Zaalvoetbalregels: Een Gedetailleerde Uitleg

Zaalvoetbal is een dynamische en snelle sport die in een zaal wordt gespeeld. Om een goed begrip van het spel te krijgen, is het essentieel om de regels te kennen. Dit artikel biedt een uitgebreid overzicht van de zaalvoetbalregels, gebaseerd op de officiële spelregels.

Artikel 1: Het Speelveld

Het speelveld is een rechthoekige ruimte met specifieke afmetingen en markeringen.

  1. Afbakening: Het speelveld moet een rechthoek zijn met een lengte van 38 meter en een breedte van 20 meter. De grenzen van het speelveld worden gemarkeerd door duidelijke lijnen van 5 cm breed. De lange lijnen worden zijlijnen genoemd, terwijl de korte lijnen doellijnen worden genoemd. De lijnen zijn bij voorkeur zwart, grijs of groen, afhankelijk van de vloerkleur. De benodigde lijnen voor het strafschopgebied kunnen worden aangebracht met tape.

  2. Middenlijn en Middelpunt: Het speelveld wordt in twee gelijke helften verdeeld door een lijn die evenwijdig loopt aan de doellijnen en zich op gelijke afstand van beide doellijnen bevindt. Deze lijn wordt de middenlijn genoemd. Het middelpunt van het speelveld is duidelijk aangegeven op het midden van de middenlijn. Rondom dit middelpunt is een cirkel getrokken met een straal van 3 meter.

  3. Doelgebied: Op elke helft van het speelveld bevindt zich een doelgebied. Dit gebied wordt begrensd door een lijn van 3 meter lang, die evenwijdig loopt aan de doellijn en zich op een afstand van 6 meter van het midden van het doel bevindt. De uiteinden van deze lijn worden verbonden met de doellijn door kwartcirkels.

    Lees ook: Creatieve Voetbal Kleurplaten

  4. Strafschopgebied: Het strafschopgebied wordt begrensd door een lijn die evenwijdig loopt aan de doellijn en zich op een afstand van 10 meter van de doellijn bevindt. Deze lijn verbindt beide zijlijnen. Binnen het strafschopgebied bevindt zich het strafschoppunt, dat op 7 meter van het midden van het doel ligt en wordt gemarkeerd door een lijn van 1 meter.

  5. Vrije Schoplijn (Stippellijn): Op elke helft van het speelveld bevindt zich een onderbroken lijn, de vrije schoplijn (ook wel stippellijn genoemd). Deze lijn loopt evenwijdig aan en op een afstand van 3 meter van de lijnen die de voorste begrenzing van de doelgebieden vormen. De lijnen eindigen op de zijlijnen.

  6. Doel: Op het midden van elke doellijn staat een doel. De doelen zijn 3 meter breed (gemeten aan de binnenkant van de palen) en 2 meter hoog. De doelpalen zijn verbonden door een dwarslat. Doelpalen en doellat hebben een doorsnede van 8 cm. De doelen moeten voorzien zijn van een net met een diepte van minimaal 1 meter. De achterzijden van de doelpalen moeten samenvallen met de buitenzijden van de doellijnen. De kleur van het doel dient wit of rood-wit geblokt te zijn.

  7. Doelvlak: Het doelvlak is het vlak dat wordt begrensd door de achterkant van de doelpalen, de doellat en de doellijn.

  8. Materiaal: Indien er geen EHBO-kamer of goedgekeurde verbandtrommel aanwezig is in de sporthal, dient de organiserende afdeling bij wedstrijden voor de aanwezigheid van een verbandtrommel te zorgen.

    Lees ook: Ontdek de geschiedenis van Kleur Union

Artikel 2: De Bal

De bal waarmee in zaalvoetbal wordt gespeeld, heeft specifieke eigenschappen.

  1. Specificaties: De bal moet rond zijn en de buitenbekleding moet van leer of ander goedgekeurd materiaal zijn. Er mag geen materiaal zijn verwerkt in de samenstelling dat gevaar oplevert voor de spelers. Er wordt gespeeld met een plofbal nr. 4, met een omtrek van minimaal 61 cm en maximaal 63 cm. De bal mag niet te hard worden opgepompt en moet licht ingedrukt kunnen worden. Het gebruik van een suède bal, een normale bal of een semi-plofbal is niet toegestaan.

  2. Defecte Bal: Als de bal barst of leegloopt tijdens het spel, wordt de wedstrijd gestopt en hervat met een scheidsrechtersbal op de plaats waar de bal defect raakte. Als dit gebeurt tijdens een oponthoud (bijvoorbeeld bij een beginschop, doelworp, hoekschop, vrije schop of strafschop), wordt de wedstrijd hervat met een andere bruikbare bal, alsof de bal niet stuk was gegaan.

