Het RK Jeugd Ben Planjer Toernooi: Informatie en Achtergrond

Het RK Jeugd Ben Planjer Toernooi is een belangrijk evenement dat jaarlijks plaatsvindt. Om de context van dit toernooi beter te begrijpen, is het nuttig om de historische achtergrond van de stad te verkennen waar het vaak gehouden wordt. De stad, de hoofdstad van de provincie, heeft een rijke geschiedenis die teruggaat tot de Romeinse tijd.

Een Historisch Overzicht van de Stad

De stad is ontstaan op de plek van een Romeins castellum, dat rond 47 na Christus werd gesticht als onderdeel van de Neder-Germaanse Rijn-limes. Deze fortenlinie was bedoeld om de noordgrens van het Romeinse Rijk te beschermen tegen invallen van Germaanse stammen. Andere forten in deze linie waren Woerden en het grotere Vechten (Fectio). Opgravingen in de directe omgeving van de Dom hebben aangetoond dat hier minstens vijf opeenvolgende castella zijn gebouwd. Het vijfde castellum, dat ongeveer van 210 tot 260 heeft bestaan, was niet meer van hout en aarde, maar van tufsteen.

Kort voor 260 verlieten de Romeinen de forten van de limes onder druk van Germaanse aanvallen. Mogelijk hebben de inheemse bevolking en Germaanse volkeren het Utrechtse castellum daarna, met enkele onderbrekingen, gebruikt. Oostelijk en westelijk van het castellum zijn artefacten van burgerlijke nederzettingen uit het begin van de 5e eeuw gevonden.

In het tweede kwart van de 7e eeuw nam de Frankische koning Dagobert I het castellum, dat inmiddels Trajectum of Trecht werd genoemd, in bezit en liet er een kerk bouwen. Gelegen in het grensgebied tussen Franken en Friezen was de burcht enkele keren inzet van hevige strijd. De Friezen verjoegen de Franken en verwoestten de kerk, maar omstreeks 690 heroverden de Franken de burcht en werd Trajectum de zetel van Willibrord, die in 695 tot aartsbisschop van de Friezen was gewijd. Hij stichtte een nieuwe kerk, waarschijnlijk gewijd aan St.-Salvator.

Tussen 714 en 718 was de burcht in Friese, daarna weer in Frankische handen. De invallen van de Noormannen (9e en begin 10e eeuw) leidden ertoe dat de bisschoppen hun residentie tijdelijk elders vestigden (eerst in St.-Odiliënberg, daarna in Deventer). Bisschop Balderik keerde na 920 in Trecht terug en liet de burcht herstellen en een brug bouwen (ter plaatse van de huidige Maartensbrug).

Lees ook: Informatie over het Volleybal Jeugd Toernooi in Vaassen

De Opkomst van Utrecht als Religieus Centrum

In het begin van de 11e eeuw stonden in de burcht drie kerken dicht bij elkaar: de St.-Maartenskathedraal, de St.-Salvator (Oudmunster) en daartussen de Heilig-Kruiskapel. Ten zuidwesten van deze kerken lag de bisschopshof met het paleis van de bisschop. Ten noordwesten van de burcht, bij de huidige Steenweg, lag een handelsnederzetting op de zuidoever van de Rijn. De aanwezigheid van deze vicus is aangetoond vanaf de 8e eeuw. De ondergang van het belangrijke Dorestad in de 9e eeuw heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van deze handelswijk. Ook moet Trecht, voortaan Utrecht (Uut- of Nedertrecht) geheten, als bestuurlijk centrum van het bisdom handelaars en ambachtslieden hebben aangetrokken.

Uitgebreid bodemonderzoek heeft meer duidelijk gemaakt over de loop van Rijn en Vecht bij Utrecht vanaf de Romeinse bezetting tot de 12e eeuw. De kleine bocht aan het zuideinde van de Oudegracht, het noordoostelijk deel van de Kromme Nieuwegracht en het stukje van de Oudegracht tussen Ganzenmarkt en Bakkerstraat gelden als resten van de Rijn. De Minrebroederstraat en de Ganzenmarkt, die beide na demping zijn ontstaan, laten nog het beloop van de oeverwal zien.

Door schenkingen van de Duitse keizers, die tot 1122 (het Concordaat van Worms) de bisschoppen benoemden, kon het bisdom zich aanzienlijk uitbreiden. Veenontginningen in de omgeving van Utrecht vermeerderden de inkomsten van de bisschoppen. De bisschoppen manifesteerden hun macht in Utrecht met kerkbouwprojecten. Utrecht aan het eind van de middeleeuwen is goed te zien op de kaart van Jacob van Deventer (ca. 1560).

