IJshockey Wedstrijdgedeelte Termen: Een Complete Gids

IJshockey is een dynamische en snelle sport met een eigen jargon. Om het spel beter te begrijpen, is het handig om bekend te zijn met de belangrijkste termen die gebruikt worden. Dit artikel geeft een overzicht van relevante termen, variërend van speltechnieken tot spelonderdelen en regels.

IJshockey: Een Introductie

IJshockey wordt gespeeld op een harde, bevroren ondergrond, ijs. Het speelveld in de Noord-Amerikaanse topcompetitie (de NHL) is 200 x 85 feet, wat overeenkomt met 61 x 26 meter. Aan beide zijden van het speelveld bevindt zich een goal met een afmeting van 1,83 bij 1,23 meter. Het speelveld is verdeeld in drie vakken. Een ijshockeywedstrijd wordt gespeeld met 6 tegen 6 spelers, doorgaans bestaande uit 1 keeper (goalie), 2 verdedigers, 1 center en 2 vleugelspelers (wingers). Het spel wordt gespeeld met een stick en een puck, een platte, ronde schijf van rubber. Spelers, en vooral de goalie, dragen veel bescherming, zoals een helm, bescherming voor scheenbenen, ellebogen, borst en schouders, en handschoenen. Het doel bij ijshockey is om meer goals te maken dan de tegenstander.

Algemene Speltermen

  • Face-off: Na een goal of overtreding wordt het spel hervat met een face-off.
  • Goal: Een score waarbij de puck in het doel van de tegenstander belandt.
  • Puck: Een platte, ronde schijf van rubber waarmee gespeeld wordt.
  • Stick: Een houten of kunststof stok die gebruikt wordt om de puck te spelen.

Spelverloop en Regels

  • Verlenging (Overtime): Als het na de reguliere speeltijd gelijk is, volgt er een verlenging van 5 minuten, met als doel om alsnog een winnaar te bepalen.
  • Tijdstraf: Na een overtreding zoals het haken van de tegenstander of slaan, krijgt de speler een tijdstraf van 2 of 5 minuten, afhankelijk van de ernst van de overtreding.
  • Power Play: Wanneer een speler een tijdstraf krijgt, krijgt het tegenstandersteam een power play, waarbij ze tijdelijk met een man meer op het ijs staan.
  • Overtreding: Het niet naleven van de regels, wat kan leiden tot een face-off of een tijdstraf.

Specifieke IJshockeytermen

  • Hat Trick: Wanneer een speler drie doelpunten maakt in één wedstrijd.
  • Slagkracht van de Puck: De puck wordt vaak met een snelheid van meer dan 160 kilometer per uur geslagen.

Achtergrond van IJshockey

  • Oorsprong: IJshockey vindt zijn oorsprong in Canada en de Verenigde Staten in de 19e eeuw en is sterk beïnvloed door andere ijssporten zoals bandy en een ouder spel genaamd “shinny”.
  • Populaire Competities: De National Hockey League (NHL) is de meest prestigieuze ijshockeycompetitie ter wereld, met teams uit zowel Canada als de Verenigde Staten.
  • De Stanley Cup: Het kampioenschapstrofee van de NHL en wordt beschouwd als een van de moeilijkst te winnen trofeeën in de sport.
  • Winter Olympische Spelen: IJshockey werd voor het eerst toegevoegd aan de Olympische Spelen in 1920 en is sindsdien een vast onderdeel van de winterspelen.

Uitrusting

  • De Onderscheidende Kleding: In tegenstelling tot veel andere sporten, dragen ijshockeyspelers volledige beschermende uitrusting. Dit omvat onder andere een helm, schouderbescherming, knie- en elleboogbeschermers, en een speciaal hockeystickhandschoen.

Het IJsoppervlak

  • De IJsoppervlakte: De grootte van de ijshockeyarena kan variëren, maar de NHL-standaard is 61 meter lang en 26 meter breed.

Rivaliteit

  • Rivaliteiten: IJshockey kent intense regionale rivaliteiten, vooral in de NHL. Teams als de Toronto Maple Leafs en Montreal Canadiens hebben een van de oudste en meest legendarische rivaliteiten in de sport.

