Geschiedenis van de Nederlandse IJshockey Competitie

IJshockey in Nederland kent een rijke geschiedenis, beginnend in de vroege 20e eeuw en zich ontwikkelend tot de sport die we vandaag kennen. De Nederlandse IJshockey Bond (NIJB) werd opgericht in 1934.

De Vroege Jaren (1929-1950)

De eerste kennismaking met ijshockey in Nederland vond plaats in januari 1929, toen twee Belgische ploegen een demonstratie gaven op de Haarlemse ijsbaan. België was in die tijd een van de sterkere landen in Europa, dus het was niet verwonderlijk dat zij deze demonstratie verzorgden. Na deze demonstratie werd ijshockey populair in Haarlem, met scholen die streden om de Beynes-beker. De Koninklijke Nederlandse Hockey Bond toonde ook interesse in ijshockey.

In 1934 kreeg Nederland zijn eerste kunstijsbaan aan de Amsterdamse Linnaeusstraat, en op 6 september 1934 werd de Nederlandse IJshockey Bond opgericht. Het ijshockey bloeide in de jaren dertig, met verenigingen als de A.Y.H.C. in Amsterdam, het Haagse H.H.Y.C., en T.Y.S.C. De Nederlanders leerden snel, en in 1935 nam Nederland al deel aan de wereldkampioenschappen in Davos.

Amper vier maanden na de oprichting van de NIJB waagde Nederland zich al aan zijn eerste interland. Op 5 januari 1935 fungeerde België, in 1913 Europees kampioen, als tegenstander voor de interland in de Amsterdamse Linnaeusstraat. Meer dan duizend toeschouwers zagen Nederland met 4-0 winnen van een team dat voornamelijk bestond uit veldhockeyers die via een spoedcursus waren klaargestoomd.

Het team reisde op eigen kosten naar Zwitserland om deel te nemen aan het wereldkampioenschap in Davos. Nederland meldde zich als 21ste lid aan bij de LIHG (later de IIHF). Hoewel Nederland al zijn zes wedstrijden verloor, gebeurde dit met eer. Het land hield aan zijn debuut de Fair Play Cup over. De eerste overwinning van Nederland liet bijna twee jaar langer op zich wachten. Op 17 februari 1937 bracht de elfde interland, tegen België, met 3-0 de eerste victorie. Den Haag kreeg op 11 maart 1938 de Oranje-ploeg voor het eerst op de Hokij te zien, tegen Roemenië (1-4).

Lees ook: Composition Dutch Team World Championship

Tilburg betrad het toneel op 17 maart 1940, toen de stad voor het eerst gastheer was voor een interland. Nederland won dankzij een sterke laatste periode met 4-3 van België. Om wat extra publiek te lokken, mocht Tilburger Joop van Rijswijk in dat duel debuteren. Het werd echter meteen ook zijn laatste optreden in Oranje.

In de beginjaren waren drie ijshockeyclubs actief: de Amsterdamse IJshockeyclub (A.IJ.H.C.), de Haagse Hockey en IJshockeyclub (H.H.IJ.C.) en de Tilburgse IJssportclub (T.IJ.S.C.). Amsterdam beschikte sinds 1934 over een openlucht kunstijsbaan. In 1937 heeft Den Haag de primeur met de Haagse overdekte kunstijsbaan (Hokij). De hoofdstad kon niet achterblijven - vanaf 1940 ligt er een ijsvloer in de Apollohal. Tilburg krijgt in 1938 zijn eerste openlucht ijsbaan. In de periode tot aan de tweede wereldoorlog spelen de clubs tegen elkaar en tegen buitenlandse teams. In 1938 en 1939 strijden A.IJ.H.C., H.H.IJ.C. en T.IJ.S.C. om de Nestor Cup: H.H.IJ.C. wint het eerste jaar, het tweede jaar gaat de beker naar A.IJ.H.C. Internationaal spelen A.IJ.H.C. en H.H.IJ.C. om de Lippens Cup, de voorloper van de West-Europacup en de Cup International.