  3. Eigendom en Controle: De bal blijft eigendom van de vereniging, stichting of organisatie die hem ter beschikking heeft gesteld. Na afloop van de wedstrijd moet de bal aan de scheidsrechter worden gegeven. De scheidsrechter controleert voor aanvang van de wedstrijd en bij het gebruik van een andere bal of de bal aan de voorschriften voldoet.

Artikel 3: De Spelers (Inclusief de Coach)

De samenstelling en regels rondom de spelers en de coach zijn belangrijk voor het verloop van de wedstrijd.

Lees ook: Korfbal: Kleurkaarten Uitgelegd

  1. Team Samenstelling: Een team bestaat uit maximaal 5 spelers en maximaal 3 wisselspelers. Een wedstrijd moet beginnen met ten minste 4 spelers per team, waaronder een doelverdediger. Als een team tijdens de wedstrijd minder dan 4 spelers heeft, moet de wedstrijd worden gestaakt.

  2. Leiding: Elk team moet onder leiding staan van een coach en/of lijnrechter. De coach mag niet als speler aan de wedstrijd deelnemen en dient in het bezit te zijn van een geldige spelerskaart. Elk team dient zorg te dragen voor een lijnrechter.

  3. Wissels: Een speler mag op elk moment gewisseld worden met een wisselspeler op de daarvoor aangegeven plaats (maximaal een meter links respectievelijk rechts van het midden van de zijlijn op de eigen speelhelft). De wisselspeler mag worden ingezet zodra de te vervangen speler het speelveld heeft verlaten. Foutief wisselen wordt bestraft met een vrije schop op de plaats waar de wissel had moeten plaatsvinden. Bij herhaling van foutief wisselen door dezelfde partij krijgt de betrokken wisselspeler bovendien 2 minuten straftijd.

  4. Doelverdediger: De doelverdediger mag gedurende de hele wedstrijd vervangen worden, mits aan de voorwaarden is voldaan. De doelverdediger mag gedurende de wedstrijd slechts eenmaal vrijwillig vervangen worden, uitgezonderd bij straftijd of blessure van de doelverdediger. Een vervangen doelverdediger mag als wisselspeler aan de wedstrijd deelnemen.

  5. Aanvoerder: Een van de spelers moet als aanvoerder worden aangewezen en herkenbaar zijn aan het dragen van een band om de bovenarm, in een kleur die afwijkt van de kleur van het tenue.

  6. Spelersbank: Op de spelersbank mogen de coach, maximaal 3 wisselspelers en een verzorger plaatsnemen. De coach dient plaats te nemen aan de zijde van de tijdwaarnemer, tenzij er gestrafte spelers op de bank plaatsnemen, die tussen de coach en de tijdwaarnemer moeten zitten. Een verzorger moet herkenbaar zijn aan het materiaal dat hij bij zich heeft om zijn taak uit te voeren.

Artikel 4: De Uitrusting

De juiste uitrusting is essentieel voor de veiligheid en herkenbaarheid van de spelers.

  1. Standaard Uitrusting: De gebruikelijke uitrusting van de spelers bestaat uit een broek, shirt, kousen en schoeisel. Het schoeisel moet geschikt zijn voor het spelen in sportzalen. De doelverdediger moet kleding dragen die hem onderscheidt van de overige spelers en de scheidsrechter. Een speler mag niets dragen dat naar het oordeel van de scheidsrechter gevaar oplevert voor andere spelers.

  2. Overtredingen: Bij overtreding van deze regel moet de speler het speelveld verlaten om zijn uitrusting in orde te brengen. Hij mag pas terugkeren in het speelveld nadat hij zich bij de scheidsrechter heeft gemeld en de scheidsrechter heeft gecontroleerd of de uitrusting in orde is. De speler mag slechts in het speelveld komen op een moment dat de bal niet in het spel is.

  3. Tenue: De spelers zijn verplicht het tenue te dragen van de club waarvoor zij spelen. Als de kleuren van de tenues van twee teams te weinig verschillen, moet de eerstgenoemde partij in het programma een tenue in een andere kleur dragen.

Artikel 5: De Leiding van het Spel

De scheidsrechters zijn verantwoordelijk voor het handhaven van de regels en het eerlijk verloop van de wedstrijd.

  1. Aanstelling: De leiding van het spel berust bij twee scheidsrechters, waarvan één als hoofdscheidsrechter fungeert en de ander als assistent-scheidsrechter/tijdwaarnemer.

  2. Bevoegdheden: De scheidsrechters hebben de bevoegdheid om:

    • De regels te handhaven.
    • Beslissingen te nemen over feitelijke spelsituaties.
    • De tijd bij te houden.
    • Spelers te waarschuwen en te straffen.
    • De wedstrijd te onderbreken of te staken.
  3. Taken: De scheidsrechters hebben onder andere de volgende taken:

    • Controleren van de speelvelden en de uitrusting van de spelers.
    • Toezien op het correct uitvoeren van spelhervattingen.
    • Aangeven van overtredingen en het toekennen van straffen.
    • Communiceren met de assistent-scheidsrechter/tijdwaarnemer.

