Honkbal en softbal zijn in Nederland bekende sporten, vaak beoefend op school. Het zijn tactische, strategische sporten met weinig contact. Conditie en krachttraining worden belangrijker naarmate het niveau stijgt. Nederland is al decennialang een van de beste honkballanden van Europa, met Italië als grootste concurrent. Mondiaal behoort Nederland tot de top tien, samen met landen als Amerika, Japan, Cuba, Taiwan en Korea. In 2011 brak Nederland mondiaal door toen ze wereldkampioen werden. Met vierde plekken tijdens de World Baseball Classics in 2013 en 2017 heeft Nederland laten zien definitief tot de mondiale top te behoren.
Honkbal versus Baseball
Er is geen verschil tussen honkbal en baseball; "baseball" is simpelweg de Amerikaanse term voor honkbal.
Wat is het verschil tussen honkbal en softbal?
Veel mensen denken dat honkbal en softbal hetzelfde zijn, maar er zijn belangrijke verschillen. Bij softbal zijn de afstanden van het speelveld, de grootte en het gewicht van de bal anders dan bij honkbal. Een opvallend verschil is dat bij honkbal de werper de bal bovenhands gooit, terwijl dit bij softbal onderhands gebeurt. De overige spelregels zijn in grote lijnen hetzelfde, behalve het loslaten van een honk: bij softbal mag dit pas als de pitcher de bal aangooit, terwijl dat bij honkbal altijd mag.
Softbal: Meer dan een Vrouwensport
Hoewel softbal vaak als een vrouwensport wordt gezien, zijn er zowel dames- als herencompetities. Honkbal wordt traditioneel meer door mannen gespeeld, maar steeds vaker kiezen vrouwen ervoor om te gaan honkballen.
Verschillen in Detail: 15 Opvallende Punten
Dit artikel belicht 15 opvallende verschillen tussen honkbal en softbal, van veldafmetingen tot werptechnieken en spelregels.
Lees ook: Het leven van Harry Kruyssen
- De Manier van Werpen: Bovenhands versus OnderhandsEen van de meest opvallende verschillen is de manier waarop de bal wordt geworpen. Bij honkbal gooit de pitcher de bal bovenhands, terwijl bij softbal de bal onderhands wordt geworpen.
- Formaat van de Bal: Groter en Zwaarder bij SoftbalEen softbal heeft een diameter van ongeveer 9 centimeter en weegt tussen de 180 en 200 gram. Een honkbal heeft een omtrek van ongeveer 7 centimeter en weegt ongeveer 145 gram. De softbal is dus groter en zwaarder.
- Snelheid van de Bal: Hoger bij HonkbalOndanks het grotere formaat van de softbal, zijn de snelheden bij honkbal over het algemeen hoger. Bij honkbal kunnen snelheden tot 160 kilometer per uur worden bereikt, terwijl bij softbal de snelheden oplopen tot ongeveer 110 kilometer per uur.
- Afmetingen van het Veld: Kleiner bij SoftbalHet speelveld bij softbal is kleiner dan bij honkbal. De afstand tussen de honken en de afstand tot het buitenveldhek zijn korter bij softbal.
- Afstand tussen de Honken: Korter bij SoftbalDe afstand tussen de honken is bij softbal gemiddeld 18,30 meter, terwijl dit bij honkbal 27,50 meter is.
- Materiaal van de Knuppel: Hout versus AluminiumBij honkbal wordt traditioneel met een houten knuppel geslagen, hoewel in sommige competities aluminium knuppels zijn toegestaan. Bij softbal wordt meestal met een aluminium knuppel geslagen. In Europa wordt bij honkbal ook vaak met aluminium knuppels geslagen.
- Loslaten van een Honk: Verschillende RegelsBij honkbal mag een honkloper op elk moment een honk proberen te stelen, terwijl bij softbal dit pas mag als de pitcher de bal heeft losgelaten.