In 1950 won Nederland het vierlandentoernooi in Amsterdam en Den Haag, vóór België, Frankrijk en Italië. Daarna kwam de klad in het nationale ijshockey. De kunstijsbaan in de Apollohal ging dicht en ook Tilburg werd gesloten, waardoor alleen H.O.K.Y. overbleef.

De Naoorlogse Jaren (1945-1950)

De annalen van de NIJB vermelden in het seizoen 1945-1946 H.H.IJ.C. als eerste kampioen van Nederland. Er zijn echter bronnen die dat kampioenschap als officieus betitelen. Net als voor de oorlog zou ook in het eerste naoorlogse seizoen in Amsterdam, Den Haag en Tilburg slechts om de Nestor Cup zijn gespeeld. Het predikaat kampioen van Nederland zou de cupwinnaar later hebben meegekregen. Dat roept echter direct de vraag op waarom dat dan ook niet is gebeurd met de eerdere winnaars van de Nestor Cup. Het antwoord op die vraag ligt mogelijk besloten in het feit dat één van hen - A.IJ.H.C. - een dubieus oorlogsverleden heeft.

Het waren de Canadese bevrijders die ervoor hadden gezorgd dat de ijsmachines in Amsterdam, Den Haag en Tilburg weer snel op volle toeren draaiden. Teams van Canadese eenheden uit België, Duitsland, Frankrijk komen hier naartoe en spelen wedstrijden tegen elkaar en tegen teams van Canadezen die in ons land zijn gelegeerd. Nederlanders als Dick Benjamins, Piet van Heeswijk, Felix de Jong, Co Klotz, Joop van Os, Toon van Rijswijk, Jan Suurbeek, Kappie Taconis en Frans Vaal doen zo nu en dan mee als gastspeler bij één van de legerteams.

Lees ook: Nederlandse voetballers en hun vermogen

Nadat de meeste Canadezen weer naar huis zijn, spelen H.H.IJ.C., T.IJ.S.C. en het Amsterdamse IJsvogels - in de oorlog opgericht vanwege de Nazi-sympathieën van een aantal prominente A.IJ.H.C.'ers - in het seizoen 1946-1947 een dubbele competitie. Nadat de zes wedstrijden zijn gespeeld staan H.H.IJ.C. en T.IJ.S.C. ieder met op zes punten op een gedeelde eerste plaats. Een beslissingswedstrijd moet uitkomst bieden. Na wat gesteggel over en weer, wordt op een gegeven moment in Tilburg een speeldatum vastgesteld. H.H.IJ.C. komt echter niet opdagen. Aanvankelijk beslist het bondsbestuur dat beide clubs kampioen van Nederland zijn. Jaren later wordt T.IJ.S.C. alsnog tot enige kampioen van het seizoen 1946-1947 uitgeroepen.

Het volgende seizoen neemt H.H.IJ.C. sportief revanche. De Hagenaars worden kampioen van Nederland en winnen tevens de prestigieuze West-Europacup. Teams uit Brussel, Düsseldorf, Dortmund, Keulen, Krefeld, Luik en Parijs waren daarbij de tegenstanders. H.H.IJ.C. zal dat huzarenstukje overigens nog twee keer herhalen: in 1950 en in 1955. Het seizoen 1948-1949 wordt geen competitie gespeeld. In 1950 verdwijnt de ijsvloer uit de Amsterdamse Apollohal en in 1951 wordt de (openlucht) kunstijsbaan in de Tilburgse Elzenstraat gesloten.

Haagse Hegemonie (1951-1969)

Met H.H. & IJ.C. als enige fakkeldrager lag Oranje's eer in Haagse handen. De Hagenaars wisselden eenvoudig het eigen shirt voor het Oranje hemd. Nederland speelde bijna geen 'losse' interlands meer, maar nam alleen zesmaal deel aan het wereldkampioenschap. Tussen 1956 en 1961 gaapte er een gat in Oranje's geschiedenis vanwege de liquidatie van H.H.IJ.C.

In 1962 reisde Oranje naar Colorado Springs voor het wereldkampioenschap. Na de wedergeboorte van het ijshockey in Nederland moest het land internationaal weer bij af beginnen.