De Groei van de Stad en Haar Infrastructuur

Na een brand in 1017 werd de romaanse St.-Maarten hersteld en vergroot door Adelbold II. Zijn opvolger, bisschop Bernold, bedacht het plan om, naar het voorbeeld van Rome en kerkelijke centra in het Duitse rijk als Bamberg, een kruis van kapittelkerken rond de Dom te bouwen. De St.-Pieterskerk verrees ten oosten van de Dom en op gelijke afstand ten zuiden ervan kreeg de in 1050 uit Hohorst (bij Leusden) overgebrachte benedictijner St.-Paulusabdij haar plaats. Noordelijk van de Dom en aan de overkant van de Rijn kwam de St.-Janskerk te liggen. De drie genoemde kerken verrezen in het tweede en derde kwart van de 11e eeuw.

Dom, St.-Salvator (Oudmunster), St.-Pieter, St.-Jan en St.-Marie hadden als kapittelkerken elk hun eigen immuniteit: een door sloten of muren omgeven grondgebied, behorende aan de geestelijken (kapittelheren of kanunniken) die aan de kerk waren verbonden. De immuniteiten van de Dom en St.-Salvator besloegen het terrein van het castellum en naaste omgeving. De immuniteit van St.-Pieter was door een sloot (later Achter St.-Pieter) hiervan gescheiden; de Kromme Nieuwegracht geeft ongeveer de begrenzing aan. De St.-Jansimmuniteit, die het ruimst bemeten was, had de Rijn als haar zuidgrens; Voorstraat en Jansveld tonen nog een deel van haar noordgrens. De zuidgrens van de immuniteiten van de Dom en de St.-Salvator, tevens de noordgrens van de St.-Paulusabdij, resteert in de Trans.

Lees ook: Nieuwe KNVB Jeugd Indeling

Onder bisschop Godebald kreeg Utrecht stadsrechten, die in 1122 door keizer Hendrik V werden bevestigd. Bij de stad mocht tol worden geheven. In die tijd werd ook de Oudegracht gegraven, tussen de kleine (Rijn)bocht in het zuiden tot aan de Ganzenmarkt. Het noordelijke stuk van de Oudegracht, als verbinding met Vecht, was vermoedelijk al in de 11e eeuw gegraven.

In 1122 begon ook de aanleg van de omwalling en de omgrachting. De grotendeels aarden stadswal werd op onregelmatige afstand versterkt met tufstenen torens, zoals de Smeetoren en de Plompetoren. In Stathe werd vermoedelijk aan het eind van de 10e eeuw de Buurkerk gesticht, die de rol van parochiekerk overnam van de Dom. Aan het eind van de 12e eeuw kwamen in de nabijheid van de Buurkerk ook het schepenhuis en het raadhuis te liggen. In dezelfde tijd werd de Zadelstraat, die via de Maartensbrug naar de dom leidde, bestraat.

Na splitsing van de Buurkerkparochie stichtte men tussen 1122 en 1173 drie nieuwe parochiekerken: de St.-Nicolaas (zuiden), de St.-Jacob (noorden) en de St.-Gertrudis (westen). Deze laatste kerk stond aanvankelijk ter hoogte van het voorm. Rond de St.-Jacob en St.-Nicolaas ontstonden burgernederzettingen. Buiten de stadspoorten vormden zich al vroeg nederzettingen, waarvan alleen die in het noorden later ommuurd werd: de Bemuurde Weerd.

De Middeleeuwse Stad: Kenmerken en Ontwikkeling

De oppervlakte van de omwalde stad was voor de middeleeuwen vrij groot, namelijk 143 hectare. Ook de vorm was opvallend: langgerekt en naar het zuiden toe in breedte afnemend, ongeveer de vorm van een harp. De Nieuwegracht, het zuidelijke deel van de Kromme Nieuwegracht, de Drift (door de St.-Jansimmuniteit) en de in het verlengde daarvan gelegen Plompetorengracht groef men pas aan het eind van de 14e eeuw.

Grote delen binnen de stad bleven aanvankelijk onbebouwd, vooral in het zuiden, waar zo een regelmatig en ruim patroon van op de grachten uitkomende dwarsstraten kon ontstaan. Door de immuniteiten en de handelswijk lag de structuur in het noorden veel meer vast. Vanaf de 13e eeuw won de Oudegracht aan belang als woongebied. In het aan de Stathe grenzende gebied vestigden zich naast neringdoenden ook edellieden, grootgrondbezitters en rijke kooplieden. Zij lieten stenen huizen bouwen, waarvan sommige een weerbaar karakter hadden. Het aantal stenen huizen langs de Oudegracht breidde zich in de 14e en 15e eeuw verder uit. Binnen de immuniteiten lieten de kapittelheren vanaf de 13e eeuw eveneens stenen huizen bouwen. Verreweg de meeste huizen waren toen echter nog van hout. Vanaf de 14e eeuw werd de verstening van huizen bevorderd met bouwvoorschriften.