- De Slagzone: Een Omstreden OnderwerpDe slagzone is een denkbeeldige rechthoek boven de thuisplaat, tussen de knieën en de schouders van de slagman. De beoordeling van de slagzone kan subjectief zijn en is vaak een bron van discussie. Niets is voor pitchers en slagmensen zo frustrerend als een inconsequente slagzone.
- Duur van de Wedstrijd: Korter bij SoftbalEen softbalwedstrijd duurt vaak korter dan een honkbalwedstrijd, mede door de kleinere afmetingen van het veld en de manier van werpen. Een softbalwedstrijd bestaat in principe uit 7 innings, in tegenstelling tot honkbal, waarbij er 9 innings worden gespeeld.
- Competitie: ZomermaandenHonkbal- en softbalcompetities worden meestal in de zomermaanden gehouden om blessures te voorkomen en te profiteren van het betere weer.
- Tactiek en Strategie: Beide Tactische SportenZowel honkbal als softbal zijn tactische en strategische sporten. Het vereist inzicht in spelregels, veldposities en technieken.
Het Speelveld: De Diamant
Wanneer je niet bekend bent met honk- of softbal, dan kan het nog best ingewikkeld zijn om een wedstrijd te volgen. Dat is niet gek, want de sport zit vol spelregels, veldposities en technieken. Een honk- en softbalveld wordt ook wel eens, vanwege de vorm, aangeduid als de diamant. Het veld bestaat uit twee delen; een binnenveld en een buitenveld. In het binnenveld liggen de vier honken: het 1e honk, het 2e honk, het 3e honk en de thuisplaat. De thuisplaat ligt in het slagperk van waaruit er geslagen wordt. Midden tussen de honken ligt de werkcirkel, of -heuvel, vanwaar de pitcher de bal aangooit. Het binnenveld bestaat (voornamelijk) uit gravel. Het buitenveld uit gras. De lijnen (foutlijnen) vanaf de thuisplaat naar het 1e honk en vanaf de thuisplaat naar het 3e honk vormen de begrenzing van het speelveld. Dit speelveld eindigt in de verte met een achterlijn, het buitenveldhek, die gemiddeld op ongeveer 100 meter afstand staat. Buiten het speelveld liggen nog twee dug-outs en twee coachvakken. Vanuit deze coachvakken (naast het 1e en 3e honk) worden tekens gegeven. Ook de catcher communiceert via tekens naar zijn pitcher. De tekens bestaan uit handgebaren van waaruit de medespeler kan opmaken wat er van hem wordt verwacht.
Afstanden, Knuppels, Ballen en Afwijkende Regels
Bepalingen over afstanden, knuppels, ballen en afwijkende regels zijn deels te vinden in de spelregels en deels in het reglement van wedstrijden. Buitenveldhek op 98-122 m. Maar staat het hek op minimaal 75 m en gaat de bal eruit, dan is sprake van een homerun. Buitenveldhek op 76,20 m (heren) of 67,06 m (dames)
De Wedstrijd: Innings en Scoren
Een wedstrijd bestaat uit inningen. Een inning is afgelopen wanneer beide teams een keer geslagen hebben en een keer in het veld hebben staan. Wedstrijden duren maximaal 9 inningen, hoewel een gelijkspel ervoor kan zorgen dat er wordt verlengd en men aan een 10e inning start. De thuisspelende ploeg start de inning altijd in het veld. Het is dan hun taak om drie uit (ook wel drie nullen) te maken. De uitspelende ploeg start aan slag en heeft de taak om zoveel mogelijk punten te scoren. Bij een slagbeurt heeft een slagman drie pogingen om de bal te slaan, mits de aangooien van de bal op de juiste manier, binnen de slagzone, zijn aangegooid. De slagzone is het gebied recht boven de thuisplaat en qua hoogte tussen de onderkant knie en onderkant schouderhoogte van de slagman is. Ballen die binnen de slagzone worden gegooid heten slagballen. Wanneer een pitcher de bal buiten de slagzone gooit, heet dat een wijdbal. Dat gebeurt soms opzettelijk, soms per ongeluk. Wanneer