In de periode 1951-1964 zijn er geen kampioenen van Nederland. Terwijl de ijshockeysport vanuit een landelijk perspectief terug gaat naar af, begint in Den Haag juist een absolute bloeiperiode. Wedstrijden om de West-Europacup worden gespeeld voor volgepakte tribunes. Opeenvolgende jaargangen Haagse teams, met als basis een aantal ijzersterke 'imports' - Pat Adair, Carl Foster en Ron Naud zijn namen die alle bronnen vermelden - komen tot opmerkelijke prestaties. Zo speelt HIJS Hokij in het seizoen 1962-1963 in totaal 33 wedstrijden - in Den Haag en on tour in Europa - en wint ze allemaal.

Lees ook: Koninklijke Korfbal Bond: 75-jarig Jubileum

Begin jaren '60 krijgen Amsterdam (1961), Deventer (1962) en Tilburg (1964) een nieuwe openlucht ijsbaan. Met de Hokij staat aan het begin van het seizoen 1964-1965 de teller van het aantal ijsbanen op vier. Vijf clubs doen mee aan de eerste Nederlandse competitie in veertien jaar. Naast HIJS Hokij, het Amsterdamse Amstel Tijgers, IJHC Deventer en Tilburg Trappers ook IJHC Rotterdam. De Rotterdammers beschikken niet over een eigen kunstijsbaan en spelen hun thuisduels in Amsterdam.

HIJS Hokij is en blijft verreweg het sterkste team. Met een doelsaldo van 125 treffers voor en zes tegen, winnen de Hagenaars alle acht wedstrijden in de dubbele competitie. Naast de eerder genoemde Pat Adair en Carl Foster maken Haagse vedetten als Arie Klein, Wil Ooms, Rudi Bakker, Cyriel van Dijk, Joop Manuel en Wil van Dommelen deel uit van dat kampioensteam. Ook in de vier seizoenen daarna blijft HIJS Hokij superieur. Met vijf opeenvolgende kampioenschappen vestigt de club uit de residentie de eerste Nederlandse ijshockeydynastie. HYS HOKY bleef Nederlands kampioen tot 1969.

IJshockeybolwerk Brabant (1970-1976)

Het aantal ijsbanen in Nederland blijft in de loop van de jaren '60 gestaag groeien. In Den Bosch (1966), Heerenveen (1967), Geleen (1968) en Nijmegen (1968), Groningen (1969), Eindhoven (1969), Tilburg (1969) en Utrecht (1969) worden overdekte ijsbanen gebouwd. SIJ Den Bosch komt al direct in het seizoen 1966-1967 uit op het hoogste niveau. Het is deze nieuweling die drie jaar na zijn debuut de Haagse ban breekt. In het Bossche kampioensteam van het seizoen 1969-1970 spelen acht Canadezen, waaronder Bob Boyle, Bob Jastremski en speler/coach Eddy Gosselin. Wil van Dommelen was uit Den Haag gekomen, en ook Bosschenaren als Joop van Gurp en Tonnie de Groot stonden hun mannetje.

De Brabantse derby's tussen Den Bosch en Tilburg zijn in die jaren zo enerverend en er komt zoveel publiek af, dat de besturen van beide clubs besluiten om ook om een Coupe Brabant te gaan spelen. Vanaf het seizoen 1669-1970 is drie keer om deze beker gespeeld. De eerste keer met alleen de beide initiatiefnemers: SIJ Den Bosch wint. De tweede keer zijn ook Geleense Smoke Eaters en HIJS van de partij, maar de beker blijft in Den Bosch. Tijdens de derde en laatste editie bedanken de Hagenaars voor de eer. Het zijn de Limburgers die de Brabantse beker voor goed mee naar huis nemen.