Lees ook: Complete Gids Rugby Jeugd

De lage, vooral voor het laden en lossen van schepen gebruikte ‘werven’ langs de Oudegracht en de kelders onder de straat die de werven met de grachtenhuizen verbinden, kwamen in de tweede helft van de 14e eeuw tot stand. De regulering van de Vaartse Rijn door de sluis bij Vreeswijk in 1385 verlaagde het waterpeil en maakte een dergelijke, voor Nederland unieke, aanleg mogelijk (alleen de ‘kelders’ te Leeuwarden en het 19e-eeuwse Bassin in Maastricht zijn vergelijkbaar). Op plekken waar de bevolkingsdichtheid het grootst was, werden de kaden aan beide zijden bebouwd. Dit is het geval aan de oostzijde van Choorstraat en Lijnmarkt. Ook in het zuiden van de stad, bij de Twijnstraat, komt dergelijke bebouwing voor. Hier lopen smalle stegen, de zogenaamde wedden, naar de werven af.

Aan de kapittel- en parochiekerken vonden tot het midden van de 16e eeuw belangrijke bouwactiviteiten plaats. Bij de in aanbouw zijnde gotische Dom verrees tussen 1321 en 1382 de Domtoren, die voortaan de stad en wijde omgeving zou beheersen. Voorts vonden diverse kloosters een plek in de stad. Vóór 1229 werd het Norbertinessen- of Wittevrouwenklooster gesticht. Op de plaats van het huidige Predikherenkerkhof ontstond omstreeks 1249 het Dominicanen- of Predikherenklooster. Ook de reguliere Augustijnen, Cisterciënserinnen en Franciscanen of Minderbroeders bouwden kloosters. Opvallend groot was de vestiging van de Ridderlijke Duitse Orde op een terrein aan de Springweg. In de 15e en 16e eeuw kwamen daar kleinere kloosters bij, zoals het Agnietenklooster (nu Centraal Museum). Ook de bisschopshof werd in de 15e eeuw herbouwd.

De ruimte die resteerde tussen immuniteiten en kloosterterreinen vulde zich geleidelijk met bebouwing. Een enkele keer kreeg men toestemming om over het terrein van immuniteit of klooster een weg aan te leggen, bijvoorbeeld de Domsteeg (later Domstraat) over de immuniteit van de Dom. De verschillende markten hield men dicht bij de Buurkerk, langs het aan Stathe grenzende gedeelte van de Oudegracht, op de uit het samentrekken van twee oudere bruggen gevormde Stadhuisbrug, op de Visbrug en op de Mariaplaats. Opmerkelijk is het ontbreken van een echt plein in de stad.

Economische en Politieke Veranderingen

Na de 13e eeuw nam de betekenis van de Vecht en de Vaartse Rijn voor het internationale handelsverkeer af. De stad ondervond steeds meer concurrentie van dichter bij de kust gelegen Hollandse steden als Dordrecht en de IJsselsteden Kampen en Deventer. De stad geraakte steeds verder in de invloedssfeer van Holland en Gelderland. In 1528 moest bisschop Hendrik van Beieren de wereldlijke macht aan keizer Karel V overdragen. Om politiek greep te kunnen houden op de Utrechtse burgerij, liet deze binnen de stad, direct ten zuiden van de Catharijnepoort, de dwangburcht Vredenburg bouwen. Karel V drong de macht van de gilden terug.

Vanaf 1530 nam men het herstel en de verbetering van de verdedigingswerken ter hand. Daarbij werden enkele lage torens gebouwd, de dubbele Tolsteegpoort vernieuwd en volgens moderne inzichten vier stenen bolwerken (1537-'58) aangelegd. In opdracht van prins Willem van Oranje kwamen daar omstreeks 1580 nog vijf aarden bolwerken bij.

De Reformatie en de Impact op de Stad

De verschillende uitbarstingen van de Beeldenstorm (1566, 1579, 1580) leidden tot ernstige schade aan het interieur van de kerken. Vanaf 1580 werden de kloostergoederen geconfisqueerd en verdeeld onder de nieuwe machthebbers (stad en ridderschap). Een achttal kloosters brak men af, de rest kreeg een andere bestemming. In 1581 vestigden de Staten van Utrecht zich in de refter en het kapittelhuis van het Minderbroederklooster en in 1596 wezen ze een deel van de gebouwen van de St.-Paulusabdij aan het Hof Provinciaal toe. In het St.-Ceciliaklooster (tussen Oudegracht en Neude) kwam de Provinciale Munt. De bisschopshof werd tot verblijf van de gouverneur der provincie gemaakt.