een slagman drie keer misslaat, is hij uit. Bij het slaan is het de bedoeling om de bal het veld in te slaan. Het is daarna aan de veldpartij om de bal te verwerken en deze op het 1e honk te krijgen, nog voordat de slagman het 1e honk zelf heeft bereikt. Het kan ook zijn dat de bal de lucht in wordt geslagen. Dan heeft de veldpartij de kans om de bal te vangen. Beide situaties leiden tot een uit, ook wel een nul. De veldpartij moet drie nullen maken, waarna er gewisseld wordt. Wanneer de veldpartij de bal echter niet (goed) kan verwerken en de slagman het 1e honk haalt, dan heet dit een honkslag. Wanneer de bal zo ver wordt geslagen dat de slagman kan doorlopen, kan het zelfs een twee- of driehonkslag worden. Wanneer de bal over de omheining in het buitenveld wordt geslagen noemen we dit een homerun. Wanneer een slagman het honk heeft bereikt, wordt deze een honkloper. De veldpartij kan er, bij een geslagen bal van de volgende slagman, ook voor kiezen om de honkloper uit te maken, als dat makkelijker is. Een honkloper kan worden uitgemaakt door de honkloper met de bal te tikken, of door de bal naar het honk te gooien waar de honkloper naartoe rent. Voor dit laatste geval is het wel noodzakelijk dat het gedwongen loop is. Een situatie waarbij het 1e honk bezet is, het 1e en 2e honk bezet zijn of een situatie waarbij alle honken zijn bezet. Wanneer de bal nu geslagen wordt, zijn de honklopers verplicht te gaan rennen, omdat je maar met één honkloper op een honk mag staan. Bij een hoge bal mogen honklopers pas rennen wanneer men er zeker van is dat de bal niet wordt gevangen. Gaat een honkloper toch rennen voordat de bal wordt gevangen, dan moet hij nadat het toch een vangbal wordt terug naar zijn honk.
Slag en Wijd
In hoofdstuk 2 behandelden we de slagzone, die zone is van belang bij dit hoofdstuk. Dit is de makkelijkste regel. Slaat de slagman wel naar de bal, dan is het dus een slag. Dit is de bekendste situatie. Een enorme uithaal naar de bal waarbij de slagman de bal mist. Maar wanneer is slaan ook daadwerkelijk slaan? Gek genoeg geven de spelregels hiervoor geen enkel houvast, het is dus geheel en al een beoordeling die de umpire moet doen. En dat is voor de plaatumpire een lastige ‘call’, omdat hij achter de plaat niet goed kan beoordelen hoever de slagman de knuppel naar voren heeft bewogen. Een goed gebruik is dan om de honkscheidsrechter te raadplegen. Die moet dus op die vraag zijn voorbereid en elke (check)swing beoordelen. Maar ook voor hem geldt: nergens staat beschreven wanneer slaan echt slaan is. Het verschil met een foutslag is dat bij een fouttip de bal niet ‘dood’ is (daarover in een later hoofdstuk veel meer) en het spel dus doorgaat. Bij een foutslag is het spel ‘dood’ en mogen honklopers dus niet opschuiven. Het verschil met een foutslag is ook dat alleen bij slag drie in de ‘count’ de slagman uit is vanwege de gevangen bal. Voor de juiste houding van de plate umpire verwijs ik naar een volgend hoofdstuk. De timing van de call is wel van belang: wacht tot de catcher de bal heeft verwerkt. Bij een slag roept de umpire zeer gedecideerd en luid: “Strike!!”. Het afroepen van de ‘count’ gaat altijd in de volgorde: aantal wijd en daarna aantal slag, dus “two balls, one strike”. Daarbij geeft de umpire - met gestrekte armen - het aantal wijd aan door het opsteken van vingers van zijn linkerhand en het aantal slag door het opsteken van vingers van zijn rechterhand (ezelsbruggetje: het 1e honk ligt rechts, daar wil de slagman heen). Het lastige is dat op de meeste telapparaatjes de slag en de wijd precies andersom zitten.