Het seizoen 1969-1970 debuteert het Geleense Smoke Eaters ook in de reguliere competitie. In het team spelen onder meer zeven Canadezen van de Allied Forces Central Europe - kortweg de Afcent - in Brunssum. Het seizoen daarop doen de Limburgers echter 'buiten mededinging' mee. Ze spelen met meer buitenlanders dan is toegestaan. Het team behaalt net zoveel punten als Tilburg en als reguliere deelnemer zouden de Smoke Eaters het seizoen 1970-1971 door het onderlinge resultaat als eerste zijn geëindigd. In plaats daarvan kan Tilburg Trappers een greep naar de macht doen, om die vervolgens zes jaar niet meer af te staan.

Vijf keer winnen de Trappers de titel op het ijs. Dat geldt ook voor de eerste in deze reeks - het was immers vooraf bekend onder welke voorwaarden Geleen meedeed. Het kampioenschap van 1973-1974 komt echter - net als dat van 1946-1947 - vanachter de bestuurstafel tot stand. Dat seizoen eindigt Raak IJshockey Den Haag met 17 punten op de eerste plaats, voor Tilburg dat 16 punten haalt. Na het seizoen blijkt echter dat van één van de 16 Nederlandse Canadezen in de Haagse selectie niet kan worden aangetoond dat hij ook daadwerkelijk over de Nederlandse nationaliteit beschikt. Om die reden wordt Tilburg Trappers alsnog tot kampioen uitgeroepen.

Door de kwesties rond de kampioenschappen van 1970-1971 en 1973-1974 moet echter niet uit het oog worden verloren dat Tilburg in die jaren over een fantastisch team beschikte. Namen als George Peternousek, Joe Simons, John MacDonald, Gerry Göbel, Huub van Dun, Hans Christiaans, Guus Bakker en Klaas van den Broek zullen in Tilburg niet gauw worden vergeten. In zes seizoenen winnen de Trappers 131 competitiewedstrijden, spelen er drie gelijk en verliezen slechts acht keer. Drie van die verliezen waren in het jaar van de RAAK-kwestie. Daarnaast waren er drie seizoenen met één verloren wedstrijd, één seizoen met twee verliezen en het seizoen 1974-1975: 32 wedstrijden zonder puntverlies!

Eind jaren '60, begin jaren '70 zijn tevens de hoogtijdagen van de Cup International, een competitie met teams uit België (Brussel en Luik), Duitsland (de Canadese legerteams uit Baden Baden, Lahr en Zweibrücken), Frankrijk (Charmonix en Grenoble) en Nederland (met aanvankelijk Den Bosch, HIJS Den Haag en Tilburg, maar later ook Geleen, RAAK Den Haag en Nijmegen). En ook daar zijn het de Brabanders die voor spektakel zorgen: SIJ Den Bosch wint de Cup International één keer (1967-1968), Tilburg Trappers vier keer (1968-1969, 1969-1970, 1970-1971 en 1972-1973).

Verdere Groei en Ontwikkeling (1970-heden)

Ondertussen zet de groei van het aantal ijsbanen en clubs door. In 1970 opent in Den Haag een tweede ijshockeyhal zijn deuren (De Uithof) en krijgt Rotterdam een ijsvloer in Ahoy. In hetzelfde jaar wordt naast Ahoy een openlucht ijsbaan neergelegd (later in 1977, krijgt de Maasstad een aparte overdekte ijsbaan). Ook in Assen (1972), Leiden (1975), Dordrecht (1976), Enschede (1978), Roosendaal (1978), Leeuwarden (1978), Harderwijk (1979), Valkenburg (1980) en Zoetermeer (1983) komen overdekte ijsbanen tot stand.

In 1971 was Nederland rijp voor de organisatie van het C-kampioenschap in eigen land, met Eindhoven als centrale post en wedstrijden in diverse steden. Sportief gezien ging het minder goed, met een voorlaatste plaats.

Twee jaar later, met Den Haag als middelpunt, bleek de Nederlandse ploeg beter bestand tegen de belangstelling en de extra druk. Een nieuwe lichting Nederlandse Canadezen eiste zijn plaats op, en coach Wayne Hunter zette zijn team volledig op een Canadese leest.

