Oranje Hockey Mannen: Een Rijke Olympische Geschiedenis

Hockey heeft zich in Nederland ontwikkeld van een elitaire sport tot een populaire teamsport. Sinds 1926 is Nederland actief in de internationale hockeywereld. Het Nederlandse mannenhockeyteam heeft een belangrijke rol gespeeld in grote toernooien, met diverse Olympische, Europese en wereldtitels als resultaat. Nederland heeft bovendien een aantal hockeyers van wereldfaam voortgebracht, zoals Teun de Nooijer en Ties Kruize. Dit artikel duikt in de Olympische geschiedenis van de Oranje hockeymannen.

Het Begin: Amsterdam 1928

Nederland ontbrak op de eerste twee Olympische Spelen waar hockey op het programma stond (1908 en 1920). Dit kwam mede doordat er in Nederland lange tijd niet volgens de internationale regels werd gespeeld. Pas op 23 maart 1926 speelde Nederland zijn eerste officiële interland. In 1928 kwam hockey namelijk op de Olympische kalender en Oranje wilde graag deelnemen aan het Olympisch hockey in eigen land. Daarom werd er overgeschakeld op de internationale regels. Tijdens de Olympische Spelen van Amsterdam in 1928 wonnen de Nederlandse heren direct zilver.

Wisselend Succes in de Vroege Jaren

In 1932 ontbrak Oranje weer op de Olympische Spelen, om vervolgens in 1936 weer brons te winnen. Na de Tweede Wereldoorlog kende Nederland een sterke generatie met Dick Loggere, Han Drijver, Dik Esser en Roepie Kruize. Deze spelers leidden Nederland naar brons in 1948 en zilver in 1952. In 1956 ontbrak het Nederlands hockeyteam op de Olympiade wegens de boycot van Nederland als protest tegen de Russische inval in Boedapest.

Een Periode Zonder Olympische Medailles (1960-1984)

Tussen 1960 en 1984 was er weinig succes voor de Nederlandse hockeymannen op de Olympische Spelen; er werd geen enkele medaille gewonnen. Ondanks dit gebrek aan Olympisch succes behaalde Nederland in 1973 wel succes op het tweede wereldkampioenschap in Amstelveen, waar de wereldtitel werd gewonnen met sterspeler Ties Kruize (zoon van Roepie Kruize).

De Gloriejaren: Van Brons in 1988 tot Dubbel Goud

Vanaf 1988 bereikte Nederland steevast de laatste vier op de Olympische Spelen en ook de prestaties op de WK's werden constanter. In 1990 werd de tweede wereldtitel veroverd, de enige buiten Nederland. In 1998 volgde de derde wereldtitel, behaald in Utrecht. In 1996 en 2000 wonnen de Oranje-mannen de Olympische titel, wat een ongekend succes was.

Lees ook: Steun het Nederlands Elftal met stijl

De basisploeg wisselde tijdens de toernooien van 1996-1998-2000 wel eens van samenstelling, maar de volgende spelers maakten al die jaren deel uit van de selectie: Jacques Brinkman, Jeroen Delmee, Ronald Jansen, Erik Jazet, Bram Lomans, Wouter van Pelt, Stephan Veen, Remco van Wijk en Teun de Nooijer. Enkele andere toppers zoals Floris Jan Bovenlander, Marc Delissen en Taco van den Honert waren na de gouden medaille van 1996 afgezwaaid als international.

Nederlandse hockeyers hebben bij de Olympische Spelen woord gehouden. Ze wilden in Atlanta 1996 historie schrijven. Oranje won in de finale met 3-1 van Spanje, na een achterstand van 0-1. Floris Jan Bovelander, spelend op halve kracht, was de grote man met twee treffers uit strafcorners. Ook Bram Lomans scoorde uit een korte hoekslag. Nooit eerder pakte het Nederlands mannenteam goud bij het olympisch toernooi.

Nederland begon als onbetwiste favoriet aan de laatste wedstrijd van het olympische hockeytoernooi. De cijfers tegen Spanje logen immers niet: in een reeks van zestig wedstrijden sinds 1928 verloor Nederland slechts zes keer, tegen veertig overwinningen en veertien remises. De laatste nederlaag stamt uit 1986 bij het WK in Londen (1-4). Prins Willem-Alexander, bekeken door bijna het halve kabinet en prins Willem-Alexander, startte in de beproefde opstelling.