Spelregels Honk- en Softbal
Honk- en softbal lijken qua spelregels eenvoudige sporten. Veel spelsituaties komen regelmatig voor en kunnen worden getypeerd als standaard spelsituaties. Toch zijn er ook vaak situaties waarvan iedereen zich afvraagt: hoe was het ook alweer? En er zijn veel veronderstelde spelregels of uitleggen daarvan. Natuurlijk is de beste methode om de spelregels te kennen, ze te lezen. Via de site www.knbsb.nl of Google zijn ze snel te vinden. Maar wees gewaarschuwd: de spelregelboekjes zijn dik en ze zijn slecht leesbaar (lees: slecht geschreven). Een andere methode is om de site www.umpirebible.com te raadplegen.
Lees ook: Wendy Bussum Honkbal: Jouw nieuwe team?
Goed of Fout Geslagen Bal
De bijgaande afbeeldingen geven eigenlijk het antwoord op deze basale vraag. Maar met de plaatjes is nog lang niet alles gezegd en geschreven over dit onderwerp. Bij een foutbal is het spel dood, tenzij deze wordt gevangen. De foutlijn behoort tot goed gebied en hoort dus eigenlijk de ‘goedlijn’ te heten. De honken behoren tot goed gebied. Van het 2e honk is dat logisch. Thuisplaat, 1e en 3e honk behoren in hun geheel tot goed gebied. Daarom moet de foutlijn, herstel de ‘goedlijn’ langs de buitenkant van die honken lopen (met uitzondering natuurlijk van het dubbelhonk bij softbal). Maar ook de thuisplaat behoort in zijn geheel tot het goede gebied. Of een bal goed of fout is terwijl deze wordt gespeeld, dient te worden beoordeeld naar de positie van de bal en niet van de speler die de bal speelt. Voorbeeld: de linksvelder probeert een ver geslagen bal te vangen nabij de foutlijn. Hij raakt de bal, maar vangt deze niet. Het is nu een foutbal als op het moment van spelen de bal zich loodrecht boven foutgebied bevond. Een geslagen bal die, terwijl de slagman zich in het slagperk bevindt, de slagman raakt of de knuppel voor de tweede keer raakt is een foutbal. Een slagman-honkloper die opzettelijk een geslagen bal in fout gebied probeert van richting te veranderen is uit. Een bal die voor het 1e of 3e honk op fout gebied landt en doorrolt kan pas als foutbal worden afgeroepen als deze tot stilstand is gekomen op fout gebied of is aangeraakt door een velder of een voorwerp behorend tot het niet bespeelbare gebied (hek o.i.d.). Let op: een goede slag wordt niet geroepen.