Het seizoen 1971-1972 debuteren clubs uit Heerenveen, Nijmegen en Utrecht op het hoogste niveau. Geleen is dan een reguliere deelnemer en voor de eerste keer doen ook drie Belgisch clubs mee aan de competitie: Olympia-Antwerp, Brussels IHSC en CPL Luik. Met zeven Nederlandse teams spelen de Belgen in een gemeenschappelijke competitie. Het volgende seizoen wordt een bekercompetitie geïntroduceerd: de Coupe Nationale Nederlanden. Vanaf dat moment beginnen de seizoenen steevast met deze bekercompetitie en doen de Belgische clubs alleen daar aan mee. De Antwerpenaren maken dat overigens niet mee, zij haken al na het debuutseizoen af. De twee andere Belgische club houden het langer vol: Luik tot 1976 en Brussel tot 1977. Tilburg Trappers wint de eerste vier edities van de bekercompetitie, hetgeen tevens vier keer 'de dubbel' betekent.

'Imports' en Nederlandse Canadezen

'Imports' - spelers uit het buitenland - waren al vanaf het prille begin een bekend verschijnsel. Voor de tweede wereldoorlog maakten Canadezen als Pete Griffin, Jack May en Paddy Boyd al een diepe indruk op de Amsterdamse fans. Bij het Haagse HIJS van de jaren '60 was Pat Adair de absolute publiekslieveling. Maar ook het tegengeluid - niet te veel van buiten halen, meer kansen voor de eigen spelers - is niet van vandaag of gisteren. Al bij de tweede jaargang van de Lippens Cup - in het seizoen 1937-1938 - was het aantal toegestane 'imports' beperkt tot twee. In 1964, bij aanvang van de 'moderne' tijd van de vaderlandse ijshockeygeschiedenis, zijn er aanvankelijk geen beperkingen. We zagen dat S.IJ. Den Bosch in het seizoen 1969-1970 met acht Canadezen de kampioenstitel wist te pakken. Ook zagen we dat Geleen beschikte over 'Afsent-Canadezen' (een begrip dat ook in officiële stukken van de NIJB uit die tijd is terug te vinden). Verder was een aantal Tsjechische vluchtelingen actief in de Nederlandse competitie, met name in Tilburg, maar ook in Geleen. Tot de bekendste behoren George Peternousek en de broers Wenzel en Jiri Tuma.

Vanaf het eind van de jaren '60 was al wel een beperking van het aantal 'buitenlandse profs en semi-profs' van kracht, maar die gold alleen voor spelers die speciaal naar Nederland waren gekomen om ijshockey te spelen. Rond dat laatste punt zijn in die jaren de nodige aanpassingen geweest. Achteraf is het niet altijd eenvoudig om de nuances van de regels terug te halen. (Hoe zat dat met de Tsjechen? En hoe met de 'Afsent-Canadezen'?) Feit is dat in 1970 voor de competitie het maximum aantal 'imports' drie is - een limiet die tot het eind van de jaren '90 overeind blijft - en dat tijdens wedstrijden om de Cup International er zes mogen spelen. De clubs zijn echter inventief en ontdekken de Nederlandse Canadees. Soms geboren in Nederland, meestal in Canada, zijn het deze emigrantenzonen die vanaf de jaren '70 een belangrijke stempel op het Nederlands ijshockey gaan drukken. Het was Tilburg dat met het aantrekken van Henk Brand de primeur had en ook mannen als Brian de Bruyn en Jack de Heer begonnen daar hun Nederlandse carrière. Het Raak-team dat in het seizoen 1973-1974 de hegemonie van Tilburg doet wankelen, beschikte over 16 spelers met een dubbel paspoort: Harry van Bilsen, Dick de Cloe, Dick Jellema en Larry van Wieren zijn zo de bekendste namen.