Veel ruimte om te combineren kreeg Oranje aanvankelijk niet. Spanje verdedigde hecht en fel. Het eerste schot op doel viel pas in de tiende minuut en kwam op naam van invaller Remco van Wijk. Hij mocht even aanvoerder Marc Delissen vervangen, die een schaafwond op zijn schouder moest laten behandelen. Kort nadat Nederland de eerste strafcorner had verprutst (Delissen stopte verkeerd), kreeg Spanje een droomkans. Floris Jan Bovelander verloor de bal aan Juan Escarre, die meteen een vrij veld had. Met een fraaie redding voorkwam doelman Ronald Jansen een vrijwel zekere achterstand. De ervaren sluitpost van Den Bosch moest tot aan de rust nog drie keer ingrijpen. Hij was de enige speler in het Nederlandse team die in het eerste helft een ruime voldoende haalde.

Na de rust verbeterde Nederland zich amper. Aanvallend kreeg de ploeg van Oltmans meer mogelijkheden, maar defensief bleef Oranje kwetsbaar. In de 45e minuut profiteerde invaller Pujol van een dekkingsfout van libero Erik Jazet. Het amechtige Nederland leek verslagen. Een succesvolle schuiver van Floris Jan Bovelander uit de derde strafcorner bracht Oranje terug in de wedstrijd. Drie minuten later scoorde het kanon van Bloemendaal opnieuw en op identieke wijze: 2-1. Het waren misschien wel de enige echt geslaagde acties van de niet topfitte routinier in de enerverende finale. Maar niemand die van het lome spel van Bovelander een punt maakte. Dankzij 'Flop' schreef Oranje hockeygeschiedenis in Atlanta.

Lees ook: Wie zijn de huidige doelmannen van Oranje?

In Sydney 2000 nam een gouden hockeygeneratie met Stephan Veen als briljante exponent glorieus afscheid. De 30-jarige aanvoerder van het Nederlands elftal speelde met doelman Ronald Jansen (36), Jacques Brinkman (34) en Wouter van Pelt (32) zijn laatste interland. Met een zwaar bevochten zege in de olympische finale tegen Zuid-Korea (3-3 en 5-4 met strafballen) voegde hij de zevende hoofdprijs toe aan zijn indrukwekkende erelijst. Modelsporter Veen was bovendien de beste man van Oranje. De lichtvoetige middenvelder nam alle treffers van de titelverdediger voor zijn rekening en schoot bovendien uit de tiende en laatste strafbal zijn ploeg naar het goud, na de misser van Seung-Tae Song (naast). Daarmee bleef de unieke trilogie in stand.

Het nieuwe olympische succes, vier jaar na de titel in Atlanta, kwam niet zonder geluk tot stand. In de groepsronde voelde Oranje zich na de ontluisterende nederlaag tegen Pakistan (0-2) uitgeschakeld. Dankzij een verrassende overwinning van Groot-Brittannië op concurrent Duitsland (2-1) bereikte Nederland alsnog de halve finales. Daarin werd Australië moeizaam (0-0) via strafballen verslagen. Na afloop van die wedstrijd liet bondscoach Maurits Hendriks weten dat het team dank zij intensieve training en de hulp van de Britse psycholoog John Syer beter met de stress van een beslissende strafballenserie kan omgaan.

Dat bewees Nederland twee dagen later eens te meer tegen Zuid-Korea. In de ietwat tamme finale demonstreerde Oranje zelden het surplus aan kwaliteit. Vijf minuten voor tijd leidde Oranje nog met 3-1. Via twee succesvolle strafcorners, waarbij de hele verdediging van Nederland stond te slapen, kwam Zuid-Korea sensationeel terug tot 3-3. Op karakter vocht Nederland zich door de verlenging, een belangrijk winstpunt na de eerdere strubbelingen in de selectie. In de afsluitende strafballenserie toonden Lomans, Geeris, Van Pelt, Eikelboom en de onbetwiste uitblinker Veen stalen zenuwen. Dat onderdeel van het spel beheerste het Nederlands hockeyteam in Sydney misschien wel het best, mede dankzij de adviezen van John Syer. De selectie bestond uit: Ronald Jansen, Bram Lomans, Diederik van Weel, Erik Jazet, Peter Windt, Wouter van Pelt, Sander van der Weide, Jacques Brinkman, Piet-Hein Geeris, Stephan Veen, Marten Eikelboom, Jeroen Delmee, Guus Vogels, Teun de Nooijer, Remco van Wijk, Jaap-Derk Buma. Bondscoach: Maurits Hendriks.

Zilver in Athene en Londen

Na de successen in Atlanta en Sydney volgden zilveren medailles in Athene (2004) en Londen (2012). Hoewel geen goud, bleven de Nederlandse mannen presteren op het hoogste niveau.

