Leen de Jong KNVB Biografie: Een Overzicht van Ajax's Historie en Invloeden

De rijke geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en het Nederlandse voetbal in het algemeen, is onlosmakelijk verbonden met de opkomst en ontwikkeling van clubs als Ajax. Dit artikel duikt in de vroege jaren van Ajax, de invloeden die de club vormden, en de impact van zowel binnen- als buitenlandse factoren op de voetbalcultuur in Nederland.

De Vroege Jaren van Ajax: Een Amsterdamse Droom

Het idee voor de oprichting van Ajax ontstond in het Willemspark, net buiten Amsterdam. Daar kwamen vrienden Carl Bruno Reeser, Floris Stempel en de broers Han en Johan Dade samen om te voetballen en te ontspannen. In 1894 besloten zij om de voetbalclub 'Union' op te richten, die later werd omgedoopt tot 'Footh-Ball Club Ajax' (met een bewuste spelfout). Voetbal was in die tijd, overgewaaid uit Engeland, razend populair en rond de eeuwwisseling werden overal in Nederland verenigingen opgericht.

Om de groeiende populariteit van het voetbal in goede banen te leiden, stelde de Amsterdamse voetbalbond strikte regels op. De groep vrienden achter Ajax moest even terug naar de tekentafel, omdat ze nog niet aan deze regels konden voldoen. Maar op 18 maart 1900 waren de papieren in orde en was de Football Club Ajax officieel een feit. Dit gebeurde tijdens een vergadering in Café Oost-Indië in de Kalverstraat, vlakbij de Dam, waar de broers Dade aanwezig waren.

De Eerste Successen en de Zoektocht naar Topniveau

In het seizoen 1907/1908 won Ajax de eerste echte prijs in de clubgeschiedenis: het Gouden Kruis, een toernooi voor de acht sterkste clubs van Amsterdam. Echter, promotie naar de 2e klasse bleef vooralsnog uit. Rond 1910 besloot het bestuur dat een Britse trainer nodig was om de top te bereiken. In Engeland werd al veel langer gevoetbald en het niveau lag er hoger. De Ier John Kirwan werd aangesteld als trainer en werd daarmee de eerste betaalde trainer in Nederland. Kirwan had een verleden als international en als trainer van Tottenham Hotspur.

In de zomer van 1915 werd Jack Kirwan opgevolgd door Jack Reynolds, een oud-speler van West Bromwich Albion en Aston Villa. Met uitstapjes naar AFC en Blauw-Wit was Jack Reynolds in totaal 29 jaar de langst werkende trainer van Ajax. Pas in 1947 nam de club afscheid van hem als hoofdtrainer. Reynolds liet Ajax op een moderne wijze voetballen, met overleg en zorgvuldige passing, waardoor vooral de bal het werk opknapte. Dit was een opvallende speelwijze voor iemand met ervaring in het 'Kick en Rush'-voetbal. Onder zijn leiding transformeerde de club van een modale club tot een sterke ploeg die een vaste waarde werd op het hoogste niveau.

Lees ook: Teams en talenten in het Nederlandse waterpolo

De Jaren van Glorie: Bekerwinst en Landskampioenschappen

In het bekerseizoen 1916/1917 trof Ajax in de finale VSV uit Velsen. In het Nederlandsch Sportpark te Amsterdam werd het een overtuigende 5-0 overwinning. Daarmee zette de club voor het eerst de Beker in de vitrine. In datzelfde jaar promoveerde Ajax naar de 1e klasse. De selectie was op stoom, want in het eerste jaar in de hoogste klasse, in 1917/1918, werd direct het eerste landskampioenschap behaald. In Tilburg werd Willem II voor zevenduizend toeschouwers verslagen door doelpunten van Brokmann (1x) en van Dort (2x).

In 1918/1919 werd Ajax zelfs ongeslagen kampioen van Nederland. De sterspelers van deze ploeg waren onder andere Henk Hordijk, Theo Brokmann en Jan de Natris. De Natris was de beste speler van Ajax op dat moment, maar ook een eigenzinnig man. In dat seizoen had hij een belangrijke bijdrage aan de eerste plaats van Ajax, maar toen de kampioenswedstrijd gespeeld moest worden, miste hij de trein.

Transfers en Controverses in de Jaren '20

Vlak voor het begin van de competitie 1926/1927 trok Ajax de broers Henk en Wim Anderiesen, Dolf van Kol en Henk Twelker van 't Gooi aan. Dit zette kwaad bloed bij de Hilversummers, die dit als een overval ervoeren en protest aantekenden bij de NVB in Zeist. De bond, geschrokken van deze actie van Ajax, gelastte nog datzelfde jaar een overschrijvingstermijn van zes weken om zo een spelersvlucht op het laatste moment in te dammen. Een op revanche beluste selectie van 't Gooi behaalde dat seizoen een 1-2 uitoverwinning op Ajax met de vier oud-leden van 't Gooi.