Internationale Aandacht

  • Internationale Succes: IJshockey is een zeer populaire sport in landen zoals Canada, de Verenigde Staten, Zweden, Finland en Rusland.

Gerelateerde (Veld)Hockey Termen

Hoewel dit artikel primair over ijshockey gaat, zijn er diverse termen die overlappen met veldhockey. Hieronder een overzicht van enkele van deze termen, met hun betekenis in de context van veldhockey:

  • Afhouden: Om te zorgen dat een tegenstander de bal niet kan afpakken, kun je hiervoor je lichaam gebruiken. Je staat dan met je rug naar de tegenstander en je hebt de bal voor je. Let hierbij op dat je de bal in beweging houdt, anders ben je aan het afhouden.
  • Bully: Wanneer een wedstrijd tijdelijk stil wordt gelegd, bijvoorbeeld in het geval van een blessure, wordt de wedstrijd hervat met een bully. Hierbij hebben beide teams de kans om de bal te krijgen. Bij een bully ligt de bal tussen twee spelers in, van elk team eentje. Beide spelers hebben hun stick op de grond. Zodra de scheidsrechter fluit, tikken de spelers met de sticks tegen elkaar boven de bal. Wie het snelst is, kan vervolgens de bal spelen en zo gaat het spel weer verder.
  • Corner: Bij hockey kennen we twee soorten corners: de lange corner en de strafcorner.
    • Lange corner: Wanneer het verdedigende team de bal als laatste aanraakte als de bal over de achterlijn gaat, dan is de bal voor het aanvallende team. De bal wordt genomen op de 23-meterlijn, tegenover de plek waar de bal over de achterlijn ging. Voorheen werd de bal in de hoek van het veld genomen, hier komt ook de term ‘lange corner’ vandaan.
    • Strafcorner: Wanner een speler een onopzettelijke overtreding binnen de eigen cirkel begaat, de bal opzettelijk over de eigen achterlijn speelt of een opzettelijke overtreding maakt op de tegenstander binnen het 23m gebied, wordt er een strafcorner toegekend aan de aanvallende partij. Hierbij staan vier spelers en de keeper van de verdedigende partij in het doel. De rest moet achter de middenlijn staan. Deze spelers mogen pas helpen verdedigen als de bal gespeeld is. De aanvallende spelers staan tactisch opgesteld langs de cirkellijn. Eén speler van de aanvallende partij mag de bal spelen vanaf het strafcornerstreepje. De bal moet vervolgens buiten de cirkel aangenomen worden door een andere speler weer de cirkel in gespeeld worden om te kunnen scoren.
  • Dummy: Een dummy is een schijnbeweging waarbij een speler doet alsof hij een bepaalde kant op gaat of een bepaalde actie gaat uitvoeren, maar uiteindelijk een andere kant op gaat of iets anders doet. Dit wordt gebruikt om de tegenstander te misleiden en ruimte te creëren.
  • Eénhandig drijven: Eénhandig drijven is het voortbewegen van de bal met één hand aan de stick, meestal gebruikt bij het rennen met de bal over langere afstanden of in situaties waar snelheid belangrijk is. Als je net begint met hockeyen, is het beter om eerst goed te leren drijven met twee handen.
  • Flatsen: Flatsen is een techniek waarbij de bal hard gespeeld kan worden om middellange tot lange afstanden te overbruggen. Je hebt hierbij beide handen bovenaan je stick. Je maakt een achterzwaai waarbij de stick over grond gaat. Hiermee zet je kracht achter de bal en kan je hard flatsen.
  • Give and go: Een give and go is een loopbeweging waarbij een speler de bal eerst snel naar een teamgenoot passt en vervolgens direct in beweging komt om de bal weer terug te ontvangen. Dit zorgt voor snelheid in het spel en het omzeilen van verdedigers.
  • Haringtruc: De haringtruc is een passeertechniek. Hierbij speel je de bal rechts langs je tegenstander, maar loop je zelf links langs je tegenstander, zodat je weer in balbezit komt.