Vangbal
Een vangbal wordt gemaakt door de veldpartij, dat lijkt me logisch. Het is het vangen van een bal in vlucht. Een bal in vlucht is een bal die, geslagen, geworpen of gegooid, zonder iets of iemand te raken, door het luchtruim vliegt. Dus als de bal eerst een speler van de slagpartij, of een toeschouwer, of een coach of een hek of een boomtak heeft geraakt, dan kan het nooit meer een vangbal worden. Probeert echter eerst een andere velder de bal te vangen - bijvoorbeeld de pitcher die de bal recht op zich af krijgt - en stuit deze weg maar blijft ‘in vlucht’ en wordt vervolgens gevangen, dan is het een vangbal. In dit geval mogen honklopers gaan lopen na de eerste aanraking van de bal door een veldspeler. Deze regel is er gekomen om te voorkomen dat een velder eindeloos met de bal jongleert en al jonglerend naar het binnenveld loopt. Vangen dient te geschieden met de blote hand en/of met de handschoen. Het gebruiken van enig deel van het tenue is daarbij verboden, daarover in een later hoofdstuk meer, dan is het geen vangbal. Ook dient de bal stevig te worden vastgehouden om controle over de bal aan te tonen. Zonder controle, dus bijvoorbeeld bij laten vallen van de gevangen bal, is geen sprake van een vangbal. Tenzij deze, voordat hij de grond of een ander voorwerp raakt, alsnog wordt gevangen. Dit dient te worden aangetoond door de bal lang genoeg vast te houden. Als bij een snelle actie van een velder de bal direct gegooid moet worden en deze valt dan, dan is nog steeds sprake van een vang. Om een bal te vangen mag een velder over een hek of iets dergelijks leunen, hij mag er zelfs op klimmen. Staat hij op de rand van een dugout, dan mag hij zelfs door zijn teamgenoten worden gesteund om niet te vallen. Indien een speler door te leunen de bal vangt, maar vervolgens over het hek, in de dugout of in de tribune valt en nog steeds de bal controleert, dan is het een vangbal. Het is wel een vang als een velder de bal in zijn handschoen heeft en deze vanuit de handschoen met een flip, dus zonder met de gooihand aangeraakt te hebben, aan een andere velder doorspeelt. De term homerun is eigenlijk het toekennen van 4 honken door de umpire. De umpire geeft dit aan door met zijn rechterwijsvinger een cirkel (tegen de wijzers van de klok in) boven zijn hoofd te maken. In het honkbal kan dat alleen als de geslagen bal direct over het buitenveldhek vliegt. Het is ook een homerun als de bal via een velder over het hek gaat, mits dat laatste op goed gebeid gebeurd. Gaat de bal op deze wijze op fout gebied over het hek, dan is het een 2-honkslag. Als een bal boven het hek de foutpaal raakt en terugstuitert, dan is het ook een homerun. Stuitert een bal echter terug van het hek, raakt een velder en stuitert daardoor alsnog over het hek, dan is het geen homerun. In dit geval is de bal dood en is het een 2-honkslag.
(Slagman-) Honkloper is uit
Er zijn vele manieren voor een speler om ‘uit’ te gaan. Dit hoofdstuk bevat een overzicht. In een gedwongen situatie moet de (slagman-)honkloper opschuiven naar het volgende honk omdat het honk waarop hij recht heeft door een opvolgende (slagman-)honkloper moet worden bezet. Deze gedwongen situatie kan tijdens het spel vervallen trouwens. Met een honkloper op het eerste honk gaat de slagman-honkloper uit voordat hij het eerste honk heeft bereikt. Tevens is sprake van een gedwongen loop als de slagman(-honkloper), na een goede slag het eerste honk moet proberen te bereiken. Bij geraakt werper of vier wijd mag hij uiteraard het eerste honk bezetten zonder uit gemaakt te kunnen worden. Honklopers die daardoor worden gedwongen op te schuiven kunnen dit doe zonder ‘uit’ gemaakt te kunnen worden. Duizelt het al? Dan ga ik proberen het gemakkelijk te maken. Hij meer dan 1 meter afwijkt van zijn honkpad om tikken te ontwijken. Behalve als hij daardoor vermijdt dat hij een velder hindert die een geslagen bal tracht te spelen. Een honkloper mag tijdens het honklopen ieder traject kiezen dat hem goeddunkt. Daarbij mag