun voetbalbroekje aan over hun onderbroek. Daaronder zag je dan sokophouders en een paar oude schoenen.” Maar een beetje rommelig, dat maakte niet uit, want VVO was, in de woorden van Koos Weekhout, “niet slechts een voetbalclub, doch bovenal een vriendenclub.”
VVO speelde aanvankelijk alleen onderlinge partijtjes. Leo de Leeuw: “Anderhalve paal, geen deklatten, laat staan netten, krijtlijnen nog nooit van gehoord, prairiegras tot de knieën.” Dat mocht niet te lang duren, beseften de oprichters, want dan zou de club uiteenvallen. Dus besloten ze van VVO een echte club te maken. Leo de Leeuw: “Bestuur en aanvoerder gekozen, lidmaatschapskaarten laten drukken, contributieheffing (15 cent per week) en natuurlijk verplicht costuum en schoenen.”
De Christelijke Voetbalbond en de Oorlogsjaren
VVO werd lid van de protestante Christelijke Nederlandse Voetbal Bond, de CNVB. Voetbal was in die jaren nog verzuild. Naast de ‘grote’ KNVB en verschillende onafhankelijke bonden had je protestante, rooms-katholieke en ‘rode’ competities. Er waren zelfs aparte bonden voor kantoorvoetbal! VVO speelde in de christelijke competitie tegen clubs als Unicum, KDO, Olympia, Odiveo, Velocitas en Eendracht. Eén van de eerste thuiswedstrijden was tegen Poseidon uit IJsselmonde: 0-9. Twee maanden later, veel ervaring rijker en met training in de benen, wist VVO dezelfde tegenstander op 1-1 te houden. Het was een komen en gaan van leden de eerste jaren. Toch ontstond een vaste kern van ‘echte VVO’ers’. Voetbalvrienden. En ook vrienden buiten het voetbal. Want er was meer dan voetbal. In oktober 1927 schreef Leo de Leeuw: “Een verloren wedstrijd is niet in staat om de goede stemming te verdrijven.”
VVO speelde niet lang op het Toepad. Het volgende terrein was Woudestein. Een hele verbetering. VVO bleef in Kralingen: “Hierdoor werd bijvoorbeeld het verenigingsleven bestendigd. Er werd zodoende een geweldig saamhorigheidsgevoel gekweekt, een vriendenkring geschapen die het grootste geheim is van alles successen op het voetbalveld.” Maar het verblijf op Woudestein was van korte duur. En veel meer terreinen waar je een voetbalveld kon huren waren er in Kralingen niet. Het volgende complex was dan ook helemaal aan het andere eind van de stad, aan de Abraham van Stolkweg. Daar speelde VVO eindelijk op velden met ‘KNVB-afmetingen’. Maar al gauw verdreef de grote club Xerxes VVO naar de kleinere achterafvelden. En het terrein lag zover van Kralingen vandaan dat de belangstelling van de leden begon af te nemen. Gelukkig duurde de verbanning naar de Abraham van Stolkweg maar een paar jaar. In 1936 verhuisde VVO naar het Langepad. Terug in Kralingen! De club bloeide op.
Op de velden opereerde VVO met wisselend succes. Tot 1928 speelde de club met maar één elftal. In oktober 1927 de eerste verre uitwedstrijd, tegen Excelsior Maassluis. VVO verloor met 3-2, maar het was een eervol verlies. Er was veel publiek en veel belangstelling van de pers. Koos Weekhout maakte twee schitterende doelpunten. “In de Maassluise courant werd hij betiteld als het kanon van Kralingen. Koos trots als een heel koppel pauwen.” Weekhout herinnerde zich later de aparte sfeer van uitwedstrijden buiten Rotterdam: “.. hoe wij ergens langs de Lek met een muziekcorps werden ingehaald en met vuil, modder en stenen werden uitgeluid.”
VVO speelde buitengewoon goed in wedstrijden om de CJMV-beker. Daarin kwamen christelijke ‘onderverenigingen’ uit Rotterdam en omstreken tegen elkaar uit. Lid van het eerste uur A. Spek, in 1965: “Het waren zware, maar leuke wedstrijden. De eerste beker werd op het Afrikaanderplein gewonnen. In 1931 behaalde het tweede elftal het eerste clubkampioenschap. In 1932 bracht VVO zijn eerste juniorelftal op de been. Helaas was jeugdvoetbal in die tijd in de regio Rotterdam nog niet zo algemeen. Het juniorelftal werd bij gebrek aan jeugdcompetities ingezet als derde team.