Zeven Keer Heerenveen (1977-1983)

Na zes seizoenen Tilburg Trappers dat de klok sloeg, vindt in het seizoen 1976-1977 een wisseling van de wacht plaats. Feenstra Verwarming Heerenveen heet zowel de nieuwe bekerwinnaar als de nieuwe landskampioen. Dat laatste bevalt de Friezen zo goed dat ze besluiten die titel ook maar meteen zes keer te prolongeren. Met zeven kampioenstitels op rij stichten de Feenstra Flyers - zoals ze vanaf 1978 gaan heten - de tot nu toe langst durende dynastie in de Nederlandse ijshockeygeschiedenis. Gedurende de zeven kampioensjaren dulden de Flyers slechts één keer een andere bekerwinnaar. De Bisschop Amsterdam wint in het seizoen 1979-1980 de Coupe Nationale Nederlanden.

Net als Raak een aantal jaren daarvoor, bestond het Friese team uit een groot aantal Nederlandse Canadezen: Brian de Bruyn, Frank van Soldt, Jack de Heer, Leo Koopmans, Mike Kouwenhoven, Ted Lenssen, speler/coach Larry van Wieren en anderen, en één Nederlands Amerikaan: Jan Janssen. Samen met uitstekende 'imports' zoals de verdedigers Gordon MacDonald, Mike Powers en Robin Sadler, vormden zij de basis van een team dat, met name wanneer het erop aan kwam, jarenlang schier onoverwinnelijk was.

Seizoen 1976-1977 is het nog zo dat het team dat aan het einde van de competitie bovenaan staat, kampioen van Nederland is. De bekercompetitie kent een zelfde opzet. Tilburg is regerend kampioen en was met name de twee voorafgaande jaren ongenaakbaar. Zowel de beker als het kampioenschap is dan ook vooral een strijd tussen Tilburg en Heerenveen. In de onderlinge bekerduels winnen de Friezen thuis met 6-4, uit in Tilburg wordt het 5-5. Het enige andere punt dat ze laten liggen, is tegen Amsterdam (5-5). Tilburg levert zowel bij Nijmegen (3-3) als Den Haag (5-5) een punt in. Het gevolg is dat Feenstra Verwarming Heerenveen met een voorsprong van drie punten de beker wint.

In de onderlinge duels voor het kampioenschap houden de beide rivalen elkaar in evenwicht. In alle vier de wedstrijden van de (dubbele) competitie wint de thuisclub. De uitslagen, 10-0 en 7-1 in Tilburg en 6-4 en 7-3 in Heerenveen, geven aan dat de Trappers zeker niet van plan zijn zich zonder slag of stoot te laten onttronen. Feenstra lijdt verder alleen verliezen tegen Den Haag en Groningen en komt in 24 wedstrijden tot 38 punten (19 wedstrijden gewonnen en vijf verloren). Omdat Tilburg het tegen de anderen minder goed doet en op 34 punten blijft steken, gaat de kampioenstitel voor de eerste keer naar Friesland. Jack de Heer, dat seizoen van Tilburg naar Heerenveen gekomen, eindigde met 56 doelpunten en 76 assists in 38 wedstrijden bovenaan de topscorerslijst.

Tilburg Trappers in Duitsland

Tilburg Trappers bevestigde zijn dominantie op het derde niveau in Duitsland door in zijn derde jaar van deelname voor de derde keer kampioen te worden. Trappers eindigde bovenaan in het reguliere seizoen en rekende in de play-offs af met verschillende teams. De deur voor Tilburg Trappers richting de DEL2 bleef helaas gesloten.

Individuele Prestaties en Erkenning

Naast de team successen zijn er ook individuele prestaties die de geschiedenis van het ijshockey in Tilburg hebben gekenmerkt. Een speler die hierin een belangrijke rol speelt is Ian Meierdres. Met drie landstitels, vijf nationale bekers, vijf Ron Bertelingschalen, drie Oberliga kampioenschappen en uitverkiezingen tot beste keeper in de eredivisie en Oberliga, heeft hij een indrukwekkende erelijst opgebouwd. Volgens voormalig captain Ivy van den Heuvel behoort Ian Meierdres tot de allergrootsten uit de Trappers geschiedenis.