De Jaren '30: Titels en een Nieuw Stadion

In de nacompetitie van het seizoen 1930/1931, met vier 1e klasse kampioenen om de landstitel, had Ajax nog één wedstrijd te spelen. Het was een uitwedstrijd tegen PSV en het werd een daverende 2-5 overwinning. De directe concurrent Feyenoord had nog drie wedstrijden voor de boeg en kon Ajax ruim passeren, maar verloor verrassend genoeg twee keer. Zo werd in het seizoen 1930/1931 de eerste landstitel in twaalf jaar behaald.

Tot 1934 voetbalde Ajax in een houten stadion bij het huidige Christiaan Huygensplein. Maar door de sportieve successen in de zogenaamde 'Gouden Eeuw' van de jaren '30, met bijna vier landstitels op rij, nam het aantal toeschouwers verder toe. De kosten voor het onderhoud van de houten tribunes werden echter een zware last. Ondanks de crisisjaren in Nederland met armoede en werkloosheid, wilde Ajax verhuizen, maar het bestuur moest op de kleintjes letten. Uiteindelijk werd honderd meter verderop aan de Middenweg hofstede Voorland opgekocht en gesloopt. Het nieuwe stadion, dat niet meer dan 300.000 gulden mocht kosten en waaraan zelfs de spelers meebetaalden, zou verrijzen in Amsterdam Oost, in Tuindorp Watergraafsmeer, recht tegenover het Betondorp. De omgeving waar Johan Cruijff later werd geboren. Bestuurslid Daan Roodenburgh, architect, ontwierp stadion 'de Meer' als een huis in een tuin. De boomrijke omgeving, zoals de oprijlaan van de Voorhoeve, werd gespaard. De officiële oplevering werd in 1934 feestelijk gevierd.

Lees ook: Maatschappelijke betrokkenheid in het amateurvoetbal: een onderzoek.

Vervolgens behaalde Ajax de landskampioenschappen tot en met het seizoen 1938/1939. In de laatste fase van het voetbaljaar 1936/1937 werd er eindelijk weer eens tegen het Rotterdamse Feyenoord gestreden, wat altijd garant stond voor veel krantenartikelen en emotionele duels. Op zondag 23 mei, in de voorlaatste ronde om de Nederlandse titel, was het Olympisch Stadion met 25.000 toeschouwers redelijk gevuld. Met doelpunten van v. Reenen en Stam werd het zesde landskampioenschap behaald.

Vlak voor de 2e Wereldoorlog, terwijl het fascisme via de NSB'ers in Nederland al bezig was met kwalijke acties, ging het voetbal gewoon door. In de eerste klasse West wist Ajax in de periode 1938/1939 rivaal Feyenoord voor te blijven en ging het opnieuw op voor het landskampioenschap. Nadat stadgenoot DWS een paar punten liet liggen, beslisten de Rood-Witten in de allerlaatste wedstrijd op 25 juni tegen Eindhoven de eindstrijd met een 3-0 overwinning. Het was de zevende titel in de historie.

Jan de Natris: Rebel en Vernieuwer

Jan de Natris, geboren op 13 november 1895, was in vele opzichten een markant persoon. Hij kwam uit een Amsterdams arbeidersmilieu en werd daar "Jen" genoemd. Over het algemeen kwamen de meeste Nederlandse topvoetballers in de beginjaren uit de "betere kringen". Hij begon zijn carrière bij Swift en kwam via Blauw Wit in 1914 bij Ajax terecht. Daar moest hij drie jaar wachten voordat hij een plaats in het eerste elftal kreeg. De Natris was uniek en tweebenig. Met zijn snelle rushes langs de zijlijn en passeerbewegingen was hij een zeer moeilijke tegenstander. Maar het meest opmerkelijk in de keurige vooroorlogse voetbalwereld was zijn onnavolgbare karakter. In zijn eerste seizoen in het eerste van Ajax had hij al een belangrijke bijdrage in het bereiken van de kampioenswedstrijd. Maar op de dag dat de Amsterdammers hun eerste landstitel zouden halen, miste hij de trein naar Tilburg en keerde terug naar huis, wat hem op een boete van tien cent kwam te staan. Het jaar daarop miste hij opnieuw de kampioenswedstrijd vanwege een schorsing.

Jan debuteerde in het Nederlands elftal in 1920 in een vriendschappelijk duel tegen Denemarken en scoorde meteen. Hij maakte vervolgens deel uit van de ploeg op de Olympische Spelen in Antwerpen. Het Oranje elftal zou daar brons winnen, maar ook dit maakte De Natris niet mee. Uit protest tegen de Bondsbestuurders verdwenen De Natris en nog een paar andere spelers tot diep in de nacht in de binnenstad van Antwerpen. Toen de keurige bondsofficials daar lucht van kregen was de maat vol. Aanvankelijk werden De Natris en drie anderen geschorst, maar het team verklaarde zich met hen solidair. Een jaar later zorgde hij opnieuw voor opschudding door, als eerste in Nederland, te pleiten voor de invoering van betaald voetbal.