De eerste voorzitter van VVO heette Jan Stapelkamp. Bas van Holst, nog in leven, was zijn opvolger. In 1935 werd Thomas (Tom) Timmers voorzitter. Jo Bruens, samensteller van het maandblad van de club, vatte Timmers’ opvatting over christelijk voetbal als volgt samen: “Als christenjongeren moeten wij ook onze plaats innemen op het gebied van de sport, en niet in ons eigen kringetje blijven ronddraaien.” Een progressieve opvatting voor die tijd. Onder het voorzitterschap van Timmers groeide het ledental van VVOR van 35 naar 70. Het eerste elftal behaalde in 1937, net terug in Kralingen, zijn eerste kampioenschap. 1939. Eerste elftal VVO tijdens Pinkstertoernooi in Neerbosch (bij Nijmegen). Staand van links naar rechts: Tom Timmers, Bas van Holst, Jan Stapelkamp, Koos de Jager, Arno de Jager, Tom Lit, Leen Geerling, Martien van der Kleij, Piet Deewendorp. Martien van der Kleij was in die tijd verreweg de beste speler van de club. Hij werd in 1938 geselecteerd voor het Rotterdamse CNVB-elftal om tegen de Haagse selectie te spelen.
In 1940 was VVO een bloeiende vereniging met vier seniorelftallen en één juniorelftal. Het uitbreken van de oorlog doorbrak de opwaartse lijn. En betekende ook het einde van de christelijke voetbalcompetitie in Nederland. De Duitse overheid vond de organisatie van de sport niet iets wat je aan het particulier initiatief kon overlaten. Samen met de NSLO, de Nationale Stichting ter bevordering van de Lichamelijke Opvoeding, streefden de Duitsers naar ‘eenwording’ van de Nederlandse sport. Op 31 juli 1940 gingen de ‘oude’ KNVB, de katholieke RKF, de ‘rode’ NASB, de protestante CNVB, de kantoorvoetbalbond en de neutrale bonden samen in de Nederlandse Voetbal Bond, de NVB. Geen andere tak van sport voegde zich zo gemakkelijk naar de eisen van ‘de nieuwe tijd’. De KNVB en de neutrale bonden zagen met de fusie een oude wens in vervulling gaan.
Het bestuur van de CNVB legde zich bij de situatie neer. De leden, de clubs dus, sloten zich bij de NVB aan, als ze tenminste niet ophielden te bestaan. Dat had verstrekkende gevolgen. Opeens moesten ze spelen tegen clubs met andere achtergrond, andere mentaliteit, andere omgangsvormen. En voor VVO betekende het nog meer. In Gelderland speelde in NVB-verband al een club die VVO heette. Dat zou verwarring kunnen wekken. Dus moest VVO haar naam veranderen. De R van Rotterdam kwam erbij. Voorzitter Thomas Timmers kwam in mei 1940 om het leven bij de bluswerkzaamheden na het bombardement van Rotterdam. Hij raakte bedolven onder het puin van een instortende gevel. Uiteraard ging de viering van het 15-jarig jubileum van de club niet door. Het archief van VVOR overleefde het bombardement wel: in de huizen van Bas van Holst en Jan Stapelkamp. Daarmee was niet gezegd dat dat archief de oorlog ook overleefde. Stapelkamp, een beetje beschaamd, in 1950: “…nu ja, die bronnen, maandbladen en andere oude VVO-papieren, zijn bij mij bezweken aan de brandstoffennood der oorlogs- en naoorlogsjaren.” In 1941 ging een andere vereniging, VVK, in VVOR op. Een andere vooroorlogse voorzitter, Henk de Graaff, overleed in 1942 aan een ernstige ziekte. Zijn opvolger dook onder. Van Holst volgde hem op. Een moeilijke tijd brak aan. De club was min of meer stuurloos. En slachtoffer van de tijdsomstandigheden. De Duitse bezetter plaatste in 1942 luchtafweergeschut op de hockeyvelden aan het Toepad. De NSLO besloot dat de hockeyclubs moesten verhuizen naar het Langepad. Daar speelde VVOR. Voor VVOR bleef niets over dan opnieuw uit te wijken naar de Abraham van Stolkweg. “Ver,” verzuchtte Bas van Holst, “ver van ons dierbaar Kralingen”. En ook ver van moedervereniging Onésimus. Met moeizaam openbaar vervoer… VVOR kwijnde weg.
Het enige wat bleef, christelijke voetbalbond of niet, waren de paas- en pinkstertoernooien van de protestante verenigingen. Cor van Krimpen herinnert zich nog goed het toernooi in Deurne, midden in katholiek Noord-Brabant, in 1943: “We gingen voor de wedstrijd eten bij de spelers van de tegenstander. Allemaal boeren, dus er was vreselijk veel te eten. En wij, stadsjongens, waren dat niet meer gewend. We stonden helemaal volgevreten in het veld en verloren met 7-1.” Door de oorlogsomstandigheden was er in het seizoen 1944-1945 helemaal geen competitie. Dat wil niet zeggen dat de jongens van VVOR elkaar helemaal niet zagen. Cor van Krimpen: “In het laatste oorlogsjaar was er geen competitie. Maar we kwamen toch nog bij mekaar. Midden in Kralingen speelden we onderlinge partijtjes op een veldje. Een heel stuk van Kralingen was gebombardeerd. We noemden dat ‘in het puin’ voetballen.”