WK Division IIA in Tilburg 2018

Een recent hoogtepunt in de Tilburgse ijshockeygeschiedenis is het WK Division IIA in 2018, dat in Tilburg werd gehouden. Het Nederlands team maakte de degradatie van 2017 in Belfast goed met een overtuigende winst. Oranje won zijn vijf wedstrijden met een doelsaldo van 42 voor en vijf tegen. Ivy van den Heuvel was de topscorer van het toernooi en werd uitgeroepen tot beste aanvaller, terwijl Giovanni Vogelaars de prijs voor de beste verdediger ontving.

De Huidige Status van IJshockey in Nederland

Sinds het seizoen 2007/2008 worden vrijwel alle competities op landelijk niveau georganiseerd. Op seniorenniveau zijn dat de Eredivisie, Eerste Divisie, Tweede Divisie en Derde Divisie. De junioren zijn verdeeld in een 5-tal leeftijdscategorieën. De Nederlandse (senioren) vrouwen spelen voornamelijk in de recreanten competities en in juniorenteams.

Mondiaal neemt Nederland een plaats in de middenmoot in, zowel bij de mannen als bij de vrouwen. De mannenploeg is sinds 1990 een min of meer 'vaste waarde' in de Division I.

Heerenveen: Een Schaats- en IJshockeybolwerk

Heerenveen, bekend als het schaatshart van Nederland, heeft ook een rijke en boeiende geschiedenis in de ijshockeysport. Van de vroege pioniersjaren tot de dominantie van de Feenstra Flyers, Heerenveen heeft een belangrijke stempel gedrukt op het Nederlandse ijshockey.

In de jaren zestig ontstond het idee om in Heerenveen een kunstijsbaan aan te leggen. De stichting Noord Nederlandse Kunstijsbaan werd in het leven geroepen met als doel de realisatie van een 400-meter kunstijsbaan en een hal voor ijshockey en kunstrijden. Op 14 oktober 1967 werd IJsstadion Thialf officieel geopend door Prinses Christina. Dit was het eerste jaar dat er wedstrijden op kunstijs werden verreden in Thialf. In die tijd was alleen de ijshockeyhal overdekt.

In 1967 startten de gebroeders Frans en Freek Bijlsma de ijshockeyclub Flyers, waarmee de lange ijshockeygeschiedenis van Heerenveen begon. Op 4 november 1967 speelde IJshockeyclub Thialf zijn eerste wedstrijd tegen Amsterdam.

In het seizoen 1971-1972 debuteerde Heerenveen op het hoogste niveau van het Nederlandse ijshockey. Dit markeerde het begin van een periode waarin Heerenveen een steeds belangrijkere rol zou gaan spelen in de nationale competitie.

Na de periode van de Feenstra Flyers bleef Heerenveen een belangrijke speler in het Nederlandse ijshockey. De club kende verschillende naamsveranderingen en successen, waaronder het winnen van de Beker van Nederland in 2002 (als Formido Flyers), 2016 en 2019 (als UNIS Flyers), en het behalen van het landskampioenschap in 2009 en 2018 (ook als UNIS Flyers).

Thialf is meer dan een ijsstadion; het is een icoon in de Nederlandse sportwereld. Naast de successen in het langebaanschaatsen heeft ook het ijshockey in Heerenveen geprofiteerd van de aanwezigheid van dit stadion. De club heeft haar thuisbasis in de ijshockeyhal van Thialf, waar vele memorabele wedstrijden zijn gespeeld.

In de zomer van 2004 heeft de ijshockeyhal een grondige renovatie ondergaan, waarbij een nieuwe koelinstallatie en betonvloer werden aangelegd. In 2015 werd het startschot gegeven voor een grootschalige vernieuwbouw van Thialf, waarbij ook het ijshockeygedeelte werd aangepakt.

Larry van Wieren, een belangrijke figuur in de geschiedenis van het Nederlandse ijshockey, speelde in de jaren '70 voor Den Haag, Utrecht en Heerenveen. Hij werd in 2024 toegevoegd aan de Hockey Hall of Fame van IJshockey Nederland. Van Wieren speelde met het Nederlands team op de Olympische Spelen van Lake Placid in 1980.

tags: #Nederlandse #ijshockey #competitie #geschiedenis