Gouden Ontlading in Parijs 2024

In Parijs schreef Nederland historie door in de finale Duitsland na shoot-outs te verslaan. Na zestig minuten stond het 1-1. De sticks gingen alle kanten op bij Nederland nadat Duco Telgenkamp de beslissende shoot-out had binnengeschoven. Alle spelers stoven naar de hoek van het veld. De hoek van het gele gevaarte dat Duitsland persoonlijk bestreed: Pirmin Blaak. De doelman die drie van de vier Duitse shoot-outs keerde. Nederland was olympisch kampioen. Delmée vloog in de armen bij de huilende Blaak, iedereen werd gek. De heerlijke hockeytempel Yves-de-Manoir ontplofte donderdagavond rond half negen. Ein-de-lijk was het zover. Weer een echte, mondiale hoofdprijs na een ongekend lange droogte voor een groot hockeyland als Nederland. Sinds de Spelen van Sydney in 2000 - met Delmée als speler - waren het ’slechts’ Europese hoofdprijzen die werden bijgezet in de prijzenkast op de bondsbureaus in Bunnik, Nieuwegein en Utrecht.

Lees ook: Korfbal Historie Tilburg

Vreugde bij Floris Wortelboer, Pirmin Blaak, Thijs van Dam, Jonas de Geus en Koen Bijen. Het toernooi waarin de Oranjemannen weer eens geschiedenis schreven. Een overwinning die vorm kreeg onder architect Jeroen Delmée, die na het Tokio-debacle (uitschakeling in de kwartfinales) met een behoorlijk onervaren groep een andere koers ging varen. Eentje waarin de verdediging extra aandacht heeft gekregen en de groep veel hechter is dan voorheen. Dat leidde na een derde plek op het WK en de eindzege op het EK tot een joekel van een mijlpaal. Die jacht op deze hoofdprijs begon Oranje in de finale zonder Tjep Hoedemakers. De aanvaller én eerste uitloper bij de strafcorner, liep in de halve finales tegen Spanje (4-0) een enkelblessure op. De camera’s zochten hem al op, toen hij op de tribune het Wilhelmus meezong. Toen Van Heijningen na een minuut of vier zijn Parijse ontgroening onderging, had Nederland er al een paar aardige aanvallen opzitten. Oranje opende fris en gretig, maar werd tijdens het eerste kwart steeds slordiger.

Nederlands balverlies bracht het afwachtende Duitsland beter in de wedstrijd, al was de beste kans in de eerste vijftien minuten voor Oranje. Floris Wortelboer, de beste international in de groepsfase, had een moordend schot in gedachten. Die doelman meldde voor de wedstrijd heel stoer dat Nederland waarschijnlijk wel een beetje bang was voor de Duitsers. Op basis van statistieken klopte het wat de keeper zei. Oranje won maar twee van de laatste dertien duels van Duitsland. De regerend wereldkampioen is simpelweg een enorm stugge ploeg. Zo taai als een entrecôte - of een schnitzel - die net wat te lang gebakken is. Niet doorheen te komen.

Duitsland kreeg in de eerste helft de enige corner, nadat Oranje op het middenveld te kijk werd gezet. De sleep van Tom Grambusch - weer terug na een handblessure - werd gekraakt door Joep de Mol, die ook meteen maar de rebound onschadelijk maakte. Het was een spaarzaam hoogtepunt in de eerste dertig minuten, die waarschijnlijk heerlijk waren voor de liefhebbers van een tactisch schaakspel. Maar voor de gemiddelde hockeyfan was er bar weinig te genieten. Het publiek veerde wel op toen de sproeiers aan het begin van het derde kwart plots aangingen. Een organisatiefoutje dat snel werd verholpen. Het bracht weinig veranderingen in het spelbeeld. De kansen waren schaars en bovendien niet al te groot. Pirmin Blaak moest na 43 minuten even goed opletten toen Niklas Wellen uithaalde. Maar verder was het vooral wachten op een ingeving. Een gek moment.

Derck de Vilder sleepte een bal een beetje ‘vies’, iets van de grond richting de cirkel. Duitsland verwerkte die voorzet niet goed en daar was ineens Koen Bijen, die vogelvrij was. De Haagse spits lepelde de bal richting het doel, waar Thierry Brinkman op de lijn het laatste zetje gaf: 1-0. Het zorgde dat de wedstrijd in een stroomversnelling kwam. Vlak na de openingsgoal werd een inzet van Koen Bijen van de lijn gehaald door Gonzalo Peillat. Het Oranje-publiek reageerde verbaasd. Ze telden ‘m al. De teleurstelling werd een minuut later nog groter toen een spaarzame Duitse aanval de gelijkmaker inleidde. Niklas Wellen, de uitblinker van de Duitse WK-winst in 2023, versierde een corner die in werd geslagen door Thies Prinz, 1-1.