De Wederopbouw en de Jaren erna
De oorlog eindigde. Bas van Holst, op zijn 17de al secretaris van VVOR en later ook voorzitter, vice-voorzitter en penningmeester, herinnerde zich in 1950 nog goed in welke deerniswekkende staat VVOR een paar jaar eerder verkeerde. “De club was op sterven na dood. Na de bevrijding riepen wij onze leden bij elkaar. Er kwamen er twaalf opdagen.” Maar die leden zaten niet bij de pakken neer. Ze trainden buiten op het voetbalveldje van Speeltuinvereniging Kralingen onder leiding van Jan Amesz. En ze trainden ook binnen, op maandagavonden in het gymnastieklokaaltje aan de Gashouderstraat. VVOR speelde haar thuiswedstrijden na de bevrijding op de Gordelweg. Jan Nieuwland herinnert zich nog het eerste na-oorlogse uitstapje van VVOR, op Tweede Paasdag 22 april 1946. VVOR speelde tegen de Zebra’s uit Hilversum en bezocht de studio’s. “Het was een traditie,” schrijft Nieuwland, “dat VVO wedstrijden speelde op Tweede Paasdag, Hemelvaartdag en Tweede Pinksterdag. Het was gebruikelijk dat iedereen meeging, verloofden, echtgenoten, vrienden etc. etc. Dat was altijd een feest waarnaar iedereen uitzag. Was de vriendin geen liefhebber van voetballen, dan werd het nooit iets.”
In augustus 1946 sprak de bondsraad van de KNVB zich uit over de wenselijkheid van de voortzetting van de fusie. Negenenveertig leden stemden voor, slechts elf leden wilden terug naar de vooroorlogse situatie. De oude CNVB-leden verenigden zich na de bevrijding in het Verbond van Christelijke Voetbalverenigingen in Nederland, de VCVN. Uit een onderzoek bleek dat zestig procent van de VCVN-leden door wilde in KNVB-verband, onder “voorwaarde dat aan het karakter van de christelijke voetbalverenigingen niet getornd zou worden”. VVOR trainde intussen door. Dankzij die trainingsarbeid was het eerste seizoen na de bevrijding wonderbaarlijk succesvol. In 1945-1946 werd VVOR kampioen en promoveerde naar de vierde klasse van de KNVB. Een erg spectaculair kampioenschap was het overigens niet: aan de competitie deden maar zes ploegen mee. VVOR speelde ook om het kampioenschap van Rotterdam, maar werd uitgeschakeld door Zwart Wit ’28, 1-0.
VVOR wist zich, aldus Bas van Holst, in de vierde klasse “tot een hoog spelpeil op te werken”. Dat was vooral te danken aan Martien van der Kleij, “ongetwijfeld de beste voetballer die VVO ooit heeft gehad”. Toch was het eerste optreden in ‘de KNVB’ van korte duur. In 1947 degradeerde VVOR weer naar de afdeling. Het bestuur maakte in 1948 ruzie met de elftalcommissie, die de elftallen samenstelde. Binnen het bestuur was het ook geen koek en ei. Het juniorelftal werd bij gebrek aan spelers opgeheven. De financiële situatie was slecht. Gelukkig wilde Martien van der Kleij, de verpersoonlijking van de succesvolle dagen van VVO, in 1949 voorzitter worden. Daarmee was de neergang gestuit. Meteen in hetzelfde jaar promoveerde VVOR als kampioen weer naar de KNVB. Het elftal had een ‘legendarische voorhoede’ die bestond uit Cor van Krimpen, Andries de Vaal en Wim van Mourik.
Niet dat de clubs in de KNVB toen zo’n hoogstaand voetbal speelden. Andries de Vaal herinnerde zich in 1993: “Soms speelde je verre uitwedstrijden. Dan moesten we met het ‘moordenaarstreintje’ vanuit de Rosestraat naar Oud-Beijerland of Den Briel. Als de wedstrijd afgelopen was, moesten we zonder ons te wassen rennen om het laatste ritje terug te halen. Je moet niet vergeten, iedereen werkte in die tijd op zaterdagmorgen. Het was vaak een hele toer om op tijd op het veld te verschijnen. Buiten Rotterdam dreven ze pas vlak voor de wedstrijd de koeien van het veld. Je gleed voortdurend uit over de vlaaien en plakkaten. En in de winters waren de kleedkamers bevroren.”
In 1950 vierde VVOR het 25-jarig jubileum met de opvoering van de zelfgeschreven revue ‘Blijf optimist’. “Een revuetraditie is echter nooit ontstaan, of het moest op het veld zijn,” schreef Kees Hagendijk in 1990 in zijn beknopte clubgeschiedenis. VVOR speelde aan de Gordelweg, maar zocht, het zwerven beu, een terrein in Kralingen. Woudestein was te duur. Een ander geschikt terrein vond VVOR niet. Laag-Zestienhoven werd, vanwege de renovatie van het terrein aan de Gordelweg, in het seizoen 1951-1952 de nieuwe thuishaven. Een merkwaardig voetbaljaar was het. VVOR speelde een slechte competitie en degradeerde naar de RVB. Wel haalde de club de kwartfinale van de KN…
tags: #van #bommel #toernooi #monster #geschiedenis