hij dus meer dan 1 meter afwijken van de rechte lijn tussen de honken. Er staat immers dat hij die meter moet afwijken om tikken te ontwijken. Met honkpad wordt bedoeld de rechte lijn tussen de honkloper en het honk waarheen hij op weg is. Het wordt bepaald op het moment dat de tikactie plaatsvindt. Als de honkloper uitwijkt om ervoor te zorgen dat een velder een geslagen bal kan spelen, dan mag hij meer dan 1 meter uitwijken. Hij na het raken van het eerste honk zijn honkpad verlaat omdat hij kennelijk zijn poging een volgend honk te bereiken opgeeft. Deze situatie kan plaatsvinden tussen alle honken. Hij opzettelijk een velder hindert die een geslagen of aangegooide bal tracht te spelen. De velder heeft altijd ‘voorrang’ op de honkloper. Hij wordt getikt terwijl hij niet in contact is met een honk. Uiteraard gaat dit alleen op als de bal niet ‘dood’ is. Ook gaat het niet op bij het eerste honk als de loper doorschiet en hij onmiddellijk naar dat honk terugkeert. Dat terugkeren mag ook vanuit ‘goed’ gebied. Het is een fabeltje dat je terug moet lopen vanaf ‘fout’ gebied. Het gaat er slechts om dat de honkloper geen enkele poging doet het 2e honk te bereiken. Teruglopen op ‘fout’ gebied is wel aan te raden, helaas kennen niet alle umpires (coaches en spelers) deze regel precies. Een loslatend honk is geen reden een speler op tikken uit te geven. Dus een speler die in zijn sliding een honk meeneemt, kan niet uitgetikt worden. Hijzelf, of het honk waar hij vandaan kwam, wordt getikt voordat hij dat honk opnieuw heeft aangeraakt (‘tag up’) na een vangbal. Dit is een appèlsituatie, de umpire geeft de ‘uit’ dus alleen als een appel wordt gespeeld. Dit geldt niet bij een fouttip. De honkloper mag, bij de eerste aanraking van de te vangen bal door een velder, het honk loslaten. Hijzelf, of het honk waarnaar hij onderweg is wordt getikt voordat hij dat honk heeft bereikt. Hij wordt geraakt door een goed geslagen bal en zich op goed gebied bevindt. De bal mag geen enkele binnenvelder, de pitcher uitgezonderd, zijn gepasseerd. Is het een binnenhoogbal dan zijn zowel de slagman als de honkloper uit. Hij tracht thuis te komen tijdens een situatie waarbij de slagman hindert. Hij de velders in de war brengt door onnodig de honken in omgekeerde volgorde te gaan lopen. Hij de thuisplaat mist en geen poging doet daarheen terug te keren. Hierbij moet een velder, met de bal in bezit, een appèl spelen. De eerste call van de umpire is in dit geval altijd ‘safe’, ook al heeft hij waargenomen dat de plaat gemist is. De reden hiervoor is dat hij anders de veldpartij zou bevoordelen. De veldpartij moet zelf het honklopen in de gaten houden. Hij bij het honklopen een honk niet heeft aangeraakt. Tot zover de wijze waarop je als (slagman-)honkloper ‘uit’ kunt gaan.
Binnenhoog/infield fly/intentionally dropped ball
Deze regel geeft altijd aanleiding tot veel discussie. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de bedoeling achter deze regel niet wordt begrepen.
Veldposities bij softbal
De veldposities en taken van iedere speler bij softbal zijn erg vergelijkbaar met die bij honkbal. Ze zijn als volgt verdeeld over het veld:
Lees ook: Wat is het verschil?
- De pitcher: De pitcher is degene die de ballen vanaf de werpplaat onderhands naar de tegenstander gooit.
- De catcher: De catcher is degene die de achtervang van de pitcher op de thuisplaat verzorgt.
- Het 1e Honk: De speler die bij het 1e honk staat, bewaakt dit honk door tegenstanders uit te tikken op het honk.
- Het 2e Honk: Deze speler doet hetzelfde bij het 2e honk.
- Het 3e Honk: Deze speler doet hetzelfde bij het 3e honk.
- De Korte Stop: Deze speler verdedigt het veld tussen het 2e en 3e honk met snelle vangballen.
- De rechtsvelder: Deze speler verzorgt de verdediging tegen verre en hoge ballen aan de rechterkant van het veld.
- Linksvelder: Deze speler verzorgt de verdediging tegen verre en hoge ballen aan de linkerkant van het veld.
- Middenvelder: Deze speler verdedigt het diepere middenveld.