Na een onderbreking van één seizoen bij De Spartaan en vervolgens één seizoen bij Blauw Wit speelde de Natris tot 1925 voor Ajax. De dag voor aanvang van dat nieuwe seizoen verraste Jan iedereen door naar Vitesse te vertrekken. In deze tijd speelde hij zijn 23e en laatste interland, opnieuw tegen Denemarken. Daarna volgde toch nog een seizoen bij Ajax, waarna hij in 1929 zijn carrière beëindigde. Jan de Natris was niet alleen rebels, maar ook een constructief meedenker. Zo was hij medeoprichter van de Nederlandse Beroeps Voetbal Bond. Na interne conflicten besloot Jan zich hier uit terug te trekken, maar de teerling was geworpen en deze alternatieve 'wilde' bond werd op 3 januari 1954 officieel.

Lees ook: KNVB-overschrijvingen: Een complete gids

De Tweede Wereldoorlog: Noodcompetities en Duitse Bezetting

De jaren veertig waren zeker voor Ajax een diep trieste periode. Desondanks werd er door de KNVB een noodcompetitie opgezet onder druk van de bezetter. De Duitsers vonden dat het leven er zo 'gewoon' mogelijk uit moest zien en daar hoorde ook voetbal bij. Door mobilisatie, het onderduiken en tewerkstelling in Duitsland van jonge mannen konden de clubs niet altijd over alle spelers beschikken. Ook het vervoer bij uitwedstrijden was niet altijd mogelijk. Toch is er tot het aanbreken van de hongerwinter 1944 ruim vier jaar redelijk ongestoord gesport. De Duitse bezetter controleerde door razzia's ook bij sportwedstrijden. Hoe vreemd ook, maar de Nederlandse sport kende tijdens de Tweede Wereldoorlog een forse bloei.

Op 15 september werd het joden op last van Höhere SS- und Polizeiführer Rauter verboden om nog langer sportinrichtingen te betreden. Joden mochten wel lid van hun vereniging blijven, maar doordat het hen in feite onmogelijk werd gemaakt nog langer aan sport te doen, zegden velen hun lidmaatschap op. Het is onduidelijk hoe Ajax aan zijn joodse bijnaam komt. In verhouding met andere verenigingen is het aantal joodse leden niet groter. Wel zijn veel aanhangers afkomstig uit de middenstand van Amsterdam-Oost en de binnenstad. In deze stadsdelen bevonden zich relatief veel joden.

Jack Reynolds: Krijgsgevangene en Legende

Jack Reynolds, die toen nog steeds trainer was, bleef coach tot het uitbreken van de 2e Wereldoorlog en verdiende daarnaast de kost met een sigarenzaak. Op 14 juni 1940 wisten de Duitsers hem te vinden en interneerden hem in kamp Schoorl en deporteerden hem naar een krijgsgevangenkamp in Tost in Silezië, het huidige Polen. Na afloop van de oorlog keerde Jack Reynolds terug naar Amsterdam, waar hij het eerste elftal van Ajax nog twee seizoenen leidde. Op 13 juni 1948 wordt er een benefietwedstrijd georganiseerd, bij het afscheid van deze aimabele Engelsman, tussen Ajax en een gelegenheidselftal.

De Invloed van het Koloniale Verleden

Naar sport in koloniaal perspectief is in Nederland in tegenstelling tot Engeland en Australië nog maar sporadisch onderzoek gedaan. Sport verzachtte als een soort smeerolie de politieke en sociale effecten van de koloniale overheersing. Met name bij de zonen van inheemse elites en jonge mannen met aspiraties om op te klimmen werd sport een onderdeel van hun streven om zo Engels mogelijk te worden en de koloniale bovenlaag te naderen. Ook in de internationale sportgeschiedenis leidde dat tot publicaties die deze onderwerpen thematiseerden en sport meer vanuit het licht van de wederkerigheid tussen moederland en koloniën gingen analyseren.

Vergeleken met ‘het Surinaams legioen’ (de voetballers van Surinaamse afkomst in het Nederlandse betaald voetbal) en uit Zuid-Afrika afkomstige voetballers als Steve Mokone en Darius Dhlomo weten we weinig over het Antilliaanse voetbal. Toch bestond op de Antillen in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw al een levendige voetbalcultuur. Bij de viering van het vijfentwintigjarig bestaan van de Curaçaose Voetbalbond (CVB) in 1946 schreef de krant zelfs ‘dat het een van de goede dingen is die wij van het moederland hebben overgenomen’.

De Nederlandse Fraters van Tilburg waren belangrijk voor de verspreiding van het voetbal. Om de leerlingen ook buiten schooltijd iets omhanden te geven gingen de fraters vrijetijdsbesteding organiseren. Sport, met name voetbal, werd disciplinerend en vormend geacht en kostte bovendien weinig. De twee bekendste clubs waren Jong Holland en Sithoc.

tags: #leen #de #jong #knvb #biografie