In de reguliere tijd kreeg Nederland nog een laatste kans op de winnende treffer. Brinkman pompte een minuut voor tijd een corner de cirkel in, die prompt op een Duitse voet kwam. Geen klus die Oranje erg lekker ligt de laatste tijd. Maar een van de vijf series op een WK of de Spelen werd gewonnen door Nederland. In juni was Duitsland twee keer te sterk in de Pro League. Dat was nu helemaal anders. Blaak stond op, pakte de eerste drie Duitse pogingen en zag ondertussen hoe Brinkman en Van Dam voor een 2-0 voorsprong zorgden. Parijs kleurt Oranje. De mannen doen weer helemaal mee.

Belangrijkste Prijzen van het Nederlands Mannenhockeyteam op de Olympische Spelen

  • Olympisch goud: 1996, 2000, 2024
  • Olympisch zilver: 1928, 1952, 2004, 2012
  • Olympisch brons: 1936, 1948, 1988

Belangrijke Nederlandse Hockeyers uit de Geschiedenis

Hoewel hockey een teamsport is, zijn er in elk team spelers met extra kwaliteiten. Hieronder volgt een chronologisch overzicht van bijzondere hockeyers uit de Nederlandse geschiedenis. Elke succesvolle generatie is in dit overzicht vertegenwoordigd met één of meerdere bijzondere spelers.