Slagtechnieken en het pitchen
Bij een slagbeurt krijgt iedere speler drie pogingen om de bal te slaan, mits het aangooien van de bal op de juiste manier wordt gedaan. De bal moet namelijk binnen de slagzone worden gegooid. Wordt de bal bij het aangooien buiten deze zone gegooid, dan wordt dit een foutbal genoemd. Bij 4 foutballen mag de speler die moet slaan ongehinderd naar het eerste honk lopen. Als een speler de bal slaat, is het de bedoeling dat hij of zij de bal in het speelveld slaat zonder dat deze meteen wordt gevangen. Na het slaan moet een speler zo snel mogelijk via de drie honken terug naar de thuisplaat rennen, voordat de bal door een tegenstander gevangen wordt en terug wordt gegooid naar de pitcher. Op het moment dat de pitcher de bal vangt, moet je veilig bij een honk staan of binnen zijn bij de thuisplaat. Bij een volgende slag kun je dan weer proberen verder te rennen, mocht je nog niet binnen zijn. Slaat een speler de bal ver genoeg weg om in een keer door te kunnen rennen naar de thuisplaat, dan wordt dit een homerun genoemd. Een term die natuurlijk ook erg bekend is van honkbal. Pas wanneer een speler binnen is bij de thuisplaat, krijgt het team 1 punt. Een homerun is 3 punten waard. Een team blijft aan slag zolang niet alle drie de uits zijn gemaakt door de tegenstander. Het andere team bezet nu het veld en het team dat op het veld stond is nu aan slag.
Het spelverloop bij softbal
Het spelverloop bij softbal is erg vergelijkbaar met dat van honkbal en is ook verdeeld in innings. Een inning is pas voorbij wanneer allebei de ploegen aan slag zijn geweest. Iedere ploeg heeft wanneer ze aan slag zijn de kans om punten te verzamelen door zoveel mogelijk spelers veilig bij de thuisplaat te krijgen. Spelers mogen alleen lopen na het correct slaan van een bal die niet meteen wordt gevangen door een tegenstander. Mocht een speler niet op tijd een honk kunnen bereiken voordat de bal terug is bij de pitcher, dan kan een honkverdediger deze speler uittikken. Een speler is uit wanneer hij of zij niet kan terugkeren naar een vorig honk omdat deze bezet is, of wanneer de speler het 1e honk al niet kan bereiken omdat de bal al bij de verdediger van het 1e honk is en hij of zij de speler uittikt. Wordt de bal meteen uit de lucht gevangen, dan is de speler die aan slag was meteen uit en moeten alle spelers die al op honken staan op tijd terugkeren naar hun oorspronkelijke honk. Als een speler veilig op een honk staat, kan hij of zij niet meer uitgetikt worden. Wanneer een ploeg drie spelers heeft die uit zijn, wordt er gewisseld en gaat het team dat aan slag was het veld op. De belangrijkste onderdelen van softbal zijn dus het aangooien van de bal en het slaan van de bal. In tegenstelling tot bij honkbal is het bij softbal niet toegestaan om de bal bovenhands naar de speler aan slag te werpen. Hierdoor gaan worpen wat langzamer dan bij honkbal.
Benodigdheden om softbal te spelen
Wat heb je nodig om softbal te spelen:
- Softbalknuppel
- Softballen
- Handschoenen
- Slaghelmen
- Beschermende kleding
Honkbal en Softbal in Nederland
In Nederland zijn zowel honkbal als softbal populaire sporten. De Koninklijke Nederlandse Baseball en Softball Bond (KNBSB) is de overkoepelende organisatie. Nederland is al decennialang een van de beste honkballanden van Europa en behoort ook mondiaal tot de top.
De Rol van Amsterdam Capitals
Honk- en softbalvereniging Amsterdam Capitals is een voorbeeld van een club die beide sporten aanbiedt. De vereniging richt zich op verschillende niveaus en leeftijden, van recreatief tot topsport.
tags: #honkbal #softbal #verschillen #regels