Het bisdom, dat nog in 1559 tot aartsbisdom was verheven, hield in 1580 op te bestaan als kerkelijke instelling. De kapittels bleven tot 1811 in geseculariseerde vorm behouden. De kerken werden geleidelijk door de protestanten overgenomen. De koorpartij van de Buurkerk brak men in 1586 af voor de aanleg van de Choorstraat.

Stadsvernieuwing en Uitbreiding in de 17e Eeuw

Dankzij doorbraken en dwarsverbindingen ontstonden nieuwe straten, zoals de Teelingstraat, het Predikherenkerkhof, de Wijde Begijnestraat, de Ridderschapstraat, de Boothstraat, het Hoogt, de Muntstraat, de Pieterstraat, de Keistraat, de Korte Nieuwstraat, de Zuilenstraat en de Brigittenstraat. In het zuiden werd de Agnietenstraat doorgetrokken naar de Nieuwegracht. Andere straten werden verbreed zoals de (latere) Nobelstraat, de Korte Jansstraat, Jansdam, Achter de Dom, Servetstraat, Haverstraat en Nicolaasstraat. Hierdoor kwam veel bouwgrond vrij, waarop ruime, veelal dwarse of dubbele, huizen verrezen. Op de onderverdeelde erven van de vroegere immuniteiten bouwde men brede panden.

In dezelfde tijd vonden ook diverse andere bouwactiviteiten plaats, waaronder de vergroting van het stadhuis (1645). Naar plannen van Paulus Moreelse werd het vleeshuis aan de Voorstraat (1636-'37) vernieuwd en de Catharijnepoort (1625); Pieter Post deed hetzelfde met de Wittevrouwenpoort (1653). In het Groot Kapittelhuis en de kloostergang van de Dom vond de Illustere School (1634, sinds 1636 Academie) haar eerste huisvesting.

Aan uitbreiding van de stad werd ook gedacht. Volgens het door burgemeester Hendrick Moreelse en Hugo Ruysch ontworpen plan (1664), zou ten zuiden van de Catharijnesingel een nieuwe uitleg verschijnen, nagenoeg ter grootte van de oude binnenstad, vol te bouwen met huizen zoals men die aan het Janskerkhof verwezenlijkt had. Het geheel zou een nieuw verdedigingsstelsel krijgen. Daartoe werd aan de westkant de Catharijnesingel rechtgetrokken door het slechten van het 16e-eeuwse bolwerk St.-Marie. Dit betekende een verbetering voor het scheepvaartverkeer, dat steeds meer de voorkeur gaf aan deze route boven die door de Oudegracht. Ten westen van de Catharijnesingel kwamen drie parallelle grachten die nooit zijn bebouwd en waarvan de huidige Kruisvaart (achter het station) een verbreding is van de middelste van de drie. Mede door de Franse bezetting in 1672-'73 raakten de uitbreidingsplannen van de baan. In 1674 verwoestte een orkaan het schip van de Dom.

Transformatie en Nieuwe Functies in de 18e Eeuw

De oude vestingwerken werden steeds meer voor andere doeleinden gebruikt. Zo was er bijvoorbeeld op de Smeetoren al in de 17e eeuw een astronomisch observatorium. Op de bolwerken, maar ook langs de buitensingels en de Maliebaan, legde men tuinen aan, waarop tuinhuisjes en theekoepels verrezen. Langs de Vecht, Vaartse Rijn en andere verkeersaders werden buitenplaatsen gesticht met aanzienlijke woningen, tuinen en vaak ook bedrijven.

De in de 17e eeuw ingezette vervanging van houten gevels door stenen gevels ging in het begin van de 18e eeuw voort. Mede dankzij enkele saneringscampagnes op last van het stadsbestuur verdwenen toen de laatste houten gevels uit het stadsbeeld. Aan de structuur van Utrecht veranderde in de 18e eeuw weinig. In het zuiden, in de as van de Lange Nieuwstraat, werd de Fundatie van Renswoude gebouwd. Sinds 1723 was Utrecht het centrum van de Oud-Katholieke kerk en verschillende rooms-katholieke schuilkerken sloten zich hierbij aan. Ook remonstranten, lutheranen en doopsgezinden hadden er hun kerk. In 1792 werd aan de Springweg een synagoge gesticht. Voor korte tijd (1807-'08) koos koning Lodewijk Napoleon de stad tot residentie. Zijn paleis, aan de Wittevrouwen…

tags: #rk #jeugd #ben #planjer #toernooi #informatie