  • In-out: De in-out is een loopbeweging zonder bal. Hierbij loop je eerst naar binnen en vervolgens trek je een sprintje naar buiten. Als het goed is verplaatst een verdediger zich nu ook naar buiten. Zo creëer je ruimte voor je medespelers mét de bal om een aanvallende actie te maken.
  • Jab: Een jab is een snelle prikbeweging met de stick om de bal van een tegenstander af te pakken. Het is een efficiënte manier om balbezit te veroveren zonder direct fysiek contact te maken.
  • Kaatsen: Kaatsen is een techniek waarbij je de bal in één keer doorspeelt zonder deze eerste aan te nemen. Als je de bal snel wil doorspelen om een verdediger te omzeilen, probeer dan eens een kaats.
  • Looplijn: Een looplijn is de route die de een speler neemt om vrij te lopen en aanspeelbaar te zijn. Speelt jouw team een bepaalde tactiek, dan zullen hier ook ‘vaste’ looplijnen bij horen.
  • Mandekking: Mandekking houdt in dat elke speler verantwoordelijk is voor één specifieke tegenstander. Dit vereist goede communicatie en positionering om te voorkomen dat tegenstanders vrij komen te staan.
  • Neerhalen: Neerhalen is een term voor het onreglementair stoppen van een tegenstander door deze onderuit te trekken of te duwen. Dit wordt bestraft met een vrije slag of, in ernstige gevallen, een strafcorner of strafbal. Hockey is geen contactsport. Duwen en trekken, zoals we bij voetbal vaak zien, is niet toegestaan.
  • Omschakelen: Omschakelen is het snel switchen tussen aanvallen en verdedigen. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer een team de bal verliest en direct druk zet om de bal terug te winnen, of andersom, wanneer ze de bal veroveren en snel proberen aan te vallen.
  • Push: Een push is een pass waarbij de bal met een duwbeweging wordt gespeeld. Dit is een nauwkeurige manier om de bal te verplaatsen.
  • Quick pass: Een snelle, korte pass die wordt gebruikt om de bal snel naar een teamgenoot te verplaatsen.
  • Rebound: Een rebound is wanneer de bal na een schot op doel weer het veld in komt, bijvoorbeeld na een redding van de keeper. Spelers moeten alert zijn om de bal in deze situatie snel op te pikken en opnieuw een kans te creëren.
  • Scoop: Een scoop is een techniek waarbij de bal met een scheppende beweging de lucht in wordt gespeeld. Dit wordt gebruikt om de bal over langere afstanden of over tegenstanders heen te verplaatsen. Bij de jongste jeugd wordt dit niet gedaan, omdat het gevaarlijke situaties oplevert.
  • Tackleback: Een tackleback is een verdedigende loopactie. Hierbij verliest het aanvallende team de bal. Ze moeten dus omschakelen en snel weer verdedigen. Dit vereist snelheid en doorzettingsvermogen om de bal snel weer in bezit te krijgen.
  • Uitverdedigen: Hierbij wordt het spel hervat met een opbouw vanuit achter. Het doel is om de bal richting het middenveld en de aanvallers te spelen. Vanuit hier wordt dan weer een aanval opgebouwd.
  • Verkorte slag: De verkorte slag is een korte en snelle slagtechniek die gebruikt wordt om de bal nauwkeurig over korte afstanden te spelen. Dit wordt vaak toegepast bij het passen in drukke situaties.
  • Wisselen: Wisselen is het wisselen van spelers tijdens de wedstrijd. Bij hockey mag dit gelukkig ongelimiteerd. Zo heb je altijd 11 spelers in het veld die vol zijn van energie. En dat is ook nodig, want hockey is een snelle sport.
  • Zonedekking: Zonedekking is een verdedigende strategie waarbij spelers verantwoordelijk zijn voor een specifiek gebied in plaats van een specifieke tegenstander. Dit vereist goede communicatie en teamcohesie om effectief te zijn.