  • Dick Loggere (1921-), leider en winnaar: Dick Loggere, geboren 6 mei 1921 (85 interlands, 3 doelpunten), was een geboren leider. Hij speelde hockey niet alleen voor de lol, maar wilde vooral winnen en had daar veel voor over. Loggere trainde hard, lette goed op zijn voeding en dacht voortdurend na over het hockeyspel. Tien jaar lang was Loggere aanvoerder van het Nederlands team.
  • Roepie Kruize (1925-), de goalgetter: Roepie Kruize, geboren 18 januari 1925 (69 interlands, 56 doelpunten), is de "stamhouder" van de bekendste hockeyfamilie uit Nederland. Zijn zussen Els en Sieke waren ook international, zijn broer Gerrit "Ekkie" speelde op de Olympische Spelen van 1956 voor de Verenigde Staten. Zijn zoons Hans, Jan-Jidde en Ties speelden allemaal voor het Nederlands elftal. Kruize was een echte goalgetter. Hij liep bijna "één op één".
  • Ties Kruize (1952-), de alleskunner: Ties Kruize, geboren 17 november 1952 (202 interlands, 167 doelpunten), wordt door velen beschouwd als de beste Nederlandse hockeyer ooit. Kruize is in ieder geval een van de meest complete hockeyers die in Oranje heeft gespeeld. Hij begon zijn loopbaan als aanvaller, maar kwam in de loop der jaren ook wel eens op het middenveld terecht om het spel te verdelen. In 1973 bereikte hij grote hoogte en was hij de beste speler en topscoorder van het gewonnen wereldkampioenschap in Amstelveen. Na een zwaar auto-ongeluk twee jaar later leek zijn carrière voorbij. Anderhalf jaar later stond hij terug op het hockeyveld. In zijn laatste jaren als tophockeyer liet Kruize zien dat hij ook een uitstekende ausputzer was. Kruize werd gevreesd om zijn keiharde en loepzuivere strafcorner. Kortom, Ties Kruize was een alleskunner.
  • Wouter Leefers (1953-), de technisch begaafde middenvelder: Wouter Leefers, geboren 12 januari 1953 (156 interlands, 28 goals), was een technisch begaafde middenvelder. Zijn assists of uitgelokte strafcorners zijn ontelbaar. Een Olympische medaille ontbreekt weliswaar op zijn palmares, maar de wereldtitel van 1973 in eigen land maakt veel goed.
  • Tom van 't Hek (1958-), de nummer veertien: Tom van 't Hek, geboren 1 april 1958 (221 interlands, 106 doelpunten), was de eerste hockeyspeler die vaak met nummer veertien speelde. Van 't Hek heeft weliswaar niet de absolute klasse zoals de Nooijer om als de "Johan Cruijff van het hockey" door het leven te gaan, maar technisch deed hij maar weinig onder voor anderen. Het was voor eigenzinnige Tom van 't Hek geen probleem om vanaf links te spelen, vooral door zijn uitstekende backhand. Bovendien scoorde hij opvallend veel velddoelpunten, want hij nam zelden strafcorners.
  • Ronald Jansen (1963-), de beslissende keeper: Ronald Jansen, geboren 30 december 1963 (183 interlands, 0 doelpunten), was de keeper tijdens de gouden periode 1996-2000. Hij was destijds van doorslaggevende betekenis.
  • Floris Jan Bovelander (1966-), de strafcornerspecialist: Floris Jan Bovelander, geboren 19 januari 1966 (241 interlands, 215 doelpunten), kwam soms nonchalant over, maar stond er wel op de momenten als het er echt toe deed. Zo scoorde hij zowel in de WK-finale van 1990 als in de finale van de Olympische Spelen van 1996 tweemaal uit een strafcorner. De aanvallende linksback (die ook wel eens op het middenveld speelde) kwam zijn hele leven uit voor Bloemendaal.
  • Jacques Brinkman (1966-), de fanatieke teamspeler: Jacques Brinkman, geboren 26 augustus 1966 (337 interlands, 84 doelpunten), speelde een groot deel van zijn loopbaan als (rechter)middenvelder. Maar bondscoach Roeland Oltmans zette hem op de Olympische Spelen van 1996 op de rechtsachterplaats. Op die positie speelde hij diverse interlands, al was het wel met frisse tegenzin. Met zijn fanatisme was hij echter altijd waardevol, of hij nu speelde als aanvaller, middenvelder of verdediger.
  • Stephan Veen (1970-), de leider: Stephan Veen, geboren 27 juli 1970 (275 interlands, 116 doelpunten), begon als talentvolle rechterspits en brak al snel door. Toen een aantal dragende spelers stopte na de gouden medaille in 1996, werd Veen de nieuwe leider van Oranje. Hij werd teruggehaald naar het middenveld en werd de nieuwe aanvoerder. Op de Olympische Spelen van 2000 stak Veen boven alles en iedereen uit. In de finale tegen Zuid-Korea (3-3) scoorde hij alle Nederlandse doelpunten. In de strafballenserie maakte Veen de beslissende strafbal. Een mooier afscheid als international is niet denkbaar.
  • Teun de Nooijer (1976-), de maestro: Teun de Nooijer, geboren 22 maart 1976 (453 interlands, 214 doelpunten), heeft een groots carrière achter de rug. Ontelbare prijzen, ontelbare doelpunten, ontelbare geslaagde acties en passes. Hij werd driemaal uitgeroepen tot beste hockeyer ter wereld en won vier Olympische medailles, waarmee hij de meest succesvolle Olympische teamsporter uit Nederland is. Hij begon als talentvolle linkerspits en groeide daarna uit tot aanvallende linkshalf van wereldklasse. Er is geen twijfel mogelijk dat De Nooijer een van de beste hockeyers is die Nederland heeft voortgebracht.
  • Taeke Taekema (1980-), de strafcornerspecialist: Taeke Taekema, geboren 14 januari 1980 (242 interlands, 221 doelpunten), kende een onbevredigend einde van zijn loopbaan toen hij geheel onverwacht de definitieve selectie voor de Olympische Spelen van 2012 niet haalde. De cijfers van de strafcornerspecialist zijn overweldigend: 242 interlands en 221 doelpunten. Hiermee heeft de verdediger een ongekend gemiddelde van bijna 1 op 1.

Ranglijsten met de Beste Nederlandse Hockeyers

In de loop der jaren zijn er verschillende ranglijsten opgesteld om de beste Nederlandse hockeyers te eren.

  • Hockey Top 50: In 2009 publiceerden Rim Voorhaar en Philip Kooke het boek "Hockey Top 50", waarin de beste 50 mannelijke en 50 vrouwelijke hockeyers aller tijden van Nederland werden opgenomen. Hoewel hun keuzes subjectief waren, biedt dit boek een overzicht van de beste hockeyers van Nederland tot medio 2009.
  • Top 500: In het boek "Top 500" (1999) werden in alfabetische volgorde de beste 500 Nederlandse sporters van de twintigste eeuw beschreven.
  • Top 100 van de Nederlandse Sport: In het boek "Top 100 van de Nederlandse Sport" uit 2012 worden drie hockeyers genoemd, namelijk Teun de Nooijer (op nummer 14), Ties Kruize (op nummer 52) en Stephan Veen (op nummer 60). Overigens werd de mannenhockeyploeg uit de jaren 1996-2000 (tweemaal Olympisch kampioen, eenmaal wereldkampioen) in hetzelfde boek opgenomen bij de beste tien sportteams uit de Nederlandse geschiedenis.

tags: #oranje #hockey #mannen #olympische #spelen #geschiedenis