Artikel 6: De Speeltijd

De speeltijd in zaalvoetbal is verdeeld in twee helften, met een rustperiode daartussen.

  1. Duur: De competitiewedstrijden hebben een speeltijd van 2 x 22 minuten. De speeltijd wordt stilgezet bij onderbrekingen.

  2. Verlenging: In sommige gevallen kan er een verlenging worden gespeeld om een beslissing te forceren.

  3. Tijdwaarneming: De scheidsrechter is als tijdwaarnemer verantwoordelijk voor het eindsignaal (zoemer) na einde 1ste helft en einde wedstrijd.

Artikel 7: Hoe de Bal Gespeeld Mag Worden

Er zijn regels over hoe de bal gespeeld mag worden.

  1. Toegestane Manieren: Spelers mogen de bal met alle delen van hun lichaam spelen, behalve met de hand of arm. De doelverdediger mag de bal wel met de handen spelen binnen het eigen strafschopgebied.

  2. Verboden Handelingen: Het is niet toegestaan om de bal opzettelijk met de hand of arm te spelen. Het wegtrappen van de bal vanuit de hand is echter niet toegestaan.

Artikel 8: Begin van het Spel

De beginschop markeert het begin van de wedstrijd en de tweede helft.

  1. Procedure: De beginschop wordt genomen vanaf het middelpunt van het speelveld. Alle spelers moeten op hun eigen helft staan en de tegenspelers moeten minimaal 3 meter afstand houden tot de bal in voorwaartse richting is getrapt na het fluitsignaal van de scheidsrechter. De beginschop dient binnen 4 seconden na het fluitsignaal te worden genomen.

  2. Geldigheid: De bal is in het spel zodra deze door een andere speler is gespeeld of aangeraakt.

Artikel 9: De Bal in en Uit het Spel

De bal is uit het spel wanneer deze de doellijn of zijlijn volledig heeft gepasseerd.

  1. Uit het Spel: De bal is uit het spel wanneer deze geheel en al over de doellijn of zijlijn is gegaan.

  2. In het Spel: De bal is in het spel wanneer de scheidsrechter per ongeluk het spel onderbreekt, de scheidsrechter noodzakelijk het spel onderbreekt (blessure speler), overtredingen plaats vinden buiten het speelveld, een niet speler (coach, toeschouwer, etc.) beïnvloed de wedstrijd, of een andere bal beïnvloed de wedstrijd.

Artikel 10: Het Behalen van een Doelpunt

Een doelpunt wordt gescoord wanneer de bal de doellijn volledig passeert tussen de doelpalen en onder de doellat.

  1. Geldigheid: Een doelpunt kan worden gescoord vanuit het hele speelveld.

  2. Scheidsrechtersbal: Wanneer de bal in het spel is en de scheidsrechter per ongeluk het spel onderbreekt, de scheidsrechter noodzakelijk het spel onderbreekt (blessure speler), overtredingen plaats vinden buiten het speelveld, een niet speler (coach, toeschouwer, etc.) beïnvloed de wedstrijd, of een andere bal beïnvloed de wedstrijd, dan wordt er een scheidsrechterbal gegeven waarbij een speler van beide teams aanwezig mogen zijn. De bal dient eerst de grond te raken voordat die in het spel is.

Artikel 11: De Intrap

De intrap wordt toegekend wanneer de bal over de zijlijn is gegaan.

  1. Procedure: De intrap wordt genomen op het punt waar de bal de zijlijn heeft gepasseerd. De speler die de intrap neemt, moet beide voeten op of achter de zijlijn hebben. De tegenspelers moeten minimaal 3 meter afstand houden. De intrap moet binnen 4 seconden worden genomen.

  2. Regels: De bal mag niet door de speler die de intrap neemt nogmaals worden gespeeld, voordat deze door een andere speler is gespeeld of aangeraakt. Uit een intrap kan niet rechtstreeks worden gescoord. Een intrap die rechtstreeks in het eigen doel gaat, levert een hoekschop op voor de tegenstander.

Artikel 12: De Hoekschop

De hoekschop wordt toegekend wanneer de bal over de doellijn is gegaan en het laatst is aangeraakt door een speler van de verdedigende partij.

  1. Procedure: De hoekschop wordt genomen vanaf het hoekschoppunt aan de kant waar de bal over de doellijn is gegaan. De tegenspelers moeten minimaal 5 meter afstand houden van het hoekschoppunt totdat de hoekschop is genomen. De hoekschop moet binnen 4 seconden worden genomen.

  2. Regels: De bal moet stilstaan op het hoekschoppunt. De speler die de hoekschop neemt, mag de bal niet nogmaals spelen voordat een andere speler de bal heeft gespeeld of aangeraakt. Uit een hoekschop kan rechtstreeks worden gescoord.

    tags: #kleur #lijnen #zaalvoetbal #regels