Competitie Termen (Korfbal Specifiek, Relevantie voor Teamsport)

De volgende termen zijn afkomstig uit de korfbalwereld, maar hebben een bredere relevantie voor competities in teamsporten:

  • Competitie-indeling: De indeling van teams in verschillende klassen en poules, gebaseerd op niveau en geografische spreiding.
  • Topkorfbal/A-categorie/B-categorie: Indelingen van teams op basis van hun speelsterkte.
  • Standaardklasse: Het hoogste seniorenteam van een vereniging.
  • Zaterdagteams/Zondagteams: Teams die op zaterdag of zondag spelen.
  • Combinatieteams: Teams die bestaan uit spelers van verschillende verenigingen.
  • Uiterste Geboortejaar: Een regel die bepaalt in welke leeftijdscategorie een speler maximaal mag spelen.
  • Gemiddelde Leeftijd: Een factor die wordt gebruikt om jeugdteams in te delen.
  • Speeldag/Aanvangstijd: De dag en tijd waarop een wedstrijd wordt gespeeld.
  • Wijzigingsverzoek: Een verzoek om de speeldag of aanvangstijd van een wedstrijd te wijzigen.
  • Wedstrijdpunten: Punten die worden toegekend aan teams op basis van de uitslag van een wedstrijd.
  • Golden Goal: Een principe waarbij de wedstrijd direct wordt beslist door het eerste doelpunt in de verlenging.
  • Terugtrekken van een team: Het terugtrekken van een team uit de competitie, wat kan leiden tot een boete en verlies van rechten.
  • Beslissingswedstrijd/Play-off/Play-down: Wedstrijden die worden gespeeld om te bepalen wie kampioen wordt, promoveert of degradeert.
  • Tegemoetkoming in de reiskosten: Een financiële vergoeding voor teams die veel kilometers moeten reizen voor wedstrijden.
  • Vergeefse Reis: Een reis naar een wedstrijd die niet doorgaat, wat kan leiden tot een vergoeding van de gemaakte kosten.
  • Keuring van het speelveld: Een controle van het speelveld om te bepalen of het veilig en bespeelbaar is.
  • Staken van de wedstrijd: Het beëindigen van een wedstrijd voor het einde van de reguliere speeltijd.
  • Spelend Lid: Een lid van een vereniging die speelgerechtigd is.
  • Spelersvervangingen: Het wisselen van spelers tijdens de wedstrijd.
  • Scheidsrechter: De persoon die de wedstrijd leidt en toezicht houdt op de naleving van de regels.
  • Wedstrijdformulier: Een formulier waarop de gegevens van de wedstrijd en de spelers worden genoteerd.
  • Niet gespeelde wedstrijd: Een wedstrijd die niet doorgaat, bijvoorbeeld vanwege slecht weer of onbespeelbaarheid van het veld.

Omstandigheden die een wedstrijd kunnen beïnvloeden

  • Onweer: Wanneer onweer zich op een afstand van 3 km of minder bevindt, dient de scheidsrechter de wedstrijd te onderbreken. De afstand kan globaal gemeten worden door de tijd vast te stellen tussen het zien van de bliksemflits en het horen van de donder. Indien dit minder dan 10 seconde bedraagt, is het onweer binnen 3 km afstand.
  • Slechte velden: Bij zeer waarschijnlijke onbespeelbaarheid van de speelvelden door vorst, sneeuwval, plotselinge dooi of regenval of in uitzonderlijke andere omstandigheden beoordeelt de thuisspelende vereniging of de wedstrijd wel of niet door kan gaan.
  • Hitte: Bij extreme hitte, een temperatuur van 35 graden of meer, beoordelen de verenigingen zelf of zij het verantwoord achten om wel of niet een wedstrijd door te laten gaan. Dit geldt alleen voor wedstrijden uit de blauwe en groene aanduiding.
  • Verkeersveiligheid: Bij zeer waarschijnlijke onbegaanbaarheid van de wegen door vorst, sneeuwval, plotselinge dooi of regenval of in uitzonderlijke andere omstandigheden beoordelen de verenigingen zelf of zij het verantwoord achten om wel of niet een thuiswedstrijd door te laten gaan, dan wel af te reizen voor een uitwedstrijd.

Lees ook: De betekenis achter de naam 3x3

Lees ook: Iconische keepers Emmen

Lees ook: Wie staat er in de goal bij Oranje?

tags: #ijshockey #wedstrijdgedeelte #termen